• No results found

“Deine Hände riechen niemals nach Abwaschwasser!” Een onderzoek naar de bewegingsvrijheid en autonomie van drie ‘Wehrmachthelferinnen’ in een masculiene Wehrmacht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Deine Hände riechen niemals nach Abwaschwasser!” Een onderzoek naar de bewegingsvrijheid en autonomie van drie ‘Wehrmachthelferinnen’ in een masculiene Wehrmacht"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Deine Hände riechen niemals nach

Abwaschwasser!”

Een onderzoek naar de bewegingsvrijheid en autonomie van drie

‘Wehrmachthelferinnen’ in een masculiene Wehrmacht

Naam Francisca Koldenhof

Opleiding MA Geschiedenis: Duitslandstudies Universiteit Universiteit van Amsterdam

Eerste lezer Dhr. dr. B.R. von Benda-Beckmann Tweede lezer Dhr. dr. M.J. Föllmer

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Werken en leven in een mannenwereld 16

1.1 Het idee van de gescheiden sferen 16

1.2 Op naar de Wehrmacht 17

1.3 Werkzaamheden 21

1.4 Een tweederangspositie 23

1.5 Een sociaal leven in oorlogstijd 26

1.6 Het belang van het groepsgevoel 29

2. De vrouw als slachtoffer én profiteur van geweld 31

2.1 Het mannelijke geweld 31

2.2 Nabijheid geweld en militarisering 32

2.3 Geweld tegen lokale bevolking 37

2.4 Beschermd en vernederd door mannelijke ‘kameraden’ 42

2.5 De tweezijdigheid van geweld 45

3. Zien, weten en (niets) doen 47

3.1 Politieke achtergrond 48

3.2 Van zwijgen naar vergeten 50

3.3 Selectieve blindheid en kijken als protest 53

3.4 Vrienden met de vijand 57

3.5 Een kritische blik? 60

Conclusie 61

(4)

Inleiding

Het nationaalsocialisme hechtte veel waarde aan een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Mannen en vrouwen dienden zo spoedig mogelijk te trouwen en kinderen te krijgen om het Arische ras voort te zetten. Binnen het gezinsleven was het de vrouw die bij voorkeur thuisbleef en voor de kinderen en het huishouden zorgde. De man was de kostwinnaar en het hoofd van het gezin. Meisjes mochten weliswaar een opleiding volgen, maar alleen op gebieden die bij het ‘vrouw zijn’ pasten, zoals huishoudkunde en verzorgende beroepen. Het gezinsleven en het huishouden was in de ogen van de nationaalsocialisten de ‘natuurlijke’ en enige sfeer waar de vrouw recht op had. Ook het nastreven van een carrière was uit den boze. Wel werd het aanleren van vaardigheden die van belang waren om een goede moeder en huisvrouw te worden, aangemoedigd.1

Hoewel het nationaalsocialistische regime alles in het werk stelde om deze taakverdeling te behouden, dwongen de tegenvallende ontwikkelingen van de Tweede Wereldoorlog het regime er steeds verder toe om van deze ideologie af te wijken. Vrouwen werden in toenemende mate gemobiliseerd ten behoeve van de oorlogseconomie en de gewapende strijd – zowel op het thuisfront als in het buitenland.2

Kijkt men tegenwoordig naar een willekeurige oorlogsfilm of serie over de Tweede Wereldoorlog dan verschijnt vaak hetzelfde beeld; mannen voeren een gewapende strijd, de concentratiekampen en vernietigingskampen worden bewaakt en geleid door mannelijke SS’ers en de vrouwen worden neergezet als passieve slachtoffers van een door mannen gevoerde en gedomineerde oorlog. Ook in de spraakmakende serie Unsere Mütter, unsere

Väter (2013) wordt dit stereotype grotendeels opnieuw bevestigd.3 Een incorrect beeld: Duitse

– niet-Joodse – vrouwen vervulden niet alleen de rol van slachtoffer.4 Onder hen bevonden

zich ook omstanders, meelopers en daders.5 Maar liefst 500.000 vrouwen zaten bij de

1 M. Stibbe, ‘Women and the Nazi state’, History today, nr. 11 (1993), pp. 35-36.

2 F. Maubach, Die Stellung halten. Kriegserfahrungen und Lebensgeschichten von Wehrmachthelferinnen, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht GmbH & Co 2009, p. 84.

3 K. Hagemann, ‘Die vergessenen Soldatinnen’, http://www.zeit.de/kultur/2015-05/wehrmacht-frauen-geschichtsschreibung-hagemann, geraadpleegd op 26 augustus 2017.

4 Wanneer er in deze scriptie gesproken wordt over ‘de vrouw’ dan wordt er uitsluitend gedoeld op de Duitse en Arische vrouw.

5 G. Bock, ‘Gewone vrouwen. Daders, slachtoffers, omstanders en meelopers van racisme en de holocaust in nazi-Duitsland, 1933-1945’, in: M. Bosch, C. van Eijl, M. Everard e.a. ed., Sekse en oorlog, Amsterdam: Stichting beheer IISG 1995, p. 117.

(5)

Reichsluftschutzbund, 400.000 sloten zich aan bij het Rode Kruis en 10.000 vrouwen waren

werkzaam bij de SS en in concentratiekampen.6

Nog eens 500.000 vrouwen sloten zich aan bij de Wehrmacht: de

Wehrmachthelferinnen. In eerste instantie was deelname vrijwillig, maar naarmate de oorlog

vorderde, werd dit voor alle jonge, kinderloze en arbeidsloze vrouwen verplicht. De vrouwen die vrijwillig in dienst gingen, deden dit om uiteenlopende redenen; ze waren overtuigd van de noodzaak van de oorlog, wilden loskomen van hun ouders of zagen het als een kans om wat van de wereld te zien.7 Als zogenaamde Zivilangestellte hadden de vrouwen geen

militaire status. Zij waren wel onderdeel van een gewapende strijd, maar vochten zelf niet. Hoewel sommige Wehrmachthelferinnen een uniform moesten dragen, werden zij niet gezien als soldaten.8 Hun hoofdtaak was het ‘vrijmaken van mannen voor het front’9. Aanvankelijk

namen de vrouwen dan ook vooral bureautaken van de mannen over. Eind 1944 had de situatie voor Duitsland zich echter dusdanig verslechterd dat steeds meer vrouwen in hun functie als Flakwaffenhelferin in de nabijheid van wapens te werk werden gesteld.10 Naarmate

de oorlog vorderde, drong de Wehrmachthelferin vanuit haar ‘kleine wereld’ de ‘grote wereld’ van de man steeds verder binnen. Deze twee sferen dienden van oorsprong echter gescheiden te blijven.11

Gedurende de Tweede Wereldoorlog is een interessante ontwikkeling te zien; jonge vrouwen die onder het nationaalsocialisme in eerste instantie slechts voorbestemd waren voor het ‘binnen leven’ – het huishouden en het familieleven – kwamen dankzij de Tweede Wereldoorlog in toenemende mate in aanraking met ‘buiten’. “[Ich] habe versucht, aus meiner engen, kleinen Welt auszubrechen, und wollte mir eine andere erobern”12, schrijft voormalig

Stabshelferin Ilse Schmidt. Veel vrouwen zagen de Wehrmacht net als Schmidt als een

manier om een avontuur te beleven. Het is echter de vraag of de diensttijd bij de Wehrmacht aan deze verwachting voldeed en daadwerkelijk meer bewegingsvrijheid en onafhankelijkheid 6 S. Clementi, ‘Sich wehren und hartnäckig sein. Zum autobiographischen Gedächtnis und Selbstbild von Hilde Kerer’, in: H. Kerer, Ich war ein Blitzmädel. Frauenkameradschaft in der Wehrmacht. Opgetekend door T. Hanifle, Bozen: Edition Raetia 2014, pp. 173-174.

7 T. Hanifle, ‘Schöne Momente im Krieg’, in: Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 6.

8 U. von Gersdorff, Frauen im Kriegsdienst. 1914-1945, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt GmbH 1969, p. 60.

9 Maubach, Die Stellung halten, p. 84.

10 F. Maubach en S. Satjukow, ‘Zwischen Emanzipation und Trauma: Soldatinnen im Zweiten Weltkrieg (Deutschland, Sowjetunion, USA). Ein Vergleich’, Historische Zeitschrift, nr. 2 (2009), p. 363.

11 E. Semmelroth en R. von Stieda ed., N.S. Frauenbuch, München 1934, p. 11, zoals geciteerd bij F.W. Seidler, Frauen zu den Waffen? Marketenderinnen, Helferinnen, Soldatinnen (Geschichte und

Bestandsaufnahme), Koblenz en Bonn: Wehr & Wissen 1978, p. 43.

12 I. Schmidt, Die Mitläuferin. Erinnerungen einer Wehrmachtsangehörigen, Berlin: Aufbau-Verlag GmbH 1999, p. 159.

(6)

voor de jonge vrouwen met zich meebracht. Ervoeren de Wehrmachthelferinnen in de Wehrmacht daadwerkelijk een vooruitgang in hun bewegingsvrijheid en autonomie?

Aan de ene kant zou men verwachten van wel; jonge, kinderloze en ongetrouwde vrouwen kregen de kans om zonder hun ouders naar het buitenland te gaan en hoefden zich nog niet bezig te houden met het vinden van een geschikte partner en het stichten van een gezin. Aan de andere kant werden de vrouwen blootgesteld aan toenemend oorlogsgeweld, waren hun werkzaamheden vaak weinig gevarieerd en ondanks hun uniform werden de vrouwen niet als gelijkwaardig aan de mannelijke soldaten gezien. De Wehrmachthelferinnen mochten hun huishoudelijke taken weliswaar tijdelijk verruilen voor werkzaamheden binnen het leger, maar dat niet iedereen dat per se als een verbetering zag, blijkt wel uit het gesprek dat Schmidt met haar oude schoolvriendin Helen, die niet in dienst zit, heeft:

“‘Ich beneide dich [Schmidt] um dein Leben!’ sagt sie [Helen]. ‘Deine Hände riechen niemals nach Abwaschwasser!’ Recht hat sie schon. […]. Aber sie weiß nichts von dem, was ich erlebe, welchen Preis ich dafür zahle, daß [sic] meine Hände nicht nach Scheuerpulver riechen.”13

Historiografisch kader

De vrouw als zelfstandig handelend persoon is in de geschiedschrijving lange tijd onopgemerkt gebleven. Het beeld van ‘de Duitse vrouw als slachtoffer’ – zoals die na de Tweede Wereldoorlog was ontstaan – bleef lange tijd behouden en daderschap werd uitsluitend toegekend aan de man. Pas in de jaren zeventig begon dit beeld te veranderen. Vanaf dit moment was er niet alleen maar oog voor de onderdrukking van de vrouw door het nationaalsocialistische regime, maar werd ook de rol van de vrouw in het nationaalsocialisme onderzocht.14 In de jaren tachtig en negentig zette deze tendens zich voort en werd niet alleen

gender (geslachtsidentiteit), maar ook het geslacht zelf ter discussie gesteld. Hierdoor

ontstond er ruimte om ‘de vrouw’ niet meer als een homogene, maar juist als een diverse groep te zien waarbinnen ieder individu in staat is om op eigen wijze te handelen.15 De vrouw

uitsluitend als passief slachtoffer zien, was vanaf dit moment niet meer mogelijk. Een kritisch debat over de rol van de vrouw in de Tweede Wereldoorlog kon beginnen.

De verdeeldheid over de rol van de vrouw binnen het nationaalsocialisme werd duidelijk in de zogenaamde Historikerinnenstreit tussen historici Gisela Bock en Claudia Koonz in de jaren tachtig. Daar waar Koonz de vrouw als dader ziet, ziet Bock haar juist als 13 Schmidt, Die Mitläuferin, pp. 52-53.

14 C. Herkommer, ‘Frauen im Nationalsozialismus – Ein diskursgeschichtlicher Überblick’, Theresienstädter

Studien und Dokumente, nr. 14 (2007), p. 288. 15Ibid. p. 307.

(7)

slachtoffer.16 Onder het begrip ‘vrouw’ vallen in dit geval alle vrouwen die zowel passief als

actief het nationaalsocialisme in stand hielden. In haar rol als huisvrouw, echtgenote en moeder is de vrouw volgens Koonz bijvoorbeeld aan te wijzen als dader omdat zij de gescheiden sferen meehielp in stand te houden. Hiermee zou de vrouw het moorden als het ware gefaciliteerd hebben.17 Bock daarentegen houdt verpleegsters die meehielpen aan

dwangsterilisaties hier niet voor verantwoordelijk. Dergelijke misdaden zouden de vrouwen zelf niet aan te rekenen zijn, daar zij slechts het mannelijk voorbeeld en daarmee ook het mannelijk racisme ‘volgden’.18 De vrouw wordt op deze manier neergezet als een willoos

object dat zonder na te denken klakkeloos het voorbeeld van de man zou volgen.

Dat de rol van de vrouw binnen de oorlog veelzijdig was, blijkt ook uit het onderzoek van historica Nicole Kramer. Zij richtte zich op de vrouw op het thuisfront die volgens haar drie rollen vervulde: de moeder, de vechtster en de kameraad. De vrouw was een biologische moeder: iemand die voor bevolkingsgroei zorgde en aan de andere kant haar zoon verloor in de oorlog. Maar ook op een hoger niveau was zij een moeder: binnen de Luftschutzbund werd een beroep gedaan op het beschermende – moederlijke – karakter van de vrouw. De vrouw was ook een vechtster en dit werd zichtbaar met militaire onderscheidingen die zo nu en dan aan vrouwen werden uitgereikt. De vrouw werd militaire eigenschappen toegeschreven zoals dapperheid, gehoorzaamheid en de bereidheid om zichzelf op te offeren. De vrouw mocht echter niet te veel mannelijke – militaire – kenmerken overnemen en dus bleef deze tweede rol wat meer op de achtergrond en vochten vrouwen uiteraard niet mee aan het front. Tot slot was de vrouw een kameraad: een steun en toeverlaat voor de man. Zij probeerde het gezinsleven zo goed mogelijk te organiseren zodat er daarnaast tijd overbleef om zich nuttig te maken in het openbare leven.19 Ook de Wehrmachthelferinnen moesten schipperen tussen

deze drie rollen. Wanneer er wat van hen verlangd werd, was niet altijd duidelijk en de vrouwen werden vaak heen en weer geslingerd tussen de drie rollen. De vrouwen moesten zich steeds opnieuw voegen naar hun rol.

Historica Franka Maubach heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar

Wehrmachthelferinnen. Zij kwam tot de conclusie dat over mannen en hun handelen binnen

de Wehrmacht veel is geschreven, maar dat een onderzoek naar individuele ervaringen van 16 E. Heineman, ‘Gender, Sexuality, and Coming to Terms with the Nazi past’, Central European History, nr. 1 (2005), p. 56.

17Herkommer, ‘Frauen im Nationalsozialismus’, p. 303.

18Ibid. p. 293.

19 N. Kramer, Volksgenossinnen an der Heimatfront. Mobilisierung, Verhalten, Erinnerung, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht GmbH & Co 2011, pp. 341-344.

(8)

Wehrmachthelferinnen nog ontbrak.20 Dit bracht haar ertoe om het in 2009 verschenen boek

Die Stellung halten te schrijven. Hierin beschrijft zij uitgebreid hoe het dagelijks leven van de Wehrmachthelferinnen eruitzag, wat vrouwen motiveerde om vrijwillig in dienst te gaan en

hoe zij hun leven na de oorlog weer moesten oppakken en voor welke uitdagingen zij daarbij kwamen te staan. Maubach stelt dat het in dienst treden van vrouwen bij de Wehrmacht en in bredere zin, de vrouwelijke bijdrage aan het nationaalsocialisme, niet benoemd kan worden als een vorm van emancipatie. Dit baseert zij op de gedachte dat een slecht uitgangspunt – het nationaalsocialisme – niet losgekoppeld kan worden van een positieve beweging als de vrouwenemancipatie. Vrouwen die zich inlaten met geweld zoals het in de Tweede Wereldoorlog voorkwam, kan hoogstens gezien worden als een vorm van ‘negatieve emancipatie’. Vrouwenemancipatie als uitvloeisel van het nationaalsocialisme is in Maubachs ogen dan ook niet mogelijk. 21

Net als Maubach is Bock van mening dat feminisme niet samen kan gaan met racisme en dat we “‘modernisering’ niet [mogen] verwarren met ‘bevrijding’, ‘emancipatie’ of ‘feminisme’”22. Dat de diensttijd bij de Wehrmacht wellicht gezien kan worden als een

emancipatorische vooruitgang, wordt nogmaals ontkracht in een artikel van Maubach en historica Silke Satjukow. Zij concluderen dat hoe meer de vrouwen met het geweld van de oorlog in aanraking kwamen, hoe minder de diensttijd als een vooruitgang in hun bewegingsruimte ervaren werd. Dat de tweede feministische golf in de twintigste eeuw werd gedragen door onder andere de dochters van de voormalig Wehrmachthelferinnen, doet echter vermoeden dat de diensttijd niet alleen maar als iets negatiefs gezien mag worden. Het lijkt in ieder geval de aanzet van een emancipatorische golf te zijn geweest.23

Op dit punt zal deze scriptie aanhaken. Want hoewel tijdens de diensttijd inderdaad geen sprake lijkt te zijn van emancipatie, lijkt het ook niet juist om te stellen dat er helemaal niets veranderde in het doen en laten van de 500.000 Wehrmachthelferinnen. Ook Maubach stelt in de conclusie van haar boek dat hoewel de bijdrage van vrouwen aan de oorlog geen emancipatorische vooruitgang is, er wel ‘iets’ gebeurd is. Zij ziet een verband tussen de tweede feministische golf en de bijdrage van vrouwen aan de Tweede Wereldoorlog.24 Maar

wat is dat ‘iets’? Wat veranderde er wel? Maubach spreekt van een “gesteigerte

20 Maubach, Die Stellung halten, p. 20.

21 Ibid. pp. 310-311.

22 Bock, ‘Gewone vrouwen’, p. 138.

23 Maubach en Satjukow, ‘Zwischen Emanzipation und Trauma’, p. 383. 24 Maubach, Die Stellung halten, p. 314.

(9)

Selbstbedeutsamkeit”25. Dit begrip is niet letterlijk naar het Nederlands te vertalen, maar

betekent zoveel als ‘zelfbetekenis’26, het gevoel iets nuttigs en betekenisvols bij te kunnen

dragen. Volgens Maubach neemt het begrip Selbstbedeutsamkeit afstand van positieve begrippen als ‘zelfbewustzijn’ en ‘zelfbevestiging’ (zelfwaardering), die volgens haar even ontoepasbaar zijn op de situatie van Wehrmachthelferinnen als het begrip ‘emancipatie’. Om de historiciteit van het fenomeen Wehrmachthelferinnen te weerspiegelen, wil zij deze termen dan ook vermijden.27 ‘Zelfbetekenis’ is echter een redelijk breed en vaag begrip dat in deze

scriptie verder uitgediept en uitgesplitst zal worden. Het in dienst treden van vrouwen bij de Wehrmacht zal dan ook belicht worden vanuit de begrippen ‘bewegingsvrijheid’ en ‘autonomie’, zoals al genoemd in de hoofdvraag.28

Er is bewust voor het begrip ‘bewegingsvrijheid’ en niet voor ‘bewegingsruimte’ gekozen. ‘Bewegingsruimte’ gaat meer over de letterlijke ruimte om te bewegen, terwijl ‘bewegingsvrijheid’ ook een figuurlijke betekenis heeft: de “mogelijkheid om te doen en laten wat je wilt”.29 In deze scriptie slaat ‘bewegingsvrijheid’ op het ontvluchten van de

thuissituatie en het zien van nieuwe landen. Daarnaast betreft het ook het doorbreken van traditionele sferen, het samenleven en omgaan met mannen en de nieuwe rechten die het dienstverband met zich meebracht. ‘Autonomie’ heeft betrekking op het zelfstandig durven handelen, zich kunnen redden zonder het toeziend oog van een ouder of man, het voor zichzelf durven opkomen, het vormen van een eigen mening en het zichzelf situeren in een oorlogssituatie. Of dit al dan niet als dusdanig ervaren gevoel van bewegingsvrijheid en autonomie zich na de oorlog heeft doorgezet, is in deze scriptie niet van belang. Het gaat enkel en alleen om de belevingswereld van de vrouwen tijdens de diensttijd.30

Methode en verantwoording bronnen

25 Maubach, Die Stellung halten, p. 55.

26 Van Dale Online Professioneel, http://ua.vandale.nl.proxy.uba.uva.nl:2048/zoeken/zoeken.do#, geraadpleegd op 29 december 2017.

27 Maubach, Die Stellung halten, p. 56.

28 Maubach is van mening dat de situatie van de Wehrmachthelferinnen niet vanuit positieve begrippen onderzocht kan worden. ‘Bewegingsvrijheid’ en ‘autonomie’ zijn wel positieve begrippen die de ruimte bieden om de situatie van de vrouwen nauwkeuriger te onderzoeken dan dat het begrip Selbstbedeutsamkeit dat kan. Ik ben het met Maubach eens dat we de Tweede Wereldoorlog niet met een positieve ontwikkeling zoals de vrouwenemancipatie kunnen verbinden. Wel lijkt aanneembaar dat de Wehrmacht de vrouwen de mogelijkheid gaf om zich op een andere manier dan voorheen te ontwikkelen, zowel positief als negatief.

29 Van Dale Online Professioneel, http://ua.vandale.nl.proxy.uba.uva.nl:2048/zoeken/zoeken.do#, geraadpleegd op 29 december 2017.

30 De invloed die de Tweede Wereldoorlog op de positie van de vrouwen na de oorlog had, is een dusdanig breed en ingewikkeld onderwerp dat een scriptie op zich waard is. Dit thema zal in deze scriptie dan ook niet besproken worden.

(10)

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zal gebruikgemaakt worden van onderzoeksliteratuur en drie memoires van voormalig Wehrmachthelferinnen. De ervaringen van de drie vrouwen zullen leidend zijn bij de beantwoording van de hoofdvraag. Door middel van close reading zullen de verhalen van de vrouwen nauwgezet geanalyseerd worden. Wat waren de leuke en minder leuke kanten aan het werk? Waren de vrouwen bang of durfden ze zich vrijelijk te bewegen? Met welk gevoel beleefden zij hun diensttijd? De onderzoeksliteratuur heeft vervolgens als doel de persoonlijke ervaringen van een historische context te voorzien. Daarnaast zullen bepaalde uitspraken van de vrouwen ook getoetst worden aan de literatuur.

Interviews vormen de basis van het boek van Maubach. Deze aanpak gaf haar de gelegenheid om alsmaar door te vragen. Door gebruik te maken van geschreven bronnen zoals de memoires, is die gelegenheid er niet. Aan de ene kant zou men dit kunnen zien als een nadeel; de mogelijkheid om door te vragen en zo meer duidelijkheid te krijgen is er niet. Anderzijds geeft deze aanpak wel een mooi inkijkje in de herinneringen van drie vrouwen zonder tussenkomst van een interviewer. De vrouwen worden niet door gerichte vragen op het goede spoor gezet en moeten het verleden op eigen kracht terughalen en duiden. Ze laten alleen zien wat ze willen laten zien. In deze zin zijn de memoires dan ook als heel ‘puur’ te beschouwen.

Hilde Kerer is één van de vrouwen wiens verhaal onderzocht zal worden. Zij liet haar ervaringen in de Wehrmacht optekenen in het boek Ich war ein Blitzmädel (2014). In 1940 verliet Kerer Zuid-Tirol31 nadat ze het jaar daarvoor tijdens de Option voor Duitsland had

gekozen.32 In 1940 nam ze de Duitse nationaliteit aan.33 Twee jaar later meldde ze zich naar

aanleiding van een oproep in de krant vrijwillig aan als Nachrichtenhelferin. Een verblijf in het buitenland leek haar wel wat en bovendien was ze onder de indruk van de mooie uniformen die de vrouwen droegen. Ze werd aangenomen en in oktober 1942 meldde ze zich in München voor haar opleiding.34 Kerer had voor haar diensttijd verschillende banen, maar

haalde hier weinig voldoening uit.35 Haar tijd bij de Wehrmacht zag ze dan ook als een

spannend avontuur tegemoet. Kerer bleef tot het einde van de oorlog in dienst en was gestationeerd in Minsk, Wit-Rusland en Poitiers, Frankrijk.

31 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 49. 32 Ibid. p. 30.

33 Ibid. p. 50.

34 Ibid. p. 56.

(11)

Ilse Schmidt, die volgens haar vader geen beroep hoefde te leren omdat ze toch wel zou trouwen, meldde zich vrijwillig aan bij de Wehrmacht.36 Over deze tijd schreef ze het

boek Die Mitläuferin (1999) dat in deze scriptie ook geanalyseerd zal worden. Omdat Schmidt graag iets wilde beleven en haar leven haar verveelde, besloot ze zich aan te melden bij de marine. Ze werd aangenomen en in november 1940 vertrok ze vol verwachting als

Stabshelferin naar Parijs.37 Daarna diende ze achtereenvolgens in Bordeaux, Belgrado, Rivne,

Poltava, Berlijn, Rome, Verona, Roncegno en Pedraces. Daar waar ze haar diensttijd aan het begin nog als een heerlijke tijd omschreef, keerde ze aan het einde van de oorlog gedesillusioneerd en getraumatiseerd terug naar Duitsland.38

Elisabeth Himmelstoß is de derde vrouw die in deze scriptie centraal staat. In …und

ich konnte nichts ändern!” (1994) heeft ze haar ervaringen bij de Wehrmacht uiteengezet.

Himmelstoß werd op 10 februari 1940 tot haar ongenoegen opgeroepen om zich te melden bij de Wehrmacht.39 Ze werd opgeleid tot Nachrichtenhelferin en werd in eerste instantie in

Wilna, Litouwen, te werk gesteld.40 Omdat Himmelstoß verboden contact aanging met onder

andere Joden, werd ze twee keer Strafversetzt naar een ander gebied.41 Aan het einde van de

oorlog sloeg ze op de vlucht omdat ze zich schuldig had gemaakt aan een ‘laffe’ uitspraak die ze anders met de doodstraf zou moeten bekopen.42 Himmelstoß diende na Wilna ook nog in

Minsk, Bordeaux en een kleine stad in Denemarken.

Er zal onderzocht worden in hoeverre de ervaringen van deze vrouwen overeenkomen met de bevindingen van academici die zich met dit thema hebben beziggehouden. Om een zo betrouwbaar mogelijk antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, is het van belang dat de primaire bronnen een veelzijdig beeld van de taken en het dagelijks leven van de

Wehrmachthelferinnen schetsen. Er is dan ook bewust voor deze drie memoires gekozen

omdat ze op veel vlakken met elkaar overeenkomen, maar ook van elkaar verschillen.

De belangrijkste overeenkomst tussen de drie vrouwen is dat zij alle drie meerdere jaren in dienst waren – twee tot vijf jaar – en hun situatie gedurende de jaren steeds penibeler zagen worden. Daar waar de uitstapjes naar theaters en andere dagelijkse beslommeringen in eerste instantie voornamelijk centraal staan in de memoires, verschuift dit zwaartepunt 36 Schmidt, Die Mitläuferin, pp. 17-18.

37 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 18.

38 Ibid. p. 159.

39 E. Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern! Odyssee einer Nachrichtenhelferin, Herford: Verlag E.S. Mittler & Sohn GmbH 1994, pp. 9-10.

40 Ibid. pp. 15-18.

41 Ibid. p. 58 en p. 150.

(12)

gedurende de jaren steeds meer naar de keiharde oorlogsrealiteit en neemt het levensplezier van de vrouwen af. Alle drie kwamen ze op bepaalde manieren in aanraking met geweld en moesten ze een weg vinden om hiermee om te gaan. Daarnaast moesten ze zich alle drie staande zien te houden in een nog altijd door mannen gedomineerde oorlog, iets waar de vrouwen het niet altijd makkelijk mee hadden.

In ieder boek staat een andere thema centraal. In de herinneringen van Kerer staat voornamelijk de kameraadschap centraal.43 Haar meeste herinneringen gaan over haar

kameraden en hoe zeer ze hen miste wanneer ze niet in de buurt waren. Over de oorlog zelf schrijft ze weinig en ze geeft aan dat ze zich hiervoor expres probeerde af te sluiten. Ze richtte zich voornamelijk op haar eigen leven.44 Kerer was werkzaam in slechts twee buitenlandse

steden: Minsk en Poitiers. Omdat ze daardoor lange tijd op één plek was, gaf dit haar de kans om sterke banden met haar kameraden op te bouwen.

Schmidt daarentegen was gedurende haar diensttijd werkzaam in maar liefst negen verschillende buitenlandse steden. De kameraadschap speelt in haar herinneringen een veel kleinere rol en dat komt wellicht voort uit het feit dat Schmidt veel vaker werd overgeplaatst en om deze reden niet in staat was om intensieve banden met haar kameraden op te bouwen. Affaires daarentegen speelden wel een rol van betekenis in Schmidts leven.45 Doordat ze zo

vaak overgeplaatst werd, heeft ze een goede indruk gekregen van de sfeer en levensomstandigheden op verschillende plekken en door de jaren heen. Naar eigen zeggen sloot ze zich niet af voor de oorlog. Schmidt wilde graag zien wat er gebeurde. Zo was ze bijvoorbeeld getuige van een ophanging en stond ze zichzelf niet toe om weg te kijken.46

Himmelstoß is de enige van de drie vrouwen die tegen het regime inging door de lokale bevolking te helpen.47 Hiermee bracht ze zichzelf regelmatig in gevaar. Daar waar

Kerer de oorlog niet wilde zien, Schmidt het wel zag, maar alsnog niets deed, durfde Himmelstoß wel iets te doen. Dit leverde haar twee Strafversetzungen op.48 Zowel de

kameraadschap als de relaties met mannen spelen in haar herinneringen weer een kleinere rol dan bij de andere twee vrouwen.

Een ander belangrijk verschil tussen de drie vrouwen, is het al dan niet vrijwillig in dienst gaan. Zo wilden Kerer en Schmidt beiden wat van de wereld zien en meldden zij zich 43 Clementi, ‘Sich wehren und hartnäckig sein’, p. 175.

44 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 69. 45 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 58 en p. 112.

46 Ibid. p. 43.

47 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 29.

(13)

vol enthousiasme aan, terwijl Himmelstoß tot haar grote schrik werd opgeroepen om zich te melden. Zij begon een stuk pessimistischer aan haar diensttijd dan dat de andere twee vrouwen dat deden en zij voelde zich niet thuis tussen haar kameraden.49 Wat bij Kerer en

Schmidt bovendien een belangrijke rol lijkt te spelen, is de zogenaamde “Blitzkriegsbegeisterung”50. Toen de generatie Helferinnen zich zo’n beetje in de puberteit

bevond, begon Duitsland met het veroveren van land.51 De ene na de andere overwinning

volgde: “Sieg war die Urerfahrung dieser Generation”52. Oorlog stond voor deze generatie

gelijk aan overwinning en vrouwen wilden daar graag hun aandeel in hebben.53 Het is

aanneembaar dat ook Kerer en Schmidt deel wilden uitmaken van deze overwinningsroes en het hen deels motiveerde om zich aan te melden bij de Wehrmacht. De tijd zou echter leren dat de overwinningen niet zouden aanhouden.

Kerer, Schmidt en Himmelstoß hebben jarenlang gezwegen over hun ervaringen binnen de Wehrmacht. Hun memoires werden pas aan het einde van de twintigste en begin van de eenentwintigste eeuw uitgegeven. Nachrichtenhelferin Kerer hield tijdens haar diensttijd wel een dagboek bij. De gebeurtenissen tijdens haar diensttijd worden in haar boek weergegeven aan de hand van deze dagboekfragmenten, die afgezien van de verbeterde spelfouten en hier en daar een kleine verduidelijking, authentiek zijn.54 De fragmenten worden

zo nu en dan door haar van extra herinneringen en details voorzien. De gebeurtenissen voor en na haar diensttijd heeft ze wel helemaal als herinnering gereconstrueerd en naverteld. In dit opzicht verschilt dit egodocument dan ook van de andere twee, die alleen maar gereconstrueerde herinneringen bevatten. Het afdrukken van de dagboekfragmenten heeft een groot voordeel: het versterkt de authenticiteit van de herinneringen. Haar belevenissen zijn niet pas jaren later opgeschreven en hebben dus niet de kans gehad om deels vergeten of veranderd te worden. Men moet zich echter wel afvragen of daadwerkelijk alle fragmenten zijn afgedrukt of dat bepaalde passages wellicht toch achterwege gelaten zijn. Hetzelfde geldt echter ook voor de memoires van Schmidt en Himmelstoß; hoe compleet zijn hun herinneringen eigenlijk?

Om de memoires als primaire bronnen te kunnen gebruiken, zal er stilgestaan moeten worden bij het feit dat herinneringen nooit honderd procent correct zijn. Men kan 49 Ibid. p. 48.

50 Maubach, Die Stellung halten, p. 75.

51 Ibid. p. 73.

52 Ibid. p. 73.

53 Ibid. p. 73.

(14)

herinneringen zowel bewust als onbewust vergeten, veranderen, verdraaien en door traumatische gebeurtenissen zelfs blokkeren.55 Naarmate men ouder wordt, herinnert men zich

bovendien steeds positiever aan gebeurtenissen uit het verleden. Negatieve herinneringen worden zoveel mogelijk weggefilterd en positieve herinneringen komen op de voorgrond te staan. Dit is niet zonder reden: hoe beter men zich aan het verleden herinnert, hoe beter men zich over zichzelf en het eigen leven voelt.56 Om met de memoires als primaire bronnen te

kunnen werken, is het van belang stil te staan bij de subjectiviteit en beperkte betrouwbaarheid van het geheugen en dus van de memoires. Iedere uitspraak en herinnering van de vrouwen zal gewogen moet worden. De onderzoeksliteratuur is dan ook van groot belang om de herinneringen van de vrouwen aan te toetsen.

Ondanks deze kanttekening zijn memoires van groot belang in historisch onderzoek. “Was nicht erforscht wird, scheint nicht geschehen zu sein”57, schrijft historica Rosemarie

Killius in de inleiding van haar boek Frauen für die Front waarin vijftien interviews met voormalig Wehrmachthelferinnen gebundeld zijn. Het gebruik van de drie memoires als primaire bronnen zal niet leiden tot een absoluut antwoord. Veel meer gaat het er in deze scriptie om in de belevingswereld van de drie vrouwen te duiken. Dat de vrouwen daarbij misschien niet altijd het achterste van hun tong laten zien en dingen mooier maken dan dat ze zijn, moeten we volgens Killius dan ook accepteren.58 Het feit dat niet precies bekend is

hoeveel Wehrmachthelferinnen er verongelukten, vermist raakten of gevangen genomen werden, bewijst het desinteresse dat er lange tijd voor deze vrouwen was.59 Des te belangrijker

zijn dan ook de persoonlijke ervaringen van de vrouwen zelf die het ontbreken van feitelijke informatie weliswaar niet kunnen vervangen, maar ons wel belangrijke inzichten kunnen verschaffen.

Opbouw

De scriptie omvangt drie verschillende hoofdstukken die elk één specifiek thema behandelen. Deze drie thema’s komen in alle drie de memoires naar voren en dragen evenredig bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag.

55 A. Assmann, Der lange Schatten der Vergangenheit. Erinnerungskultur und Geschichtspolitik, tweede druk, München: Verlag C.H. Beck 2014, p. 124.

56 C. Gudehus, A. Eichenberg en H. Welzer ed., Gedächtnis und Erinnerung. Ein interdisziplinäres Handbuch, Stuttgart en Weimar: J.B. Metzler 2010, pp. 82-83.

57 R. Killius, Frauen für die Front. Gespräche mit Wehrmachtshelferinnen, Leipzig: Militzke Verlag 2003, p. 11.

58 Ibid. p. 11.

(15)

Het eerste hoofdstuk houdt zich bezig met het dagelijks leven van de

Wehrmachthelferinnen. Veel vrouwen meldden zich vrijwillig aan bij de Wehrmacht omdat

ze graag naar het buitenland wilden. Ze hoopten avonturen te beleven en meer vrijheid te krijgen.60 In hoeverre hun verwachtingen uitkwamen, valt echter te bezien. Het was immers

altijd nog een oorlog en de vrouwen draaiden lange en uitputtende diensten.61 Er zal gekeken

worden naar de precieze werkzaamheden, de werksfeer, de mate van voldoening die de vrouwen al dan niet uit hun werk haalden en de erkenning die zij hiervoor kregen. Ten tweede wordt het sociale leven van de vrouwen onder de loep genomen. Er zal gekeken worden welk belang de vrouwen aan vriendschappen met hun vrouwelijke kameraden hechtten en in hoeverre er affaires en relaties ontstonden tussen Wehrmachthelferinnen en soldaten. Ook wordt bekeken wat de vrouwen buiten werktijd deden en in hoeverre de vrouwen avonturen beleefden waar ze van tevoren op hadden gehoopt. Was het dagelijks leven in de Wehrmacht dat wat ze ervan verwacht hadden?

In het tweede hoofdstuk zal het thema geweld centraal staan. Er wordt gekeken naar het uitgangspunt van het nationaalsocialisme met betrekking tot geweld en vrouwen. Hier dienden zij zich immers verre van te houden. Mannen en vrouwen leefden namelijk in gescheiden sferen. Zo waren zaken als oorlog en geweld typisch mannelijke aangelegenheden en mocht de vrouw zich daar niet in mengen – wat uiteindelijk onmogelijk bleek.62 Daarnaast

wordt onderzocht in welke mate de vrouwen tijdens hun diensttijd in aanraking kwamen met geweld. Hieronder vallen in dit geval niet alleen bombardementen, maar ook geweld tegen de lokale bevolking en gewelddadige uitbarstingen van Duitse soldaten jegens de

Wehrmachthelferinnen zelf. Volgens Maubach en Satjukow nam het gevoel van

bewegingsvrijheid bij de vrouwen af naarmate het geweld dichterbij kwam.63 Dit lijkt een

open deur, maar er zitten ook wat haken en ogen aan deze gedachte. Waren de vrouwen wellicht zelf ook de agressor en gaf geweld vrouwen misschien juist een gevoel van vrijheid om over het lot van een ander te beslissen? Zo beschrijft Schmidt in haar boek een situatie waarin een Joodse man aan het strijken was voor de Wehrmachthelferinnen.64 Hierin toont

zich een verschuiving van de machtsverhoudingen die duidelijk in het voordeel van de vrouwen werkte.

60 B. Kundrus, ‘Nur die halbe Geschichte. Frauen im Umfeld der Wehrmacht zwischen 1939 und 1945 – Ein Forschungsbericht’, in: R.D. Müller en H.E. Volkmann ed., Die Wehrmacht. Mythos und Realität, München: R. Oldenbourg Verlag GmbH 1999, p. 722.

61 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, pp. 62-63.

62 Clementi, ‘Sich wehren und hartnäckig sein’, pp. 172-173.

63 Maubach en Satjukow, ‘Zwischen Emanzipation und Trauma’, p. 383. 64 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 73.

(16)

In het laatste hoofdstuk zal het wereldbeeld en de levenshouding van de vrouwen onderzocht worden. Hieronder wordt in dit geval hun houding ten opzichte van het nationaalsocialisme en de dagelijkse confrontatie met de oorlog verstaan. Keken de vrouwen met een open en kritische blik naar de situatie en was er wellicht sprake van verzet tegen het regime? Ten eerste wordt hierbij gekeken in hoeverre de vrouwen politiek geëngageerd waren en of zij overtuigd waren van het nationaalsocialisme. Ten tweede wordt onderzocht in hoeverre de vrouwen met een kritische blik naar de situatie durfden te kijken. Waren zij zich bewust van de dingen die er in hun directe omgeving gebeurden en probeerden zij die actief te verkennen? Vrouwen die er op eigen houtje op uit durfden te gaan, zouden namelijk meer bewegingsvrijheid en onafhankelijkheid ervaren hebben dan vrouwen die zich strikt aan de regels van de Wehrmacht hielden. Daarnaast zouden deze onafhankelijke uitstapjes een vrijere manier van denken en dus ruimte voor kritiek op de bezetting gefaciliteerd hebben.65 In

hoeverre beschikten Kerer, Schmidt en Himmelstoß over het lef om er zelf op uit te gaan en een kritische mening te vormen? Interesseerden zij zich voor de gevoelige informatie die door hun handen ging en waren zij zich bewust van hun eigen handelingsvermogen en invloed op de lokale situatie? En hoe ver strekte die invloed dan?

(17)

1. Werken en leven in een mannenwereld

Toetreden tot de Wehrmacht werd door de vrouwen die vrijwillig in dienst gingen als een avontuur tegemoet gezien. Men keek voornamelijk uit naar de letterlijke bewegingsvrijheid die het hen zou verschaffen: het zien van nieuwe landen en loskomen van het thuisfront. Maar ook op andere vlakken zouden de vrouwen nieuwe vrijheden verworven kunnen hebben: ander – wellicht interessanter – werk dan voorheen, via dit werk iets bijdragen aan de oorlog, nieuwe mensen leren kennen en bovendien kregen ze de kans om een mannenwereld binnen te stappen. Het dagelijks leven van de Wehrmachthelferinnen veranderde in een klap met hun indiensttreding, maar had dit een positief of negatief effect op de vrouwen? In hoeverre ervoeren de Wehrmachthelferinnen in het dagelijks leven binnen de Wehrmacht een toegenomen gevoel van bewegingsvrijheid en autonomie?

1.1 Het idee van de gescheiden sferen

Volgens haar vader hoefde Schmidt geen beroep te leren. Op een dag zou ze toch wel trouwen en waar had ze dan nog een diploma voor nodig? 66 De gedachte van Schmidts vader was niet

ongebruikelijk in de jaren dertig en veertig. Het nationaalsocialisme sloot vrouwen totaal buiten wanneer het om leidende posities of verantwoordelijkheid ging. Hitler stelde zich ten doel om de ‘traditionele rolverdeling’ tussen man en vrouw te herstellen.67 Deze rolverdeling

was in de Weimarrepubliek vertroebeld geraakt; vrouwen hadden zich ontwikkeld tot onafhankelijke individuen met opleidingsmogelijkheden. Het scheidingspercentage nam toe en het geboortecijfer af en dat was een ongewenste ontwikkeling die zo snel mogelijk teruggedraaid moest worden. Vrouwen moesten terug naar binnen en zoveel mogelijk kinderen – bij voorkeur zonen – baren die later voor het vaderland zouden gaan strijden.68 De

in de Weimarperiode verkregen vrijheden werden onder het nationaalsocialisme teruggedraaid waarmee de vrouw weer tot “Gehilfin des Mannes” werd gedegradeerd.69

Hitler was een groot voorstander van de gescheiden sferen: man en vrouw hadden ieder hun eigen sfeer en dienden zich daarbinnen te bewegen. De vrouwelijke sfeer was die van het huis, de mannelijk sfeer speelde zich daarbuiten af. Beide sferen dienden elkaar niet te kruisen en elkaar alleen aan te vullen. Vrouwen mochten absoluut niet ‘de wereld van de 66 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 17.

67 M. Stibbe, ‘Women and the Nazi state’, p. 35.

68 K. Kompisch, Täterinnen. Frauen im Nationalsozialismus, tweede druk, Keulen, Weimar en Wenen: Böhlau Verlag GmbH & Cie 2008, p. 19.

69 Semmelroth en Von Stieda ed., N.S. Frauenbuch, p. 11, zoals geciteerd bij Seidler, Frauen zu den Waffen?, p. 43.

(18)

mannen’ binnendringen. Vanuit huis was de vrouw echter wel in staat om het vaderland te dienen. Daar waar de man dit binnen het leger deed, bewees de vrouw haar vaderland een dienst door zoveel mogelijk Arische kinderen te baren.70 Het gezin was in de ogen van de

nationaalsocialisten namelijk de basis van de samenleving. En hoewel de vrouw niet in staat was om op direct wijze invloed uit te oefenen op de samenleving, stond zij wel aan het hoofd van het gezin; haar eigen ‘mini-koninkrijk’.71

Deze rolverdeling bleek in de praktijk onwerkbaar, zo bewijst ook Kerer. In 1941 kreeg zij een baan bij de NSDAP om meisjes die lid waren van de Bund Deutscher Mädel (BDM) te voorzien van sportonderwijs.72 Vanwege het nastreven van de gescheiden sferen

mocht dit werk alleen door een vrouw worden uitgevoerd. Bovendien maakten het overschot aan vrouwen en de behoefte vanuit de economie aan meer arbeidskrachten het onmogelijk voor vrouwen om massaal thuis te blijven zitten. Ook moesten de nationaalsocialisten uiteindelijk erkennen dat niet alle vrouwen zouden trouwen en dus voor zichzelf moesten zorgen. Zij konden aan de slag als verpleegkundige, lerares, huishoudelijke hulp of naaister.73

Ook de ongehuwde Kerer, die uit haar werk als sportlerares onvoldoende voldoening haalde, koos uiteindelijk voor een baan als naaister.74

1.2 Op naar de Wehrmacht

Kerer zat in een lokale krant te bladeren toen ze een advertentie zag staan waarin vrouwen werden opgeroepen om zich aan te melden voor een opleiding tot Nachrichtenhelferin bij de Wehrmacht. Kerer was meteen enthousiast: dit was haar kans om iets van de wereld te zien en bovendien was ze onder de indruk van de uniformen die de Nachrichtenhelferinnen droegen. Ze solliciteerde en ontving op 20 oktober 1942 een brief terug waarin stond dat ze aan de opleiding tot Nachrichtenhelferin mocht beginnen.75 Schmidt werd via haar oom op de hoogte

gesteld van de mogelijkheid om in dienst te gaan bij de Wehrmacht. Eind 1940 meldde zij zich vrijwillig aan bij de marine en als Stabshelferin voerde zij werkzaamheden uit die vergelijkbaar zijn met die van een secretaresse.76

70 L.J. Rupp, Mobilizing Women for War. German and American Propaganda, 1939-1945, Princeton: Princeton University Press 1978, pp. 15-17.

71 Ibid. pp. 31-32.

72 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 52.

73 Rupp, Mobilizing Women for War, pp. 40-42.

74 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, pp. 52-55. 75 Ibid. p. 56.

(19)

Himmelstoß daarentegen kreeg begin 1940 haar “Kriegsdienstverpflichtung zur Wehrmacht”77 per brief toegestuurd. Nadat haar ouders uit beeld waren verdwenen, zocht de

vijftienjarige Himmelstoß haar toevlucht tot een klooster waar ze liefdevol werd opgenomen.78 De oproep om zich te melden bij het leger kwam dan ook als donderslag bij

heldere hemel: “Ich bin verwirrt und entsetzt, ratlos starre ich die Ehrwürdige Mutter Priorin an. Hier in diesem Hause habe ich Schutz und eine Heimat gefunden, und nun soll ich wieder fort von hier?”79

Himmelstoß was waarschijnlijk niet de enige die met tegenzin aan haar diensttijd bij de Wehrmacht begon. Een plicht was echter een plicht en daar had men zich naar te voegen. De grondslag van de dienstplicht voor vrouwen ligt in 1935. Toen voerde de NSDAP de

Allgemeine Wehrpflicht in, de basis van de dienstplicht voor vrouwen.80 De inleidende

bepaling luidde: “Im Krieg ist über die Wehrpflicht hinaus jeder deutsche Mann und jede deutsche Frau zur Dienstleistung für das Vaterland verpflichtet.”81 Wat deze plicht precies

inhield, was in 1935 nog niet helemaal bekend. Wel werd met deze bepaling vastgelegd dat voortaan ook vrouwen in tijden van oorlog verplicht konden worden tot dienstverlening.82

In 1939 verkondigde Hitler dat alle vrouwen deel moesten nemen aan de

Kampfgemeinschaft. Dit betekende niet dat zij mee moesten vechten aan het front, maar dat

zij de taken van de mannen zouden overnemen zolang zij van huis waren. Op deze wijze fungeerden de vrouwen als de ruggengraat van het thuisfront. Van daadwerkelijke militarisering van de vrouw was echter lange tijd geen sprake.83 Om de arbeidsplekken van de

afwezige mannen op te vullen, werden steeds meer vrouwen werkzaam in fabrieken. De situatie van deze vrouwen werd vergeleken met die van de mannen in het leger: beiden zetten zij hun normale bezigheden tijdelijk opzij ten gunste van het vaderland.84 Hieruit kan men dan

ook concluderen dat vrouwen die een baan hadden in een fabriek, deze functie alleen voor de duur van de oorlog zouden aanhouden. Daarna zouden de vrouwen hun oude functie als

77 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 10.

78 Ibid. pp. 11-13.

79 Ibid. p. 10.

80 K. Hagemann, ‘Heimat – Front. Militär, Gewalt und Geschlechterverhältnisse im Zeitalter der Weltkriege’, in: K. Hagemann en S. Schüler-Springorum ed., Heimat – Front. Militär und Geschlechterverhältnisse im

Zeitalter der Weltkriege, Frankfurt am Main: Campus Verlag GmbH 2002, p. 29.

81 Einleitende Bestimmung des Wehrdienstgesetzes vom 21. Mai 1935, zoals geciteerd bij Von Gersdorff,

Frauen im Kriegsdienst, p. 49.

82 Von Gersdorff, Frauen im Kriegsdienst, p. 49.

83 Rupp, Mobilizing Women for War, p. 117.

(20)

huisvrouw weer terugkrijgen, net zoals de teruggekeerde mannen hun voormalige baan weer zouden oppakken.

Maar niet alleen op het thuisfront waren vrouwen nodig om taken van de mannen over te nemen. Onder het mom “Soldaten für die Front freimachen”85 werden vrouwen als Kerer,

Schmidt en Himmelstoß tewerkgesteld binnen de Wehrmacht. Het feit dat vrouwen in dienst kwamen bij het leger was overigens niet totaal nieuw. Ook tijdens de Weimarperiode werkten vrouwen al bij de Reichswehr. Het inzetten van vrouwen op hogere posities was wel een nieuw fenomeen dat zich gedurende de Tweede Wereldoorlog verder zou ontwikkelen.86

Hoewel het oorlog was, verheugden Kerer en Schmidt zich enorm op hun diensttijd bij de Wehrmacht. Toen Kerer zich aanmeldde bij de Wehrmacht woonde zij zo’n honderd kilometer bij München vandaan. De stad werd in september 1942 gebombardeerd, maar honderd kilometer verder kon Kerer de bommen horen vallen. Ze vond het verschrikkelijk en dacht dat zij een bombardement als dat in München nooit zou overleven. Deze angst weerhield haar er echter niet van om zich nog geen maand later aan te melden bij de Wehrmacht. Ze had kunnen weten dat wanneer ze hier aangenomen zou worden, ze naar het buitenland en misschien zelfs wel naar het front zou gaan. Het lijkt wel of ze zich niet bewust was van het feit dat de kans dat ze als Wehrmachthelferin zijnde een bombardement zou gaan meemaken, behoorlijk groot was. Deze angst komt echter niet meer ter sprake in haar herinneringen; ze had alleen maar oog voor het mooie uniform dat ze zou gaan dragen en alle nieuwe ervaringen die ze zou gaan opdoen.87

Ook bij Schmidt was een gevoel van ontzag voor het uniform en het marcheren sterk aanwezig. Ze was onder de indruk van soldaten in uniform en maakte ze in haar hoofd groter dan dat ze waren.88 Haar vader daarentegen had niets met de oorlog. Over de Duitsers die naar

Polen vertrokken zei hij: “Von denen sehen wir viele nicht mehr wieder.”89 De pessimistische

blik van haar vader weerhield Schmidt er niet van om zich toch aan te melden. Ze werd naar Parijs gestuurd, ‘de stad van de liefde’, waar ze zich hoopte te gaan amuseren.90 Opvallend bij

zowel Kerer als Schmidt is het romantische en idealistische beeld dat beide vrouwen hadden. Dit beeld was echter geen uitzondering en valt wellicht te verklaren vanuit de onwetendheid van de vrouwen. De meeste vrouwen gingen ervan uit dat de oorlog en dus ook hun diensttijd 85 Maubach, Die Stellung halten, p. 84.

86 Kompisch, Täterinnen, p. 216.

87 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 56. 88 Schmidt, Die Mitläuferin, pp. 20-21.

89 Ibid. p. 21.

(21)

niet langer dan drie à vier maanden zou duren.91 Op meerdere jaren hadden de meeste

vrouwen niet gerekend.

In tegenstelling tot Kerer en Schmidt was Himmelstoß dus niet blij met haar indiensttreding bij de Wehrmacht. Ze omschrijft het moment waarop ze opgeroepen wordt behoorlijk gedetailleerd en uit alles blijkt dat ze niet blij was met het bericht: “Ich kann nicht weitersprechen, unaufhörlich rinnen mir die Tränen über die Wangen, und meine Zunge ist wie gelähmt.”92 Haar moeder-overste zou alles hebben gedaan om te voorkomen dat

Himmelstoß zich moest melden bij de opleiding tot Nachrichtenhelferin, maar die pogingen waren tevergeefs. De oproep was bindend en met lood in haar schoenen verliet Himmelstoß het klooster. Nadat ze tevergeefs nog probeerde om zich over te laten plaatsen naar het Rode Kruis als verpleegster, begon ze met grote tegenzin aan haar opleiding bij de Wehrmacht.93

Maubach beschrijft in haar boek een interview met een Wehrmachthelferin die het in eerste instantie voor deed komen alsof zij kriegsdienstverpflichtet was, maar gedurende het interview kreeg Maubach echter het idee dat er eerder sprake was een vrijwillige keuze: de vrouw zou zich vrijwillig gemeld hebben en niet verplicht zijn geweest om in dienst te gaan. Bovendien stelt Maubach dat in de beginjaren van de oorlog, tot 1941, er vrijwel geen sprake was van “Zwangsrekrutierung”. Om het idee van een verplichte melding in stand te houden, beriep men zich vaak op de autoriteit dragende bemiddelingsinstanties die zich bezighielden met het werven van nieuwe vrouwen. De eerste Nachrichtenhelferinnen, zoals Himmelstoß, werden namelijk vaak via het Rode Kruis geworven, het arbeidsbureau was in deze fase nog niet actief betrokken bij het werven van vrouwen.94 Het arbeidsbureau ging zich er pas na de

mislukte veldtocht in Rusland in 1941/1942 mee bemoeien. Veel soldaten waren daarbij gesneuveld en daarom werden mannen met administratieve en communicatieve taken naar het front gestuurd. Vrouwen werden vervolgens verplicht om de taken van deze mannen over te nemen. Zo’n 30.000 vrouwen – een deel daarvan meldde zich vrijwillig – werden met deze maatregel aangetrokken.95

In april 1940, toen Himmelstoß in dienst ging, lijkt er dus nog helemaal geen sprake te zijn geweest van een plicht. Wellicht werd bij haar slechts de illusie van een plicht gewekt door de woorden van moeder Priorin: “Sie müssen sich diesem Befehl fügen, wir alle müssen

91 Maubach, Die Stellung halten, p. 103.

92 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 10.

93 Ibid. pp. 10-14.

94 Maubach, Die Stellung halten, pp. 106-107.

(22)

es, es ist Krieg!”96 Himmelstoß heeft de brief wel in handen gehad, maar of ze hem

daadwerkelijk gelezen heeft of alleen naar de woorden van moeder Priorin heeft geluisterd, is onduidelijk.97

1.3 Werkzaamheden

De Wehrmachthelferinnen werden op verschillende terreinen ingezet. Omstreeks 1943/1944 zag de verdeling er als volgt uit: 300.000 vrouwen bij het Ersatzheer (een reserveleger gestationeerd in het rijksgebied), 20.500 vrouwen bij de landmacht en in bezet gebied, 130.000 vrouwen bij de luchtmacht en 20.000 vrouwen bij de marine. In de laatste maanden van de oorlog beschikte de Wehrmacht in totaal over een half miljoen Wehrmachthelferinnen waarvan de meerderheid in dienst was bij de luchtmacht.98

Van de 20.500 vrouwen bij de landmacht werkten er 8.000 als Nachrichtenhelferin.99

Zo ook Kerer en Himmelstoß die voorafgaand aan hun opleiding tot Nachrichtenhelferin eerst nog een opleiding bij het Rode Kruis moesten doorlopen. Deze opleiding bevond zich in München. Vervolgens werden beide vrouwen naar Gießen gestuurd voor de opleiding tot

Nachrichtenhelferin waarna hun daadwerkelijke diensttijd zou beginnen.100 De zogenaamde

Nachrichtenhelferinnenschaft, gevormd in 1941, bestond uit Fernschreiberinnen, Fernsprecherinnen en Funkerinnen.101 Hun taken bestonden voornamelijk uit het aannemen,

verwerken en doorzetten van binnenkomende berichten – geschreven, gesproken of geseind – naar de juiste persoon. Tijdens deze werkzaamheden kwamen de vrouwen regelmatig in contact met gevoelige informatie van het allerhoogste niveau.102

Hoewel het werk van de Nachrichtenhelferin niet fysiek zwaar was, was het werk alles behalve licht. De diensten waren erg lang en eentonig: “Außerdem brauchst du nur täglich 10 bis 16 Stunden Dienst zu machen. Manchmal werden es auch noch mehr Stunden. Es kommt hier nicht drauf an, ob man will, man muß [sic]; wir wollen doch den Krieg gewinnen, hahaha.”103 Met deze woorden werd Himmelstoß in Minsk welkom geheten door haar nieuwe

kamergenoot Lilo. Dat de diensten inderdaad soms verschrikkelijk lang waren, merkte

96 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 10.

97 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 10.

98 Kompisch, Täterinnen, p. 216.

99 Ibid. p. 216.

100 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, pp. 56-62 en Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, pp. 14-15.

101 Kompisch, Täterinnen, p. 216.

102 Seidler, Frauen zu den Waffen?, p. 77.

(23)

Himmelstoß niet veel later zelf toen ze doodmoe uit een nachtdienst terugkwam en gelijk een nieuw bevel kreeg opgelegd. Weigeren was ondanks haar vermoeidheid geen optie.104

Kerer schept een iets ander beeld van haar werkzaamheden in Minsk. “Die Arbeit gefiel mir, auch wenn wir manchmal wenig zu tun hatten”105, schrijft ze. Ze bevestigt het

gegeven dat vrouwen inderdaad met gevoelige informatie in aanraking kwamen en dat ze gesprekken tussen hoge officieren had kunnen afluisteren. Haar interesse ging hier echter niet naar uit en afluisteren deed ze dan ook niet.106 Haar enthousiasme voor het werk nam na

verloop van tijd echter af. Nadat Kerer werd overgeplaatst naar Frankrijk en zij haar kameraad Erika Röhm – waar Kerer stiekem verliefd op was107 – moest achtergelaten, schrijft ze op 11

februari 1944 in haar dagboek: “Ein Nachtdienst ist wieder mal vorbei. Es ist nun nicht mehr so schön, weil ich niemanden anrufen kann.”108 Hoewel het in principe niet toegestaan was,

werd de communicatieapparatuur regelmatig gebuikt voor privégesprekken tussen de

Wehrmachthelferinnen. Het plezier in het werk werd bij Kerer heel erg bepaald door het al

dan niet in contact komen met haar kameraden elders.109 Dit geldt overigens niet alleen voor

de manier waarop ze haar werk beleefde, maar voor haar hele diensttijd. Niet de oorlog, maar de kameraadschap was van grote invloed op de manier waarop Kerer haar tijd bij de Wehrmacht beleefde.110

Schmidt werd in dienst genomen als Stabshelferin. Voor de Stabshelferinnen was geen speciale opleiding vereist, omdat de vrouwen die voor deze functie werden aangenomen al over de benodigde ervaring beschikten. De vrouwen waren onder andere werkzaam als stenotypist, tolk, tekenaar of typist. Daarnaast controleerden de Stabshelferinnen buitenlandse post. Deze functie bracht een extra hoge zwijgplicht met zich mee. Welke taken de

Stabshelferinnen precies kregen, hing af van de kennis en kunde die de vrouwen buiten de

Wehrmacht om al hadden opgedaan.111

Ook in de herinneringen van Schmidt is er geen sprake van een specifieke opleiding binnen de Wehrmacht. Ze had een halfjaar op de handelsschool in Berlijn gezeten waar ze had leren typen, stenograferen en boekhouden.112 Met deze voorkennis kon ze direct aan de slag.

104 Ibid. p. 67.

105 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 64. 106 Ibid.p. 64.

107 Ibid. p. 67.

108 Ibid.p. 116.

109 Ibid. p. 111 en p. 114.

110 Clementi, ‘Sich wehren und hartnäckig sein.’, p. 175.

111 Seidler, Frauen zu den Waffen?, pp. 77-78.

(24)

Haar taken in Parijs vergelijkt ze met die van een secretaresse. Hier werkte ze bij de

Marine-Propaganda-Abteilung West en hield ze zich onder andere bezig met het uitzoeken en

archiveren van krantenartikelen van de marine.113 In Bordeaux, Frankrijk, werkte Schmidt

vervolgens op de redactie van een krant. In juni 1941 werd Schmidt overgeplaatst naar Belgrado, tegenwoordig de hoofdstad van Servië. Hier ging ze aan de slag bij de

Wehrmachts-Propaganda-Abteilung Südost. Onder de paraplu van deze afdeling werden

verschillende Duitstalige kranten uitgegeven die de Duitse bevolking op de hoogte hielden van het laatste oorlogsnieuws. Daarnaast vielen een aantal Servische kranten, theaters, opera en films onder dit propaganda apparaat. Haar directe leidinggevende was Major Dr. L. in wiens aanwezigheid Schmidt niet graag verbleef. Haar belangrijkste taken bestonden uit het maken van afspraken en het openen van post die aan de afdeling was gericht. Brieven die aan Major Dr. L. persoonlijk gericht waren, mocht ze niet openen.114

Schmidt omschrijft in haar boek een scene waarin ze op een dag weer bezig is met het doornemen van de post. De inhoud van één van de enveloppen choqueerde haar enorm:

Kriegsberichter haben Erschießungen von Partisanen fotografiert. Vor, während, nach der Hinrichtung. […] Als ich die Bilder in den Umschlag zurücklege, verspüre ich den heftigen Wunsch, aus dem Büro fortzulaufen. Auch hier in Belgrad bin ich vereidigt worden, Stillschweigen über meine Arbeit zu wahren.115

Vanaf dit moment opende Schmidt geen enveloppen meer waar foto’s in zaten. Deze gaf ze direct aan Major Dr. L.116 Ze kon de misdaden blijkbaar niet aanzien. Daar waar haar leven in

Frankrijk nog zorgeloos en aangenaam was,117 kwam de dood in Belgrado opeens heel

dichtbij.118 In haar volgende inzetgebied Rivne, Oekraïne, was de werksfeer veel aangenamer.

Het werk was hier weliswaar minder afwisselend, maar er werd vriendelijker tegen haar gesproken. Ook hier was ze opnieuw tijdens haar werk getuige van oorlogsgeweld: vanuit haar werkkamer zag ze een executie op straat.119

1.4 Een tweederangspositie

113 Ibid. pp. 22-23.

114 Schmidt, Die Mitläuferin, pp. 35-37.

115 Ibid. pp. 37-38.

116 Ibid. p. 38.

117 Ibid. p. 23.

118 Ibid. p. 38.

(25)

De vrouwen in de Wehrmacht hadden geen militaire status, ze waren “Zivilangestellte der einzelnen Wehrmachtteile”120. Wel vielen de Wehrmachthelferinnen onder het

militairstrafrecht. Hoewel sommige vrouwen een uniform droegen, waren zij geen soldaten maar “Nichtkombattanten der bewaffneten Macht”121. In het geval dat de vrouwen opgepakt

zouden worden door de vijand, beschikten zij wel over dezelfde rechten als die van een krijgsgevangene. In tegenstelling tot hun mannelijke kameraden werden de

Wehrmachthelferinnen echter niet ondergebracht in een korps, waren er geen militaire rangen

en werden de Wehrmachthelferinnen niet alleen door vrouwen aangestuurd. Vrouwelijke officieren waren er dan ook niet.122

Ook met betrekking tot praktische zaken speelde de ongelijkheid tussen man en vrouw een rol. Alleen in bezet gebied mochten de Helferinnen bijvoorbeeld gebruikmaken van de militaire voedselvoorraden, tot april 1944 moesten zij in het rijksgebied hun voedselbonnen inzetten. Ook mochten zij hier geen militaire arts bezoeken zoals dat in het buitenland wel mocht. Het dragen van het uniform was bovendien aan een aantal beperkingen onderworpen: vanaf april 1942 mochten vrouwen alleen in het buitenland nog een uniform dragen, op het rijksgebied mocht dit niet en droegen de vrouwen schorten of mouwbanden om hun status als

Wehrmachthelferin kenbaar te maken. Niet alleen tussen man en vrouw was er dus een

verschil in status, ook het gebied waarin men werkzaam was, had invloed op de status die een

Wehrmachthelferin toekwam: deze was in het buitenland hoger dan in het rijksgebied.123

Gerechtelijk gezien was de Wehrmachthelferin dan ook geen gelijkwaardige kameraad van de soldaat. Deze ongelijkwaardige verhouding zou na de oorlog zelfs ervoor gezorgd hebben dat vrouwen hun rol binnen de Wehrmacht marginaliseerden. De mythe van de ‘niet betrokken vrouw’ zou met deze ongelijkwaardige behandeling geboren zijn.124

De vrouwen waren enorm in de minderheid: tegenover zo’n twintig soldaten stond ongeveer één Wehrmachthelferin.125 Dat ook de mannen moesten wennen aan de

aanwezigheid van de vrouwen, blijkt wel uit de onwetendheid waarmee de vrouwen in beginsel werden bejegend. De vrouwen stonden onder leiding van mannelijke officieren en hierbij stuitte men al snel op een probleem. De vrouwen werden door de officieren net zo behandeld als de soldaten: met gebrul en bevelen. Deze aanpak werkte weliswaar voor de 120 Von Gersdorff, Frauen im Kriegsdienst, p. 60.

121 Ibid. p. 60.

122 Von Gersdorff, Frauen im Kriegsdienst, pp. 60-61.

123 Kompisch, Täterinnen, pp. 222-223.

124 Ibid. p. 214.

(26)

mannen, maar had op de vrouwen een beangstigende werking. Als oplossing hiervoor werden in plaats van jonge officieren, alleen nog maar oudere officieren bij de Wehrmachthelferinnen gelaten die meer ervaring hadden in de omgang met vrouwen.126

Het feit dat de vrouwen vaak in hun eentje onder de mannen waren, werd niet altijd als prettig ervaren. Schmidt geeft bijvoorbeeld aan dat ze zich in het begin onbehagelijk voelde op feestjes met bijna alleen maar mannen en dat ze blij was als er af en toe wat meer vrouwen bij waren.127 In 1942 werd Schmidt gestationeerd in Poltava, Oekraïne. Ze schrijft: “Wo bin

ich hier? Wer bin ich? Was mache in diesem Männerkrieg? Männer machen Krieg. Männer töten. Und sie brauchen uns als Handlangerinnen in ihrem Krieg.”128 In dit citaat bestempelt

Schmidt de oorlog als iets mannelijks waarin vrouwen eigenlijk niks te zoeken hebben. De vrouw fungeert slechts als handlanger en hiermee bevestigt Schmidt de tweederangspositie waarin de Wehrmachthelferin verkeerde. Ook zou men dit citaat kunnen beschouwen als een manier om haar eigen invloed op de lokale situatie te marginaliseren. Ze zet zichzelf neer als een weerloos wezen dat alleen als handlanger en slechts in opdracht van de man fungeert.

Binnen de Wehrmacht werden vrouwen lang niet altijd serieus genomen en wanneer het zo uitkwam, werden ze aan hun lot overgelaten. Schmidt kwam twee keer in zo’n situatie terecht. Zo werd ze in Belgrado door haar baas Major L. uitgenodigd voor een etentje. Ook hier voelde Schmidt zich weer niet op haar gemak tussen de vele mannen. Na het eten gaf Major Dr. L. haar het volgende bevel: “‘So, und jetzt wird mir Fräulein S. einen Apfel schälen!’ Er blickt in die Runde. ‘Meine Frau macht das zu Hause auch immer für mich.’”129

Hoewel Schmidt honderden kilometers van huis en daarmee ogenschijnlijk ook van de traditionele man-vrouw verhouding weg was, werd ze hier met één opmerking teruggezet in haar rol als huisvrouw.

De tweede situatie deed zich voor in maart 1943 in Poltava. De Russen naderden en halsoverkop moest iedereen vluchten. Men moest op eigen gelegenheid een lift zien te vinden en Schmidt bleef als een van de laatsten hopeloos achter. Het hoofd van de

Nachrichtenabteilung wist de majoor uiteindelijk zover te krijgen dat Schmidt een lift

toegewezen kreeg in de auto van de majoor. Van de rit zelf weet Schmidt nog maar weinig, maar de kans dat ze verkracht is in deze auto, is aanwezig. Schmidt heeft nadien melding gemaakt van het feit dat de majoor haar als een stuk vuil wilde achtergelaten in Poltava, waarop de man publiekelijk, in het bijzin van een aantal officieren, zijn excuses moest 126 Kompisch, Täterinnen, p. 223.

127 Schmidt, Die Mitläuferin, p. 63.

128 Ibid. p. 81.

(27)

aanbieden. In deze situatie zou niet alleen de majoor zich ongemakkelijk hebben gevoeld. Ook Schmidt voelde zich ongemakkelijk bij het feit dat een man van zijn rang – met bovendien geen al te beste reputatie – zijn excuses moest aanbieden aan een 23-jarige

Stabshelferin.130 Dit gevoel van ongemakkelijkheid zegt veel over de verhoudingen binnen de

Wehrmacht en de positie die de vrouw daarin bekleedde. Het feit dat een oudere man, met een hoge functie zijn excuses moest aanbieden aan een jonge vrouw, was overduidelijk niet gangbaar.

Het tweederangs gevoel dat Schmidt omschrijft, komt ook tot uiting in het woordje

Helferin. Maubach zegt hierover het volgende: “Das Konzept weiblicher Hilfe knüpfte an die

traditionelle Frauenrolle altruistischen Engagements an und verlegte sie aus dem Innenraum des Privaten ins Gesellschaftliche.”131 Volgens de traditionele rolverdeling staat de vrouw dus

altijd in dienst van de man en helpt zij hem waar nodig. Daar waar deze rol Schmidt eerst alleen binnenshuis toekwam, was zij nu ook buitenshuis – in de Wehrmacht – op deze rol aangewezen. Doordat de vrouwen taken overnamen, konden mannen naar het front gestuurd worden. Deze nieuwe manier van ‘helpen’ zagen echter niet alle Wehrmachthelferinnen als ‘hulp’. Zo ook Himmelstoß die in 1942 werd overgeplaatst van Wilna naar Minsk. Hier ontmoette ze Jochen met wie ze een vriendschappelijke band opbouwde en wiens taken ze uiteindelijk overnam. Hierover voelde ze zich schuldig: “‘Ich will dich [Jochen] hier nicht verdrängen. Überall in Deutschland und an der Front müssen die Frauen die Männer ablösen, ich tue nur meine Pflicht.’”132 In plaats van het gevoel te hebben de mannen te kunnen helpen

– zoals de vrouwen werd voorgehouden – voelde Himmelstoß zich schuldig over het feit dat met haar komst weer een man naar het front gestuurd zou worden.

Stabshelferin Käte Eichhorn die in 2002 geïnterviewd werd door Maubauch, had

hetzelfde gevoel. “Und das, das is [sic], was mir heut noch leid tut: Die Soldaten, die da waren… Und die ham [sic] wir nun abgelöst. Weil wir hinkamen, mussten die an die Front, ja?”133 Zowel Himmelstoß als Eichhorn voelde zich schuldig dat het vertrek van mannen naar

het front het directe gevolg was van haar aanwezigheid in het betreffende gebied. Het gevoel dat de vrouwen iemand hielpen, was in deze zin dan ook absoluut niet aanwezig.

1.5 Een sociaal leven in oorlogstijd

130 Ibid. pp. 89-95.

131 Maubach, Die Stellung halten, p. 72.

132 Himmelstoß, …und ich konnte nichts ändern!, p. 64.

133 K. Eichhorn (1920), Stabshelferin des Heeres, Interviews geführt am 27.4.2002, 1.7.2002, I 1/14:47-16.03, zoals geciteerd bij Maubach, Die Stellung halten, p.173.

(28)

“Wäre nicht der Krieg gewesen, der sich Tag für Tag stärker bemerkbar machte dann wäre es eine wirklich schöne Zeit gewesen, weil wir auch in einer schönen Gegend waren.”134 Dit zijn

Kerers woorden die betrekking hebben op haar laatste weken in Frankrijk voordat ze zou terugkeren naar Duitsland. Ze benadrukt hier de mooie omgeving die echter verpest werd door de oorlog die steeds dichterbij kwam. In de vrije tijd was het in principe toegestaan om erop uit te gaan en de omgeving te verkennen, mits men zich aan een aantal regels hield. Zo moest men altijd ten minste met zijn tweeën over straat lopen135 en om tien uur ’s avonds weer

thuis zijn.136 Ondanks deze regels was de vrije tijd ook het uitgelezen moment om iets van de

omgeving te zien, de kameraadschap te versterken en contact met mannen te zoeken.

Ondanks de problemen en ongemakkelijkheden die de aanwezigheid van

Wehrmachthelferinnen in de Wehrmacht teweegbracht, zochten de mannen en vrouwen elkaar

ook bewust op en ontstonden er regelmatig liefdesrelaties. Het waren de vrouwen die hierdoor een slechte naam kregen: Offiziersmatratzen, Soldatenflittchen en Blitzhuren werden ze genoemd. De Wehrmacht nam het gebruik van dergelijke scheldwoorden uiterst serieus en kwam met verschillende maatregelen. Een van deze maatregelen was het opwerpen van strikte regels omtrent het contact tussen mannen en vrouwen. Zo was tutoyeren verboden wanneer men met elkaar werkte, woonden mannen en vrouwen apart van elkaar en was het bezichtigen van het verblijf van een Wehrmachthelferin door een officier uitsluitend onder begeleiding van vrouwelijk toezicht – een Heimleiterin of Kameradschaftsführerin – toegestaan. Daarnaast werd op de ridderlijkheid van de man ingepraat die zich moest beseffen dat iedere vrouw de verloofde of echtgenote van een kameraad zou kunnen zijn. Wanneer men serieuze plannen had om te trouwen, dan moest men dit melden.137

Het ontstaan van relaties en affaires tussen mannen en vrouwen binnen de Wehrmacht kon uiteindelijk niet voorkomen worden. Kerer schrijft: “Als Frauen im Dienste der Wehrmacht waren wir natürlich umschwärmt, aber nur wenige von uns ließen sich auf eine intimere Beziehung ein.”138 Deze uitspraak gold weliswaar voor Kerer, maar of dit ook voor

andere vrouwen gold, valt te betwijfelen. Kerer had in haar begintijd in Minsk kort een vriend, Rudi. Hij had serieuze plannen met Kerer, maar ergens aan het begin van de zomer in 1943 kwam hij te overlijden. Na zijn dood ontmoette Kerer nog wel eens andere mannen,

134 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 144. 135 Maubach, Die Stellung halten, p. 118.

136 Kerer, Ich war ein Blitzmädel, p. 65.

137 Seidler, Frauen zu den Waffen?, pp. 148-149.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na een jaar te hebben gewerkt met Rufix, ver- telt Ivo de Groot, directeur van Wolterinck, over zijn bevindingen: hoe je ermee werkt en waar het middel het beste kan

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Door de Geest groeit de liefde voor elkaar steeds meer.. Daarom bidden we samen dat die eenheid

The Naked-Neck drumstick muscles had higher (P<0.05) protein and fat when compared to the Hybrid. error) for the proximate chemical composition (%) of meat obtained from the

In een nieuw blad voor openbaar groen mag een maaier niet ontbreken. En de meest gebruikte maaier voor openbaar groen is waarschijnlijk de 1,80-frontcirkelmaaier: groot genoeg

A potentially broader scope, including fiscal/valuation extension module, more explicit semantics of code list values, further modelling of the LADM's rights,

In addition, doctoral students fulfilling the requirements for the publications to the thesis defence that neither take into account the particularities of the research and

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care