• No results found

De Nederlandse renteaftrekbeperkingen vergeleken met de andere regelingen

De Nederlandse renteaftrek beperkende regelingen zijn in hun aard een ander soort regeling dan de vier overige regelingen. Hierdoor laten zij zich moeilijk vergelijken.

Het doel van de verschillende regelingen is uiteindelijk hetzelfde, namelijk de bescherming van de belastinggrondslag. De Nederlandse regelingen verschillen echter van de overige regelingen omdat deze wetgeving een zeer gerichte aard heeft. De drie Nederlandse regelingen zijn gericht op het tegengaan van een specifieke vorm van grondslaguitholling: het codificeren van de frausleges arresten, het tegengaan van de aftrek van deelnemingsrente en het tegengaan van overmatige

56 renteaftrek door de vorming van een overnameholding. De overige regelingen hebben daarentegen een meer algehele werking.

Artikel 13l wet VPB en artikel 15ad wet VPB beperken alle betaalde rente en niet enkel die aan verbonden lichamen, zoals artikel 10a wet VPB dat wel doet. Bij deze twee regelingen gaat het specifiek om de financiering van een aankoop van een deelneming.

BEPS 4 en de ATAD zijn algehele regelingen maar zij bieden ook ruimte voor het bestaan van meer gerichte regelingen. In BEPS 4 wordt zelfs specifiek gesproken over gerichte regelingen. Wanneer deze naast BEPS 4 zouden bestaan, mag een hoger aftrekpercentage worden verkozen en daarnaast mag de MKB-vrijstelling worden verhoogd. Zowel BEPS 4 als ATAD geven wel aan dat een robuuste hoofdregeling altijd de basis moet zijn. In Duitsland en de VS is hiervoor gekozen en zijn er verder geen andere gerichte renteaftrek bepalingen.

6.4.1.1 Voordelen van een algehele regeling

Het belangrijkste voordeel van een algehele en robuuste regeling zit hem naar mijn mening in de rechtszekerheid die het voor de belastingplichtige oplevert. Hoewel zowel de gerichte als de algehele regelingen stellen dat het waarborgen van rechtszekerheid een kerndoelstelling is, wordt deze doelstelling naar mijn mening beter behaald onder de algehele regeling. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de gerichte regeling van artikel 10a wet VPB met haar tegenbewijsmogelijkheden voor de fiscus voor wat betreft rechtszekerheid te wensen overlaat.

Een ander voordeel van een algehele regeling is de voorspelbaarheid die hieruit volgt. De

belastingplichtigen weten altijd waar ze aan toe zijn doordat er een safe harbour wordt gecreëerd door de renteaftrek toe te staan tot één bepaald bedrag (of zoals in Amerika door één bepaald balans ratio). In Nederland wordt weliswaar enige voorspelbaarheid gecreëerd door bijvoorbeeld de MKB-vrijstelling van artikel 13l wet VPB en artikel 15ad wet VPB en met name door de 60% drempel van artikel 15ad wet VPB. Echter, naar mijn mening zou de voorspelbaarheid van de werking van de renteaftrekbeperking meer gebaat zijn door het instellen van één duidelijke drempel.

6.4.1.2 Nadelen van een algehele regeling

Het belangrijkste nadeel van de algehele regelingen is dat tot een bepaald niveau renteaftrek wordt toegestaan. Dit heeft als gevolg dat ondernemingen gaan aansturen op dat specifieke niveau. Zo blijft er altijd een bepaalde mate van belastinggrondslag uitholling bestaan. Dit is niet het geval bij de gerichte Nederlandse regelingen waarbij de rente bij bepaalde handelingen van de belastingplichtige überhaupt niet aftrekbaar is.

Een vergelijking van de Nederlandse ontsnappingsmogelijkheden 6.4.2.1 MKB-vrijstelling

In Nederland kennen wij in twee regelingen de MKB-vrijstelling, in 13l wet VPB en 15ad wet VPB. Opvallend is wel dat deze aanmerkelijk lager zijn dan de voorgestelde maxima van BEPS 4 en ATAD en het in Duitsland geldende maximum. Bij de invoering van 13l wet VPB is de vrijstelling zelfs nog verlaagd van € 1.000.000 naar € 750.000. Dit is volgens mij te verklaren doordat de Nederlandse regelingen zeer gericht zijn.

57 6.4.2.2 Carry forward

Van de Nederlandse regelingen, kent alleen 15ad wet VPB de mogelijkheid om rente vooruit te wentelen. Dit is logisch aangezien wanneer artikel 10a wet VPB deze mogelijkheid wel zou bieden, het artikel zijn werking zou verliezen.

6.4.2.3 Overige Nederlandse ontsnappingsmogelijkheden

De overige Nederlandse ontsnappingsmogelijkheden komen niet naar voren in de overige

buitenlandse regelingen. Van de gezonde financieringsontsnapping zou je kunnen stellen dat deze te vergelijken is met de groepsfinanciering ontsnapping die overige buitenlandse regelingen wel kennen. Echter, in Nederland bepaalt de wetgever expliciet wat wordt gezien als een gezonde financiering. Dit wordt in de overige buitenlandse regelingen overgelaten aan de groep van de onderneming. Deze laatste aanpak strookt beter met de beginselen van goedkoopmansgebruik. In Nederland wordt beoordeeld of het land waaraan de rente wordt betaald een jurisdictie is waar naar Nederlandse maatstaven redelijke vennootschapsbelasting wordt geheven. Dit terwijl de andere regelingen de maximale aftrek bepalen aan de hand van hetgeen door de onderneming zelf aan rente wordt voldaan. Hoe deze rente in de andere jurisdictie wordt belast doet vervolgens niet meer ter zake.

6.5 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de verschillende regelingen naast elkaar gezet. Opvallend is dat de verschillende buitenlandse regelingen de renteaftrek beperken op een soortgelijke wijze. De verschillen bestaan voornamelijk in de ontsnappingsmogelijkheden die de regelingen kennen.

Door een bepaald percentage van het EBITDA altijd in de aftrek toe te staan is het mogelijk voor belastingplichtigen om hierop te sturen. Echter is het aan de wetgevers om te bepalen tot welk niveau ze dat wenselijk achten. Wel blijkt dat het doel van alle regelingen is om het uithollen van de belastinggrondslag tegengaan.

Opvallend vind ik wel dat de Duitse regeling op dit moment al voldoet aan de maxima van de ATAD terwijl alle andere lidstaten hun wetgeving hier nog op moeten aanpassen. Ik ben zeer benieuwd naar de verschillende keuzes die de lidstaten hierover zullen maken.

De buitenlandse regelingen verschillen allen van het huidige Nederlandse palet en kenmerken zich als een algemene regeling ten opzichte van de meer complexe, gerichte Nederlandse regeling.

58

Conclusie