• No results found

Deel I Bouwstenen uit de theorie Hoofdstuk 3 Theoretisch kader: de puriteinen

Hoofdstuk 4 Theologisch kader: de baptisten

4.3 De ontwikkeling van de baptistenvoorganger in Nederland

De voorganger in de Nederlandse baptistengemeente heeft door de 150-jarige geschiedenis heen een hele ontwikkeling doorgemaakt. Daarbij deint de voorganger mee op de beweging die gemeenten en ook de opleiding meemaakt.

In de periode van de 19e eeuw tot en met de jaren dertig van de 20e eeuw waren de baptistengemeenten hechte gemeenschappen. Wat hen bond was het geloof in Jezus Christus en rondom Hem een zichtbare en zuivere kerk van alleen waarachtige gelovigen te zijn142. Er was geen binding met of verplichting naar een hoger gezag, gemeenten waren lokaal autonoom. De spits van deze eerste baptistengemeenten lag bij evangelisatie. Het grootste deel van het werk van baptistenvoorgangers lag, naast de eredienst, dan ook in dit werkveld. Het waren type evangelisten143. Ze waren goed van de tongriem gesneden en charismatisch. Toch kregen zij geen dominante positie toebedeeld als voorganger. Zij waren 'gewoon' broeder onder de broeders, deel van de ouderlingenraad, veelal zonder bezoldiging, werkend in deeltijd 144 . Hun stem in de gemeentevergadering was evenmin bepalend of zwaarwegend(er)145. De voorganger is deel van de gemeente, een werker uit het midden van de gemeente. Qua opleiding en levensstijl zal hij niet veel van de rest van de gemeente verschillen146.

Dit beeld veranderde toen vanaf de jaren dertig in de 20e eeuw baptistenvoorgangers steeds meer een theologische opleiding hadden genoten, voltijds gingen werken en zich een beroepsgroep vormde. De professionalisering betekende een belangrijke verschuiving147. De afstand tussen voorganger en gemeente begon toe te nemen. Er ontstond een intellectuele kloof (verschil in opleidingsniveau en deskundigheid), in tijdsbesteding (voltijds, geen 'bijbaan') en rolopvatting (van pure roeping naar meer een beroep) en in focus (meer aandacht voor gemeente, minder evangelisatie). Het werkte waarschijnlijk ook een passiviteit van de gemeenteleden in de hand; de voorganger nam taken op zich die eigenlijk in de kern van het gemeentezijn thuis hoorden en eerder door alle leden gedragen werden148. Dat de verhouding tussen voorganger en gemeente veranderde door deze professionalisering, werd ook merkbaar

142

Van Alphen, pp. 16-17.

143

Van Alpen, pp. 21-22, 24, 55. Lees bijv. de verhalen over De Liefde, Gerdes en Witmond.

144

Van Alphen, pp. 24, 28.

145

Van Alphen, p. 22: "De gemeente als collectief bleef het laatste woord houden".

146

Van Alphen, p.7. Meestal kenmerkten baptistengemeenten zich doordat zij bestonden uit eenvoudige mensen uit de onderlagen van de bevolking.

147

Van Alphen, pp. 24, 28, 55.

47

in de onderlinge omgang. Hij werd niet langer broeder maar dominee genoemd149. De erkenning van zijn positie en ook beroep, maakte dat er een ontwikkeling in gang gezet werd met als resultaat dat er weinig verschil meer was tussen een predikant van een reformatorische kerk en die van een baptistengemeente. Niet alleen in de positie, maar ook in het dagelijks werk lag de nadruk grotendeels op woordverkondiging (de kansel centraal) en het herder en leraar zijn van de voorganger. Reformatorische wortels verloochenen zich niet... Overigens wordt deze ontwikkeling door de gemeenten alleen maar - onbewust? - bevestigd: omdat de voorganger tot meer in staat is (deskundigheid, tijd), worden de verwachtingen ten aanzien van wat hij doet ook hoger150. Aanbod schept vraag. Zijn takenpakket breidt zo langzamerhand uit, zijn invloed (mandaat) wordt praktisch (formeel niet!) groter.

In de naoorlogse periode wordt de verhouding tussen voorganger en gemeente evenwichtiger. Het opleidingsniveau van de mensen, dus ook van gemeenteleden, stijgt in de jaren zestig van en daarna snel. De mondigheid van de gemeente neemt toe. En hoewel de voorganger, zeker door de opleidingen aan het in 1958 gestarte Baptistenseminarium, zich verbreedt en verdiept in kennis en vaardigheid, keert hij zo weer een beetje meer terug in de boezem van de gemeente151. De voorganger wordt breder geschoold. Hoewel men niet opgeleid wordt om de spreekwoordelijke schaap met 5 poten te worden, is die neiging er impliciet toch wel152. In de laatste decennia van de 20e eeuw doet zich een verdere ontwikkeling voor. Geheel volgens de maatschappelijke en culturele trend ontwikkelt de voorganger zich steeds meer van geestelijke

149 Van Alphen, pp. 27-28. 150 Van Alphen, p. 14. 151

Ook Huiting (p. 3) schrijft daarover: "Met de democratisering en het stijgen van het

opleidingsniveau kom je als voorganger gelukkig meer en meer tussen de mensen in te staan. Gezag moet je als het ware verdienen" en "Voorgangers van nu staan niet meer op een voetstuk". Ook Hoge en Wenger, p. 5, noemen het gestegen opleidingsniveau in de gemeente als een belangrijke ontwikkeling; over de periode 1960-2005 is het niveauverschil door velen grotendeels overbrugd.

152

Als je Van Alphen, p. 53, hierover leest, zie ik zo'n lange lijst van verwachtingen dat ik de onuitgesproken verwachting van méér dan 5 poten vermoed...: "Met de start van een eigen seminarium in 1958 kwam steeds duidelijker de veelzijdigheid van de taken van een voorganger voor het voetlicht. Vanuit het seminarium werd benadrukt dat de voorgangers een brede opleiding nodig hadden. Natuurlijk was hij geen schaap met vijf poten en werd de nadruk nog steeds op zijn herder- en leraarschap gelegd, maar naast het prediken van het evangelie werden als zijn taken genoemd: zielzorg/pastoraat, voorzitten van de raad, evangelisatie, jeugdwerk, catechese, onderwijs van jongeren en ouderen, leiden van bidstonden, terugbrengen van afgedwaalden, weerleggen van dwaalleringen, bevrijdingspastoraat, stimulering van gemeentewerk etc.".

48

ambtsdrager naar prestatiegerichte werknemer153. Er komen taakgebieden en targets waarvoor hij zich inzet. In zijn voorgangerschap wordt hij steeds meer verwacht dat hij leider, visionair, inspirator, manager, toeruster en trainer is154 en in de samenkomsten meer een performer155. Hij moet kunnen inspelen op een steeds complexer wordende kerk en samenleving. Deze multidisciplinaire inzet wordt ook zichtbaar in de rollen en competentieomschrijvingen van de voorgangersopleiding aan ons Seminarium156. De invloed van die samenleving, het algemeen

153

Van Alphen, pp. 14 en 54-56. Horjus (3) spreekt over de ontwikkeling van een vrijgestelde naar een "functionaris die de gemeente heeft ingehuurd voor een aantal nauwomschreven taken".

154

Zie ook Horjus (2) over de voorganger en zijn "gemeentemanagement"; Huiting, p. 3, over het "de wijsheid die we gewoon van Human Rescources Management theorieën hebben overgenomen"; en Van Alphen, p. 32, over de nieuwe accenten die werden gelegd in de theologische opleiding. In de jaren tachtig en negentig van de 20e eeuw zijn de competenties die studenten aan het Baptistenseminarium worden aangeleerd verbreed tot drie: "1. uitleggen en vertolken van de Schrift; 2. pastorale en communicatieve vaardigheden; en 3. aansturen, bezielen en inspireren van de gemeente (leiding geven)". Van Alphen citeert hier Horjus, uit De Christen, nr. 12 van 1997, 20-06-1997, pp. 8-9).

155

Horjus (5) schrijft over de voorganger als presentator en performer in emo-diensten. Het theatergehalte in samenkomsten neemt toe. Dit wijkt af en wringt met de oorspronkelijke rol van de predikant als uitlegger van het Woord. Ook Lloyd-Jones (2), p. 373, heeft moeite met deze verschuiving en ziet terugkomen wat in de Reformatie juist werd bestreden. Ook hij bepleit behoud van Woord en prediking als kern van de samenkomst: "In increasing numbers people seem to be depreciating the value of preaching, and they are turning more and more to singing of various types and kinds (..)." Met verschillende instrumenten, drama en zelfs dans en "other forms of external manifestations of the act of worship. All this is having the effect of depreciating the place and value of preaching". Hij geeft aan dat de Reformatie al deze dingen (van de "medieval mystery plays" tot de "dramatic performances in the church") heeft

weggevaagd en dat ze nu weer van stal worden gehaald. De reformatie vond dit "concealing the gospel and the Truth from the people". "If you mime the Scriptures, or give a dramatic

representation of them, you are distracting the attention of people from the truth that is conveyed in the Scriptures; whereas preaching, is essentially concerned with bringing out the truth of the Scriptures".

156

www.baptisten.nl/media/img/taakvelden/tv/pdf/Competenties_beroepsrollen.pdf. Hier worden als beroepsrollen genoemd: prediker, pastor, toeruster, leidinggevende. De

competenties die gevraagd en gevormd worden zijn: hermeneutische, pastorale, agogische, educatieve en missionaire. Ligt het aan mij dat we hiermee al weer een stap verder (of

verfijnder) zijn dan de 3 competenties die de toenmalige rector, Y. Horjus, in zijn artikel in 1997 beschreef: de hermeneutische, communicatieve en leidinggevende competentie? (Horjus (0), pp. 8-9).

49

gestegen opleidingsniveau en de dito mondigheid, maken dat de status van predikant afneemt. Horjus noemt deze ontwikkeling in zijn artikelenserie treffend "van notabele naar nobody"157. Predikant zijn is, buiten de kerk, haast een curiositeit uit vervlogen dagen158. Binnen de gemeente zweeft het 'ambt' niet meer boven de gemeente, immers de predikant is niet meer de allesweter - mensen weten het nu zelf (gestegen opleidingniveau). Horjus merkt deze ontwikkeling binnen de gemeente aan als een "gezonde ontnuchtering"159.