• No results found

Op welke wijze hebben aan AEX-index genoteerde ondernemingen in de periode 2003-2007 in het jaarverslag gerapporteerd over de klokkenluidersregeling en zijn er ontwikkelingen in de rapportagewijze te identificeren?

Om deze deelvraag te beantwoorden zal zowel een kwantitatief als een kwalitatief onderzoek worden uitgevoerd op de jaarverslagen van AEX-ondernemingen in de periode 2003-2007. Het kwantitatieve gedeelte zal bestaan uit onderzoek naar de mate van rapportage in het jaarverslag over een klokkenluidersregeling en de ontwikkeling hiervan onder invoering van Corporate Governance Codes. Om mogelijke significante verschillen aan te tonen zullen een drietal hypotheses opgesteld worden. Door middel van statistische toetsing zal worden gekeken of de nulhypotheses mogelijk verworpen dient te worden.

Het kwalitatieve gedeelte zal bestaan uit onderzoek naar mogelijke ontwikkelingen in de inhoudelijke rapportage over een klokkenluidersregeling in het jaarverslag. De inhoud van de jaarverslagen van AEX-ondernemingen in de periode 2003-2007 zal worden onderzocht op een zevental onderwerpen die door Hassink et al. (2007 p32) van belang worden geacht omtrent een klokkenluidersregeling.

In paragraaf 4.1 wordt eerst uiteengezet waarom een aandeelhouder baat heeft bij rapportage over een klokkenluidersregeling. In paragraaf 4.2 worden de hypotheses uiteen gezet die worden getoetst in de kwantitatieve analyse. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 de onderzoeksmethode behandeld. Deze paragraaf bevat de onderwerpen afbakening, kwantitatieve onderzoeksmethode en kwalitatieve onderzoeksmethoden.

De onderzoeksresultaten van de kwantitatieve en de kwalitatieve analyse worden respectievelijk uiteengezet in paragraaf 4.4 en 4.5.

§ 4.1 Waarom aandeelhouders baat hebben bij rapportage over de

klokkenluidersregeling

Een jaarverslag is er op gericht om aan de aandeelhouders van een onderneming, de eigenaren van de onderneming, te rapporteren over de prestaties in het afgelopen jaar.

Waarom zou deze aandeelhouder in het jaarverslag gerapporteerd willen hebben of en op welke wijze de onderneming het afgelopen een klokkenluidersregeling ten uitvoer heeft gebracht? Met andere woorden, wat heeft een aandeelhouder aan rapportage over de klokkenluidersregeling.

Door Rao en Hamilton (1996) is aangetoond dat er een verband bestaat tussen ethiek en winstgevendheid. Zij onderzochten het effect van publicaties over ‘unethical behaviour’26 van beursgenoteerde multinationals in de Verenigde Staten op de prestatie van het aandeel. Uit het onderzoek concluderen Rao en Hamilton (1996) dat ontdekking door de aandeelhouders van ‘unethical behaviour’ van een bedrijf een negatieve impact heeft op de waardering van het aandeel door de aandeelhouders. Met een klokkenluidersregeling kan mogelijk voorkomen worden dat ‘unethical behaviour’ van werknemers lang verborgen blijft, waardoor de

negatieve gevolgen mogelijk minder grote vormen aan kunnen nemen. Dit kan op haar beurt gevolgen hebben voor de waardering van het aandeel door de aandeelhouders.

Waddock et al. (2002) beweren dat het afgelopen decennium de belangstelling duidelijk is toegenomen voor begrippen als corporate social responsibility, duurzame bedrijfsvoering, Corporate Governance, ethiek, integriteit en compliance. Een regeling als de

klokkenluidersregeling valt te plaatsen binnen het gebied van ethiek en integriteit in de bedrijfsvoering. Daarom zou je verwachten dat ook de aandeelhouder meer belangstelling heeft voor een begrip als de klokkenluidersregeling.

Vaughn (2005) onderzocht de bescherming van de klokkenluider onder de Sarbanes-Oxley Act uit 2002. Vaughn concludeert dat grote, ogenschijnlijke succesvolle ondernemingen failliet zijn gegaan, omdat werknemers van deze ondernemingen, die wisten van fraude en andere misstanden, gefaald hebben om met deze misstanden boven tafel te komen uit angst voor represailles. Waarschuwingen van werknemers werden genegeerd en wie zijn mond open deed werd weggepest.

Deze praktijken van de ondernemingen hebben de aandeelhouder miljarden dollars gekost. Een klokkenluidersregeling had mogelijk voorkomen dat het zo uit de hand kon lopen. De aandeelhouder heeft er baat bij om te weten of een onderneming een klokkenluidersregeling heeft ingesteld en of deze werkzaam is om bijvoorbeeld af te kunnen wegen of de

onderneming binnen zijn risico-profiel past en welke vergoeding tegenover het houden van het aandeel moet staan.

26 Het Engelse woord ‘unethical’ wordt door de Van Dale in het Nederlands vertaald als ‘onethisch’. Het woord ‘onethisch’ komt echter niet in de Van Dale hedendaags Nederlands voor. Om verwarring te voorkomen hanteer ik daarom het Engelstalige begrip van Rao en Hamilton (1996).

§ 4.2 Hypotheses

Corporate Governance Codes spelen in dit onderzoek een belangrijke rol. De centrale vraag van dit onderzoek legt immers een relatie tussen Corporate Governance Codes en rapportage over een klokkenluidersregeling in het jaarverslag bij Nederlandse beursgenoteerde bedrijven. De hypotheses die in deze paragraaf uiteen worden gezet om te toetsen in het kwantitatieve onderzoek zijn gebaseerd op de literatuur en het onderzoek dat in hoofdstuk 3 is beschreven met betrekking tot Corporate Governance Codes. Er zijn namelijk twee belangrijke events voor AEX-ondernemingen te identificeren met betrekking tot Corporate Governance Codes: De invoering van de Sarbanes-Oxley act in 2002 en de invoering van de code Tabaksblat in 2004.

Deze twee events splitsen de AEX-ondernemingen in twee groepen.

- groep 1 heeft in 2003 reeds te maken met Corporate Governance wetgeving omtrent een klokkenluidersregeling.

- groep 2 krijgt in 2004 voor het eerst te maken met Corporate Governance wetgeving omtrent een klokkenluidersregeling.

Door van dit gegeven gebruik te maken kan worden onderzocht of ondernemingen die aan een Corporate Governance Code moeten voldoen mogelijk een hogere mate van rapportage over een klokkenluidersregeling hebben.

De hypotheses worden in het vervolg van deze paragraaf besproken. Hypothese 1 en hypothese 2 zijn twee interessante hypotheses over de invloed van Corporate Governance Codes en de mate van rapportage over een klokkenluidersregeling. Hypothese 3 is een

interessante hypothese over de toenemende belangstelling voor Corporate Governance Codes en klokkenluidersregelingen en de mogelijke invloed hiervan op de mate van rapportage over een klokkenluidersregeling.

Hypothese 1

In hoofdstuk 3 komt naar voren dat veel Corporate Governance Codes het hanteren van een klokkenluidersregeling voorschrijven, al dan niet volgens het ‘comply or explain’ principe. De veronderstelling is daarom dat wanneer op een onderneming een Corporate Governance Code van toepassing is die bepalingen voorschrijft omtrent een klokkenluidersregeling, er meer rapportage in het jaarverslag plaats vindt over een klokkenluidersregeling.

Deze veronderstelling valt te vertalen in de hypothese dat AEX-ondernemingen die in 2003 aan de Amerikaanse Corporate Governance Code gehouden zijn, in dat jaar meer rapporteren over een klokkenluidersregeling dan AEX-ondernemingen die niet aan de Amerikaanse Corporate Governance moeten voldoen.

H0: µrapportage 2003wel-SOX = µrapportage 2003 geen-SOX

H1: µrapportage 2003wel-SOX > µrapportage 2003 geen-SOX

Hypothese 2

In lijn met de voorgaande hypothese is de verwachting dat de invoer van een Corporate Governance Code die bepalingen hanteert omtrent een klokkenluidersregeling, leidt tot meer rapportage over een klokkenluidersregeling. Deze veronderstelling laat zich vertalen in de hypothese dat AEX-ondernemingen waarop in 2004 de code Tabaksblat van toepassing is geworden, in dat jaar meer rapporteren over een klokkenluidersregeling dan in 2003. H0: µrapportage 2003 = µrapportage 2004

H1: µrapportage 2004 > µrapportage 2003

Het significantie niveau wordt gesteld op α = 0,05

Hypothese 3

De toename van belangstelling voor Corporate Governance Codes en

klokkenluidersregelingen (Waddock et al. 2002) leidt mogelijk tot meer rapportage over klokkenluidersregelingen. Daarom is de verwachting dat drie jaar na de wettelijke invoer van de code Tabaksblat er meer rapportage is over een klokkenluidersregeling in het jaarverslag van AEX-ondernemingen. Deze veronderstelling laat zich vertalen in de hypothese dat de mate van rapportage over een klokkenluidersregeling in het jaar verslag van

AEX-ondernemingen in 2007 groter is dan in 2004. H0: µrapportage 2004 = µrapportage 2007

H1: µrapportage 2007 > µrapportage 2004

Het significantie niveau wordt gesteld op α = 0,05

§ 4.3 Onderzoeksmethode

In paragraaf 4.3 wordt de onderzoeksmethode behandeld die in dit onderzoek wordt gebruikt om te onderzoeken op welke wijze AEX-ondernemingen in de periode 2003-2007 in het jaarverslag gerapporteerd hebben over hun klokkenluidersregeling en of er ontwikkelingen in de rapportagewijze te identificeren zijn.

In paragraaf 4.3.1 wordt afgebakend welke ondernemingen precies in het onderzoek worden betrokken, waarom de periode 2003-2007 gekozen is en waarom het jaarverslag een goed document is om informatie te betrekken over klokkenluidersregelingen.

Zoals in de inleiding van dit onderzoek al is aangekondigd zal het empirisch onderzoek bestaan uit zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse van de rapportage.

Paragraaf 4.3.2 en 4.3.3 gaan respectievelijk in op de kwantitatieve onderzoeksmethode en de kwalitatieve onderzoeksmethode.

§ 4.3.1 Afbakening

In dit onderzoek is gekozen om ondernemingen te onderzoeken die op 1 juni 2008 aan de AEX-index genoteerd staan en gedurende de periode 2003 tot en met 2007 beursgenoteerd zijn geweest. Ondernemingen die door fusie of overname gedeeltelijk gedurende de periode 2003-2007 afzonderlijk en onder eigen naam rapporteerden worden niet meegenomen in het onderzoek. Een overzicht van de gebruikte ondernemingen is opgenomen in bijlage 3. Er is voor AEX-ondernemingen gekozen omdat deze ondernemingen betrokken zijn bij het

event de invoering van de code Tabaksblat en vanwege het feit dat een groot aantal

ondernemingen aan een Amerikaanse aandelenbeurs genoteerd zijn of zijn geweest.

Deze twee factoren maken het mogelijk om onderzoek te doen naar de invloed van Corporate Governance Codes op de mate van rapportage over een klokkenluidersregeling.

Bij de keuze voor het tijdsinterval is gekozen voor de periode 2003-2007. In deze periode is het jaar 2003 opgenomen, waarin de code Tabaksblat nog niet verplicht was voor AEX-ondernemingen, maar de Sarbanes-Oxley Act al wel van kracht was. Tevens is het jaar 2004 in deze periode opgenomen, waarin de code Tabaksblat effectief is geworden. In het

onderzoek wordt tevens de ontwikkeling van rapportage onderzocht. Het meest recente jaarverslag dat voor alle ondernemingen beschikbaar is, is het jaarverslag van 2007. De periode 2003-2007 is daarom een geschikt tijdsinterval.

Er is gekozen om jaarverslagen te onderzoeken omdat dit een publiek toegankelijk document is waarin het management van een onderneming verantwoording aflegt over het verslagjaar aan de aandeelhouder en zodoende ook iets moet zeggen over de werking van de

klokkenluidersregeling .

Ondernemingen zijn terughoudend met het openbaar maken van gegevens met betrekking tot hun klokkenluidersregeling. Het jaarverslag is één van het zeer beperkt aantal bronnen

waaruit waardevolle, maar ook betrouwbare informatie kan worden betrokken met betrekking tot een klokkenluidersregeling.

§ 4.3.2 Kwantitatieve inhoudsanalyse

De kwantitatieve inhoudsanalyse op de jaarverslagen is opgezet naar het model dat Krippendorff (2003) heeft opgesteld met betrekking tot ‘unitizing’ in inhoudsanalyses. ‘Unitizing’ is het systematisch onderscheiden van tekstsegmenten die van belang zijn voor de analyse (Krippendorff 2003 p83).

Krippendorff onderscheidt drie typen units: - Sampling units

- Recording/ Coding Units - Context Units

De sampling units omvatten de units uit een grotere populatie die worden onderscheiden om meegenomen te worden in de analyse.

In dit onderzoek zijn de sampling units de jaarverslagen van ondernemingen die op 1 juni 2008 aan de AEX-index genoteerd staan en gedurende de periode 2003 tot en met 2007 beursgenoteerd zijn geweest.

Een context unit is een unit van tekstuele aard dat de grenzen stelt aan de informatie die wordt beschouwd bij de signalering van de recording/coding units.

Zinnen zijn de minimale context units voor woorden.

In dit onderzoek is de context unit een zin, die kan voorkomen in het gehele jaarverslag van de onderneming en een mededeling doet inzake de

- algemene inhoud en reikwijdte van een klokkenluidersregeling of de houding van de onderneming ten opzichte van een klokkenluidersregeling

- aard van te melden overtredingen middels een klokkenluidersregeling

- functionaris of het orgaan waaraan de overtreding gerapporteerd dient te worden van de klokkenluidersregeling

- meldingsrichtlijnen en formaliteiten die de klokkenluidersregeling voorschrijft - vertrouwelijkheid, anonimiteit en bescherming die de klokkenluidersregeling biedt - instelling van een onderzoek naar aanleiding van een melding middels een

klokkenluidersregeling

De grenzen die in dit onderzoek zijn gesteld voor de context unit zijn afgeleid van de zeven informatiecategorieën die Hassink et al. (2007) in hun onderzoek identificeren met betrekking tot klokkenluidersregelingen. Deze zeven categorieën vormen een theoretische basis, maar zij maken ook de onderzoeksmethode efficiënter omdat in de kwalitatieve analyse van dezelfde informatie gebruik wordt gemaakt. In paragraaf 4.3.3 wordt dieper op deze categorieën ingegaan.

Recording/coding units zijn units die worden onderscheiden voor afzonderlijke beschrijving, vastlegging of codering.

In dit kwantitatieve onderzoek zijn de recording units de woorden die voorkomen in de gedefinieerde zinnen van de context units. Vastlegging zal plaats vinden door het tellen van het aantal woorden. Volgens Krippendorff (2003 p102) wordt in het kader van kwantitatief onderzoek ook wel gesproken van units of enumeration.

De vastlegging van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve inhoudsanalyse zal plaatsvinden op een ‘coding sheet’ die opgenomen is in bijlage 4.

In het onderzoek worden de Engelstalige jaarverslagen van de AEX-ondernemingen onderzocht. Linguïstische verschillen in kwantiteit worden zo uitgesloten.

Voor de statistische toetsing die wordt uitgevoerd om mogelijke significante verschillen tussen de mate van rapportage in jaarverslagen aan te tonen wordt gebruikt gemaakt van SPSS, een software pakket voor statistische analyse.

§ 4.3.3 Kwalitatieve inhoudsanalyse

De kwalitatieve analyse zal bestaan uit het analyseren van de jaarverslagen van

AEX-ondernemingen in de periode 2003-2007 op aanwezigheid van rapportage dat valt te plaatsen binnen de in tabel 4.1 genoemde categorieën. Deze zeven categorieën zijn afgeleid uit eerder onderzoek van Hassink et al. naar klokkenluidersregelingen.

Hassink et al. (2007 p32) hebben klokkenluidersregelingen inhoudelijk onderzocht. Hierbij analyseren zij de inhoud van klokkenluidersregelingen in zeven categorieën door te bepalen of klokkenluidersregelingen aan bepaalde kenmerken voldoen. Voor dit onderzoek zouden

deze bijna honderd kenmerken te gedetailleerd zijn om afzonderlijk te analyseren binnen een jaarverslag, omdat in het jaarverslag een klokkenluidersregeling niet tot in detail wordt besproken.

De zeven categorieën van Hassink et al. zijn op een niveau waaraan in een jaarverslag goed aandacht aan besteed kan worden. Daarnaast gaan de categorieën in op belangrijke aspecten omtrent klokkenluidersregelingen die ook worden genoemd in Corporate Governance Codes. Neem bijvoorbeeld de groepen vijf en zes over het vertrouwelijk kunnen melden van

misstanden en de bescherming van de klokkenluider tegen represailles. De Corporate Governance Code met klokkenluidersbepalingen die in hoofdstuk 3 zijn besproken besteden allen in hun bepalingen aandacht aan deze onderwerpen.

Om te bepalen of in een jaarverslag gerapporteerd wordt in een bepaalde categorie wordt wel een beroep gedaan op de kenmerken die Hassink et al. gedefinieerd hebben binnen de categorieën (Hassink et al. 2007 p 34-36). Indien tenminste één kenmerk binnen een categorie wordt genoemd in het jaarverslag, dan wordt dit beschouwd als rapportage in de

desbetreffende categorie. Wanneer in het jaarverslag rapportage in een categorie voorkomt wordt dit aangegeven door op de ‘coding sheet’ het woord ‘ja’ in te vullen. Wanneer in het jaarverslag rapportage in een categorie niet voorkomt wordt dit aangegeven door het woord ‘nee’ in te vullen. De kenmerken van Hassink et al. zijn tevens opgenomen in bijlage 5. De zeven categorieën die opgenomen zijn in tabel 4.1 en vormen een goed handvat om jaarverslagen op rapportage over klokkenluidersregelingen te analyseren. Tabel 4.1 bevat naast de categorie die in dit onderzoek wordt gehanteerd het equivalent van Hassink et al.

Groep Categorie Categorie (Hassink et al.)

1. Algemene inhoud, reikwijdte, houding General contents, scope and tone 2. Aard van te melden overtredingen Nature of violations to be reported 3. Functionaris of orgaan waaraan de overtreding

gerapporteerd dient te worden

Officials or bodies to whom wrongdoing should be reported 4. Meldingsrichtlijnen en formaliteiten Reporting guidelines and formalities 5. Vertrouwelijkheid en anonimiteit Confidentiality and anonymity 6. Bescherming tegen represailles Protection from retaliation 7. Onderzoek details Investigation details

Gemiddeld aantal woorden in het jaarverslag van AEX-ondernemingen over een klokkenluidersregling in de periode 2003-2007 0 20 40 60 80 100 120 140 160 Jaar G e m id d e ld a a n ta l w o o rd e n

Gemiddeld aantal woorden 80,21 137,63 93,95 131,84 107,21

2003 2004 2005 2006 2007

§ 4.4 Resultaten kwantitatieve analyse

In deze paragraaf worden de onderzoeksresultaten van de kwantitatieve analyse besproken. Paragraaf 4.4.1 bevat een beschrijvende analyse van de data die is verkregen met betrekking tot de kwantiteit van rapportage over klokkenluidersregelingen in de jaarverslagen. In paragraaf 4.4.2 komt aan bod welke soort statistische toetsen kunnen worden gebruikt op de verkregen data. In paragraaf 4.4.3 wordt de uitvoering van de statische toetsing beschreven per opgestelde hypothese uit paragraaf 4.2.

De data uit de inhoudsanalyse met betrekking tot zowel het kwantitatieve als kwalitatieve onderzoek zijn opgenomen in bijlage 6. In totaal zijn er 95 waarnemingen gedaan, 19 ondernemingen maal 5 jaarverslagen.

§ 4.4.1 Beschrijvende kwantitatieve analyse

Diagram 4.1 geeft een grafische weergave van de data uit het kwantitatieve onderzoek. Tabel 4.2 toont de procentuele toename of afname tussen opeenvolgende jaren.

Diagram 4.1

Tabel 4.2

Periode 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006 2006 - 2007

Toename/afname

Het gemiddeld aantal woorden dat AEX-ondernemingen in het jaarverslag aan een klokkenluidersregeling besteedden was het laagst in 2003 met gemiddeld 80 woorden per onderneming en was het hoogst in 2004 met gemiddeld 138 woorden per onderneming. Er is een stijging van meer dan 70% in het gemiddeld aantal woorden in het jaarverslag van 2004 ten opzichte van 2003.

In het gemiddeld aantal besteedde woorden aan een klokkenluidersregeling is geen trend te ontdekken van jaarlijkse toename van het gemiddeld aantal besteedde woorden.

Wel is te zien dat na een jaar van toename van het aantal woorden het opvolgende jaar een afname vertoont.

Het gemiddeld aantal zinnen is niet gedaald tot het niveau op of onder het niveau van 2003 oftewel voor de invoering van de code Tabaksblat.

Om betrouwbare uitspraken te doen over de resultaten die de grafische weergave op het eerste gezicht toont zullen in paragraaf 4.4.3 de hypotheses uit paragraaf 4.2 statistisch worden getoetst.

§ 4.4.2 Data

Uit plots van de data, opgenomen in bijlage 6, blijkt dat het aantal woorden over een klokkenluidersregeling in het jaarverslag niet standaard normaal verdeeld is.

Uit Levene’s test op de homogeniteit van de variantie tussen de groepen die wel of niet aan Sarbanes-Oxley wetgeving moeten voldoen in 2003 blijkt bovendien dat de variantie tussen beide groepen significant van elkaar verschilt.

Deze beperkingen zorgen ervoor dat er bij statistische toetsing gebruik gemaakt moet worden van non-parametrische toetsen.

§ 4.4.3 Statistische toetsing van de hypotheses

Hypothese 1

Bedrijven die in 2003 aan de Amerikaanse Corporate Governance Code gehouden zijn rapporteren in dat jaar meer over een klokkenluidersregeling dan bedrijven die niet aan de Amerikaanse Corporate Governance moeten voldoen.

H0: µrapportage 2003wel-SOX = µrapportage 2003 geen-SOX

H1: µrapportage 2003wel-SOX > µrapportage 2003 geen-SOX Het significantie niveau wordt gesteld op α = 0,05

Om deze hypothese te toetsen wordt de Mann-Whitney U test gebruikt.

De AEX-ondernemingen worden onderverdeeld in twee groepen. Groep 1 moet in 2003 aan de wetgeving van de Sarbanes-Oxley Act voldoen en bestaat uit 12 ondernemingen.

De output uit de software voor statische toetsing is opgenomen in bijlage 7.

Ondernemingen die in 2003 aan SOX moeten voldoen besteden gemiddeld 123 woorden in het jaarverslag aan een klokkenluidersregeling. Ondernemingen die in 2003 niet aan SOX moeten voldoen besteden gemiddeld 7 woorden in het jaarverslag aan een

klokkenluidersregeling.

De kans dat een Z-waarde van -2,810 of kleiner wordt gevonden is bij tweezijdig toetsen gelijk aan 0,005 .

In de hypothese is gekozen voor een eenzijdige toets waardoor de p-waarde door twee wordt gedeeld. De kans dat een Z-waarde van -2,810 of kleiner wordt gevonden is 0,0025.

Deze eenzijdige overschrijdingskans is kleiner dan α = 0,05. Daarom wordt H0 verworpen. Dit leidt er toe dat wordt aangenomen dat ondernemingen die in 2003 verplicht waren aan SOX te voldoen in 2003 significant meer rapporteerden over een klokkenluidersregeling dan ondernemingen die in 2003 niet verplicht waren aan SOX te voldoen.

Hypothese 2

Bedrijven waarop in 2004 de code Tabaksblat van toepassing is geworden rapporteren in dat jaar meer over een klokkenluidersregeling dan in 2003.

H0: µrapportage 2003 = µrapportage 2004 H1: µrapportage 2004 > µrapportage 2003

Het significantie niveau wordt gesteld op α = 0,05

Om deze hypothese te toetsen wordt de Wilcoxon signed rank test gebruikt.