• No results found

De oproerige droomers van den heiligen Hapi

Na hunne dringende gunstbewijzen had Haman vooral met twee vermomde

bronsdonkere Aegyptische hoofdpriesteren uit Heliopolis en Memphis, zijn innigste belangen saâmgevlochten. De oudste dezer tempelieren verzette zich eerst, maar de jongste gaf in overkropt geluk toe, nadat Haman van Typhon, den Schepper van het Booze, en vooral van de Seth-verschrikkingen die hij in de gejaagde verbeelding doorleefde, had gerept; nadat hij ook van de mystieke vereeniging met de Aegyptische goden zoo somber-vurig kwam te spreken, dat zelfs de oudste zich aan eigen schuwen argwaan ontknelde en den Agagiet in ontstellende verbazing bestaarde. Haman zinspeelde in een fluisterende

murmeling, op de verborgen-wulpsche daden der manlijke hyërodulen en op de tegennatuurlijke ontucht van den cybellen-eeredienst, door de balsemers en geheimleeraren van Kemi in hun Hir Seschta-gezag plechtig ondersteund. Haman overtuigde zich,... hij trok de sterken, de brozen en de plooybaren. Ook híj leefde, als het moest, gelijk de palm, met de voeten in het kille waternat, met het hoofd in de helle gloeying der hemelen. Hij beangstigde met de stekende rampspoed-kracht van zijn blik en de karbouwachtige schonkigheid van zijn hardnekkigen, wrangen wil. Doch het meest betooverde Haman met zijn verblindende redenaarswoorden, die zoo wijd leken als de kim en zoo nauw dicht-duisterden als een muurspleet. Ook altijd weer wierd Haman bewonderd om de verbluffende vaardigheid waarmee hij op zwierige wijze, bijna iederen vreemdeling in zijne eígene taal onderhield; daarbij roérde door de zingende en warme schoonheid van zijn diepe stem, welke al zijn hebzucht en gemoeds-wreedheid onder een sidderend omfloersen van zoet-vage klanken verborgen hield. Van zichzelf wist Haman dat hij éérst afstootte door de stuursche en heerschzuchtige strengheid van zijn geel gezicht; dán overrompelde en eindelijk bekoorde met het vlijmend-vernuftige en het tegelijk heftige, hartstochtelijke

zijner geweerhaakte uitingen. Zoo had hij ook bij zijn complot-ontdekking, de Aegyptische geheim-leeraren van Osiris en Isis ingepalmd, vooral den jongste, den dwependen strijder voor zijn wonderland, den drager van het lotos-symbool. De twee hoofdleiders der samenzweringen tegen den Perzischen overheerscher, nu op hunne doorreis, hadden hem na hun halfbedreigende en aandringende

verbonds-opwekkingen, steeds vertrouwensvoller toegesproken. De oudste

geheimpriester deed het met een zachten spotglimlach om den mond, de jongste met een vurige haattrilling in zijn hooge stem. Alles wou Haman toen weten van het Nijldal en zijn palm-bosschen, van Tares en Tameh; van het geheimzinnige Zwarte Land en zijne doodenoffers, het land van zinnebeelden, waar een steenen kever het kloppende menschenhart verving; het land dat bloeide tusschen den somber-doodschen rotsenbrand der Lybische gebergten en de schroeyingen der Arabische woestijn. Hoe kwellend de schorpioenen-godin Selk ook met angelen van onrust zijn ziel instiet en hoe verblindend paars-goud de vinschubben ook schitterden van de roodoogige Abtoe, woest zwemmend naast Ra's heilige bark in gouden avondzonne-aether,... hij wou alles weten, álles. In gesprekken op geheel eenzame plaatsen, verhaalden de

priesteren hem Aegypte's wonderschoon opduiken uit het slib van den Jaro, zijn goddelijken bloei en tragische vernietiging, al begonnen, toen de woeste Assyrische Nimrod, Pinotem I overweldigde; Assyriërs en Aethiopiërs moordden ten noorden en ten zuiden. Maar de jonge hoogepriester met de donkergouden dweepoogen, zwoer in een triumphdrang vol beteugelde droefheid, - gelijk de aanhangers van Psamtik I der Saïtische dynastie uit de woelig-wilde schriktijden van Kebt en Kasch vóór den god Ptah in de befakkelde nachttempelen, - dat ééns weer Kemi opnieuw zou opstaan, en al zijne verdrukkers en overheerschers in hun eigen bloed zou smoren.

En hij sprak tot Haman:

- Zie Haman... als wij u de Aegyptische Osiris-mysteriën, onze geheime feesten en de verborgen kennis der goddelijke dingen eens in ons land zullen onthullen, -onthulling die slechts troonbestijgers of zieners ten deel mag vallen, - hebt dan een fijn oor voor het zinnebeeld en een fijn oog voor d'allegorie. Draag niet alleen een schenti of een borstlap van heilige scarabeeën, of snoeren van turkooys, lichtend als een zomeravondhemel. In het leven zijn er leege en volle uren. Gij Agagiet, die vele talen kent, beleef in de leege, de vreugdens van uw dartelen geest; laat uw driftenlust rondrennen als het door

Zeus opgejaagde wilde zwijn in de versch-gespitte zaailanden der Lydiërs, doch ontdelf in de volle, onze hiëroglyphen. Het roode en broze land der Barbaren kan u slechts verontrustende, dronken wijsheden leeren, doch de stralende helderheid van het magische Licht zult gij alléén van de Aegyptische hemelen vangen. Stoei met Horus Harmachis die in speelsche kindergedaante voor u opdoemt, en tracht bij nachtval de besluierde oogen van de weenende Isis in te staren. Een papyrusrol is geen menschenziel en toch,... vertrouw uw diepste gedachte in beeldende

merkteekenen alléén aan het blad, het hout of den steen toe. En verklaar of ook gij ons tot onnoozelen en zwakgeestigen schimpt, die de vleeschelijkheid van haviken, honden en sperwers aanbidden. Gij wilt de mysteriën van Kemi ontraadselen gelijk vele waereldwijzen,... geloof mij Haman, de diepste zin van alle onzienlijkheid zal zich eerst voor u openbaren, als gij uw eigen wilswezen wegwerpt in dienst van het Allerhoogste. Daarom zegenen wij den vreeselijken cybellendienst uit het zengende en domaardige Phrygië tot ons gebracht, omdat de godheden Typhon vreezende, hem eischen in hunne mysteriën en plechtigheden, en wij de manvrouwelijkheid der voortbrengende dingen door den Alschepper in alle creaturen bevestigd zien. Wat de goden

gebieden, onder vloeknamen roépen zelfs, is ons Wet, al verwurgen wij eigen menschlijke verlangens ermee.

In het zongouden Aethiopië zwierft gij rond Haman, te Meroë, als spieder van Xerxes. Gij zaagt daar de zwarte reuzen en gouddelvers, eertijds afstammend van de vijanden der goden, en gij hoorde somwijlen in stille avonden, de droeve tonen van hun beklepelde plaatsteenen klokken, van schemerende hut tot hut en van duisterend dorp tot dorp galmen, als een uitstervenden roep van wanhopigen.

Zij zijn zwartgebrand de Aethiopiërs, als dood goud, en besnedelingen zijn zij. En wij, Aegyptenaren, wierden bruin of lichtkleurig geel. En toch zijn wij beiden gekneed uit het slib van den heiligen Nijl. Hun zalf-schalen zijn van goud, de onzen van brons. Zie Haman,... de adder kronkelt zich in den kroondiadeem onzer koningen. Ook de zwarte reuzen vereeren haar gifspuwende en heilige kaken, en ook zij bereeknen de wenteling der planeten. Ik zei u al Haman,... zoo gij de inwijdingen der Osiris-mysteriën wilt doorleven, hebt dan een fijn oog en oor voor zinnebeeld en allegorie. Onze bronzen schalen klinken donker tegen hún goudenen. Maar met één roereloos hemelgewelf van blauw metaal overspant Shu onze steden en hunne bergen. En Nun schiep voor ons en voor

hen den heiligen Nijl van het doodenland. Wij leerden van d'Aethiopiërs de speerpunt op de borst richten als wij onder stille bestokingen iets vragen, maar zij bootsten van ons na, de halscieraden van Apis, van Isis en Horus. Zij begluurden ons in de stille nachten als wij de sterrespraak ontraadselden en zij beluisterden met angsthart onze voorspellingen. Zij snakten naar de weelderige vruchtbaarheid die Apis, - naar den zwoelen overvloed dien Isis, - naar de doorgronding der natuurgeheimen die Horus den zielsgeesten schonk. Onze vrouwen borduren in stille uren hare zoete gepeinzen tot bloemen op bonte tapijten. Hunne vrouwen, van de rijksten tot de berooidsten, verschijnen naakt achter palmbosschen en wijngaarden in den trillenden zonnedag en scheppen water gelijk de armelijkste zwoegsters... in gouden bekkens. Maar de draagvrouw der Aethiopiërs en die der Aegyptenaren torsen hun lasten beiden toch op de smalle schouderen en nooit op de kruin. Wij hebben elkaar beoorloogd en met krijgersbloed bespat en besmet, terwijl wij dezelfde heilige dieren aanbaden en in dezelfde sarcophagen de stilte beluisterden. Sabaco, de zachtzinnige heerscher, offerde onze goden onder een heilig weenen; Cambyses, de onmensch, tartte Ptah en Osiris en den heiligen Stier, en vernielde d' offertafelen onzer Sotems'

der de vernederde oogen der tempel-bewakers. Nu zijn wij, Aegyptenaren, een gehoond en neêrgeworpen volk en ook zij Aethiopiërs, ten halve geknecht. Deze mannen, eertijds zich voedend met het vleesch der ontembare leeuwen, slikken begeerig nu het geyle zoete vet der lammeren. En het volk dat als de arend tegen de zon opvloog, de Aegyptenaren, durft slechts zuchten in het donker van den nacht, als niemand het ziet en hoort. Den grooten, verheven Xerxes van Perzië en Medië zijn wij schatplichtig. Hij trapt op de gele en zwarte nekken zijn er slaven uit Aegypte en Aethiopië....

Plots hoorde Haman de stem van den oudere, die den jongere onderbrak, uit angst dat Haman den zwaar-aankantelenden haat zou hooren in het woord van zijn vurigen stamgenoot. Met fijn-hoofsche sluwheid deed hij plots alsof de Amalekiet toch geheel vreemd was gebleven aan hun moord- en samenzwerings-plannen, de heilige, schoon schuwe gedachten-daden tégen hun onderwerping in geboren.

- Gij afstammeling Agag's, oproerige hater der Hebreeuwers, smadelijk verjaagd uit Sobolitidem en Petram, waar het bloed uwer verminkte voorvaderen en uwer koningsgeslachten door de aarde is opgezogen en tot aardhars geronnen,... gij, toch óók een vreemdeling nietwaar in Iran,... gij mint den

verheven Gebieder van Azië toch éven hartstochtelijk als wij? Is het niet, groote heer?

Haman stamelde onthutst door de onverhoede en slinksche wending van het gesprek:

- Ik wilde...

- Gij wilt,... hernam de oude Heliopolitische priester, den haperenden Haman onderbrekend,... gy wilt onze heilige Isis-mysteriën doorzoeken, de geheimnissen van Mizraïm; de mysteriën van Horus en Osiris, de loutere zonnezonen en hun gezellen. Gij wilt de verborgen woorden van ons beluisteren, waarmee wij ieder schepsel, ieder dier, mensch of ding beheerschen en aan onzen wil onderwerpen.... De grootsten der aarde begeerden dat, ik zei het u reeds.... Gij wilt de goddelijkheid van het hoogere tasten, niet met het machtelooze verstand, het stugge en kwellende inzicht van het koude begrip, maar met de Ba in u, de zielespheer die een witte verschrikking om u heen spreidt als zij de grafsteenen wentelt en wentelt, al sneller en sneller.... Gij wilt het Onzichtbare zien en het Onzegbare zeggen.... Gij wilt tot een saâmademen met onze goden geraken, de goden van het zonneras.... Gij wilt de magische kracht der onthulde symbolen in uw gansche wezen opnemen en van ons, hiërogrammatisten en priesteren der Zonnestad, van ons wachters, voorspellers, koninklijke

doodenofferaars, tempelgezanten en beluisteraars van den nacht, leeren hoé de bezweringen en ceremoniën te verrichten, hoé gebaar, klank en beweging te verstaan als ingewijde.... Gij begeert den gloeyenden hemelboog te omzeilen.... Gij wilt zwerven tusschen het gesteente van Negadah en Abydos.

- Dit spiegelde gij mij zélf voor,... merkte Haman schuw op. De Heliopoliet glimlachte en bijna fluisterend zei hij:

- Zoo is het.... Maar doén zult gij éérst!... Roer dan, waar gij kunt, de hoorns der heilige slangen en wring uwe stem naar boven als de schelle trompet van een vosgans. Doch vooral,... zamel geen Perzische kruiken met rozenwater, waar honing doorheen drupt.

- Wij zeiden u,... waarschuwde de jongere uit Memphis,... hebt een fijn oog en oor voor het zinnebeeld. Bezie klaar den stempel waarmee gij het slachtbeest der offeranden afzegelt.

- Ik kniel voor Apis en Mnevis, den witten en zwarten stier uwer heiligdommen,... biechtte Haman.

- Bij de gesternten van den hemel,... de grootsten der aarde deden het zonder tooverkrachtige inwerkingen der magische gedachten,... spotte de oudere uit Heliopolis weer met een tartenden lach en een raadselachtigen blik.

- Ik wilde,... haperde Haman.

- Gij wilt,... sneed de oude priester weer af,... onze mysteriën doorgronden en de naam verborgenheid onzer goden gissen.... Gij wilt door den hemel roeien in Ra's zonnebark... er zwelgen in louter licht. Gij wilt alle vreugden der aarde proeven... en een Heerscher worden... Maar kruip dan eerst in het toegenepen oog van een ibis.... De heilige ibis ziet alles.... In de zilveren koelte van een maannacht overruischt hij onze heilige en geheime spelen: dood en opstanding van Osiris. Hij hoort het smeeken en de folterende smarten van onzen uiteengescheurden god, maar ook ziet hij Horus Har-machoe uit het gouden vuur van den dageraad rijzen. De heilige ibis ziet al onze geheimenissen.... Hij vecht tegen de slangen met vleermuisvleugels en tegen de wilde zeetijen. Durft gij dat óók, zoon van Agag, zoon van Amalek, die de Hebreeuwers den adem misgunt en het bloed in d'aderen, en met wreed genot ze zwoegend ziet bezwijken onder geeselslagen? Zij zijn van een zwart, de heilige ibissen, dat mensch en dier doet beven; van een donkerte, zoo huiveringwekkend, als er doolt in een Thebaensch graf. Hoe Haman, gij staart ontzet?... Beseft ge dan nú reeds dat gij den twintigsten van Thoth moet vreezen? Dat gij den vijfden van Paophi moet schuwen?

- Begrijpt gij nú al ons zinnebeeld... wij, die de Hellenen en de Perzen er telkens misleidend van verhalen?... vroeg met jubelende stem de jonge Ptah-priester uit Memphis.

- Beseft ge?,... hernam de Heliopoliet.... Ja, zoo zwart als de ibis moet ook gij worden, gij en uw ziel, uw Ba... om de Perzen...

- Ik wil alléén uw mysteriën doorgronden,... stootte Haman er wild-angstig uit. - Bij het zwijgen van den nacht,... gromde de oude... gij wilt meer!.... Gij wilt de zegeningen vangen uit den mond van Min... die de levenszwelgende man is van zijn eigen moeder..., Gij wilt de ijle dubbelschim van Ka zien zweven over onze

graniet-toppen, in onze mastaba's en pyramiden?... Gij Haman, zwerver op de grenzen van Sunnu, wilt onuitputtelijke levenskracht zamelen uit uw Ka en de Ka uwer naasten. Gij wilt den gouden walm en den wierook van Horus snuiven en de uren eten met onze pastophoren. Gij wilt áchter onze plengvaten en plechtigheids-lampen, de geheimenissen van Abydos naderen. Gij wilt de Ka achter u hebben van ál onze gewijde mannen, van onze balsem-priesteren en heiligen, de overheerschers van Misri. Gij wilt onzen eeredienst huldigen in al zijn verborgenheden, om anderer leven weer in één koningsgreep te

nen vernielen. Daarom begeert gij óók de omkronkeling van den Uraeüs. Gij wilt een zonneschepsel worden en uw gebalsemd lijk veel te eten geven... Gij wilt het verschrikkende duister onzer geelmarmeren heiligdommen doorsluipen met den leidenden leeuwenkop Macedo.... Maar wij, gewijde rometu van Memphis ha-ka-ptah en Helioplis, herkennen dadelijk den jakhalsstrot onder de slingerende manen en de beefhand van een flabella-wuiver. Gij zoudt wel, vreemdeling, door de allerdonkerste poorten willen gaan naar het allerheiligste.... de dalgroeven der gestorvenen. Het Doodenboek lokt u en den inhoud wilt gij griffen in uw Amalekietische hersenen, voor de ontraadseling van het noodlot uwer ziel. Ook de drie ontzachlijke poorten van zwart bazalt roepen u. Gij wilt van ons ‘Boek der Opstanding’ alle verborgen wijsheid afrooven en in uw hoofd opstapelen... En dát tusschen het lachend bedrog der snaren-tokkelende Pallacides die tuchteloos hun schorten lichten onder het dansen, en de zondige ongerechtigheid der waereld. Is het niet, Haman? Gij wilt u de heilige texten toeëigenen en er den diepsten en geheimsten zin aan ontfutselen, tot gij den donder van Ra's stem hoort:... Ik ben het Voorbijgegane en het Toekomstige.... Ik ben Gisteren en Morgen... Bennu is mijn zonnegod-symbool... Ik

ben de Schepper van mijzelve.... Hoort gij, Haman?... Uw zaligheid wilt gij u koopen met de magische kracht dezer heilige woorden en met den koningsdrank der rijkaards. Doch bij de goden der onderwaereld en bij het goud gesnoerte van de rechteren te Thebae,... jaren en jaren lang zult gij niets verstaan. Jaren zal het razen in uw oor als een hol en leeg gerucht; zult gij slechts wankelen in de modderklei van den Nyl. De bedorven wijn dien gij geslurpt hebt gist nog in uw bloed. Het bedorven voedsel dat gij gulzig slokte riekt nog door uw adem. Gij móógt onze opperste wijsheid van een duizenden duizendjarig rijk nog niet naderen. En den toover niet van godin Sate's stem. Blijf eerst nog zingen bij het vuur der Perzen en weerstreef uw lot niet. Wilt gij den óógst,... als uwe gretige en dwalende hand nog moet leeren eggen?

De stem van den oude doorpriemde den Agagiet onder de trilling van een

nauw-beheerschte drift als een spitsvinnige scherts. En toch,... de Aegyptische priester beefde toen hij verklaarde, dat de gnostische tempeldienaren slechts occulte kennis schonken in het diepste geheim, na de orgia van Isis en Osiris. Als een gesplinterde vuursteen, waarin de vonkenslaande kracht onzichtbaar leefde, zoo koel en bedwongen moest de geest zijn van den onderzoeker der

mysteriën. Het ingaan tot de donkere onderwaereld in de donkere stilte bracht eerst een schoon sterven der driften en zinnen, een schoon schijnsterven ook van het gansche lichaam, dat zijne wedergeboorte moest vieren onder Ticanoe's

begoochelenden luister. Vreemd ontbloeyde aan de voeten van den ingewijde plots een roze lotus vol stille praal. Daardoor eerst kon de neophant zien wat niet te zien was en den Ongenoemde naderen. Ook hij zou in den geest trekken van Thinis naar Memphis. De heilige symbolen der mensch-vergoddelijking en mensch-verduiveling zou Haman verstaan. Het ‘Boek der Opstanding’ gaf de onthulling van alle hemelsche en helsche verborgenheden; van den eersten dood, den tweeden dood, den tienden dood; van alle afgrijselijkheid en lotskwelling, en tegelijk de onthulling van de mysteriën der Eeuwige Vreugde, het jubel-feest der deugden en van het eeuwige sluimeren op de linkerzijde; grooter raadsel nog dan het marmer-vlammen van hun aardewerk.

Haman leerde van den Heliopoliet, dat de mensch bestond uit veel meer dan de ziel en het lichaam; dat hij was een ingehulde godheid, een besluierde dwaler door de Oneindigheid. Zooals een minnaar smacht in hartgeschrei, in vreugde en zielsangst dooreengemengeld, naar den stemmeklank zijner verdwenen

geliefde, zoo snakt de ingewijde naar het geluk van Osiris' zaligheid; naar het teloor gaan in de tijdlooze onbegrensdheid der dingen; naar de bestendige vervoering, die het stuipachtig-verrukte en de opwinding heeft losgelaten; naar de onbedwelmde en toch vergoddelijkte genieting der levensschoonheid die bóven den levenshartstocht