• No results found

De receptie van activistische kunst door kunstcritici

In het discours dat door Nederlandse kunstcritici over hedendaagse kunst wordt gevoerd, wordt beperkt aandacht besteed aan activistische kunst buiten de museale setting. Activistische kunst die te zien is binnen de museale setting krijgt wel enige aandacht. In een artikel in Metropolis M dat uitsluitend online is verschenen, worden vragen gesteld over kunst en activisme. In de inleiding van het artikel wordt geconstateerd dat veel tentoonstellingen de laatste tijd zijn gewijd aan het thema kunst en activisme.139 In het artikel wordt onder andere gesteld dat politieke en economische

systemen falen en dat er behoefte lijkt aan de verbeelding van de kunst om nieuwe wegen te verkennen of daarmee te experimenteren. Het artikel eindigt met:

137 Matthijs de Bruijne in gesprek met de auteur op 7 mei 2019. 138 Matthijs de Bruijne in gesprek met de auteur op 7 mei 2019.

139 Alice Smits, “Kunst en activisme in vier vragen,” geraadpleegd op 1 juli 2019, https://www.metropolism.com/nl/opinion/34897_kunst_en_activisme_in_vier_vragen

“Het belang van activistische kunst ligt dan ook vooral in het slaan van bruggen om een brede sociale beweging te vormen en het experiment met nieuwe verbeeldingen van samenzijn voorbij de one issue slogans als een breder cultureel debat in de maatschappij plaats te laten vinden.”

Het debat wordt echter binnen Nederland op een andere manier gevoerd. De kunstcriticus Hans den Hartog Jager wijdt op 18 september 2014 in een artikel in het NRC aandacht aan activistische kunst. Het artikel heeft de volgende introductie:

“Geëngageerde kunst is pijnlijk voorspelbaar, […]Die kunst is altijd links – op een naïeve, clichématige, enkelvoudige manier. De kritische houding van kunstenaars en curatoren is een rituele dans geworden.”140

Hij stelt verder dat kunst nauwelijks een rol van betekenis speelt in het maatschappelijk debat. Er is volgens den Hartog Jager voldoende aanleiding voor het maatschappelijk debat, voor engagement. Maar een kunstenaar die engagement toont is in zekere zin verdacht omdat zijn of haar engagement ten dienste zou staan van de kunst. Hij verwijst naar de rol van de kunst. Deze zou moeten

ontregelen, vernieuwen of verrassen en daarmee nieuwe inzichten of ideeën doen ontstaan bij het publiek. Den Hartog Jager is van mening dat geëngageerde kunst daarin niet slaagt omdat ze té voorspelbaar is en altijd een ‘links’ karakter heeft. Hij verwijt de geëngageerde kunstwereld dat ze blind is voor deze altijd linkse invalshoek. Hij vergelijkt de kritische houding van geëngageerde kunstenaars met een rituele dans en is van mening dat het deze groep ontbreekt aan enige vorm van zelfkritiek. Aan het einde van zijn artikel pleit den Hartog Jager ervoor dat kunstenaars en curatoren op zoek moeten gaan naar een nieuwe maatschappelijk rol voor de kunst en dat ze op basis daarvan de autoriteit heeft nieuwe maatschappelijke alternatieven te laten zien.

In dit artikel gaat den Hartog Jager uit van activistische kunst met een eendimensionaal karakter. Kunst die één boodschap tracht over te brengen of tracht op te leggen. Hij gaat hiermee voorbij aan kunstenaars als Dries Verhoeven die werken maken waarvan de boodschap niet

eenduidig is maar die de toeschouwer in verwondering of verwarring brengt: Wat zie ik en wat vind ik daarvan? Den Hartog Jager gaat bovendien uitsluitend in op museale kunst en hij laat onder andere streetart buiten beschouwing. Den Hartog Jager is niet de enige met deze visie. Hij vindt deels een medestander in de filosoof Maarten Doorman. Ook Doorman is van mening dat de maatschappelijke bekommernissen van activistische kunstenaars voorspelbaar zijn.141 Activistische

kunstwerken zijn weinig verrassend en voegen weinig toe. Een activistisch werk dat hem wel 140 Hans den Hartog Jager, “Geëngageerde kunstenaars: de wereld luistert niet,” NRC, 18-09-2014.

overtuigt is Cascade (2010) van Atelier van Lieshout. Dit kunstwerk staat in Rotterdam en het overtuigt omdat je niet weet wat dit werk becommentarieert: onze van olie doordrenkte cultuur, is het een waarschuwing voor peak olie of is het juist een ode aan de petrochemische industrie?142 Dit

werk zet de verbeelding aan het werk. Dat een dergelijk werk in de openbare ruimte te vinden is, maakt het veel interessanter omdat mensen die daar niet om gevraagd hebben met dit beeld worden geconfronteerd.143 Doorman onderzoekt de grenzen tussen propaganda en kunst. Hij

benoemt politieke kunst als de kunstwerken die zich bevinden op het terrein tussen activisme en het esthetische domein.144 Een vraag die hij stelt is of kunst die zich bevindt op het snijvlak van

autonomie en sociaal activisme, wel goed kan zijn. Dat hangt zijns inziens af van de criteria die je aan deze kunst stelt. Een van de criteria betreft de meerduidigheid die hij bijvoorbeeld toedicht aan Cascade van Atelier van Lieshout. Deze meerduidigheid houdt de toeschouwer niet op afstand, maar betrekt deze erbij.145

Deze twee kunstcritici zijn exemplarisch voor de wijze waarop in Nederland wordt

geschreven over activistische kunst. Enerzijds verwachten zij dat een kunstenaar zich beperkt tot het maken van kunst en daarbij het politieke, het activistische buiten dit domein laat. Anderzijds

schemert erin door dat kunst die activistisch is, geen goede kunst zou kunnen zijn. En goed zijn is een esthetische eis die aan kunstwerken wordt gesteld. Eerder heb ik al aangegeven dat ik de angst voor éendimensionaliteit deel. Kunst die op een dergelijke manier ongelijkheid, misstanden, macht of onderdrukking aan de kaak wil stellen, heb ik bestempeld als een vorm van propaganda of als reclame voor het goede doel. Dergelijke intenties van de kunstenaars verengen het kunstwerk echter niet tot actiemiddel maar het is wel degelijk kunst. De opvatting dat deze kunst geen goede kunst is, deel ik niet op voorhand. Dat hangt af van de definitie van kunst en de rol die zij in onze

maatschappij kan vervullen. Dat hedendaagse kunst aandacht besteedt aan actuele thema’s wordt door critici niet ontkend, wat ontkend wordt is dat deze werken het predicaat kunst verdienen. Het effect van deze manier van denken is dat kunstcritici in kranten en tijdschriften weinig aandacht besteden aan activistische kunst.

Fossil Free Culture is tot op heden door Nederlandse kunstcritici niet gerecenseerd. In de pers ben ik drie soorten reacties tegengekomen: de kunstwereld schrijft voornamelijk over het feit dat het Van Goghmuseum niet langer gesponsord wordt door Shell. Kranten, weekbladen en tijdschriften benadrukken dit ook of noemen het vandalisme. De derde soort reactie komt uit de activistische- of milieubeweging. En daar wordt het doel van de acties van Fossil Free Culture 141 Maarten Doorman, De navel van Daphne – over kunst en engagement. (Amsterdam: Prometheus, 2016), 21-22.

142 Doorman, De navel van Daphne, 51. 143 Doorman, De navel van Daphne, 103. 144 Doorman, De navel van Daphne, 122. 145 Doorman, De navel van Daphne, 128.

centraal gesteld. Fossil Free Culture zou graag willen dat hun performances ook als kunst wordt beschreven.146 Ze laten op hun website en met hun performances zien dat ze zich plaatsen in de

traditie van de kunst: een manifest, het tonen van hun performances in een portfolio en de performance bij het Concertgebouw die qua structuur (triptiek) en qua beeldtaal refereert aan Francis Bacon.147

“We willen graag herkend worden als kunst; we spreken consequent over kunstenaars, performances. We weten niet hoe we dit anders aan moeten pakken. Onze berichten worden vaak doorgestuurd naar de klimaat- of politieke redactie en niet naar de kunstredactie. Als we in een persbericht schrijven dat we ons hebben laten inspirerend door Barbara Kruger of Francis Bacon, wordt dit niet overgenomen.“148

Over Laser 3.14 wordt niet geschreven door kunsthistorici, maar wel door historici en cultuurwetenschappers die zich bezighouden met de ontwikkeling van de stad, met culturele ontwikkeling en of met de thematieken als gentrification. Over Dries Verhoeven is geschreven onder het kopje festivals of zijn werken zijn besproken door theaterwetenschappers. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de theaterkrant.149 Dit is niet onbegrijpelijk omdat Verhoeven oorspronkelijk

voornamelijk werkzaam was in de theaterwereld.

Een andere reden waarom weinig is geschreven over activistische kunst buiten de museale wereld betreft de aandacht van kunstcritici voor deze kunst in de openbare ruimte in zijn

algemeenheid. Dat blijkt onder andere uit Kunstkritiek in Nederland 1885-2015, een serie uitgaves waarin kunstkritieken staan gebundeld en worden becommentarieerd. Er is slechts beperkt aandacht voor activistische kunst. Wel is er aandacht voor activistische kunst binnen de museale sector en de grote kunstmanifestaties, zoals de Sonsbeek-tentoonstellingen.

Als activistische kunstenaars willen dat hun werk als kunst wordt beschouwd moeten ze als zodanig herkend en bediscussieerd worden binnen het institutionele kader van de kunstwereld.150

Maar dan moet er over gepubliceerd worden of een tentoonstelling over worden georganiseerd. Er is een dichotomie in de perceptie en de daaruit voortvloeiende receptie van activistische kunst.

146 Maria van Fossil Free Culture in gesprek met de auteur op 11 juni 2019.

147

Website Fossil Free Culture, “Manifest,” geraadpleegd op 6 juni 2019,

https://www.fossilfreeculture.nl/manifesto/ en Website Fossil Free Culture, “Fossil Free Culture,” geraadpleegd op 6 juni 2019, https://www.fossilfreeculture.nl/about/

148 Maria van Fossil Free Culture in gesprek met de auteur op 11 juni 2019.

149 Peter Zonderland, “Verhoeven bereikt zijn doel,” Theaterkrant.nl, “ geraadpleegd op 28 mei 2019,

https://www.theaterkrant.nl/recensie/ceci-nest-pas/dries-verhoeven/

150 Allan Kaprow, “Succes and failure when art changes,” in Mapping the terrain, red. Suzanne Lacy, (Seattle, Washington: Bay Press, 1995). 155

Enerzijds de activistische kunst in de museale wereld en anderzijds die daarbuiten. Matthijs de Bruijne verwoordt dit:

“Als activistische kunstenaar wordt je pas bekend en raken mensen in je geïnteresseerd als je in een museum hebt tentoongesteld. Als je dat niet doet, gaat je positie als kunstenaar er onder lijden. Het tentoonstellen in een instituut genereert ook weer een bepaalde positie voor mij in de vakbond.”151

Jonas Staal kiest voor een andere manier om in de publiciteit te komen. Hij schrijft zelf artikelen over zijn werken en is in 2018 gepromoveerd bij de Universiteit in Leiden. De titel van zijn proefschrift luidde: Propaganda Art from the 20th to the 21st Century. Jeanne van Heeswijk en Matthijs de Bruijne zijn in 2018-2019 betrokken bij diverse tentoonstellingen, projecten en workshops van BAK, een onderzoekcentrum zich op het snijvlak van politiek, activisme en kunst. Ze weten daar een eigen, maar select publiek te bereiken. Een tijdschrift dat regelmatig aandacht besteed aan de activiteiten van BAK is Metropolis M. Ook daarin is de aandacht voor activistische kunst buiten de museale sector beperkt.

Kunst waarover geschreven wordt door kunstcritici in vakbladen, dag- en weekbladen krijgt, mits tentoongesteld in de museale sector, een zekere status. Deze status is van belang om fondsen aan te tonen dat de ingediende subsidieverzoeken gelabeld kunnen worden als kunst en voor subsidie in aanmerking kunnen komen. De noodzaak om deze cirkel te doorbreken wordt niet alleen door kunstenaars als Matthijs de Bruijne en Fossil Free Culture onderschreven maar ook actief ondersteund door organisaties als BAK in Utrecht en Framer Framed in Amsterdam. Samen proberen zij onder andere een nieuwe taal te ontwikkelen waarin activistische kunst buiten de intentionele kaders ontwikkeld, beschreven, beoordeeld en geanalyseerd kan worden.