• No results found

De ontwikkeling van het conflictenrecht in Engeland

2.4 Een zijstap: het conflictenrecht in Engeland en de Verenigde Staten

2.4.2 De ontwikkeling van het conflictenrecht in Engeland

Engeland heeft wat het internationaal privaatrecht betreft een andere ontwikkeling doorgemaakt dan Italië, Frankrijk en de Republiek der Ze-ven Verenigde Nederlanden. In tegenstelling tot die landen kende men in Engeland namelijk geen interne wetsconflicten, aangezien men daar reeds vroeg een gecentraliseerd rechtssysteem kende,199 waardoor overal dezelfde rechtsregels golden.200

Ofschoon Engelse onderdanen naar het buitenland reisden, zij daar over-eenkomsten sloten, zij daar roerende en onroerende goederen kochten en daar werden geconfronteerd met onrechtmatige handelingen, deed men in Engeland aanvankelijk ook beduidend minder externe wetsconflicten af dan in voornoemde landen. Zo konden geschillen met internationale

alsook De Boer 2010, p. 189. Juenger 2005 (p. 21) stelt dat Huber “heralded the demise of statu-tist theory, anchored the discipline in international law, emphasized decisional harmony, anticipated the vested rights doctrine and introduced the public order reservation.”.

196 Zie bijvoorbeeld Story, p. 37-38, met een verwijzing naar jurisprudentie, alsmede Nadelmann, p. 265.

197 Watson 1992, p. 2.

198 Juenger 2005, p. 21.

199 Zie hierover onder meer Donahue, p. 129 e.v.

200 Zie onder meer Hartley 2006, p. 37 en Fawcett & Carruthers, p. 20.

elementen – behalve wanneer commerciële201 of admiraliteitsrechtban-ken202 bevoegd waren203 – slechts beperkt worden afgedaan door Engelse rechtbanken op grond van de common law,204 aangezien de juries of vinci-nage, die over het geschil dienden te oordelen, moesten worden gevormd door personen die woonachtig waren in het gebied waar het betwiste goed zich bevond dan wel waar het litigieuze rechtsfeit of de bewuste rechtshandeling zich had voorgedaan en juries van buitenlandse onder-danen niet konden worden samengesteld.205

Geleidelijk veranderde de rol van juries evenwel van “investigators and witnesses” in “judges of facts” en in de loop van de 17e eeuw namen getui-gen niet langer deel aan juries.206 Zodoende was het ook niet langer ver-eist dat juries werden samengesteld uit personen die woonachtig waren in het gebied waar het geschil zich had ontpopt.207 Als gevolg daarvan kon voor de attributie van jurisdictie vervolgens heil worden gezocht in een juridische fictie. Zo werd simpelweg aangenomen dat de buitenland-se plaats waar het betwiste goed zich bevond dan wel waar het litigieuze rechtsfeit of de bewuste rechtshandeling had plaatsgevonden in Enge-land lag.208 Met behulp van zo’n fictie konden Engelse gerechten dus bevoegdheid aanvaarden om kennis te nemen van zaken die verband

201 Commerciële rechtbanken oordeelden, zoals hun naam al doet vermoeden, over commerciële geschillen. Zij spraken recht met inachtneming van het continentaal Europese recht en de lex mercatoria. Begin 17e eeuw hadden common law rechtbanken echter ook de bevoegdheid verworven om recht te spreken over commerciële geschillen. Vanaf dat moment was de rol van de commerciële rechtbanken uitgespeeld (Juenger 2005, p. 23) en heerste de common law derhalve ook over commerciële geschillen.

202 Admiraliteitsrechtbanken hadden, kort gezegd, de bevoegdheid om te oordelen over vorderingen die verband hielden met de scheepvaart, inclusief vorderingen over contracten die in het buitenland waren gesloten, vorderingen ten aanzien van verzekeringen, vorderingen tot schadevergoeding, vorderingen tot nakoming, etc., zolang ze maar op enigerlei wijze in verband konden worden gebracht met scheepvaart (Murphy, p. 55). In de admiraliteitsrechtbanken werd eveneens recht gesproken aan de hand van het continentale civiele recht en de lex mercatoria. (Murphy, p. 55). Eind 17e eeuw was echter ook de rol van de admiraliteitsrechtbanken ingeperkt ten faveure van de common law. Vanaf dat moment hadden de admiraliteitsrechtbanken alleen nog bevoegdheid over gebeurtenissen die zich hadden voorgedaan op zee (Murphy, p. 57). Voor het overige waren common law rechtbanken bevoegd.

203 Sack 1937, p. 349-356 en Juenger 2005, p. 22.

204 Murphy, p. 37.

205 Sack 1937, p. 345-346, Fawcett & Carruthers, p. 20 en Mills 2009, p. 36.

206 Murphy, p. 56.

207 Murphy, p. 38.

208 Sack 1937, p. 370-371 en Murphy, p. 56.

hielden met buitenlandse gebeurtenissen.209 Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende uitspraak uit 1625:210

“We shall take it that Hamburg is in London in order to main-tain the action which otherwise would be outside our jurisdic-tion. And while in truth we know the date to be at Hamburg beyond the sea, as judges we do not take notice that it is beyond the sea.”211

Daarnaast kan worden verwezen naar een interessante zaak uit 1774.212 In die zaak stelde een partij dat hij onrechtmatig gevangen was gehouden op Minorca, “in London [..] in the parish of St. Mary le Bow, in the ward of Cheap.” De andere partij kon zich kennelijk niet met die fictie verenigen en vocht haar aan. Zeer tot het ongenoegen van Lord Mansfield. Die stelde, dat hij “was embarrassed a great while to find out whether the counsel […] really meant to make a question of it” en dat “the law has […] invented a fiction […] for the furtherance of justice”, en een “fiction of law shall never be contradicted.”

Hoewel Engelse gerechten dankzij zulke ficties nu dus zaken konden afdoen waarvan de oorsprong (geheel) in het buitenland was gelegen, werd bij de afdoening van het geschil in den beginne onverkort vastge-houden aan het Engelse recht,213 maar onder invloed van de gedachte dat geen enkele rechter recht kan doen als hij te allen tijde het bestaan van vreemd recht of in den vreemde verkregen rechten zou ontkennen ver-dween in de 18e eeuw langzaam maar zeker de absolute voorkeur voor de toepassing van de lex fori.214 Bij hun zoektocht naar geschikte conflict-regels zochten de Engelse rechters en rechtsgeleerden vervolgens aanslui-ting bij de zienswijzen van de continentale juristen en dan met name de Nederlandse juristen, die zich al eerder bezig hadden gehouden met het conflictenrecht.215 Van groot belang voor de doorbraak van vooral het werk van Huber in het Engelse conflictenrecht is de uitspraak van Lord Mansfield inzake Robinson v. Bland216 uit 1760,217 waar hij onder meer

209 Mills 2009, p. 36-37.

210 Zie hierover ook Sack 1937, p. 370, Juenger 2005, p. 22 en Murphy, p. 56.

211 Ward’s Case, 82 Eng. Rep. 245, 246 (KB 1625).

212 Mostyn v. Fabrigas, 98 Eng. Rep. 1021, 1022 (KB 1775).

213 Zie hieromtrent ook Juenger 2005, p. 23.

214 Zie Sack, p. 398 en Graveson, p. 7.

215 De Engelsen en Schotten zouden bekend zijn geraakt met het werk van de Nederlandse rechtsgeleerden door de levendige handel die werd gedreven tussen Engeland en de Republiek en doordat veel Schotse rechtsgeleerden in de 17e eeuw Nederlandse universiteiten hebben bezocht.Zie hieromtrent Westlake 1858, p. 8.

216 Robinson v. Bland 97 Eng. Rep. 717 (KB 1760).

stelde dat “the general rule established ex comitate et jure gentium, is that the place where the contract is made, and not where the action is brought, is to be considered in expounding and enforcing the contract.” In Holman v. Johnson218 uit 1775 citeerde Lord Mansfied Huber uitvoerig:

“I am very glad the old books have been looked into. The doc-trine Huberus lays down, is founded in good sense, and upon general principles of justice. I entirely agree with him. He puts the general case in question, thus: tit. De Conflictu Legum, vol 2, pag. 539. “In certo loco merces quædam prohibitæ sunt. Si vendantur ibi, contractus est nullus. Verum, si merx eadem alibi sit vendita, ubi non erat interdicta, emptor condemnabitur, quia, contractus inde ab initio validus fuit.” Translated, it might be rendered thus: In England, tea, which has not paid duty, is prohibited; and if sold there the contract is null and void. But if sold and delivered at a place where it is not prohibited, as at Dunkirk, and an action is brought for the price of it in England, the buyer shall be condemned to pay the price; because the original contract was good and valid. — He goes on thus:

“Verum si merces venditæ in altero loco, ubi prohibitæ sunt es-sent tradendæ, jam non fieret condemnatio, quia repugnaret hoc juri et commodo reipublicæ quæ merces prohibuit.” Apply this in the same manner. — But if the goods sold were to be de-livered in England, where they are prohibited; the contract is void, and the buyer shall not be liable in an action for the price, because it would be an inconvenience and prejudice to the State if such an action could be maintained.”219

Engelse rechters beschouwden echter alleen de lex fori als recht. Vreemd recht werd gezien als feit.220 Het moest dan ook worden gesteld en bewe-zen zoals feiten moesten worden bewebewe-zen.221 Deed één van de partijen een beroep op een conflictregel en verlangde zij de toepassing van vreemd recht, dan moest zij de inhoud en werking van het vreemde recht bewijzen.222 Slaagde de partij die zich beriep op het buitenlandse recht daar onverhoopt niet in, dan werd de lex fori toegepast. De rechter had derhalve de bevoegdheid noch de plicht om vreemd recht ex officio toe te passen.223 Van Rooij merkte daarover op, dat als gevolg van deze

217 Strikwerda 1987, p. 62.

218 Holman v. Johnson 1 Cowp 341, 1775.

219 Zie hieromtrent ook Irmer, p. 24 e.v. en Paul 1988, p. 159.

220 Fentiman 2000, p. 188.

221 Rabel 1958, p. 473-474.

222 Rabel 1958, p. 474 alsmede Van Rooij, p. 93.

223 Zie in dit verband bijvoorbeeld reeds Fremoult v. Dedire (1718) 1 P. Wms. 429 en Mostyn v.

rechtelijke implicatie de Engelse materiële lex fori zich mocht verheugen op een bevoorrechte positie ten detrimente van het materiële vreemde recht.224 In paragraaf 5.4.2 ga ik hier bij de bespreking van de leer van het facultatieve conflictenrecht nog nader op in.