• No results found

2 DE LISTIG E VRYSTER ,

In document LISTIGE VRYSTER * óf (pagina 68-73)

Ja, Ik weet, Notaris Slikdp

2 DE LISTIG E VRYSTER ,

N O T A R I S .

ója, da t lyd ook geen verfchooning, Die klauze is nét in dit Kontrakt geze t ;

Haai' naam alleenig, is daar open in geblceven, Om dat ik haar niet heb gezien»

Maar als gy lieden dit zult hebben onderfchreeven i

Zo kan ze u allen, zelf, hier van de üitlleutel geevcn.

G O E D A A R D .

Ik (la het toe, dat zulks maar daat'lykmoo g gefchiên .

S T E I L O O R .

Ik ook. O bloed f hoewilikftraksaan'tlachchentyen ! Komteiken, Broertje, kom .

G O E D A A R D .

Die eer komt my niet toe, O.' gy zyt de oudfle.

S T E I L O O R .

O, weg met al die firmenyen ! Kom, teiken, teiken maar, wat, rfen je flecht ?

G O E D A A R D .

Maar hoe ? Gy fpreektvan Willegond , en hy fpreektvan Ruffyntje .

S T E I L O O R .

WatDrommelfèheeld hetjou,df tGeertrui is,ófTryntje . Maar óf *t Rufryntje was? be n jy niet wel te vreên, Dathyzctrouwd?

G O E D A A R B .

O ja .

S T E I L O O R .

Wel teiken dan Hechts heen, 'k Zal dan ook teikenen.

G O E D A A R D .

Ik kan dit niet bevroeden. Daaris't

H E E R M A N .

Nugy,mynHeer.

-B L Y S P E L . 59

S T E I L O O R .

Dat 's juift niet noodig.

H E S & MAM.

Neen,

Gy. moet ook teekenea.

S T B I L O O R .

O, jon onnooz'le Bloeden! Zie daar, zie daar, daar is 't- I k lach meflom 1

N O T A R I S .

Wy komen illico weerom.

Oei, oei, men Toon!

T I E N D E T O O N E E L .

G O E D A A R D , S T E I L O O R . G O E D A A R D .

IVionfreer, hoczalikdltbegrypen ?

S T E I L O O R .

Hoor, jy hoeftjouw verfland daar over niet te fly pen. Ik zeg 't is Wülegond, in myn RufFynrjes fchyn,

'k Verzekert je, he t kan geen ander zyn.

G O E D A A R D .

Wel hoe, zou Heerman zulks niet weeren ? Dat waar te dom. Nooit wierd hy dus van my verfleeten.

S T E I L O O R .

Hoor, domóf niet dom, 't is gewis: Maar zie, daar komt ze met'er Meid, zie of ze 't is.

E L F D E T O O N E E L .

W I L L E G O N D , G O E D A A R D , S T E I L O O R , K A T R Y N .

M

W l LLEOOND .

yn Heer, 'k heb t'huis gehoord....

GOED-6o D E LISTIG E VRYSTER ,

GOEDAARD.

Mocft gy my dus bclooncn, O Willegpnd! enop deez' wyze uw afgunft toonen? Heb ik, zo lang als gy by myn gewoont hebt, u Genegenheid getracht te dwingen, dat ge nu

Myn goedheid dus veracht ? heb ik niet honderd maaien Betuigd, dat ik u in de Trouw

Meeftrefle van uw keur, en vryheid Iaaten zouw ? En moeft gy my met zulk een' munt betaalen ?

Dit had ik nooit van u gedacht, 't Berouwd me niet dat 'k u zo zacht Gehandeld heb: maar ik verdiende, na myn oordeel, Dit loon niet, voor myn* liefde en zórgen tót uw

voor-W U L E O O N D . (deel . Hoe! wat is dit, myn Heer? ik kwam Hier, om dat ik in huis vernam Dat my uw Broeder —

STEILOOR.

Ja, uw Broeder...

WlLLEGOND.

Gy moet weeren, Dat ik nóch nu, ndch nooit, uw goeddoen zal vergeeten. Ja, niemand zal my ooit beletten u tót Man

Te neemen, tót bewy s hier van,

Op morgen konnen we,is't uw wil,ons huuw'lyk

fluiten-GOED AARD .

Wel, Freer, hoe komt dit met uw woorden over een ?

S T E I L O O R .

Ei, laat my eens begaan. Ko m jy nou eerft, van buiten, Hier in dit huis?

WlLLEGOND.

Welja.

STEILOOR.

Ja, zegje ? en ik zeg neen,

-B L Y S P E L . 61

WlLLEGOND.

Ik kom hier, Wylmykwamterooren

Dat gy na Heermans waart, en my van wanbehooten Bcfchuldigde. Ei, wie heeft die latter u verhaald ?

S T E I L O O R .

Je hebt op't Bal geweeft met Heerman? watj'crzaameii Gedanft hebt, is wel licht te raamen.

GOEDAARD.

Is dit zo fraai, Monfreer, dat gy dos fmaald, En fchempt op Willegond haar keven ? T W A A L F D E e n laarfte TOONEEL .

N O T A R I S S L I K Ó P , en Kierde», R U F F I N A , HEERMAN, LEKKER , K A T R Y N , W I L

-LEGOND, G O E D A A R D , S T E I L O O R ,

Die, x» baaft alt by Rujfina %iet kpmenyen kend»

onèe weeg'Ijk, ponderff retkpij bljjtfttun.

H

N O T A R I S .

ier is de Juffer, die 't Kontrakt heeft onderfchreeven.

RUFFI NA .

Myn Zufter, wil het my vergeeven,

Zo ik my van uw'naam gediend heb. ach.' gyweet Hoeikgeperftwierd, doo r myn leed

En onvermydelyke plaagen;

Myn' groote drift, wor d licht veroordeel d door uw* deugd,

Wiens lpoor ik volg met groot behaagen: Maar 't Lót onthaald my met verdriet, en a met vreugd, Dies drong de nood my, om deez' lift te waagen.

tegtns Steiloor.

Wat nw belangt, myn Heer, ik zal Mynietontfchuldigcn: want met my op te fluiten, En ftraf te dwingen, gaaft gy me oorzaak dat ik buiten Uwtoeftaan, ubevry van gtooter ongeval.

62 DE LISTIG E VRYSTER ,

Wy waaren, zo het fchynd, niet voor eikair geboorenj Ook ben ik zulk een Man niet waard

De Hemel heeft me'ereenverkooren, Die my in liefde, en ook in jaaren

evenaard-HEERMAN. (den ,

Myn Heer, myn wenfchis, dat ik haar die Tc lang bemin-Tdt Bruid ontfang, dooruwegunft,

En dat gy me acht, voor een van uw* getrouwde vrinden.

LEKKER.

Katryn, die trek is uit de kunft!

KATRTM.

Veel beter kon men zulk ien Steiloor niet betaalen.

WltLEGÖND.

Ik weet niet, óf die trek veel pryzens kan behaalen: Maardealtehóogenood, fpreekt haar van laftcr vry.

G O E D A A R D .

Monfreer, gy ftaat verfteld: maar als ik zie hoe gy U zelf hebt in dit werk gewikkeld,

Indien het einde, uw 2iel met wroeging prikkeld, Denk, dat hy die een misflag doet, De Araf geduldig draagen moet-Het flimfteis....

S T E I L O O R , nsetnigetjdgtmjmtrdtebebbtn*

Neen» *t Verftand is my benomen! *k Word dol! is't waar ? óf zyn 't ook droomen? Neen, 't kan in myn verftand niet

komen-Hoe! zulk eene ontrouw, zul k een fchand ! Zulk ee n bedrog, als deez', deez' Feeks daar heeft

be-droeven ,

Wierd met geen pennen ooit befchreeven , In eenig Land.

Die Toverheks! ik had voor haar myn Ieren Wctopgezet, ja'khaddeez'hartd , Voor haar, eerdatikftierf, we l in het-vuur verbrand. Eleudig zyn ze, die hen op een Vrouw, verlaaten!

/

B L Y S P E L . 63

Zezynfchynheilig, volfcnyn; Geen Nikker in de hel, kan zo boosaardig zyn.

De befte is waerdig als de pelt te haaten, Als zynde een Geeflelroe der Man. Ik haat, 'k verlaat, 'k vervloekte dan,

En'k wenfchdatzealle voor den Duiker moogen vaaren. L E K K E R .

Heel goed!

G O E D A A R D .

Hy zal zich wel bedaaren. De tyd brengt alle ding ten beften.

NoTARI S.

Ik ga heen, En blyf uw Dienaar. O , myn been!

H E E R M A N , ngentdeNotarir. 'k Zal maaken dat gy zy t te vreên. Kom gaan wefèamen nabeneên.

L E K K E R .

Hier ziet men 't loon, van die met dwang^iet Vrouwvolk kwdlen,

En 't middel hoe men't brein dierZöttea moet haftellen: Want hoe men geld, óf Liefde fluit ,

Het een en 't ander moefer uit. Einde van bet Derde en laatfte Bedryf.

In document LISTIGE VRYSTER * óf (pagina 68-73)