• No results found

Hoofdstuk 3: Afbakening in de literatuur en rechtspraak

3.6 Het lot en de afbakening van de invloed van een trendsetter

3.6.2 De trendsetter in de feitelijke rechtspraak

3.6.2.1 Het inzetten van een stijl

Om bij het begin te beginnen, hoe gaat de rechter om met de bescherming van het inzetten van een trend of stijl? De drie rechterlijke instanties die hier een deel van hun motivering aan wijden, zijn het eens dat aan het enkel ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl geen bescherming toekomt.286

3.6.2.2 De verwatering of verwording tot algemene stijl

Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat de verwording tot een algemene stijl veelvuldig onderwerp van debat is in rechterlijke vonnissen.287 In al deze uitspraken wordt een beroep op

verwatering afgewezen. De trendsetter wordt door de rechter dus beschermd door het auteursrecht.

Het Hof ‘s-Hertogenbosch vindt dat de auteursrechtelijke beschermde trekken van de magere eetkamerstoel nog niet verworden zijn tot een algemene stijl ‘voor zover in het auteursrecht

gesproken zou kunnen worden van verwatering’. Daarvoor heeft de gedaagde partij onvoldoende

motivering en onderbouwing gegeven. De auteursrechtelijke trekken zijn niet op zo’n grote

281 Quaedvlieg 2001, p. 445.

282 Spoor, Verkade & Visser 2005, p. 69. 283 Verkade 1984, p. 682.

284 Grosheide 1998, p. 130. 285 Visser 2008, p. 1923.

286 Rb. Haarlem 24 november 2008, ECLI NL:RBHAA:2008:BG6268, IER 2009, 20, IEPT 20081124, IEF 7314 (Batavus/Bomsom), r.o. 4.13, Hof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2012, ECLI NL:GHSHE:2012:BV7194, r.o. 4.8, Rb. Amsterdam 21 oktober 2009, ECLI NL:RBAMS:2009:BK7561, r.o. 4.6. In twee van de drie gevallen onder verwijzing naar HR 29 december 1995, NJ 1996, 546 (Decaux/Mediamax).

287 Zie categorie 9 in de bijlage.

34

schaal bij andere stoelen terug te vinden dat er van verwatering sprake is.288 Het hof oordeelt

met gebruik van dezelfde overwegingen hetzelfde over een lintvormige trapconstructie.289

Ook de rechtbank in ’s-Hertogenbosch wijst verwatering af onder het voorbehoud dat verwatering van het auteursrecht überhaupt mogelijk is. Voor de verwording van de kattenbak tot onbeschermde stijl zijn een paar voorbeelden van vergelijkbare kattenbakken onvoldoende.290 Ook de Rechtbank Dordrecht vindt dat bepaalde auteursrechtelijk beschermde

trekken van een sfeerhaard niet op zo’n grote schaal terug te vinden zijn in andere ontwerpen dat het onbeschermde stijlkenmerken zijn.291 Volgens de rechtbank Haarlem is het niet een communis opinio dat verwatering van werken in het auteursrecht mogelijk is na het Elwood-

arrest van de Hoge Raad.292

Veel rechters maken ten aanzien van de verwatering van een auteursrechtelijk werk dus een voorbehoud – door de vraag te stellen of verwatering van het auteursrecht überhaupt mogelijk is – en wijzen het verweer daarna af.293 Andere rechters maken geen voorbehoud. De Rechtbank

‘s-Hertogenbosch is bijvoorbeeld stelliger, ook na het Elwood-arrest. Dat er na introductie van de magere eetkamerstoel een trendmatige toepassing van de oorspronkelijke elementen heeft plaatsgevonden doet volgens de rechtbank namelijk niets af aan de bescherming.294 De

Rechtbank ‘s-Hertogenbosch is ook in een andere zaak van mening dat de Auteurswet het begrip verwatering niet kent.295 De Rechtbank Amsterdam vindt tevens dat op een bepaalde stijl kan

worden voortgeborduurd, zonder dat dit een eigen en oorspronkelijk karakter wegneemt.296

3.6.2.3 Het bepalende moment van totstandkoming

Onder de verwording tot een algemene stijl wordt door verschillende instanties gewezen op het moment van totstandkoming. Het Hof Arnhem wijst de verwatering van de magere eetkamerstoelen af. Het hof voegt daar aan toe dat de situatie ten tijde van de openbaarmaking van de modellen beslissend is. In 1983 en 1987 zijn de twee belangrijkste ontwerpen op de markt gekomen. Dat in het midden van de jaren’ 90 soortgelijke modellen op de markt zijn gekomen is volgens het hof niet van belang.297 Ook de vormgeving van de Fatboy, een grote

zitzak, wordt origineel geacht, omdat de vormgevingselementen niet voor de openbaarmaking al in de mode waren.298

Bij het ontwerp van een grote, verlichte bloempot geldt ook dit uitgangspunt. Aangezien eiser in 2003 een ware trend in gang heeft gezet, en andere vergelijkbare ontwerpen in 2007 zijn

288 Hof ’s-Hertogenbosch 27 december 2011, ECLI NL:GHSHE:2011:BU9749, r.o. 4.9.2.

289 Hof ’s-Hertogenbosch 5 juli 2011, ECLI NL:GHSHE:2011:BR0644, IEF 9893, AMI 2011-5, p. 197 (Eestairs Nederland/Dirrix), r.o. 4.7.11.

290 Rb. ’s-Hertogenbosch 2 juni 2010, IEF 8886, IEPT 20100602 (Europet/AK for Pet’s), r.o. 4.15.

291 De andere elektrische sfeerhaard maakt dan ook een inbreuk op die van de eiser. Rb. Dordrecht 13 mei 2009, ECLI NL:RBDOR:2009:BI4402, r.o. 5.36.

292 Rb. Haarlem 29 juni 2007, IEF 4348, AMI 2007-6, p. 194 (Life Safety Products/Autovision), r.o. 4.5.

293 Zie ook Rb. Haarlem 7 januari 2009, ECLI NL:RBHAA:2009:BH0491, AMI 2009-2, p. 79 (Stokke/H3 Products), r.o. 4.17.

294 Rb. ’s-Hertogenbosch 14 juni 2006, IEF 2309 (Montis en Montis Design/Jess Meubeldesign e.a.), r.o. 4.1. 295 Rb. ’s-Hertogenbosch 14 juni 2006, IEF 2309 (Montis en Montis Design/Jess Meubeldesign e.a.), r.o. 4.1. 296 Rb. Amsterdam 16 juni 2008, ECLI NL:RBAMS:2008:BF6880, r.o. 4.2.

297 Hof Arnhem 15 maart 2011, ECLI NL:GHARN:2011:BQ0959 (Montis Design/Meubelindustrie het Anker Druten), r.o. 4.22.

298 Rb. ’s-Hertogenbosch 6 juni 2007, ECLI NL:RBSHE:2007:BA7211, r.o. 4.1.2. 35

verschenen, is voor de werktoets niet van belang dat er nadien vergelijkbare potten zijn verschenen. Het bestaan van een stijl wordt zodoende buiten de werktoets gehouden.299 Een

voorzieningenrechter overweegt ook dat een speelgoedverpakking een beschermd werk is, omdat niet duidelijk is geworden of ‘dat de andere verpakkingen al op de markt waren voordat

Lego haar verpakkingen ontwierp’.300 De oorspronkelijkheid van een veiligheidshamer moet ook

worden getoetst aan de hand van de omstandigheden op het tijdstip van de schepping van het werk. Dat er naderhand verschillende veiligheidshamers met dezelfde elementen op de markt zijn verschenen, heeft volgens de voorzieningenrechter geen gevolgen voor de originaliteit van een werk op het moment van schepping. 301

Zoals bleek uit de vorige paragraaf moet inderdaad de werktoets stabiel zijn naar het moment van totstandkoming. Bij de beschermingsomvang zou de verwatering een wat grotere rol mogen spelen, zo wordt in de literatuur voorgesteld. Het Hof Arnhem wijst dit echter ook van de hand. Het hof stelt voorop dat nieuwere modellen, ontworpen na het moment van openbaarmaking, niet mogen worden betrokken bij de totaalindruk. Ook al zouden deze ontwerpen allemaal onderdeel uitmaken van een bepaalde stijl of trend, het hof neemt deze niet mee in de bepaling van de beschermingsomvang van het ontwerp.302 De onbeschermde stijl wordt onvoldoende

onderbouwd.

Onder het oeuvre kwam al de auteursrechtelijke bescherming van een volledig interieurontwerp van een ontwerpster voor een Italiaans restaurant aan bod. De Rechtbank Rotterdam overweegt dat na de opening van 2010 van het restaurant aan de beschermingsomvang van het interieurontwerp van het restaurant afbreuk wordt gedaan, omdat de onbeschermde stijl de kop op steekt.303 Deze overweging sluit beter aan bij de literatuur: “Voor de vraag of van een werk sprake is doet immers niet ter zake of bepaalde aspecten daarvan sindsdien gebruikelijk geworden zijn en daardoor niet meer als origineel worden ervaren. Mogelijk zou dit aspect wel een rol kunnen spelen bij de beschermingsomvang van het werk.”304

Uit het bovenstaande blijkt dat het moment van totstandkoming, als beoordelingsmoment voor eventuele stijlkenmerken, ervoor zorgt dat rechters regelmatig tot de conclusie komen dat het werk beschermd is en niet alleen uit onbeschermde stijlelementen bestaat. De trendsetter blijft unaniem beschermd door de rechter als er een beroep wordt gedaan op de verwatering of verwording. Als er naar de beschermingsomvang wordt gekeken heeft een rechter geoordeeld dat de beschermingsomvang afneemt.

3.6.2.4 De bescherming tot identieke modellen

In twee andere zaken wordt zonder een beroep op verwatering de beschermingsomvang expliciet beperkt tot identieke ontwerpen. In een uitspraak over een ontwerp van een multifunctionele schaar wordt overwogen dat een schaar van zwart kunststof met rode stip onderdeel is van een stijl of trend. Deze stijl is ontstaan in de jaren’ 60. Aangezien er maar een beperkt aantal paar variaties mogelijk zijn, blijft de bescherming beperkt tot de prijswinnende

299 Hof ’s-Gravenhage 13 december 2011, ECLI NL:GHRSGR:2011:BU8147, IEF 10666, r.o. 9. 300 Rb. ’s-Gravenhage 24 oktober 2011, ECLI NL:RBSGR:2011:BT8991, r.o. 5.33.

301 Rb. Haarlem 29 juni 2007, IEF 4348, AMI 2007-6, p. 194 (Life Safety Products/Autovision), r.o. 4.5. 302 Hof Arnhem 7 juni 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BR2358, AMI 2011-5, p. 202, r.o. 4.15.

303 Rb. Rotterdam 16 december 2011, ECLI NL:RBROT:2011:BU8642, IEF 10704, onder de inbreuk.

304 Rb. Rotterdam 16 december 2011, ECLI NL:RBROT:2011:BU8642, IEF 10704, onder ‘auteursrechtelijk beschermd werk’.

36

elementen van de schaar. De beschermingsomvang wordt zodoende beperkt tot identieke of nagenoeg identieke scharen.305

De beperkte beschermingsomvang komt ook terug bij een zaak over kantoormeubelen. De Rechtbank Arnhem overweegt dat de strakke, moderne uitvoering van een bureau onderdeel is van een onbeschermde stijl. Alleen de asymmetrische en aan meerdere zijden schuine vormgeving van het tafelblad zorgt voor een eigen, oorspronkelijk karakter. Hierdoor is de bescherming van het auteursrecht zeer gering. De eiser kan zich ook in dit geval alleen verzetten tegen (nagenoeg) identieke werken.306

Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat rechters op verschillende manieren omgaan met de trendsetter in het auteursrecht. Het inzetten van een stijl wordt niet beschermd, maar de verwording of verwatering tot algemene stijlkenmerken wordt ook niet erkend. Het moment van totstandkoming blijkt hierbij leidend. Als er geen expliciet beroep op verwatering of verwording wordt gedaan, neemt de rechter wel soms aan dat de auteursrechtelijke bescherming van een tot in hoge mate functioneel bepaald werk beperkt is en dat de beschermingsomvang af kan nemen.

3.7 Conclusie

In de literatuur en de arresten van de Hoge Raad worden verschillende afbakeningsmethoden aanbevolen. Ook in de feitelijke rechtspraak komt een verscheidenheid aan afbakeningsmethoden naar voren. Naast vele nuanceverschillen, wordt echter ook duidelijk dat uitspraken wel te categoriseren zijn in verschillende afbakeningsmethoden. Naast de veelbesproken Tripp Trapp stoel van Stokke blijken er nog vele anderen aan het rijtje van stijlvolle en daardoor gecompliceerde, ontwerpen te kunnen worden toegevoegd.

Al snel werd duidelijk dat de definiëring die in de literatuur plaatsvindt ten aanzien van het onderscheid tussen een idee, trend, mode of stijl, in de rechtspraak niet terug komt. In de juridische literatuur is minder overeenstemming over de juridische gevolgen van een algemene en een persoonlijke stijl. Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt ook een verscheidenheid aan meningen. Soms wordt een persoonlijke stijl door de rechter beschermd. Andere rechters oordelen dat een bepaald product slechts een uiting is van een onbeschermde stijl en daarom niet auteursrechtelijk wordt beschermd. De concrete vormgeving is hierbij vaak leidend.

In de literatuur wordt voornamelijk aangeraden de afbakening van het werkbegrip stabiel te houden. Een stijl, oeuvre of andere abstractie zouden niet in het strak omlijnde werkbegrip moeten passen. Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat rechters vaak overwegen dat binnen een onbeschermde stijl eigen keuzes zijn gemaakt die wel beschermd worden. Andere rechters zijn het hier niet mee eens en bepalen dat een werkbegrip zich niet uitstrekt tot iets wat voor de vormgeving al zichtbaar was in het vormgevingserfgoed.

De beschermingsomvang is wat flexibeler omdat de verschillende ontleningcriteria moeten worden gecorrigeerd ten aanzien van stijlelementen. Dit maakt de beoordeling wat ondoorzichtig. Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat gekeken wordt of er binnen dezelfde stijl door de verschillende variaties voldoende afstand van elkaar wordt gehouden. Lijkt het te veel op elkaar, dan wordt door rechters ook weleens bepaald dat er sprake is van een inbreuk. De gelijkenis op detailniveau speelt dan mee. Er is geen overeenstemming over het 305 Rb. ‘s-Gravenhage 14 november 2001, IER 2002, 9, ECLI NL:RBSGR:2001:AK4600, r.o. 3.2 en 3.3.

306 Er is geen sprake van een auteursrechtinbreuk. Rb. Arnhem 9 september 2005, ECLI NL:RBARN:2005:AU4917, r.o. 8 en 11.

37

beschermingsniveau van gebruiksvoorwerpen, wat een extra onderwerp toevoegt aan de lijst van onderwerpen waar verschillend recht over kan worden gesproken.

Tenslotte is de trendsetter besproken. Wat in de literatuur wordt benoemd als een beschermingsrijke aanvangsfase wordt niet expliciet door rechters benoemd. Het inzetten van een stijl wordt niet beloond door een ruime beschermingsomvang. De verwording of verwatering tot algemene stijlkenmerken wordt echter ook niet erkend. Als hier expliciet een beroep op wordt gedaan, wordt dit beroep altijd afgewezen. Bovendien blijkt dat het moment van totstandkoming, als meetmoment voor eventuele stijlkenmerken, ervoor zorgt dat rechters regelmatig tot de conclusie komen dat het werk beschermd is en niet enkel uit onbeschermde stijlelementen bestaat. Hierdoor wordt aan de trendsetter een ruimere bescherming toegekend. Het literatuur- en het jurisprudentieonderzoek geven voldoende inspiratie voor het ontwikkelen van vuistregels voor de afbakening van stijlelementen in het volgende hoofdstuk.

Hoofdstuk 4: Analyse en conclusie: welke handvaten zorgen voor