• No results found

De ruimtelijke hoofdstructuur

In document De Krijgsman (pagina 46-52)

3 Het Plan - Transformatieopgave

3.3 De ruimtelijke hoofdstructuur

Uitgangspunten Stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp

Het overgrote deel van het plangebied betreft een voormalig fabrieksterrein met des-tijds 126 industriële opstallen en over 50 hectare verspreide bovengrondse transport-buizen en leidingen. Afgezien daarvan betreft het hier ook rietland, watergangen, hak-houtpercelen, laanstructuren en open ruimte(n). In 2004 zijn er circa 100 opstallen gesloopt. Het voormalige terrein van de Koninklijke Nederlandse Springstoffen Fabrie-ken (KNSF) was om veiligheidsredenen strikt ontoegankelijk voor het publiek en de si-tuatie is tot op de dag van vandaag nog steeds zo. De elementen met landschappelij-ke, cultuurhistorische en ecologische waardering zoals uiteengezet in paragraaf 2.7.4 en 2.7.5 zijn onderdeel geweest van het maken van afwegingen over hoe en in welke mate deze elementen ingepast kunnen worden. Dit geldt ook voor de bodemgesteld-heid en de noodzakelijke bodemsanering zoals uiteengezet in paragraaf 2.6). Voor wat betreft de bodemsanering geldt dat ter plaatse van de voormalige gebouwlocaties de bodem op een aantal locaties afgegraven dient te worden. Verder geldt voor de

41

sanering van explosieven dat de verwachting is dat in het oostelijk deel groen gekapt moet worden voor de sanering en dat naar het westen toe minder explosieven in de bodem worden verwacht. Voor wat betreft de bodemgesteldheid geldt dat overwegend sprake is van twee typen ondergrond, te weten een opbouw die voor een relatief groot deel bestaat uit klei en een opbouw die voor een groot deel bestaat uit veen. De on-dergrond in het oosten is minder zettingsgevoelig dan de onon-dergrond in het westen.

Verder geldt dat in het plangebied bestaande bomenlanen aanwezig zijn die over het algemeen op een hoger maaiveld liggen dan de omliggende percelen en dat er meer-dere locaties zijn waar in het verleden bebouwing heeft gestaan. Hier is voordeel in zetting te verwachten omdat hier in het verleden reeds ophooglagen zijn aangebracht.

Dit is mede aanleiding om dit onderdeel te laten zijn van de stedenbouwkundige hoofdstructuur (zie hiervoor onder “Resultaat afwegingen uitgangspunten: tuur” en “Nadere toelichting op inpassing bestaande waarden in nieuwe hoofdstruc-tuur”).

Resultaat afwegingen uitgangspunten: hoofdstructuur

Door herbestemming en transformatie in een woon- en werkgebied zal het gebied pu-bliek onderdeel van Muiden worden. Voor het ontwerp van de ruimtelijke structuur wordt verwezen naar het Ambitiedocument (zie bijlage 1). De hoofdstructuur die hierin is vastgelegd is, zoals hiervoor is aangegeven, geënt op de bodemgesteldheid en op de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden die in het plangebied aanwezig zijn. Het gaat hierbij om elementen die refereren aan de historie van de Kruitfabriek, elementen die in ecologisch opzicht een bepaalde functie hebben of

kun-nen hebben bij herstel en om elementen die refereren aan de Kringenwet of om ande-re ande-redenen van cultuurhistorisch belang zijn. Deze elementen en waarden zijn gebruikt voor het bepalen van het “casco” voor de ontwikkeling tot woon- en werkgebied (zie hierna onder “nadere toelichting op inpassing waarden”). Dit casco voor de openbare ruimte is de groen/blauw, doorlopende structuur, die geldt als de ruimtelijke drager van het plan. Met name de productielijnen, de fabriekswegen (bomenlanen), de hoofdwaterstructuur die gelieerd was aan het productieproces (brede watergangen en grote waterpartijen) worden zoveel mogelijk behouden om de historie van de polder als voormalig fabrieksterrein in de toekomst herkenbaar te houden. In het Ambitiedo-Kwalitatief geoptimaliseerde uitwerking van de kaart met deelgebieden die op 4 juli 2013 bij raadsbesluit is vastgesteld (bron: Ambitiedocument 13-12-2013)

42

cument worden de opgehoogde fabriekswegen met bomen gebruikt en waar nodig verbreed. De contramal van het casco is bebouwbaar gebied dat tevens wordt inge-richt met ruimtelijke verbindingen en ontsluitingen. Dit deel van het plan is flexibel en biedt ruimte voor typologieën die passen bij de toekomstige vraag naar diversiteit van woningen. Ook een belangrijk kenmerk van het huidige terrein is de aanwezigheid van open plekken binnen het gesloten bos. Op de meeste van deze plekken hebben fa-brieksgebouwen gestaan. De locaties van deze open plekken worden hergebruikt tot woonerven. Deze losse strooiing van gebouwen was kenmerkend voor het fabriekster-rein en wordt nu als één van de uitgangspunten voor inrichting van het gebied ge-bruikt. Voorts geldt als uitgangspunt voor de ruimtelijke structuur dat het plangebied een onlosmakelijk onderdeel is van het westelijk deel van Muiden, maar dat het te-vens als ruimtelijke eenheid wordt beschouwd.

Voor wat betreft het aanzicht vanaf water en land, geldt dat dit aanzicht zal verande-ren. Bij het opstellen van de stedenbouwkundige kaders in het Ambitiedocument is één van de ambities geweest om aan de noordwestzijde van het plangebied voor een groot deel een groen- en watergebied te behouden. Deze keuze is gemaakt zodat er in oost-west richting een (ecologisch) groengebied vanaf de Diemervijfhoek over de Diemerdijk met de bomen langs de IJmeeroever, samen met de groenstrook tussen de Diemerdijk en de A1 en de buitendijkse bossen, via het rietland wordt doorgetrok-ken het plangebied in. Het zorgt voor een landschappelijke overgang tussen het om-liggende landschap en de nieuwe woonwijk. Dit groen- en watergebied heeft een buf-ferfunctie tussen een deel van de woonwijk en de Diemerdijk en het achterliggende IJmeer. In tegenstelling tot het westelijk deel van het plangebied, bevinden zich in het noordoostelijk deel van het plangebied nauwelijks opgaande houtopstanden die inge-past kunnen worden. Juist de buitendijkse begroeiing is hier intensiever waardoor, voor wat betreft het aanzicht vanaf het IJmeer, een bufferfunctie binnen het plange-bied minder van belang is. Niet alleen in de situering van groen, water en bouwvlek is rekening gehouden met de ecologie en het landschap, ook in bouwhoogten en maxi-male bebouwingsdichtheden. Zo is er in het Ambitiedocument voor gekozen om het deelgebied De Krijgsman langs de groen- en waterstructuur de laagste maximale be-bouwingsdichtheid te geven zodat hier een buurt kan ontstaan met groen tussen de woningen. In bouwhoogten is er voor gekozen vanwege het zicht vanaf het IJmeer de bebouwingshoogte langs de noordzijde te beperken tot 3 bouwlagen inclusief kap.

Nadere toelichting op inpassing bestaande waarden in nieuwe hoofdstructuur Voormalige Kruitfabriek in de hoofdstructuur

Elementen in de hoofdstructuur die refereren aan de historie van de Kruitfabriek:

 Voormalige productielijnen. Dit indachtig het gegeven dat het terrein in de loop der tijd meermaals is heringericht waarbij de ligging van de productielijnen niet direct overal meer zichtbaar is. Nog zichtbare elementen van voormalige productielijnen zijn de op de waarderingskaart (zie paragraaf 2.7.4) aangegeven delen van laan-beplanting, paden en grotere watergangen. Bomenlanen staan nu over het alge-meen op een hoger maaiveld dan de omliggende percelen en kunnen daardoor be-ter ingepast worden. Door afstand te houden met de contouren van de

bouwvlekken en dus de ophoging, kunnen de bomen zo goed mogelijk behouden blijven;

 Doordat bomenlanen hoger boven het grondwaterpeil staan, is het de verwachting dat de bomen steviger geworteld zijn en daardoor een grotere kans hebben om te blijven staan;

 De drie nog aanwezige plofwallen (na sanering);

43

 Architectonische waardevolle bebouwing;

 Voormalige verspreid liggende gebouwlocaties waarvan de bebouwing is gesloopt;

Juist ter plaatse van (en rondom) voormalige gebouwen bevinden zich de sane-ringslocaties. Door op die locaties bouwlocaties te situeren, worden plekken waar toch werkzaamheden plaats moeten vinden, benut. Ook is er een voordeel in zet-ting te verwachten op deze locaties. Er zijn in het verleden immers al ophooglagen aangebracht;

 De locatie van de sluis in het westen van het plangebied is opgenomen en de sluis wordt hersteld;

Ecologie in de hoofdstructuur

Het Ambitiedocument is opgesteld aan de hand van onder meer veelvuldig uitgevoerd ecologisch onderzoek dat in het verleden onder meer in het kader van de ontmante-ling van de fabriek, sanering van gebouwen, detectieonderzoek, voorontwerp be-stemmingsplan en monitoring, binnen het plangebied heeft plaatsgevonden door het ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot. Meest recente inzichten zijn verkre-gen in het kader van onderzoek dat geleid heeft tot aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet waarin eerdere ontheffingen en het Ambitiedocument zijn be-trokken. Deze aanvraag beschreven in paragraaf 5.9 en is een bijlage bij de toelich-ting van het bestemmingsplan.

De in de loop der tijd verkregen inzichten over ecologische gebieden en elementen, hebben bij de integrale afweging over het nieuwe stedenbouwkundig kader in het Am-bitiedocument, geleid tot de volgende op ecologie terug te voeren keuzen:

 Inpassen van bestaande gebieden en elementen in de stedenbouwkundige struc-tuur zoals weergegeven in het Ambitiedocument. Doelstelling is een integraal sa-menhangend aaneengesloten groen- en waterstructuur zodat de fauna langere of doorgaande routes kan gebruiken. Dit door de volgende elementen in te passen:

 Het rietland in het westelijk deel van het plangebied (in ecologisch opzicht o.m.

belangrijk voor rietvogels, rietorchis, ringslang en waterspitsmuis). Het rietland is zowel in ecologisch opzicht van belang, als in cultuurhistorisch en landschap-pelijk opzicht. Het rietland is daarom als groen- en natuurelement ingepast in de stedenbouwkundige structuur. Dit door hier geen bebouwing te projecteren.

 Dijkzone in het noordelijk deel van het plangebied. De dijkzone in het noordelijk deel van het plangebied is in ecologisch opzicht onder meer belangrijk voor am-fibieën en ringslang. De watergang langs de Diemerdijk (voorheen kadesloot genaamd) is ingepast om de Diemerdijk duidelijk afgebakend te houden en ook Landschappelijke en cultuurhistorische hoofdstructuur (Bron: Ambitiedocument 13-12-2013)

44

zo weinig mogelijk invloed op de dijk te hebben. Een stuk met typisch broekbos tussen kleine en grote wiel is ingepast zodat daar een verbreding van de ecolo-gische zone langs de dijk ontstaat en wordt behouden. In deze zone bevonden zich in het verleden op bepaalde locaties fabrieksgebouwen. De bodem is op bepaalde locaties vervuild en dient gesaneerd te worden. Het inpassen van be-bouwing op deze saneringslocaties wordt in deze zone op de voormalige fa-brieksgebouwlocaties mogelijk geacht, als grote delen van deze zone een groenbestemming krijgt waarin geen bebouwing is toegestaan.

 De wielen en bredere watergangen. De wielen en bredere watergangen zijn in ecologisch opzicht onder meer van belang voor vleermuizen en kleine modder-kruiper. Dit is reden om deze bestaande elementen niet alleen om redenen van cultuurhistorie of landschappelijke waarden, maar ook redenen die verband houden met ecologie te behouden en als zodanig in te passen in de steden-bouwkundige structuur. Oude grachten langs voormalige fabrieksgrenzen en oude watergangen voor vervoer over water zijn vrijwel allemaal ingepast wor-den vrijwel allemaal ingepast. Ook de nog aanwezige oude insteekhavens zijn allemaal opgenomen in de hoofdstructuur.

 Laanbeplanting (in ecologisch opzicht o.m. belangrijk voor vleermuizen). Vlieg-routes vleermuizen langs lanen en over bredere watergangen zijn zo veel mo-gelijk ingepast. Oudere bomen in lanen vanwege rijkdom aan insecten voor vo-gels zijn ingepast.

 Voor de bosvakken met Zomereiken geldt dat bosvakken waarin de betreffende Zomereiken zich bevinden, in de afweging over de (on)mogelijkheden voor wat be-treft inpassing van cultuurhistorische elementen, landschappelijke elementen, pro-grammatische uitgangspunten en bodemgesteldheid (vervuiling, explosieven en ondergrond), in het Ambitiedocument onderdeel zijn geworden van de te bebou-wen gronden. Dit hangt ook samen met het stedenbouwkundige uitgangspunt en afweging om een verbinding te leggen met de bestaande bebouwing van Muiden vanuit het Kruitpad.

Kringenwet / De Nieuwe Hollandse Waterlinie / Stelling van Amsterdam / Trekvaart Elementen die refereren aan de Kringenwet / De Nieuwe Hollandse Waterlinie / Stel-ling van Amsterdam of om andere redenen van cultuurhistorisch belang zijn:

 De watergang ten oosten van Kruitpad 7 blijft herkenbaar als fabrieksgrens die in de 19e eeuw langs de '2e verboden Kring der Vesting Muiden' was gesitueerd, evenals de knik daar ten noorden van, die destijds langs de '2e verboden kring der Westbatterij' was gesitueerd;

 De strook waar het oude toegangspad naar de Kruitfabriek in lag, het huidige Kruitpad, is met de bomen ingepast;

 Langs de eeuwenoude trekvaart is een strook in de groenstructuur opgenomen zodat de trekvaart beleefbaar wordt vanuit het plangebied;

 Stelling van Amsterdam / Diemerdijk / Westbatterij: Zowel de Stelling van Amster-dam, als de Diemerdijk en de Westbatterij liggen niet in het plangebied De Krijgs-man, maar wel in de nabijheid van het plangebied. Het plangebied maakt geen deel uit van voormalig inundatiegebied en het ligt niet in historisch belangrijke zichtlijnen naar het Muiderslot, de kustbatterij Durgerdam (Vuurtoreneiland) en Fort Pampus. In cultuurhistorisch opzicht is de belangrijkste verbintenis die het plange-bied met het functioneren van de Stelling van Amsterdam heeft, de ligging van het plangebied in de voormalige “verboden kringen” van de voormalige Kringenwet.

Thema’s hierbij zijn “kringen / cirkelvorm”, “vrije ruimte / openheid”, “zichtbaarheid

45

van de Westbatterij” en “architectuur en materialisering”. Dit zijn aanknopingspun-ten om in de planvorming te kunnen refereren aan het verleden van de Stelling van Amsterdam in het algemeen en de Westbatterij in het bijzonder. Er is geen vaste norm over welke afstand moet worden aangehouden tussen de buiten het plange-bied gelegen Westbatterij en de bebouwing in het plangeplange-bied. Er wordt daarom een gepaste afstand aangehouden tussen de Westbatterij en de bebouwing, waarmee rekening wordt gehouden met de waardevolle status van de Westbatterij.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.7.1 en 4.3.2.

Verkeersstructuur - Ontsluiting en bereikbaarheid plangebied Hoofdontsluiting autoverkeer plangebied

Het plangebied is voor autoverkeer op twee locaties ontsloten op het omliggende we-genverkeersnet (zie navolgende afbeelding – rood omcirkelde locaties). De hoofdont-sluiting bevindt zich ter hoogte van de verlegde op-/afrit A1 waar in de huidige situatie al enige tijd een brug ligt. De tweede ontsluiting betreft de aansluiting op het bestaan-de wegennet van bestaan-de aanliggenbestaan-de wijk Noord-West midbestaan-dels een straat voor langzaam-verkeer met beperkt autolangzaam-verkeer. Deze aansluiting ter plaatse van het begin van het Kruitpad vindt plaats middels een herprofilering van het pad naar een fietsstraat. De nieuwe wegen in het plangebied sluiten hier aan op de route van Kruitpad naar Bur-gemeester de Raadtsingel.

Voor het langzaamverkeer zijn, aanvullend op de ontsluitingslocaties waar ook de hoofdontsluiting is gesitueerd, op meerdere locaties een aansluiting op de omgeving in het Ambitiedocument als mogelijkheid aangedragen (zie navolgende afbeelding rood omcirkelde locaties). Deze mogelijkheden betreffen een eventueel aan te leggen extra brug voor langzaamverkeer over de Muidertrekvaart, een tweetal aansluitingen voor langzaam verkeer op de wijk Noord-West en een vijftal mogelijke langzaamver-keer aansluitingen op de Diemerdijk, waarvan een ter plaatse van een mogelijke ont-sluiting voor autoverkeer richting de beoogde nieuwe buitenhaven van Muiden.

Hoofdontsluiting autoverkeer plangebied; vanaf de A1 en de stad Muiden (bron: Ambitiedo-cument 13-12-2013)

46

In document De Krijgsman (pagina 46-52)