• No results found

De strategie voor reductie van de hoogwateroverlast

interpreteren resultaten opdrachtgever specificeert

2. Doelgroepen Door te praten met landbouworganisaties, natuurorganisaties, waterschappen, recreatieschappen enz kan in beeld worden gebracht wat de

3.7 Strategieën 1 Inleiding

3.7.4 De strategie voor reductie van de hoogwateroverlast

Het aandachtspunt wat betreft wateroverlast vraagt om een reductie van de piekaf- voer (in feite de ‘dubbele maatgevende afvoer’ met een gemiddelde herhalingstijd van 10 jaar) met 20% ten opzichte van de Situatie Nu. Dit komt overeen met een reductie van ruim 50% ten opzichte van de ‘Situatie Nu met ander klimaat’ (Tabel 28 op pagi- na 107). Voor het overzicht is in de berekende afwegingscurve voor het gebiedssaldo versus de reductie van de piekafvoer gegeven; deze curve is verkregen door de rand- voorwaarde voor de piekafvoer een aantal keren te variëren, waarbij de reductie per

deelstroomgebied is opgelegd. Dit aandachtspunt wat betreft de overlast van hoogwater

blijkt (indien geen additionele eisen worden gesteld met betrekking tot andere pun- ten, behalve die van ‘wonen’ en ‘boomteelt’) een saldoverlies op te leveren van M€ 1,5/jaar op een totaal van M€ 94,7/jaar (Figuur 52) oftewel een verlies van slechts 1,6 %26. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat de maatregelen ook overstromingen in natuurgebieden veroorzaken, wat bezwaarlijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit als niet tegelijkertijd maatregelen ter beperking van de nutriënten- belasting worden genomen. De helft van het saldoverlies wordt veroorzaakt door de directe kosten van maatregelen in de kleinere waterlopen – begroot op € 115/ha/jaar – en de andere helft door ruimtelijke herschikking van het landge- bruik.

26 Het saldoverlies van 1,6 % is gebaseerd op de veronderstelling dat het meta-model in het model een

voldoende nauwkeurige benadering levert van de piekafvoer. Om dit te toetsen worden in Figuur 53 de resultaten getoond van verificatie met SIMGRO voor de Beerze. Daaruit blijkt dat de aan het meta- model opgegeven doelwaarde van 16 m3/s in de verificatierun met slechts 10% wordt overschreden.

Dit is binnen het onzekerheidsinterval van het simulatiemodel zelf, en daarom een acceptabel resul- taat. Voor de Reusel geven verificaties van de afvoerreeks in veel gevallen aan dat het meta-model de voorspelde piekafvoer met 10-25% onderschat. Door bij de randvoorwaarden steeds 10% onder de doelwaarde te gaan zitten kan op de onnauwkeurigheid van het meta-model worden geanticipeerd, gebaseerd op de ervaring die inmiddels is opgebouwd.

Reductie dubbele maatgevende afvoer (%) 0 10 20 30 40 50 60 70 Gebieds- saldo (M € /jaar) 96.0 95.0 94.0 93.0 92.0 91.0 90.0

Figuur 52 Afwegingscurve tussen de reductie van de dubbele maatgevende afvoer en het gebiedssaldo (landbouwsal- do minus kosten van waterbeheersmaatregelen). De afvoerreductie is berekend ten opzichte van de ‘Situatie Nu met ander klimaat’ (Tabel 28). De gevraagde reductie voor het oplossen van het aandachtspunt 20% reductie ten opzichte van de Situatie Nu is ruim 50% ten opzichte van de Situatie Nu met een ander klimaat (streepjeslijn; zie tekst). Beerze 01/11/2077 01/12/2077 01/01/2078 01/02/2078 Afvoer (m3/s) 0 10 20 30 Scenario Had Scenario HadPi Nulscenario Hw reductie

Figuur 53 Resultaten van de verificatierun met SIMGRO voor de variant gegenereerd door het model met als randvoorwaarden de doelwaarden behorende bij het hoogwater-aandachtspunt (Tabel 28 op pagina 107)

In bovenstaande berekeningen is de gewenste reductie van de hoogwaterafvoer op- gelegd per deelstroomgebied. Indien het model wordt toegestaan om de gevraagde hoogwaterreductie voor het stroomgebied als geheel te realiseren blijkt als gevolg van de extra vrijheidsgraad een lager saldoverlies te worden gevonden, namelijk M€ 1,2/jaar in plaats van M€ 1,5/jaar. In Figuur 54 is een vergelijking gemaakt tus- sen de hoogwaterreductiemaatregelen bij toepassing van het aandachtspunt (20% reductie van de piekafvoer ten opzichte van Situatie Nu) op elk deelstroomgebied apart (links) en op het stroomgebied als geheel (rechts). In beide gevallen wordt ruim gebruik gemaakt van de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de afwateringslei- ding (blauw en paars) – het versmallen van het profiel, en daardoor vertragen van de afvoergolf – en ook maatregelen in de kleine waterlopen (alleen paars). In Figuur 54 (rechts) is te zien dat bij toepassing van het aandachtspunt op het gebied als geheel de maatregelen voor een deel worden verlegd naar het deelstroomgebied van de

Figuur 54 Locaties waar maatregelen noodzakelijk zijn om de dubbele maatgevende afvoer ten opzichte van de Situatie Nu met 20% terug te dringen. Links als deze reductie wordt opgelegd aan elke deelstroomgebiedafvoer afzonderlijk; rechts als deze wordt opgelegd op de totale stroomgebiedafvoer. Op plaatsen waar maatregelen in kleine waterlopen worden genomen worden ook maatregelen in de afwatering doorgevoerd

Beerze (naar het natuurgebied de Mortelen, in de noordoosthoek van het stroomge- bied), en dat de maatregelen in de Reusel en de Rosep iets worden versoepeld. In de variant waarin de restrictie is toegepast op het stroomgebied als geheel komt de pie- kafvoer van de Beerze 0,8 m3/s lager uit, die van de Reusel 0,5 m3/s hoger en die van de Rosep 0,3 m3/s hoger. minder maatregelen Rosep minder maatregelen Reusel meer maatregelen in de Mortelen

De gevolgen van de maatregelen voor hoogwaterreductie voor het landgebruik zijn gerubriceerd in Tabel 38. Het effect op het landgebruik van de twee belangrijkste categorieën (ruwvoedergewassen en overig) is relatief gering, en dat geldt ook voor de effecten op de afzonderlijke arealen met specifieke gewassen.

Tabel 38 Ontwikkeling van het landgebruik in het Nul+scenario en het scenario voor hoogwaterreductie

Landgebruik Nul+ scenario

(ha)

hoogwater- reductie (ha)

index (2) t.o.v (1)

Grasland met hoge stikstofbemesting 1775 1707 96

Grasland met gematigde stikstofbemesting 3843 4032 105

Grasland met lage stikstofbemesting 1990 1934 97

Maïsland 8212 8212 100

Totaal grasland en maïsland 15820 15886 100

Graan 359 342 95

Consumptie-aardappelen 1508 1394 92

Suikerbieten 812 812 100

Overig bouwland 1175 1210 103

Uien, vollegrondsgroente en bloembollen 1024 1013 99

Totaal akkerbouw, uien, vollegrondsgroente en bloembollen 4878 4771 98

Subtotaal landbouw 20697 20656 100

Subtotaal natuur +1554 +1595 103

Subtotaal multifunctioneel landgebruik 0 0 --

Boomkwekerij 1230 1230 100

Wonen 3505 3505 100

Subtotaal Overig 4735 4735 100

Totaal 26986 26986 100

In Figuur 56 valt op dat de locaties van nieuwe stedelijke gebieden in vergelijking met Figuur 47 (pagina 117) wederom zijn veranderd. Zoals bij de annotatie van Figuur 47 is gezegd heeft het systeem een grote mate van vrijheid om de nieuwe stedelijke ge- bieden op alternatieve locaties te plaatsen zo lang nog weinig additionele randvoor- waarden worden opgelegd.

De reden waarom als gevolg van de randvoorwaarde voor hoogwater de nieuwe ste- delijke gebieden zijn verplaatst is dat de diepe buisdrainage in die stedelijke gebieden een matigend effect heeft op de (extreme) piekafvoeren – door de drainage wordt in de ondergrond bergingscapaciteit gecreëerd die beschikbaar is voor het bergen van een deel van de piekneerslag. Dit effect wordt zichtbaar gemaakt in Figuur 57, waarin een ruimtelijke vergelijking wordt gemaakt van de bijdragen van afwateringseenheden aan de hoogwaterpiek. Dat de afstroming van verhard oppervlak niet leidt tot verho- ging van de piekafvoer is een gevolg van het feit dat bij de analyse is uitgegaan van ‘duurzaam bouwen’. Hierbij wordt alle oppervlakteafvoer via wadi’s en andere syste- men geïnfiltreerd; zie Figuur 55, en §3.6.2 op pagina 109).

Figuur 57 Bijdrage aan de piekafvoer in het Nul+scenario (links) en in de strategie met hoogwaterreductie (rechts).

Bij negatieve waarden van de bijdrage aan de piekafvoer wordt de afvoergolf ter plekke gedeeltelijk (tijdelijk) gebor- gen