• No results found

De zondvloed, voorafschaduwing van het laatste oordeel

De zondvloed is de grootste afzonderlijke gebeurtenis in de geschiedenis van de aarde sinds de dagen van de schepping. Hij is de meest afdoende oplossing voor het merendeel van de problemen, die de christenstudent in geologie en natuurkundige aardrijkskunde in verwarring en van zijn stuk brengen. Maar de zondvloed heeft meer dan geologische betekenis. De grondoorzaak van deze grote wereldramp was niet geologisch of kosmisch, maar ethisch en van zedelijke aard. Vanwege de goddeloosheid van de mens heeft God die wereld van verheven volmaaktheid, die Hij geschapen had als woonplaats voor de mens, vernietigd. Een studie over de zondvloed zou daarom onvolledig zijn zonder verwijzing naar de zedelijke verdorvenheid van het geslacht, dat verantwoordelijk was voor de verwoesting van de aarde en zonder toepassing op de wereld van vandaag.

Volgens Jezus en de apostelen was de zondvloed een voorafschaduwing van het laatste oordeel, dat de huidige wereld wacht: Petrus schrijft (2 Petrus 3: 5—7): “Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan,

verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang van de goddeloze mensen”.

En Jezus zeide (Matth. 24: 37—39): “Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn”.

Voor hen, die in staat zijn de tekenen van de tijden te verstaan, is het duidelijk, dat we nu leven in de dagen door Jezus beschreven.

Als in de dagen van Noach, heeft de wereld van nu een mate van materiële en technische vooruitgang bereikt als nimmer tevoren. Nooit was er een tijd in de geschiedenis van de mens, dat vooruitgang, comfort, weelde en gemak, zo wijd verspreid waren als in onze eeuw. We bedwongen de natuurkrachten en dwingen ze onze wil te doen. We reikten naar de hemel en namen de bliksem gevangen; niet langer is die nu de schrik van de mens, maar hij verlicht onze last, doet het werk voor ons en brengt ons verstrooiing in onze vrije tijd. We zijn in de ingewanden van de aarde afgedaald en we brachten schatten naar boven, in vloeibare en in vaste vorm, om in onze behoeften, genoegens en gemakken te voorzien. De kunsten en wetenschappen bloeien onder alle beschaafde volken. Bijgeloof, onwetendheid en

analfabetisme verdwijnen snel. Menselijk lijden wordt verlicht, het leven verlengd en zelfs wordt er gesproken van een tijd, dat de dood zal zijn afgeschaft.

Maar er is een andere kant aan de medaille van al die materiële vooruitgang. Precies als van het eerste geslacht moet van de grote massa’s vandaag gezegd worden, dat ze vlees zijn. Niet langer worden ze geregeerd en geleid door Gods Geest. Onze eeuw is een tijd van wereldse of vleselijke gezindheid en verwereldlijking; geweld en goddeloosheid overheersen. De filosofie van de gemiddelde mens is bepaald een wijsheid van deze wereld. Godloosheid waart rond met een driestheid als nooit tevoren. De christelijke kerk in de wereld is in verval en lijkt de verdwijning nabij, om plaats te maken voor atheïstisch communisme, een levenshouding erger dan heidendom.

174

De politieke en sociale chaos, door de oorlog veroorzaakt, de honger, ellende en verbittering, die op de oorlog gevolgd zijn hebben het proces van zedelijk en godsdienstig verval verhaast.

Atheïsme en een zuiver materialistische kijk op het leven vinden hun weg zelfs in de heidenwereld. De heidestempels geraken in verval. De goden brokkelen af of worden op de vuilnishoop gesmeten. Atheïstisch communisme heeft heel China overstroomd en vindt zijn weg in India en Afrika. Volgens een recente volkstelling is minder dan de helft van de volwassenen in de Verenigde Staten lid van een van de christelijke kerken. Dit betekent, dat tachtig miljoen mensen in dat land geen godsdienst belijden. Zij zijn geen heidenen volgens de gebruikelijke betekenis van dit woord. Zij zijn onverschillig tegenover elke godsdienst en geven om God noch om Gods openbaring; met andere woorden, ze zijn godloos. Het betekent dat tachtig miljoen Amerikanen praktisch atheïst zijn! En dat in een land dat hoog opgeeft van de superioriteit van zijn religieuze en zedelijke normen. Voor miljoenen in Amerika betekent de wet op de burgerrechten, die de reiligievrijheid verzekert, een vrij zijn van alle godsdienst.

Democratie is een fetisj geworden en in het denken van velen overtreft ze zelfs God en godsdienst in belangrijkheid. Bij het hoger onderwijs en aan de universiteiten, waar de leidslieden van het volgende geslacht gevormd worden, is de autoriteit van de Bijbel volkomen uitgeschakeld. De geschiedenis van de schepping en van de zondvloed wordt als onmogelijk afgewezen. Wat er overblijft van het Oude Testament wordt gedegradeerd tot volksverhalen of het wordt gezien als alleen maar poëzie. De wonderen van de gehele Bijbel, de godheid van Christus, de verzoening door Christus, de opstanding uit de doden, metterdaad de meeste van de grondbeginselen van ons christelijk geloof, worden óf betwijfeld, óf

openlijk ontkend en zelfs belachelijk gemaakt. Wat de Bijbel Gods zedenwet noemt wordt geplaatst in de rij van taboes en volkszeden en zonde werd verkleind tot alleen maar onevenwichtigheid, het resultaat van frustratie, of ze wordt asociaal genoemd.

De leerling van het hoger onderwijs van nu is de leraar van morgen. Hij is de toekomstige schrijver van leerboeken, de redacteur van onze bladen, kranten en andere publicaties. Hij zal alle invloedrijke plaatsen bezetten van de samenleving, die op de onze volgt en zo zal het ongeloof en scepticisme, dat thans aan de bron van kennis wordt toegediend, geleidelijk alle lagen van de gemeenschap van morgen doortrekken.

Maar dat is nog niet alles. Zelfs binnen de kerk grijpt ongeloof om zich heen. Ongeloof heeft zijn weg gevonden, tot in het allerheiligste van de kerk zelf. Een onderzoek dat een aantal jaren geleden gehouden werd, gaf de volgende benauwende feiten: 64 procent van de

predikanten in een van de grootste protestantse kerken in Amerika ontkennen de Drieëenheid;

slechts 25 procent van de dominees van diezelfde kerkgroep geloven de maagdelijke geboorte; 85 procent van de predikanten in diezelfde groep zien de Bijbel niet meer als de onfeilbare openbaring van God. Minder dan 47 procent van alle protestantse predikanten in Amerika aanvaarden het Genesisverhaal van de schepping als betrouwbaar en slechts 64 procent van alle protestantse predikanten geloven de waarde en noodzaak van het gebed.151 Het is opnieuw de geschiedenis van Godvrezenden, die beïnvloed worden door de

goddelozen, of van de kinderen Gods, die met begerige ogen naar de dochters van de mensen zien. Ze maken zich druk over de aardse dingen en de vleselijke genoegens van deze wereld.

151 G. H. Betts: The Beliefs of 700 Ministers, pag. 48.

175

De nakomelingen van Seth hadden de grootste mannen als hun leraars en leiders, mannen, die met God hadden gewandeld en verkeerd, zoals Adam, Henoch, Methusalach, Noach en al de grote aartsvaders en toch werden de Godvruchtigen overwonnen door de goddelozen. Ze vermengden zich. Zonder twijfel bleef de vorm van de vroegste kerk bewaard en een schijn van godsdienst bleef onder hen bestaan tot op de dag, dat Noach in de ark ging. Maar het had zijn kracht verloren en daardoor verging de wereld.

En zo is het vandaag. We bouwen grotere en betere kerken, we zijn kunstzinniger in de opzet van onze kerkdiensten. We besteden zelfs meer aan zending. De kerk spreekt veel over christelijke opvoeding maar verstaat niet meer een geestelijk leven. De kerk houdt meer en meer op in deze goddeloze wereld zout en zuurdesem te zijn. De kerk is steeds minder een stad op een berg en een licht om anderen te leiden.

Het blad de Pictorial Review van enige jaren geleden kenschetste de omstandigheden in de Amerikaanse kerk van deze tijd op een zeer opvallende manier in een artikel als volgt: “De kerk is met de wereld getrouwd en de wereld is nu haar door huwelijk verkregen naam. Ze is nu waarlijk de kerk van de wereld, zoals ze vroeger was de kerk van God. Ze heeft nu een veel grotere sociale en politieke invloed. Ze kan u tot een hoog ambt verkiezen en doet dat ook. Indien u voldoende bijdraagt tot haar instandhouding kan ze u in de slechtste en hoogste gezelschappen brengen. Ze houdt het met de rijken en papt met dezen aan. Ze krijgt haar geld niet alleen zoals vroeger door haar eigen kerkcollecten, maar van haar echtgenoot, de grote wereld. Ze zou bankroet zijn als ze niet een verbond met de wereld had aangegaan. De kerk wint de wereld niet. De wereld wint de kerk. Meer geld dan ooit in de geschiedenis van de mensheid werd uitgegeven, wordt door de kerk voor godsdienstige doeleinden aangewend en nimmer tevoren waren mannen en vrouwen zo onverschillig voor het godsdienstig onderwijs.

U moogt lid van de kerk worden en tegelijk in uw leven en hoedanigheid geheel van de wereld blijven. Predikanten moeten gevormd worden, geschikt voor deze kerk van de wereld.

Ze leiden de kudde niet, de kudde leidt hen. Ze zijn ontwikkeld, onderhoudende sprekers, maar ze spreken niet met gezag. Sommigen van hen zijn sensationele predikers, maar met al het lawaai dat ze maken, met al de publiciteit, die ze van de pers ontvangen, blijven ze droevig achter bij de maat van de vroegere predikers van het Woord. De reden is, dat ze zelf niet overtuigd zijn van het Evangelie dat ze prediken. De kwaal is deze. De kerk is rationeel geworden en wordt al minder geestelijk. De kerk verliest haar visie en is meer en meer bezig met de zuiver wereldse redding van de mens. Er is geloofsverval. En de vrees is, welk soort krankzinnig geloof de plaats gaat innemen van het verheven en eenvoudig geloof, dat de groei van de kerken tot gevolg had en inspireerde tot de moedigste daden, dat hoogtepunten in de geschiedenis van de mensheid veroorzaakte?”

Zó zijn de omstandigheden in de kerk en de wereld om ons heen en de tragedie is, dat we zo aan de situatie zijn gewoon geraakt, dat we er niet langer door verontrust worden. Het is duidelijk, dat we een tijd naderen zoals die in Noachs dagen bestond. De scheidslijn tussen de Godvrezenden en de goddelozen wordt uitgewist. Gods hoge en absolute gezag wordt niet langer erkend. Zijn Woord wordt verworpen. Gods wet is terzijde gesteld en de mens vreest God niet langer, noch om Zijn geboden te overtreden. Maar waar geen vreze Gods is, daar is ook geen respect voor de mens. Alle zelfbeheersing is weg. Wetteloosheid en losbandigheid, geweld en corruptie volgen op de voet. Bedenk hoe vaak de woorden “verdorvenheid”,

“geweld” en “goddeloosheid” in de beschrijving van de generatie van Noach voorkwamen.

Als we

176

onze eeuw met twee woorden moesten kenschetsen, dan zouden dit de woorden “geweld” en

“verdorvenheid” zijn. Kranten, radio en TV zijn het dagelijks verslag van het geweld, de verdrukking, de verdorvenheid en goddeloosheid in onze wereld zoals er in de geschiedenis van de mens nog niet eerder geweest is. Een mensenleven is vandaag de goedkoopste zaak in een wereld van stijgende prijzen.

Nimmer waren mensen zo ongevoelig tegenover menselijk lijden en ellende. Moord wordt begaan door mannen en vrouwen, door jong en oud, door eenlingen en benden, door hele gemeenschappen en naties.

De mannen en vrouwen van onze generatie, die boven middelbare leeftijd zijn, hebben twee verschrikkelijke en goddeloze oorlogen beleefd. Tien miljoen mensenlevens werden in de eerste wereldoorlog vernietigd en nog eens twintig miljoen stierven tengevolge van die oorlog. En in minder dan een kwart eeuw zaten we er weer midden in.

Men zegt dat de tweede wereldoorlog 65.000.000 mensenlevens vernietigd heeft en deze bloedige zaak geschiedde op wereldomvattende schaal. Alle natuurlijke en menselijke hulpbronnen van de beschaafde naties van deze aarde en alle scheppend vernuft van mensen werden ingezet voor wrede, massale vernietiging van mannen, vrouwen en kinderen in bijna elk deel van de wereld. De verdorven geest van de mens is erin geslaagd zulke middelen van pijniging, barbaarsheid en vernietiging te creëren, dat zelfs satan en zijn legioenen in de hel verrast geweest moeten zijn. Onze pers en radiocommentators berichtten met leedvermaak de resultaten van dit hellewerk en ons goddeloze geslacht applaudisseerde. Zelfs de kerk werd ongevoelig tegenover deze duivelse orgie van moord en geweld; op jammerlijke wijze hield de kerk op te ijveren voor recht en gerechtigheid en vond het dienstiger om vaderlandslievend te zijn en gemakkelijker om de afschuwelijke, bloedige zaak te wettigen als een heilige oorlog. In Genesis lezen we: “De reuzen waren in die dagen op de aarde . . . dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam”. Het Hebreeuwse woord betekent meer dan wat wij onder de term “reus” verstaan. Het betekent zulke mensen, die anderen aanvallen:

rovers, moordenaars, geweldenaars. Deze nephilim waren vermaard in die wereld. Ze hadden zich een grote naam gemaakt door hun daden van geweld, wetteloosheid en verdorvenheid. Ze waren bij iedereen bekend en hun standbeelden stonden misschien in de antediluviaanse eretempels.

Er zijn nephilim, of reuzen, in de wereld van vandaag. Zij zijn de mannen, die deze wereld regeren. Ze vergaderen in het geheim. Ze ontdoen zich van landen en miljoenen menselijke wezens als zovele stukken op het schaakbord. Ze nemen bezittingen in beslag, die hen niet toebehoren en veroordelen miljoenen onschuldige mensen tot een afschuwelijke dood door ellende en verhongering. Hele steden met mannen, vrouwen en kinderen vernietigen ze met helse raketten van de dood, maar ze worden toegejuicht als grote mannen en beroemdheden en hun portretten en standbeelden ontvangen een ereplaats in de zalen van de roem in onze wereld van nu.

Dit is een blind en goddeloos geslacht, geleid door blinde en goddeloze mensen. Zo is het beeld van de wereld van vandaag. In het hoofdstuk, dat de reden geeft waarom God de wereldwijde zondvloed over de eerste wereld bracht, lezen we: “Toen de HEERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op aarde en al wat de overleggingen van zijn hart

voortbrachten te allen tijde slechts boos was, berouwde het de HEERE . . . De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven” (Gen. 6: 5, 11-12).

177

Deze beschrijving past heel zeker op ons geslacht. De wereld wordt snel rijp voor haar laatste oordeel. We zouden daarom goed doen te letten op Petrus’ waarschuwing als hij zegt:

“De Heere talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.

Maar de dag des Heeren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.

Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, terwille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.

Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijven voor Hem in vrede ...” (2 Petrus 3: 9-14).

178

179