• No results found

Hoewel de Wehrmachthelferinnen zelf niet vochten, kwamen zij tijdens hun diensttijd regelmatig in aanraking met geweld. De invloed die dit op de vrouwen had, lijkt tweezijdig te zijn. Enerzijds was het dankzij dit geweld dat de vrouwen naar het buitenland gingen en nieuw plekken konden ontdekken. In deze zin had het geweld een positieve uitwerking op de vrouwen. Anderzijds werkte het geweld traumatiserend en werd er ook gericht geweld tegen de vrouwen zelf gebuikt. Men zou ook wel kunnen spreken van een spanning tussen de voor- en nadelen van geweld voor Wehrmachthelferinnen. Zij zullen in dit hoofdstuk dan ook niet alleen bekeken worden als passieve slachtoffers, maar tevens als agressors en profiteurs van geweld. Met de bezetting van nieuwe gebieden werd de traditionele man-vrouwverhouding namelijk aangevochten. Voorheen ‘passieve’ vrouwen werden steeds ‘actiever’ en kregen dankzij de raciale verschillen steeds meer macht over raciaal minderwaardige groepen. Zo stonden Duitse vrouwen opeens boven Joodse mannen en kwamen zij voor het eerst in een machtspositie terecht. De vraag die in dit hoofdstuk dan ook centraal staat is: Belemmerde het geweld de Wehrmachthelferinnen of werkte het juist bevorderlijk voor hun bewegingsvrijheid en autonomie?

2.1 Het mannelijke geweld

De alsmaar toenemende rol van de vrouw binnen de oorlog en het leger struinde in tegen het originele gedachtegoed van het nationaalsocialisme. Van oorlog – de mannelijke sfeer – diende de vrouw zich verre te houden. Deze gedachte werd niet uitsluitend door de nationaalsocialisten gedragen. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog bleef de inzet van vrouwen in het leger een discussiepunt. Niet alleen in Duitsland, maar bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten. Een argument tegen vrouwelijke militairen was bijvoorbeeld dat mannen zich niet meer hoofdzakelijk bezig zouden houden met het militaire bevel, maar met het beschermen van de vrouwelijke collega en dat zou een gevaar vormen voor zowel man als vrouw.154

Vanaf de veertiende tot halverwege de negentiende eeuw zijn er aanwijzingen te vinden dat vrouwen een rol speelden in het Europese militaire leven. Zij vochten weliswaar niet mee, maar vervulden wel andere belangrijke taken binnen het leger. Halverwege de negentiende eeuw veranderde dit. Vrouwen werden vanaf toen genegeerd in het militaire 154 R. Seifert, ‘Identität, Militär und Geschlecht. Zur identitätspolitischen Bedeutung einer kulturellen

leven en vrouwen die in het verleden mee hadden gevochten in oorlogen, werden zelfs uit de bronnen verwijderd.155 De oorzaak van deze verandering was de intrede van de burgerlijke

normen en waarden die mannen en vrouwen afgebakende rollen en sferen toewees. Zo werd oorlog het bereik van de man en kwam de vrouw nog slechts een ondersteunende rol toe, bijvoorbeeld als verpleegster. Door het ‘totale’ karakter van zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog, was het echter noodzakelijk dat vrouwen op steeds meer fronten bij de oorlog betrokken werden.156

Dit gold niet alleen voor Duitsland. Ook de Verenigde Staten zetten vrouwen in tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar net als in Duitsland vochten zij niet met een wapen in de hand. Deze stap was een te grote verandering in de genderverhoudingen van de jaren veertig. Wel werd er geëxperimenteerd met gemengde eenheden en dat bleek, tot ieders verbazing, goed te werken.157 In de Sovjet-Unie bedienden de vrouwen wel wapens. De Duitsers zagen

dit als onnatuurlijk en minderwaardig. Duitse vrouwen leerden weliswaar over wapens, maar mochten deze tot ver in de oorlog absoluut niet bedienen.158 Daarnaast twijfelde men sterk aan

de vrouwelijke motivatie om het leger in te gaan. Deden zij dit uit eergevoel of zagen zij het eerder als een handige manier om een man te vinden?159

2.2 Nabijheid geweld en militarisering

Aan het einde van haar diensttijd in Poitiers maakte Kerer voor het eerst een heftige geweldservaring mee. Op 12 juni 1944 beschrijft ze in haar dagboek een hevig bombardement. Haar kameraden Mariechen en Hanni, die vlak naast Kerer in een schuilkelder zaten, overleefden het bombardement niet.160 Kerer schrijft terugkijkend op het

bombardement: “Noch heute kann ich mich an jede Einzelheit in dieser Nacht erinnern. Sie läuft wie ein Film in meinem Kopf ab: Die leuchtenden Schirme […], ich, wie ich in den Keller eile und zusammen mit Hanni und Mariechen unter einem Torbogen Schutz suche.”161

Kerer verbleef na het bombardement in het stadje Saint Benoît. Ze was duidelijk terneergeslagen en bovendien werd duidelijk dat het einde van de oorlog naderde en dat Duitsland deze zou gaan verliezen. Ze schrijft terugkijkend: “Wäre nicht der Krieg gewesen, 155 Seifert, ‘Identität, Militär und Geschlecht’, p. 55.

156 Clementi, ‘Sich wehren und hartnäckig sein’, pp. 172-173.

157 D. Campbell, ‘Women in Combat: The World War II Experience in the United States, Great Britain, Germany, and the Soviet Union’, The Journal of Military History, nr. 2 (1993), p. 302.

158 Ibid. p. 316.

159 Maubach, ‘Siegen helfen’,http://www.zeit.de/zeit-geschichte/2011/02/Frauen-im- Ostfeldzug/komplettansicht, geraadpleegd op 29 augustus 2017.

160 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, pp. 122-123. 161 Ibid. p. 124.

der sich Tag für Tag stärker bemerkbar machte, dann wäre es eine wirklich schöne Zeit gewesen.”162

Tot het bewuste bombardement in juni 1944 was Kerer slechts indirect in aanraking gekomen met oorlogsgeweld en had ze zich hiervoor goed kunnen afsluiten. Het bombardement veroorzaakte voor het eerst een deuk in de beschermingsmuur die Kerer om zich heen had gebouwd. Bij haar aankomst in Minsk in februari 1943 werd Kerer alleen indirect geconfronteerd met de gevolgen van de oorlog: de stad lag in puin.163 Nadat Kerer

deze eerste schok verwerkt had, leek haar leefomgeving haar gevoel van bewegingsvrijheid niet meer zozeer te beïnvloeden. Ondanks haar angst die altijd op de achtergrond aanwezig was, genoot ze dan ook van haar tijd in Minsk, vooral van de vriendschappen die ze hier sloot. Voor de oorlog, die toch wel degelijk altijd op de achtergrond aanwezig was, sloot ze zich naar eigen zeggen af.164

De manier waarop Kerer zich aan haar tijd in Minsk herinnert, is opmerkelijk. Ze schijnt zich aan weinig tot geen geweld te kunnen herinneren, terwijl dat gezien de historische feiten haast onmogelijk is. Als onderdeel van ‘Operatie Barbarossa’ werd Minsk na hevige bombardementen op 28 juni 1941 officieel bezet door de Duitsers. De soldaten die in de dagen daarna de stad introkken, aanschouwden verwoestingen van ongekend formaat.165 Deze

verwoestingen benoemt Kerer ook kort in haar dagboek, maar er was meer aan de hand in en rond Minsk. Al in juli 1940 had Hitler in klein gezelschap de veldtocht naar de Sovjet-Unie aangekondigd die volgens hem noodzakelijk was om Duitsland tot de hegemonie van Europa te maken. Het was echter toen al duidelijk dat de veldtocht ook een raciaal ideologische functie had.166 Zo werd Wit-Rusland ook wel een geschikt “Auffangstation vieler unsozialer

Elemente”167 genoemd. De hoofdstad Minsk zou daadwerkelijk een centrale rol in de

beginfase van de Holocaust gaan spelen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het getto van Minsk, dat in het begin tienduizenden inwoners telde en daarmee een van de grootste getto’s in de regio was. Tijdens verschillende razzia’s tussen 1941 en 1943 werd het merendeel van de inwoners van het getto vermoord. Tussen mei en oktober 1942 kwamen er nog eens 16.000 mensen aan in Minsk. Zij werden niet meer naar het getto getransporteerd, maar na aankomst

162 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 144. 163 Ibid.p. 63.

164 Ibid. p. 69.

165 P. Rentrop, Tatorte der “Endlösung”. Das Ghetto Minsk und die Vernichtungsstätte Maly Trostinez, Berlijn: Metropol Verlag 2011, p. 57.

166 Ibid. p. 39.

in Minsk direct neergeschoten of vergast in een gaswagen.168 Daarnaast werd in het voorjaar

van 1942 even buiten Minsk het vernietigingskamp Maly Trostenets in gebruik genomen.169

Hoeveel mensen er in dit kamp zijn omgekomen, is niet duidelijk. Volgens westerse onderzoekers zou het gaan om zo’n 60.000 mensen terwijl een Russische commissie spreekt van ruim 200.000 omgekomenen.170 Duidelijk is wel dat in en rondom Minsk mensen onder

erbarmelijke omstandigheden leefden en werden vermoord.

Gezien deze context is de soms haast luchtige manier waarop Kerer over haar tijd in Minsk schrijft moeilijk te plaatsen. Zo beschrijft Kerer een dag waarop ze met een paar soldaten door een partizanengebied reed om iets bij een boer af te leveren.171 Een gevaarlijke

route, maar dat deerde haar niet: “Ich war jung, unbekümmert und ich hatte keine Angst. Außerdem war ich immer froh, etwas Neues zu sehen und erleben zu können.”172 De

confrontatie met het echte oorlogsgeweld vond bij Kerer pas aan het einde van haar diensttijd plaats toen ze er echt niet meer omheen kon. Tot dan toe kon de oorlog niet al te veel invloed op haar uitoefenen. De oorlogssituatie gaf haar juist de mogelijkheid om meer van de omgeving te zien. In deze zin bezorgde het haar meer bewegingsvrijheid.

Kerer vertoont overeenkomsten met de ervaringen van de door Maubach geïnterviewde Nachrichtenhelferin Elfie R. Vrouwen als R. en Kerer leefden volgens Maubach in een microkosmos: het geweld werd genegeerd, maar de voordelen die de bezetting met zich meebracht, werden door deze vrouwen wel volledig benut. Door de lokale bevolking te negeren en te doen alsof men zich in een Duitse stad bevond, maakten de vrouwen het zichzelf mogelijk om onbezorgd en met een gevoel van rechtvaardigheid de nieuwe omgeving te ontdekken.173

Hoe anders was de situatie van Schmidt die vanaf het allereerste begin geconfronteerd werd met oorlogsgeweld op allerlei verschillende vlakken. Haar eerste ervaring met oorlogsgeweld had ze meteen aan het begin van haar diensttijd in Parijs. Drie Wehrmachtsoldaten waarmee Schmidt en twee kameraden hadden afgesproken om ’s avonds naar de bioscoop te gaan, kwamen niet op het afgesproken tijdstip opdagen. De drie vrouwen deden navraag en ontdekten dat de drie soldaten eerder die middag waren omgekomen.174

168Rentrop, Tatorte der “Endlösung”, p. 7.

169Ibid. p. 9.

170 ‘Maly Trostenez – Ein vergessenes Vernichtungslager’, https://www.mdr.de/heute-im-osten/mali- trostenez-100.html, geraadpleegd op 6 januari 2018.

171 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 69.

172 Ibid. p. 69.

173 Maubach, Die Stellung halten, pp. 150-151.

Haar overplaatsing naar Belgrado gaf Schmidt vervolgens een nog hardere blik op de oorlog: “Die Realität des Krieges in Serbien ist eine andere als im besetzten Frankreich. Hier herrscht kein Waffenstillstand, der Tod ist in unmittelbare Nähe gerückt.”175 De hoeveelheid

geweldservaringen stapelden zich vervolgens in rap tempo op.176

Schmidts levensinstelling veranderde van ‘genieten’ in ‘overleven’. Haar gevoel van bewegingsvrijheid en autonomie nam af naarmate het oostfront dichterbij kwam. Schmidt geeft in haar boek echter wel te kennen dat ze zich in Bordeaux – ver weg van het oostfront en aan het begin van haar diensttijd – ook al enorm opgesloten voelde. Hier zag ze al niet echt de mogelijkheid om zich vrij te bewegen en iets van de stad te zien.177 Ook voelde ze zich

duidelijk niet thuis binnen de mannelijke Wehrmacht en oorlog. Zo beklaagde ze zich over haar te wijde kleding en over het gebrek aan hygiëne. Ze kon zich niet fatsoenlijk wassen en haar kleding stonk. Wat had zij eigenlijk te zoeken in deze oorlog? Vrouwen hoorden daar toch eigenlijk niet thuis?178 Niet alleen het geweld om haar heen, maar ook het gebrek aan

comfort brak Schmidt op een gegeven moment dus op. Hiermee benadrukt zij haar eigen vrouwelijkheid en de gedachte dat vrouwen daadwerkelijk niet in de sfeer van de mannen – oorlog – hoorden binnen te dringen.

Himmelstoß kwam onderweg naar Wilna, haar eerste inzetgebied, in contact met gewonde soldaten. Himmelstoß omschrijft een gewonde pantsersoldaat die tegenover haar in de trein zat als volgt: “Sein Gesicht ist einer Totenmaske nachgeformt. Nur eine dünne rote Haut mit vielen Narben ist über das Gesicht des Soldaten gezogen. […] Der Vorgeschmack auf Polen und Rußland [sic] läßt [sic] uns jetzt schon erschaudern.”179 In 1943 maakte ook zij

een bombardement mee tijdens haar treinreis naar huis.180 Wat het verhaal van Himelstoß echt

interessant maakt in vergelijking tot dat van Kerer en Schmidt, is het feit dat zij in haar herinnering als enige van de drie vrouwen te maken kreeg met de eerste aanzetten tot militarisering van de vrouw. Ergens eind 1944 zou haar Führerin het volgende hebben meegedeeld:

Befehl von oberster Stelle – aus dem Hauptführerquartier! Vor drei Tagen ist ein Fernschreiben aus Berlin eingetroffen mit dem Befehl des Führers, daß [sic] alle Frauen in Uniform das Schießen lernen müssen; es ist wichtig für die Verteidigung unseres Vaterlandes.181

175 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 38.

176 Zie bijvoorbeeld ibid. p. 37, 38, 43, 75 en 122.

177 Ibid. p. 31.

178 Ibid. p. 81.

179 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, pp. 19-20.

180 Ibid. p. 105.

Er werd die tijd al langer gediscussieerd over het al dan niet meer inzetten van vrouwen in de Wehrmacht.182 Op 25 juli 1944 sprak Hitler van een ‘totaler Kriegseinsatz’. Alle nog niet

vervangen mannen moesten worden vrijgemaakt voor het front en daar waren veel vrouwen voor nodig. Er werd zelfs gesproken over een Wehrmachthelferinnenkorps waarin alle

Wehrmachthelferinnen verenigd zouden worden. In februari 1945 stemde Hitler in met een

vrouwenbataljon.183 De prangende situatie dwong hem ertoe de inzet van vrouwen in de

Wehrmacht te intensiveren en te professionaliseren. Toen de oorlog eindigde, bestond het korps echter alleen nog maar op papier.184 Over het gebruik van wapens was het

nationaalsocialistische regime echter steeds heel duidelijk geweest: vrouwen nemen geen wapen in de hand tijdens een gevecht, ook niet als men gevangen genomen zou kunnen worden, zo werd in 1943 besloten. Vrouwen die zich vrijwillig meldden om mee te vechten, werden dan ook geweigerd. Pas begin 1945 werd besloten dat Wehrmachthelferinnen moesten leren hoe ze met handwapens moesten omgaan voor het geval ze zich moesten verdedigen tegen Tieffliegerangriffen.185 Onder geen beding mochten de vrouwen het wapen gebruiken in

een gevecht met de vijand en bovendien mocht geen enkele vrouw gedwongen worden om een wapen in de hand te nemen als zij dat niet wilde.186

Het verhaal van Himmelstoß strookt dan ook niet met de feiten. De datum waarop Himmelstoß het bevel opgelegd kreeg, is niet duidelijk vermeld in haar boek, maar uit de context valt op te maken dat het eind 1944 geweest moet zijn.187 Hoe is dit mogelijk als pas

begin 1945 toestemming gegeven zou zijn voor het gebruik van wapens door vrouwen ter verdediging?188 Bovendien omschrijft Himmelstoß de opleiding niet als een vrijwillige keuze.

Samen met negen anderen weigerde Himmelstoß om een wapen aan te raken en dat gaf haar een onbehaaglijk gevoel: “Es ist uns klar, daß [sic] diese Befehlsverweigerung noch Folgen haben wird.”189 In het eerste hoofdstuk werd al aandacht besteed aan de manier waarop

182 L. Willmot, ‘Women in the Third Reich: The Auxiliary Military Service Law of 1944’, German History, nr. 2 (1985), p. 10.

183 Von Gersdorff, Frauen im Kriegsdienst, pp. 71-72.

184 Ibid. p. 73.

185 Seidler, Frauen zu den Waffen?, pp. 153-155.

186 Ibid. p. 155.

187 In de eerstvolgende alinea schrijft Himmelstoß over de feestdagen. Nog eens drie pagina’s verder schrijft ze dat het nieuwe jaar 1945 is begonnen. Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 172 en p. 175.

188 Een uitzondering onder de Wehrmachthelferinnen waren de Flakwaffenhelferinnen bij de luchtmacht. Zij stonden al vanaf 17 juni 1943 in direct contact met wapens en waren direct betrokken bij het doden van de vijand. Zo bedienden zij schijnwerpers waarmee vijandelijke vliegtuigen werden verlicht, waarna deze werden neergeschoten. Deze vrouwen werden ter verdediging opgeleid in het gebruik van een handvuurwapen. Maubach en Satjukow, ‘Zwischen Emanzipation und Trauma’, pp. 363-364.

Himmelstoß zich aan haar in dienst treden herinnert en dat daar veel haken en ogen aan zitten. Ook in dit geval lijkt Himmelstoß zich aan iets te herinneren wat feitelijk gezien onmogelijk is. Het gaat in dit geval niet om details, waarvan bekend is dat deze vaak niet precies herinnerd worden,190 maar om beduidende informatie.

2.3 Geweld tegen lokale bevolking

Wanneer men de herinneringen van de vrouwen intensief bestudeert, lijken geen van de drie vrouwen actief te hebben meegedaan aan geweld tegen de lokale bevolking. Ze lijken relatief onschuldig. Toch moet men voorzichtig zijn met dit soort conclusies. Ook de geallieerden gingen automatisch uit van de ‘vrouwelijke onschuld’. Daar waar het mannelijke geslacht automatisch werd gelinkt aan daderschap en medeplichtigheid, werd met betrekking tot de vrouw uitgegaan van een vrouwelijke onschuld. De vrouw kon geen betekenisvolle rol hebben gespeeld in de oorlog en werd dan ook niet als dader gezien. Schuld en daderschap gingen hand in hand met geslacht.191 Dit zien we ook terug aan de manier waarop Himmelstoß aan

het einde van de oorlog aan haar gevangenschap bij de Britten wist te ontsnappen en vervolgens op het bureau van de commandant van een Amerikaan gemakkelijk papieren kreeg waarmee ze naar huis kon reizen. Himmelstoß werd uiterst vriendelijk door de man behandeld en kreeg zelfs nog een stuk chocolade toegestopt. 192 De Amerikaan zag haar duidelijk niet als

een potentiële dader, maar als een onschuldige vrouw in nood.

Deze manier van denken kan zijn invloed hebben gehad op de manier waarop Kerer, Schmidt en Himmelstoß zich aan hun houding jegens de lokale bevolking herinneren. Herinneringen kunnen namelijk aangepast worden aan geldende conventies zodat deze in het heden begrijpelijker en plausibeler verschijnen.193 Aangezien de Wehrmachthelferinnen zowel

door de Duitsers als door de geallieerden gezien werden als wezens die niet in staat waren om zich schuldig te maken aan geweld, zou het maar al te goed zo kunnen zijn dat de vrouwen hun herinneringen aan deze conventie hebben aangepast. De slachtofferrol werd ze als het ware op een presenteerblaadje aangereikt.194 De kans dat de drie vrouwen die in deze scriptie

190 Assmann, Der lange Schatten der Vergangenheit, p. 135.

191 Maubach, Die Stellung halten, p. 276.

192 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, pp. 181-182. Kerer werd aan het einde van haar diensttijd wel in gevangenschap genomen, maar na verschillende verhoren, waarin ze niets inhoudelijks wist te vertellen, kwam zij om praktische redenen vrij. De gevangen verbleven namelijk in de open lucht en door de regen was Kerer ziek geworden. Ze werd daarom overgeplaatst en kort daarna vrijgelaten. Kerer, Ich war ein Blitzmädel, pp. 151-152.

193Gudehus, Eichenberg en Welzer ed., Gedächtnis und Erinnerung, p. 82. 194 Kompisch, Täterinnen, p. 214.

besproken worden hun eigen rol met betrekking tot geweld gemarginaliseerd hebben, is dan ook zeker aanwezig.

Vooral Schmidt was regelmatig getuige van geweld tegen de lokale bevolking. Op een dag werd Schmidt geconfronteerd met opgehangen partizanen nadat ze samen met haar vriend Henner een dag gezellig op pad was geweest. Het voorval speelde zich af op een mooie zomerdag en als twee toeristen hadden ze een burcht in de omgeving bezocht. Op de terugweg reden ze vervolgens per toeval langs de opgehangen mensen. Henner zei dat ze weg moest kijken, iets wat Schmidt niet wilde. Ze wilde de realiteit onder ogen zien.195 Dat Henner

Schmidt wilde laten wegkijken, is enerzijds te zien als de bezorgdheid van een man die zijn geliefde wilde beschermen tegen het kwaad, anderzijds staat de uitspraak misschien ook symbool voor een algemene gedachtegang. Binnen het nationaalsocialisme heerste het idee