• No results found

De beschaving van de antediluviaanse wereld

Om ons beeld van de wereld vóór de zondvloed te completeren, moeten we nog iets zeggen over de levensomstandigheden van de mens en over de beschaving, zoals deze in die wereld hebben bestaan. Onder beschaving verstaan we het algemene niveau van ontwikkeling en vooruitgang van het menselijk geslacht, de sociale, morele en godsdienstige situatie van die tijd inbegrepen.

In een leerboek voor oude geschiedenis, dat zeer algemeen in de “high schools” van de Verenigde Staten en Canada gebruikt wordt, leidt de auteur het onderwerp van de eerste mensen op aarde als volgt in: “De eerste mensen waren hulpelozer dan de laagst staande wilden in de wereld van vandaag. Zij hadden vuur noch licht, geen werktuigen of wapens dan hun handen, en geïmproviseerde knotsen of stenen. We weten niet veel over de eerste stappen van vooruitgang op de weg naar beschaving, maar ze moeten wel erg langzaam zijn gegaan.

De eerste opvallende aanwinst was de ontdekking door een of andere wilde, dat hij schilfers van een vuursteen kon afbreken door er met andere stenen op te slaan, om hem zodoende een scherpe kant en een scherpe punt te geven en een geschikte vorm voor de hand om hem vast te pakken. Deze uitvinding bracht de mens in het eerste stenen tijdperk. In Europa begon het stenen tijdperk minstens honderdduizend jaar geleden”.25

H. G. Wells beschrijft in zijn “Outline of History”, een boek dat de enorme oplage van bijna drie miljoen exemplaren in het Engels en in andere talen had, de vroegste geschiedenis van de mens in soortgelijke woorden, maar met veel meer details. Hij schrijft over de wilde

voorvader van het menselijk geslacht met de levendigheid en de zelfverzekerdheid van een Amerikaanse journalist. Hij spreekt, alsof hij dat geslacht zelf gezien heeft en zelf heeft waargenomen hoe het zich langzaam ontwikkelde uit de staat van wildheid tot de moderne vorm van beschaving.

Dezelfde opvattingen vindt men in andere leerboeken die in de Amerikaanse “high schools”,

“colleges” en universiteiten in gebruik zijn. Want willens en wetens blijven deze schrijvers van leerboeken en hun navolgers onwetend, zoals Petrus zegt. De Bijbel heeft bewezen een betrouwbaar en nauwgezet getuigenis te zijn van de oudste historische gebeurtenissen. In feite is de Bijbel de enige bron, die wij hebben, voor vele gedeelten van de vroegste geschiedenis.

Archeologie, opgravingen en eerlijk historisch onderzoek hebben bewezen, dat de Bijbel een beslist betrouwbare bron is. En desondanks veronachtzamen moderne historici, wanneer ze zulke leerboeken schrijven, dit bronnenmateriaal volkomen en doen alsof het niet bestond.

Maar dit is onwetenschappelijk, een geleerde onwaardig en niets anders dan intellectuele onoprechtheid. Dat een gedeelte van de mensheid in holen geleefd heeft, niemand zal het betwijfelen; dat hele gedeelten van de familie van de mensen degenereerden tot de staat van wilden kan niet betwist worden; maar om hieruit te concluderen, dat het hele menselijk geslacht van holbewoners afkomstig is of zich heeft ontwikkeld uit een geslacht van wilden of uit wezens zelfs nog lager staande dan een wilde, is het maken van een onverantwoorde gevolgtrekking. Het verslag, dat de Bijbel ons van de vroegste geschiedenis van de mens geeft is geheel verschillend van dat van deze “geschiedkundige” en “wetenschappelijke”

leerboeken. De mens is begonnen als een volmaakt wezen, geschapen naar Gods beeld en begiftigd’ met het schoonste verstand en de gave van de menselijke taal. In Genesis 2: 20 lezen we dat Adam namen gaf aan

25 Willis Mason West: A Short History of Early Peoples, pag. 1.

30

al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds. Dit wordt, als het ware, slechts terloops opgemerkt, maar deze korte terloops gemaakte opmerking verschaft voldoende bewijs om aan te tonen dat de eerste mens begiftigd was met een scherp verstand.

Het veronderstelt niet alleen een opmerkelijk inzicht in de aard van de schepselen, die voor hem gebracht werden en die hij voor het eerst zag, maar het is ook een bewijs voor zijn voortreffelijke woordenschat, die hem in staat stelde om passende namen te geven aan alles wat God gemaakt had. Er zullen vandaag weinig geleerden leven, zo er al zijn, die in staat zouden zijn met net zoveel gemak alle levende wezens die nu in de wereld voorkomen te herkennen en namen te geven. Indien er zulke geleerden al zijn, dan hebben ze deze kennis na vele jaren van intensieve studie verkregen.

Wanneer we zeggen, dat de mens zijn bestaan aanving als een wezen, geschapen naar Gods beeld en begiftigd met een voortreffelijk verstand, betekent dit echter niet, dat de mens voorzien was van heel de stoffelijke uitrusting, die we gewoonlijk verbinden aan de term beschaving. God gaf hem deze aarde als zijn woonplaats en beval hem ze te bezitten en te onderwerpen. Dit betekende dat hijzelf een beschaving moest ontplooien in overeenstemming met zijn positie als heer en heerser over alles wat God gemaakt had. Daarom begon Adam zijn loopbaan met het uitdenken van de meest elementaire gereedschappen en werktuigen. We mogen aannemen, dat hij het gebruik van vuur van het begin af kende. Hierdoor en door een uitstekend verstand, had hij alles wat nodig was om de wereld te onderwerpen en in bezit te nemen.

Toen de zonde in de wereld kwam, leed het verstand van de mens schade, evenals zijn andere vermogens. Maar zelfs nadat de zonde in de wereld gekomen was, bleef de mens een hoger wezen en de eerste geslachten waren beslist superieur.

In Genesis 4: 17 lezen we dat Kaïn een stad bouwde en die naar zijn zoon Henoch noemde.

Wilden bouwen geen steden. Maar het meest belangwekkende bericht over de beschaving van die tijd vinden we in de verzen, die in hetzelfde hoofdstuk volgen. We lezen: “En Ada baarde Jabal; hij is de vader geworden van hen, die in tenten en bij de kudde wonen. En de naam van zijn broeder was Jubal; hij is de vader geworden van allen, die citer en fluit bespelen. En Zilla baarde eveneens, namelijk Tubal-Kaïn, de vader van de smeden, allen, die koper en ijzer bewerken”. En even verder lezen we: “En Lamech zeide tot zijn vrouwen: Ada en Zilla, hoor naar mijn stem; vrouwen van Lamech, neig uw oor tot mijn rede. Ik sloeg een man dood om mijn wonde, een knaap om mijn striem”.

Hier hebben we samengevat in een paar verzen een interessant “Kulturbild”. Er wordt ons verteld over hen die in steden leefden en die het vrije en ruwe leven leidden van de nomade en de veeboer. We horen ervan dat snaar- en blaasinstrumenten werden uitgevonden en dat er waren, die ze bespelen konden. Tubal-Kaïn was een uitvinder van en een eerste vakman in koper- en ijzerwerken en een leermeester van allen, die deze metalen bewerken. Dit veronderstelt niet alleen de winning van deze mineralen, maar ook kennis van smelten en zuiveren en het gieten en vormen van allerlei werktuigen, gereedschappen en wapenen. In de woorden waarmee Lamech zijn vrouwen aanspreekt hebben we het begin van een gedicht of lied, dat hij maakte om zijn moorddaden te verheerlijken.

In Genesis 2: 11-12 vinden we een verwijzing naar goud en edelstenen in de Hof van Eden.

Wilden en holbewoners kennen niet het gebruik van noch de waardering voor goud en edelstenen. Later wordt Noach bevolen een ark te bouwen van afmetingen, die vandaag zouden worden beschouwd als die van een groot bouwwerk, een groot

31

schip. Alweer veronderstelt dit een aanzienlijke mathematische kennis, het bezit en gebruik van gereedschappen en een vergevorderde kennis van de bouwkunst.

Met andere woorden, we hebben hier aan het begin van het menselijk geslacht verschillende soorten van landbouw en veeteelt, industrie, kunst en uitvindingen, muziek en dichtkunst, ofwel juist die zaken, die enkel voorkomen in een gevorderd ontwikkelingsstadium van de beschaving. De uitvindingen van Jubal en van TubalKaïn waren grondleggend en moeten gerekend worden tot de grootste van alle tijden. We moeten echter ervoor oppassen, dat we niet denken, dat beschaving en cultuur van de antediluviaanse wereld in elk deel van die bewoonde wereld toen hetzelfde hoge peil had. In dat opzicht waren de omstandigheden toen zonder twijfel dezelfde als nu. Individuen of groepen, die zich te ver afzonderden van de ouderlijke stam of die geheel geïsoleerd raakten van de rest van het geslacht gedurende lange tijd, dan wel om andere redenen, gingen achteruit en degenereerden. Er waren toen wilden, barbaarse holbewoners en nomaden, zoals in de wereld van vandaag. Maar het geslacht bereikte ook grote hoogtepunten van beschaving en bekwaamheden, vergelijkbaar met die van de oude Babyloniërs, Assyriërs en Egyptenaren. Het is natuurlijk erg moeilijk precies te zeggen hoe de wereld was in Noachs dagen. In aanvulling op de zeer korte vermelding in de Bijbel zijn er twee andere mogelijke aanwijzingen die ons misschien een antwoord geven op deze vraag. De ene moet gezocht worden in het stadium, dat de beschaving in de eerste dageraad van de postdiluviaanse volken bereikte; de ander in de resultaten van moderne opgravingen op de plaatsen van oude beschavingen.

Het is een van de opmerkelijkste feiten in de geschiedenis, dat de oudste ons bekende

beschavingen van de huidige wereld, zoals die, welke gevonden werden in het dal van Nijl en Eufraat, op Creta, in Klein-Azië en Zuid-Griekenland, eigenaardige overeenkomsten

vertonen, zowel wat betreft het stadium van hun ontwikkeling, als ook ten aanzien van hun kolossale ontwerpen. En alle zijn slechts door een betrekkelijk korte tijdsduur van Noachs tijd en de antediluviaanse wereld gescheiden. Als we op grond van deze beschavingen oordelen, moet Noach geleefd hebben temidden van een geslacht, dat zich verheugde in vele van de hoogste resultaten van sociale en politieke rijpheid. In de oudste periode waarvan berichten tot ons gekomen zijn, vinden we, dat Egypte een beschaving vertoonde, die onverklaarbaar is, tenzij we ervan uitgaan, dat ze de meeste van deze geheimen ontving als een onschatbare erfenis van de wereld, die in de zondvloed onderging.

De grootse piramiden illustreren de triomfen van architectuur; want het metselwerk is nog steeds ongeëvenaard, de afwerking verdient nog altijd bewondering en hun afmetingen en structuur verraden een vergevorderde kennis van meetkunde en wiskunde. Houtsnijwerk en beeldhouwkunst, hetzij in hout, in albast of in het hardste graniet, hadden een perfectie bereikt, die latere eeuwen in Egypte niet hebben overtroffen. De kunst van het beeldschrift was geperfectioneerd. Het koninklijk hof spreidde al de staatsie en praal van wel omschreven etiquette en vormen ten toon. Het leger, de civiele dienst en het priesterschap waren tot in de kleinste onderdelen georganiseerd en de samenleving was al verdeeld in verschillende klassen of standen, van de rijke heer tot de bescheiden arbeider en slaaf. De glasblazer, de goudsmid, de pottenbakker, de kleermaker, de bakker, de huisknecht, de kapper, de kameniers en het kindermeisje maakten deel uit van de huishouding bij de adel en de priesters. De acrobaat, de danser, de harpspeler en de zanger droegen bij tot het openbaar vermaak en kans- en

behendigheidsspelen waren reeds gemeengoed.

De vondsten uit Babel en de landen aan de Egeïsche Zee leiden tot dezelfde conclusie. Op Kreta werd een paleis opgegraven, dat uit de vroegste tijd na de zondvloed dateert

32

en dat anderhalve hectare grond besloeg met prachtige zalen, gangen, woonkamers,

troonzalen en schatkamers en met vele fresco’s, die het schitterende leven van de Heeren en dames van het hof afbeeldden. In het bijzonder wekken de badkamers de verbazing met een afvoersysteem beter dan alles op dit gebied in Europa tot de negentiende eeuw. De buizen konden worden doorgespoeld en een luik maakte inspectie en reparatie mogelijk.

Beschreven kleitafeltjes, die gevonden zijn, tonen aan dat de schrijfkunst zelfs verder

ontwikkeld was dan in Egypte. In de overblijfselen van Micene in Zuid-Griekenland, vinden we het kolossale gepaard aan kunstzinnige schoonheid, herinnerend aan de bouwers van de piramiden en de Toren van Babel.

Het wetboek van Hammurabi, door een Franse onderzoeker in 1902 in Susa ontdekt, dateert van Abrahams tijd. Dit wetboek is de oudst bekende verzameling wetten in de wereld en het toont aan, dat het volk, waarvoor het was gemaakt, zeer beschaafd en ontwikkeld was. Het beschermde tegen het omkopen van rechters en getuigen, tegen slordige medische

praktijkuitoefening en tegen onwetende of oneerlijke aannemers, alsook tegen verdrukking van weduwen en wezen. Eigendomsrechten, akten, testamenten, huwelijksvoorwaarden en rechtsgeldige contracten werden zorgvuldig gewaarborgd. Een soortgelijke hoogontwikkelde beschaving is in China en India gevonden, daterend uit ongeveer dezelfde periode waarin deze vroegste beschavingen bloeiden.

Er is maar één verklaring voor deze snelle ontwikkeling onder de volken van na de zondvloed en die is, dat zij vervolgden waar de generatie van Noach was opgehouden. Zij plantten de beschaving van de oude wereld over in de nieuwe, precies als de eerste Europese

landverhuizers de cultuur en beschaving van hun moederland meebrachten naar Amerika om ze een nieuwe ontwikkeling te doen ingaan in dit maagdelijke land.

Deze conclusies worden bevestigd door recente opgravingen op de plaats van het Bijbelse Ur, aan de benedenloop van de Eufraat, waar Abraham oorspronkelijk woonde. In 1922 kwamen de universiteit van Pennsylvanië en het Brits Museum overeen gezamenlijk

opgravingswerkzaamheden te ondernemen op de plaats van het oude Ur van de Chaldeeën.

Leonard Woolley werd belast met de leiding van de onderneming. De resultaten overtroffen alle verwachtingen. Zoals Schliemann een reeks van steden vond, de een bovenop de ander gelegen, op de oude plek van het Troje van Homerus, zo ontdekte Woolley op de plaats van het oude Ur de resten van verscheidene steden en beschavingen, elk gebouwd op de resten van zijn voorganger. Een van de meest verrassende en prachtigste ontdekkingen werd gedaan onder de resten van wat scheen de eerste stad, de grondslag, te zijn. Hij ontdekte dat tot ver beneden de fundamenten diepe kuilen gegraven waren en vervolgens met allerlei materialen gevuld, en op de bodem van deze kuilen vond hij de graven van landsgroten, koningen en koninginnen en bij hun grafkamers lagen de beenderen van vrouwelijke bedienden,

harpspelers, krijgslieden en wagen-menners. Hij vond ook sieraden van goud en lazuursteen en andere overblijfselen van verfijnde kunst. Een var de geraamten, dat van een koningin naar men aannam, had op het hoofd een mooi gouden hoofddeksel of hoofd-tooi.

Woolley, de leider van de expeditie, geeft een zeer belangwekkend verslag van deze

ontdekkingen in zijn boek: “Ur of the Chaldees”. Een paar citaten uit zijn beschrijving zullen ertoe bijdragen om het beeld van die belangwekkende tijd meer werkelijk te maken.

33

Hij schrijft: “Aan het einde van het seizoen 1926—7 werden twee belangrijke ontdekkingen gedaan. Op de bodem van een aardschacht, tussen massa’s koperen wapens, werd de

beroemde gouden dolk van Ur gevonden, een prachtig wapen met een gouden lemmet, een gevest van lazuursteen met gouden knoppen versierd en de gouden schede prachtig met een opengewerkt motief bewerkt. Een ander voorwerp, nauwelijks minder opmerkelijk, lag erbij, een conisch toelopend gouden tasje, met een patroon van spiralen versierd. Het bevatte een stel kleine toilet-instrumenten, haartangetjes, lancet en kleurstift, ook allemaal goud. Zulke dingen waren nimmer tevoren in de bodem van Mesopotamië aangetroffen. Ze brachten een tot nu toe onvermoede kunst aan het licht en gaven hoop op toekomstige ontdekkingen, die al onze verwachtingen zouden overtreffen . . . Aan het eind, op de resten van een houten baar, lag het lichaam van de koningin, een gouden beker bij haar hand; het bovenlichaam was geheel verborgen onder een massa kralen van goud, zilver, lazuursteen, kornalijn, agaat en chalcedon, die, in lange kettingen, hangend aan een halskraag, een mantel gevormd hadden, die tot aan de taille reikte en onderaan afgezet was met een brede band van langwerpige kralen van lazuursteen, kornalijn en goud; tegen de rechterarm lagen er drie grote gouden spelden met knoppen van lazuursteen en drie amuletten in de vorm van een vis, twee van goud en een van lazuursteen en een vierde in de vorm van twee (sic) zittende gazellen, ook van goud”.26

26 Leonard Woolley: Ur of the Chaldees, pag. 42 e.v.

34

TWEEDE DEEL: Het Bijbels verhaal van de zondvloed 4. Waarschuwing voor de komende vloed

Het Bijbels verhaal van de zondvloed wordt gevonden in het zesde, zevende, achtste en negende hoofdstuk van Genesis. De taal van dit buitengewone verhaal is eenvoudig en direct.

Er is geen schijn van legende of verdichting, niets fantastisch en buitensporigs, zoals bij zondvloedoverleveringen van andere volken. Het is een meesterstuk in beschrijvende vertelkunst, aangrijpend en dramatisch van stijl.

Er wordt ons verteld, dat de mens geheel verdorven was geworden en dat “al wat de

overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was”. Tot op een zeker tijdstip in die vroegste geschiedenis van het menselijk geslacht hadden de kinderen Gods zichzelf afgescheiden gehouden van de kinderen van de mensen; maar toen de mensen zich al meer vermenigvuldigden, verdween de grenslijn geleidelijk. Hartelijke betrekkingen kwamen tot stand. De Godvrezenden en de goddelozen huwden onderling. Het resultaat was dat de Godvrezenden door de goddelozen werden geabsorbeerd. Er bleef slechts één soort over. God waarschuwde ze. Hij gaf ze 120 jaar de tijd voor berouw, maar het mocht niet baten. De eenmaal ingeslagen weg naar omlaag werd voortgezet en het “berouwde de HEERE, dat Hij de mens gemaakt had”. De taal hier gebruikt is een uitdrukking van de beeldspraak genaamd antropomorfisme, waardoor de gedachten en daden Gods beschreven worden in een taal, die passend zou zijn voor mensen in soortgelijke omstandigheden. Toen zeide God tot Noach:

“Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol

geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen”. Minder strenge maatregelen zouden onvoldoende zijn. Het was noodzakelijk dit goddeloos geslacht te vernietigen om het

mensengeslacht voor algehele uitroeiing te behoeden en de vervulling van de belofte aangaande het Vrouwenzaad mogelijk te maken. Ter voortzetting van het geslacht werden Noach en zijn gezin gekozen. Dan wordt verteld dat “Noach genade vond in de ogen des HEEREN”. Hij wordt een rechtvaardig man genoemd en onberispelijk temidden van zijn tijdgenoten en, zoals Henoch, wandelde hij met God. Noach getuigde tegen de goddeloosheid en verdorvenheid van zijn dagen, want Petrus noemt hem in zijn tweede brief een “prediker van de gerechtigheid” (2 Petrus 2: 5). Maar noch Gods waarschuwing, noch Noachs prediking troffen doel en zo beval God Noach een ark te bouwen voor zichzelf en voor zijn gezin en als

mensengeslacht voor algehele uitroeiing te behoeden en de vervulling van de belofte aangaande het Vrouwenzaad mogelijk te maken. Ter voortzetting van het geslacht werden Noach en zijn gezin gekozen. Dan wordt verteld dat “Noach genade vond in de ogen des HEEREN”. Hij wordt een rechtvaardig man genoemd en onberispelijk temidden van zijn tijdgenoten en, zoals Henoch, wandelde hij met God. Noach getuigde tegen de goddeloosheid en verdorvenheid van zijn dagen, want Petrus noemt hem in zijn tweede brief een “prediker van de gerechtigheid” (2 Petrus 2: 5). Maar noch Gods waarschuwing, noch Noachs prediking troffen doel en zo beval God Noach een ark te bouwen voor zichzelf en voor zijn gezin en als