• No results found

DE TWEEDE NACHTWAKE

In document MIe OVORM: (pagina 21-43)

DE TWEEDE NACHTWAKE.

.. We vertrokken dus uit Lahai en het zonderlinge was, dat nauwelijks te Batavia aangekomen, in het drukke lawaaiende gedoe der parvenustad.

m'n geheeIe leven, daarginds in Borneo, mij een onwezenlijke droom toe-scheen. Ik begreep opeens, dat ik er nooit naar terug zou verlangen, al besefte ik ook zéér goed, mij nooit meer te zullen aanpassen aan de maat-schappij als zoodanig. Wanneer ik nu in Rome leefde - ik ben nu al half dood - dan is het alleen omdat dit misschien de stad is, waar elk individu het vrijst is in zijn doen en laten, omdat hier zich niemand om den ander bekommert en slechts aanraking vindt indien hij ze ook zoekt. In Rome ook heb ik kunnen lezen en werken en schoonheid kunnen genieten, - kun-nen inhalen wat in al die jaren van bannelingschap me onthouden bleef.

De Vaticaansche boekerij, de koepel van den Sint Pieter, de Villa Borghese en het Forum en de Palatijn hebben na al het zoeken en wankelen, na al m'n onrust en ontgoocheling, rust gebracht.

Maar ik dwaal weer af.

Van Batavia gingen we over Melbourne en Sydney naar Auckland. waar de laatste voorbereidselen voor de .. ontdekkingsreis" getroffen werden.

Het was daar. dat ik voor de eerste maal bij den jongen Bodegraven blijkbaar van zijn vader geërfde eigenschappen bespeurde. Hij begon ge-wichtig te doen. wetenschappelijk. Hij zette met het geld. waarover hij

ruimschoots scheen te beschikken. een hee1e zéér nieuwerwetsche onder-neming in elkaar. Hij charterde een klein motorschip van een 300 ton en liet daarin een gerieflijk hok bouwen voor den menschaap. Hij sloeg

levens-middelen in voor minstens een jaar. Een cinematografisch toestel ging mee en een gramophoon om bewegingen en geluiden van den menschaap op te nemen; hij kocht een sextant en een barometer en zelIregistreerende maxi-mum- en mimimaxi-mum-thermometers.

Eerst ergerde ik me over al dezen poespas; later liet ik hem begaan.

vastbesloten om op het gegeven oogenblik in te grijpen en niet toe te staan. dat er op eenigerlei wijze met een mensch gesold werd. Bovendien was ik overtuigd. dat hij zich van al deze instrumenten toch niet kon be-dienen en als hij geestdriftig sprak over de opmetingen en waarnemingen.

die wij zouden doen en over het dikke boek met fota's. dat we samen zou -34

den uitgeven. haalde ik de schouders op. Soms opeens kon ik den jongen haten. had ik alle moeite hem te vergeven om zijn jeugdigen overmoed en onkunde.

Eindelijk vertrokken we uit Auckland naar Tahiti. waar we voor de laatste maal olie voor onze motoren zouden innemen.

Ons schip. de Sweet Blue Bell (alsof de drommel er mee speelde waren het weer de letters S. B. B. I). was een gerieflijk ingerichte boot met een altijd helder wit geschuurd dek. het koperwerk steeds blinkend en schitte-rend in de zon. We hadden een Nederlandschen schipper. Hendriks. dien we ingewijd hadden in het geheim. De goede man dacht vast en zeker. dat hij met twee gekken te maken had en telkens. wanneer Bodengraven in onze gesprekken den menschaap te berde bracht. draaide Hendriks. met een vloek tusschen de tanden. ons pardoes den rug toe en liet ons staan.

Hij moest van al dien gekkenpraat niets hebben en het was den man ook niet kwalijk te nemen. Eens zeide hij mij. in een oogenblik van drift: "Dat die jonge blaag die bakerpraat van menschapen gelooft is tot daar aan toe.

maar u - u moest wijzer wezen. Een menschaap. stel je voor! _ Ik ge-loof nog net zoo lief. dat een konijn eieren legt '"

"Ik geloof er óók niets van. Hendriks ... bekende ik rustig.

Dat kalmeerde hem blijkbaar. al bleef het hem onverdragelijk Boden-gravens redeneeringen over den zoogenaamden Pythecanthropus Erectus te hooren.

De overige bemanning bestond uit twee machinisten. drie negerma-trozen. - een Engelschen stuurman. stug en voor niets oor hebbend dan voor zijn werk. een snaak van een Engelschen scheepsjongen. die Johny heette. en tenslotte een Chineeschen kok. dien we Old Jelly doopten om zijn saffraangeel uiterlijk.

De man kon goed koken en na mijn afzondering van jaren. na mijn schuwe verlegenheid aan boord van de Bremer Lloydboot _ die ons naar Auckland bracht - . had ik er een kinderachtig plezier in om in de state-room goed te eten en te drinken en bij een koffie en een pousse een goeie sigaar te rooken. De reis naar Tahiti blijft dan ook altijd in mijn herinne-ring de grootste weelde van mijn leven. Met eten en rooken en praten sloegen we den tijd dood. zittend in de kajuit. slenterend langs het áek of lui liggend in de makkelijke stoelen. Trillend en bevend in al zijn

sponnin-35

I ~

I

;

, . RI.

gen. terwijl gedempt. gelijkmatig de machines stampten en de afgewerkte gassen uit de uitlaatpijpen puften en zachtjes telkens. met korte floepen.

het koelwater gutste uit den romp - . suizend. met kleine kabbelingen.

schoot de Sweet Blue Bell. vroolijk onze vlag in top. door de onbewogen diep groene zee.

Het waren vreemde stemmingen soms. 's Avonds. op de commando~

brug. waar de stuurman of de schipper gebukt stond over de poolnaald, welker lamp flauw ópscheen in zijn gelaat. - als de hemel vol stond met duizenden heldere sterren en de nachtkoeltena den brandenden dag zachtjes langs je voorhoofd streek. - leek de wereld ver weg en onwezenlijk. kreeg je het gevoel of dit alles zóó zou blijven. prettig en rustig. zonder bijge~

dachten of beschouwingen. of er niets achter je lag en niets vóór je. Je was gelukkig en vond de wereld en alle menschen mooi en goed. - zelfs Old Jelly. die je een kop thee kwam brengen.

Ik kan het niet goed onder woorden brengen. - maar deze tien dagen zijn de gelukkigste geweest uit mijn leven. AI praatte de jonge Bodengraven ook veel over den menschaap - toch hield mijn geest er zich weinig mee bezig. AI mijn zorgen. al mijn bekommernissen om den ongelukkigen ver~

dierlijkten mensch. waren verdwenen. Het zou wel alles goed komen. dacht ik en piekerde niet meer over het vraagstuk. dat mij toch jaren had bezig gehouden toen ik nog vér voor de oplossing stond. In bijzonderheden had ik gedurende de reis een stelsel willen uitwerken om den eenzamen lang~

zaam en geleidelijk terug te brengen tot zijn menschelijkheid: hem te leeren tellen en spreken. bem het gebruik te leeren van eenvoudige werktuigen.

Er kwam niets van. Het weelde~leven deed al m'n gedachten en m'n plannen indommelen en in m'n hart hoopte ik noch het eiland noch zijn bewoner te kunnen vinden.

Den tienden dag vielen we te Tahiti binnen en na olie ingenomen te hebben vertrokken we nog denzelfden avond. Z.O. koersend langs de Fransche Paumotoe-groep. Den 11 den dag kwamen we op den ZUidelijken keerkring en vervolgden dezen in oostelijke richting. We kwamen op I'Wo W.L. op 139° op 138°. Den dertienden dag bereikten we 135°. kregen in den avond Gambier in zicht en stopten 's nachts tusschen Timoe en Port-land Bank.

36

Na mijn vertrek uit Tahiti had ik opeens mijn kalmte en mijn weldadige stemming van weelde verloren. Een tergende onrust had zich van mij meester gemaakt en waar Bodegraven al even prikkelbaar werd als ik.

vielen er in die dagen eenige heftige woorden tusschen ons. Hendriks.

ons krakeel soms hoorend, haalde knorrig de schouders op. en dien avond.

toen ik onrustig langs het dek heen en weer liep. zei hij vaderlijk: .. Ik ge~

loof. dat u nu ook een klap van de molen beet hebt. m·nheer." _ En hij had gelijk.

Den morgen van den veertienden dag. terwijl rondom de Sweet Blue Bell de kano's der inboorlingen krioelden. begonnen de motoren weer te trillen en te dreunen. gleden we door de als waterspinnen rondschietende prauwen. van het eiland los.

Weer ging~n we in oostelijke richting. Het was de zeventiende Sep~

tember. Nauwelijks waren we weer in open zee of Bodegraven en ik stel~

den ons op de brug met groote verrekijkers.

"Wat drommel heeren, je wilt toch geen drie lengtebogen met een kijker áfkijken?" spotte de schipper. Zóó dwaas opgewonden waren wij beiden.

Tegen den middag kregen we een eiland in zicht.

"Daar heb je hetl" schreeuwde Bodegraven.

De met Greenwich gelijk loopende chronometer wees 3 uur. Om 3.15 uur nam Hendriks den sextant en toen om 3.20 de zon haar hoogtepunt had bereikt en de scheepsklok 12 uur wees, terwijl het eiland groot op~

doemde met zijn hooge bergruggen en blanke strand. verkondigde Hendriks:

.. We zitten pal op 25 graden. Di~ is Pitcairn. De :uidelijke passaatstroom beeft ons uit de richting gedreven."

.. Daar hebben we toch al die dagen geen last van gehad 7" verweet ik.

.. Omdat je bem daar pal tégen had. terwijl bij op deze lengte finaal zui~

delijk staat." onderwees Hendriks .

.. Had er rekening mee gehouden." mopperde ik.

Dat ik zulke onredelijke dingen zei. kan je het bewijs geven hoe zonder~

ling ik van streek was geraakt.

We zetten den boeg ten noord~noord-oosten. Bodegraven bleef met J ohny op de brug. In zijn opwinding had hij den scheepsjongen half en half deelgenoot van het geheim gemaakt. dat dezen machtig meesleepte. Ik bleef bij den chronometer en de scheepsklok. Als de laatste één uur wees

37

-stond de eerste op 4.20 uur; dekte de kleine wijzer 2 uur, dan toonde Greenwich 5.19.32. We bleven dus ongeveer op 1300 W.L., met een verschû van 3 uur 20 minuten.

Opeens, om kwart voor vier, terwijl juist de chronometer zeven uur vaststelde, kwam Bodegraven aanhollen, pakte me bij de schouders en riep:

.. Sta niet te hannesen met dien chronometer, - dáár - daar ligt het I"

Ik rende de brug ladder op .

.. Wáár, wáár 1" Ik hijgde zenuwachtig.

.. Daar, nee _ méér links, - kijk langs m'n arm!" Op het zonneglin-sterende water kon ik niets ontdekken .

.. John" - riep ik den scheepsjongen toe. - .. John geef mij m'n kijkerl"

Maar John. met een vuist zenuwachtig de verschansing bekloppend.

stond in gespannen turing. hoorde naar niemand. zag niets anders dan de stip. die hij in de lenzen had ontwaard.

.. Geef op," en ik rukte hem den kijker uit de hand.

.. Damned." vloekte de jongen en sloeg woedend naar me.

Meteen gaf ik hem een oorvijg en wild van kwaadaardigheid stoof hij op mij af.

Achteraf schaam je je over zulke dingen, maar op het oogenblik zelf besef je niet hoe dwaas je je aanstelt en werd ik even kwaad op John als hij op mij.

Hendriks en Old Jelly brachten John tot rede. Bodegraven had zich met de geheeIe geschiedenis niet bemoeid.

Terwijl John, dikke tranen rollend langs zijn frissche bakkes, een hevig standje van Hendriks kreeg, nam ik den kijker en tuurde strak op de zwarte stip, die allengs breeder werd, daar aan den einder.

De schipper zweeg, Bodegraven zweeg. In de diepe stilte was niets anders te hooren dan John's snikken. Troosteloos was de jongen, blijkbaar geheel in de war door de fantastieke verhalen van Bodegraven, op een rol touw gaan zitten en tusschen zijn hokkend gesnik, hoorde ik hem zeggen:

"I've seen lt nrst. I've found it out first."

Opeens stond Bodegraven op, ging heen - en een oogenblik later kwam hij met het cinematografische toestel terug. De humbug ging beginnen en ... zonderlinge terugwerking - opeens begreep ik hoe dwaas we alle-maal deden.

38

i

Ik ging naar John ... Hier jongen - kijk maar."

Wrokkig schudde hij van neen. Ik legde den kijker op z'n knieën en een oogenblik later, ver van ons af, stond hij te turen. Huilen deed hij niet meer.

Ik vertel je dit alles zoo uitvoerig, omdat het geheeIe gebeuren vóór dat het zonderlinge avontuur begon, me zelf achteraf zoo uitermate vreemd en onwerkelijk voorkomt.

"Wel

J

ohn, wat zie je 1" vroeg ik. Hij aarzelde even of hij wel zou ant-woorden, dan glimlachte hij en begon te vertellen:

.. Ik zie een eilandje, dat glooiend naar boven loopt."

"Een vulkaan 1"

..Zoo iets."

.. Komt uit. Zie je boomen of bosschen 1"

..Ik geloof. dat de kust een beetje begroeid is, maar goed kan ik het niet uitmaken."

Dan was het een langen tijd stil.

.. Het is een krater," bevestigde hij.

"Hoe zie je dat 1"

.. Er zit een witte rookpluim op."

.. Dat is vreemd," mengde de schipper zich in het gesprek. "Op de kaart staat het ding als uitgedoofd aangegeven."

.. Dan klopt de kaart niet," zei ik ... Het eiland heet onbewoond, dus misschien is er niet al te veel werk van de kaarten gemaakt."

.. Eon, _. dan zullen wc voorzichtig zijn," besloot Hendriks.

Langzamerhand kwamen we dichterbij. Met het bloote oog waren kegel en rook pluim en bosschen te onderscheiden en kJ ikkend begon Bodegraven het cinematografische toestel te draaien.

.. Als hij in godsnaam nog maar leeft," kwam op eens mijn metgezel.

.. Waarom 1" vroeg ik.

.. Als er maar geen vulkani3che uitbarsting is geweest, waarin hij is om-gekomen. Maar dan móeten wij zijn geraamte tenminste hebben."

"Zoek het maar uit een gestolten lavastroom of uit een bodemsplijting op:' spotte ik onverschillig.

Hij zweeg, somber. Voor het eerst twijfelde hij misschien aan de .. ont-dekking" van zijn vader.

39

Het was even over vijven. De Sweet Blue Bell bevond zich naar schat~

ting op vier kilometer van het kleine, bijna naakte eiland.

.. John," vroeg Bodegraven opeens, - "zou je kunnen zien als er iemand langs de kust liep of in een boot stapte 1"

.. Ik dacht, dat het ónbewoond was?" kwam de jongen teleurgesteld.

.. Dat doet er nu niet toe. Zou je 't kunnen zien 1"' .. Zeker."

"Nou - let dan goed op," en zich tot den schipper wendend: .. Laat de sirene aan een stuk door blazen."

Even later begon het gillende, trommelvlies doortrillende geluid.

"Denk je, dat hij er op af zal komen 1" vroeg ik.

Bodegraven knikte:

"Een aap zou niet komen, maar met een ménschaap heb je er kans op."

Gek - maar opeens werd ik weer onrustig. Was het de gillende sner-pende óphitsende sirene, die me in die prikkelbare stemming bracht? - Ik weet het niet, ik weet alleen, dat een tergende ongedurigheid me vies een stuk sigaar deed stuk kauwen tot vezels.

DE VERSCHIJNING.

In een wijden boog, steeds met bet dieplood peilend, voeren we lang-zaam om het eilandje heen, aldoor met het alles doordringende fluitgeluid, wat onze stemmen nauwelijks konden overschreeuwen.

Was aan de noordelijke zijde een smal vlak strand geweest. zuidelijker werd de kust rotsig en daarin opende zich een kleine kreek.

Het was tegen zes uur. de schemering viel. snel en kortstondig.

"Ik zie wat, ik zie wat '" juichte John opeens.

.. Wát. wát zie je 1"

"Een aap, een groote aap 1"

"Waar. in die baai 1"

volgden ome vr~gen rap elkander.

.. Nee. een vlág,"

"Een vlág? Stop - Hendriks - hier liggen blijven '"

.. Aan een kleinen mast. in de kreek" - legde John uit.

"Wat voor vlag - kun je kleuren zien 1"

40

"Rood zie ik en wit."

"En zie je blauw 1"

"Blauw - of zwart."

.. De kleuren áán de mast?" vroeg ik.

.. N ee _ horizontaal. zooals de vlag in top." en in den kijker turend wees John wild achteruit. met den vinger den schipper in het oog prikkend. die vloekte.

"Dat is de vlag van Veegens··. zei Bodegraven.

.. Au __ verdomme. wat doet dat een vuile pijn" - jammerde de gewonde.

.. Wij zijn er. wij zijn er '" jubelde mijn metgezel en gaf onstuimig den schipper een hartigen klap op den schouder.

"Jawel. jawel - als je maar van m'n lijf afblijft." zei deze norsch.

.. Maar hier en ginter - dan is het eiland Nederlandsch grondgebied '"

kreeg Bodegraven een nieuwe ingeving .

.. Best - best. Nederland kan vét wezen met zoo'n machtsuitbreiding."

kwam Hendriks.

Onbedaarlijk. als krankzinnigen hebben we gelachen. Opvan zenuwen.

van spanning. opgehitst door het gillende fluitgeluid. door de geheimzin~

nigheid daar vóór ons, sloeg opeens onze stemmmg om in een kwajongens~

achtigen gierbui. waar we haast in stikten. In jaren. in tientallen van jaren had ik niet zóó dwaa,s. zóó uitbundig. zóó onbedwingbaar gelachen.

En dat alles juist op het oogenblik. dat voor mij een tragedie, - een ellendige geschiedenis begon.

Want daar schreeuwde John plotseüng:

"Ik zie iemand, - ik zie iemand' '"

"Wát - wáár?" riepen wij dooreen.

..Dáár - bij den vlaggemast'"

Ik rukte den kijker uit Hendriks' handen.

.. Nou is het weg. Die ellendige schemering. Daar. daar is het wéér '"

.. W áár dan, wáár dan toch?" Ik stampvoette.

..Daar. bij dat rotsblok. - náást den mast. - Je kunt alleen z'n kop zien '"

Met sidderende handen richtte ik den kijker. zág boven het blok een donkere. ronde vlek, - en die vlek ... bewóóg.

.. Daar - daar kómt hij weer '"

41

Vanachter het gesteente kwam hurkend een gedaante. die roerloos zitten bleef.

"Het zóeklicht. het zóeklicht!" Ik beefde van aandoening.

.. Allemachtig." riep Hendriks. die opeens in dat oogenblik begreep. dat het meenens was; en hij rende naar het toestel; de sirene zweeg.

Sputterend en weifelend ontvonkte het booglicht. zond een onbestemd flikkerenden schijnbundel uit. in onderbroken dansingen. Dan opeens stak hij recht in de schemerende lucht en schoot. in korte wending. op de kreek. waar plotseling de in schaduw verloopen dingen in felle omlijning ópstonden.

Daar - gebukt naast het rotsblok. een arm er op steunend. de andere slap langs het lichaam. het ombaarde afschuwelijke gezicht naar vóren. in nieuwsgierige. argwanende. gevaar duchtende loering. zat het schepsel roerloos.

Het was een oogenblik. eenige tellen misschien. Dan sprong het op.

stootte een door merg en been gaand gehuil uit. ijlde rechtop. met wijde.

vliegenssnelle ren passen langs de rotsblokken den strakken lichtbundel uit.

.. Naar rechts Hendriks. naar rechts '" riep ik.

Het zoeklicht schoot met schokkende stooten naar rechts. kwam weer terug. klom. daalde-grilligevormen'van fel beschenen boomen en struiken en rotsen en zwartdoffe schaduwen ontdekkend in het veld van den kijker.

.. Het" was weg - "het" was niet meer te ontdekken.

Nog éénmaal klonk ver weg het gejouw. dat in een echo verstierf. _ dan niets meer.

In verbijsterd zwijgen. een vreemde huivering langs den rug. een brok in de keel. een nauw bedWingbare trilling en zenuwtrekking boven mijn knieën. bleef ik staan. niet lettend op de dringende vragen van Bode-graven. die niets had kunnen zien. en mij stampvoetend van woede tot spreken trachtte te brengen.

Ik kón niet. Het was me alsof ik ontwaakte uit een benauwde angst-klemmende nachtmerrie. waarin een verschrikkelijk ademstokkend droom-beeld mij verschenen was.

Ik klappertandde; een kil zweet sloeg vochtig op mijn voorhoofd en mijn slapen uit; het was of het dek onder de voeten tolde. en tastend. bevend.

zakte ik neer op een kabeldo!.

i2

.. Wat is er toch?" kwam Bodegraven.

.. Niks - niks" - weerde ik af.

Men liet mij een glas cognac drinken en eindelijk kon ik mijn reisgenoot vertellen. wat ik had gezien. Hij begreep mijn opwinding daarover niet en

Men liet mij een glas cognac drinken en eindelijk kon ik mijn reisgenoot vertellen. wat ik had gezien. Hij begreep mijn opwinding daarover niet en

In document MIe OVORM: (pagina 21-43)