• No results found

LISTIGE VRYSTER * óf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "LISTIGE VRYSTER * óf"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

DE

LISTIGE VRYSTER *

óf

DE VERSCHALKTE VOOGD?

B L T S P E L.

InVaerzenaanbyzondcremaat, nöchrym , gebonden'.7

T ' A M S T E R D A M ,

By d'Erfg: van J A C O B L E S C A I L J É , o p d e Middeldam, naaf t d e Vifchmarkt. 1690.

Met Privilegie.

(6)
(7)

C O P Y E

Van de

P R I V I L E G I E .

D

E Staten van Holland ende Weftvticsland, doen te weten. All o OnS vertoont is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw • burghtot Amftetdam. Da t ly Suppliant en ledert cenigejaie n herwaerts met hunne goede vrinden hadden gemack t ente n Toonele gevoeit veiiiheide n Weicken , fo o va n TreotTpelen , Blyfpelc n al s Kluchten, welckef y liede n nu geeine met de n diuck gemeen wilden nuecken, doch gemerkt da t dele wetcke n doo i het nadmeken van anderen, vee l va n hae t luyfter, fo o i n Tae l al s Spelkonft foude n komen t e verlieten , ende alfoo f y Suppliante n he n berooft(oude n lien va n hun byfonde r oogwi t o m d e Nedetduytlch e Tae l e n d e Dichtkonft voor t t e feiten Too vonden fyhe n genootlaekt, omdae i innetevooriien, eudehent e keeientotOn s , onderdanigh verfoec - kende, dat wy oram e redene n voorlz. d e Suppliante n geliefde n t e verlenen O&io y ofte Privilegie, o mme alle hunne weicke n reet s ?c- rnaeckt end e noc h i n ' t lich t t e btengen , denty t va n vyftie n |aie n alleen te mogen drucken en verkopen o f doen druckene n verkopen , met veibot van alle anderen op feeckere hooge peene daet toe b y Ons te ftellen ende voorts in tommuni forma. SooISt , da t Wy.de Zake en ' t Verfoe k voorfz. overgemerk t hebbende, ende genegen weten- de ter bede van de Supplianten, uy t Oni è recht e wetenfehap, Sou- veraine Mag t ende authorjteyt ' defelve Suppliante n geconienteert , geaccoideert end e geóOroyeei t hebben , confenteren, accorderen ende o&royercn mitsdelèn, dat ly geduurende den tyt van vyftien eeift achtereenvolgende Jare n de voorfz . weike n di e reeds gedrukt zyn , ende die van tyt tot tyt dooi haet gemaekt ende in 't ligt gebtagt fallen weiden, Binnen den voorfz. Onte n Lande alleen lullen mogen druk- ken , doen drukken , uytgeven e n verkopen - Verbiedend e daero m allen ende eenen yegelyken de felve werken naer te drukken ofte elders naeigedruckt binne n den felve Onfe n Lande t e brengen, uy t te geven ofte te veikopen,op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebiachte ofteverkogte Exemplaren , end e ee n boet e van drie honden guldens daer en bove n t e verbeuren > te appliceren een derd e par t voo r den Officier die d e calange doenfal , ee n derde-part voor den Armen der plaetfedaeihet cafusvoorvalle n (al , end e he t icfteiend e derde-par t vooi d e Supplianten. Alles in dien verftande, da t Wy de Supplianten met dele n Onfen Oftroy e allee n willende gratificeien tot verhoedinge van hare fchad e dooi het nadiucken van de voorfz. werken, daei door in gecnige deele verdaan, den Inhoudc van dien te Authoiifercn, ofte te

(8)

teavouëren, end e vee l mi n deftlv e onde i Onfe protectie ende be - fcherminge eeni g meerder credit, aanilen ofte reputatie te geven , ne- maer de Suppliante , in cas daar in yets onbehoorlijks (bade mogen influëren, alle het fèlve tot haten lafte lullen gehoude n wele n te ver - antwoorden, to t dien eynde wel expreflelijk begerende, datbyaldie n lydefen Onle n Octroy e voo r d e lèlve Werken fullc n willen ftellen i daet van gene geabbrevieerd e ofte gecontrahcerd e mentie lullen mo- gen maken: ncmaer gehouden fallen welen, het (èlve Oftf oy in t ge- heel ende fonder eenig e Omiflie daa r voor t e drukke n ofte te doen dmeken ; ende dat f y gehouden fullcn zyn een Exempclaei van alk de voorfz werken, gebonden end e wel geconditioneert te brengen in de Bibliotheecqvan Onfè Univerfiteyt tot L ey den, ende daer van behoor- lyk te doen blyken. Alle s op poene van het effect van dien te veiüefen^

Ende ten eynde de Suppliant e delen Onfe n confent e O&roye moge n genieten als naai behooren : Laften wy allen ende eenen yegelyken die 'taengaen mach, da t ly d e Suppliant e van den inhoude van dele n doen, laten en gedogen, rultelyk, en volkomentlyk genieten e n cel - lerende alle beletten te r contrarie. Gedaan in den Hage onder Onfe n Grooten Zegelehie r aan doen hangen , densi x September.in-t Jaei on fes Heeren e'n Zaligmakers duylent fes hondert vier en tachtig.

G. f AGE L . Tei Ordonnati e va n d e State n

S I M O N va n B E A U M O N T .

Dctegenwoordige REGENTEN va n de S C H O U W-

BUR G, hebbe n het Recht van de bovenftaande Privi.

legie, voor deeze druk, van de L I S T I G E V R Y S T E R ;

ófde V E R S C H A L K T E V O O G D , Blyfpü, vergun d aan de Errg: van JACO B L E S C A T L J E .

In Amjierdam, de %o'\ 0Sober j 6570.

(9)

H E T E E R S T E B E D R Y F , Speeld by daag, i n eene Kamer van het Huis van Steiloor, daar ceneTaaffcl,en Stoele n moe- ten zyn.

H E T T W E D E B E D R Y F . Op de Straat, voor de Huizen van Steiloor, Heerman, e n Slikóp, di e in eene, en de zelve

Buurt ftaan.

H E T D E R D E B E D R Y F . By Avond, i n eene Kamer van het Huis van Heerman, daa r twe deuren recht over malkan- deren zyn. Aa n de linkerhand , te n opzigt van de Aanfchouwcrs, Haa t een Tentledekant; aan de andere zyde eene Taaffel met ligt, Degens , Piftoolen, Mantel , enz . daarop , e n Stoelen aan weêrzyen.

(10)

V E R T O O N E R S .

S T E I L O O R , Oudftc ,") Broeders, enCR»ffin* « f Voogden van i

G O E D A A R D , Jongfte, ) C Willegond.

R U F F I N A , ^ ("Steiloor , ") CZufters, by J L vo°- W i L i E o o N D , ^ £ Goedaard, Jn c n d c«

K A I R Ï N , Mei d va n Willegon i

H E E R M A N , Vrye r van Ruffina.

L E K K E R , Knech t van Heerman.

S L I K - O P , Notaris . Zwjgende.

Twe Getuigen .

HetBlyJpt'lfpeeld, votr, en in de Huiden van Stcileor, en Heerman, die in eene Buurt ft aan.

(11)

Pag.i

LISTIGE VRYSTER, D E

óf

DE VERSCHALKT E VOOGD*

B L T S P E L.

E E R S T E T O O N E E L . In bet Huis van Steiloor.

S T E I L O O R , G O E D A A R D , beide fittende.

H

S T E I L O O R , Van%jnStoeleffiéande.

oor Broer, al dat gelei, dat talmen aan myne ooren Is lang genoeg, ik wil zo leevèn als ik wil,

Leef jy na jouw zin, en zwyg ftil :

Want zie ik wil nóch zal die taal niet langer hooren.

Kyk Broer, al benje een jaar óf tien na my gebooren, Zo benje. vatj e 't wel, na alle lèhyn

Vry oudgenoeg om wys te zyn.

Ergo> daarom zal ik jou intwé woorden zeggen Hoe dat de zaakén by my leggen:

Ik heb jouw raad nóch jouw vermaaningnietvandoen- Ik volg myne eige raad, en leef óp my n fatzoen.

Je meugtjouw iaadaan and're gceven, Ik vind my wonder wel by my n manier van lecven.

GOEüAARD.

Maar elk belacht u, Freer.

S T E I L O O R .

Dat 's niet een my t,

A Da t

(12)

a D E L I S T I G E V R Y S T E R , Dat zyn maar Gekken als gy zyt.

G O E D A A R D .

'k Bedank u, Freer, en, 'k moet bekennen, Gy fpreekt beleefd.

S T E I L O O R .

Als't is: maar zeg eens wat my fcheeld ? Of moet ik my najouw bedillers zeden wennen ?

G O E D A A R D .

Uw ftraffenaart diefraayc liêns verveeld, U we ommegang vol vieze grillen, Uw ftaadig knorren, én uw eindeloos bedillen,

Ja zelf uw kleed, e n vreemd fatfoen vandrag t Maakt u heel woeft, én by elk een veracht-

S T E I L O O R .

't Is waar, jehébtgelyk : maar' k had het nooit gedacht.

Ik moeft volgde ik de zóttighecden

Der waereld, my als jy, dus na de mode kleeden, Niet waar i j y woud wél na dat ik jouw reen bezéf, Dat ik een kante Das droeg, én geen linnen Béf •

Een Hoedje, geborduurt, nét op drie haertjes, Dat losjes óp een groote blonde Pruik, Een poppe troonitjedoetzien terfluik :

Inplaatsvan knevels,Kattebaertjes.

Een Béf van Point, die tót der menfchen fpót Schynd door gevreeten van de Mót.

Een Kamezool, propvol van gouwe en zilv'rc bloemen:

EenRók met plooyen , di e men wel een Jak mag noe- men,

En mouwen, die de mouwen van een Sinaus Befchaamen, als ze eens in de Saus

Gedoopt, een half pond vet verflinden.

Al dit komt ons van dat verduveld Frans fatfoen.

Een Broek die als men ze aan zal doen, Door naauwte fcheurd, en in de plaats van binden

Word op de knie gerold, én eiken Schoen Of

(13)

B L Y S P E L . / % Of veel te ko«. óf eens zo lang, als 't hoeft te weezen.

Volgde ik aj die vervloekte hovaardy, Dap was ik van uitlachchen vry, Nietwaar, Broer ? is' t niet zo?

GoEDAARD.

Voor my, Ik kleed my naar gewoonte, en zou voor opfpraab vree-

Zo ik de ról van een Pedant (zen , Wou fpeelen tót myn fchaade, én fchand:

Want zie, my dunkt men moet zich altoos myën Van eigenzinnigheid; myn' meening is daer om juift niet van ftraks zo lós de nieuwe pronkeryën En malle modens na te volgen, neen , ik kom

Zo ver niet, dat ik alle week en (ken , Myn kleed verwerp en my ftaag in een nieuw zou ftcc-

Of nydig zyn zo ik óp ftraat

Zie dat hetklecd een ander mooijer ftaat; (gen * Neen: maar men moet zich na gewoonte en reden voc-

Om and'ren, en ons zelv' te vergenoegen.

Geloof my, Freer, het doet maar kwaad Aan hém die koppig fteeds een vreemde wég in Haat.

S T E I L O O R .

Dus praatenaldie wulpfche en Jonge Gekken Die al hun buitcnfpoorigheên

In kleeding, ommegang, en zo voort, in 't gemeen Alleenlyk met: Ret is de Mode tans, bedekken.

G O E D A A R D .

Monfreer, 'k gcloofdat gy myn' vrolykeaardbenyd, Dewyl gy ftadig op myn' kleeding fchróllend zyt, En met verachting fteeds myn jonkheid my verwyt:

Als óf, my n jeugd gedoemd om alle luft te derven, Ik moeft door fpyt verknieft, al gaande en (taande ftervcn j Vcrwaarlooft, flordig, en zo moeylyk a}s een Draak My zelv' ontrooven een geooreloofd vermaak:

Maar gy met uw' verlof, die tegen het betaamen

' A a Eer t

(14)

4 DE L I S T I G E VRYSTER , Een hooge fpitfè Hoed, gelyk een Kwaeker draagd,

Gy ïelver hoord u wat te fchaamea

Dat gy op al myn doen Haag fchimpt dus ongevraagd.

Gy die hertnekkig, tegens reden, Befpottende alle Burgerlykc zeden,

Gekleed gaat als...

S T E I L O O R .

Of jy't veracht, Ik wil my houwen by de dragt

Zo als myn Grootvaar, ja myn Grootva&rs Vaar hem kleedden.

]a fpyt de waereld, draag ik zulk een hooge Hoed, TJ it enk'le nedrigheid van een finfeer gemoed:

Want aan 't vergank'ly k, is my 't mtnfte niet gelegen.

Een Wamhus dat my fluit om't lyf, Is voor de warmte van de maageen groot geryf;

Een ruime Broek heeft zyn gemak, en voor de regen Kan ik't wel ftellen met een Mantel zonder Deegen.

Ook hou ik veel van Schoenen die niet ftyf De voeten knellen, ófdoorpynlykheid doenklaagen.

Kortom, de needrigheid is myn' behaagen, En hy die zulks niet gaaren ziet, Die fluit'zyne oogen,'t raakt hem niet.

T W E D E T O O N E E L . /

W I L L E G O N D , S T E I L O O R , K A T R Y N , R U F F I N A , G O E D A A R D .

I

W i LLECOND tegemRjiffina.

k neem die laft op my, ik zal't uw Voogd wél vtaagen.

S T E I L O O R tegens Goedaard.

Maar zacht!

K A T R Y N tegensHuffins.

Wel hoe! meug jy geen menfehen zien ?

STEIL-

(15)

B L Y S P E L , f /

S T E I L O O R ttgensGoedaar J.

Kom dit wat heen.

R Ü F F I N A .

O, neen .

W l LLECOND .

Gy hebt wél flechte dagen, Mafeur.

K A T R Y N .

Wel Jufvrouw! 't is een ongemicn Geluk veur jou, dat jy by Goedaard > niet by deezen Bedil al zyt geraakt.

R ü F F I NA .

't Is wonder dat hy my Van daag niet opfluit, naar gewoonte.

K A T R Y N .

Sluiten? hy Jou fluiten? wel hy mogt ....

S T E I L O O R tegens Rujfina.

Waar heen ? wat aal dit weezen ? Waar gaat gy ?

K A T R Y N .

Wel dat weet zy niet.

W l L L E G O N D .

Ik vroeg myn Zufter óf zy heden

Haar met me, in de avondftond, wat wou vertreeden En zy....

STEILOOR'.

Staat onder myn' gebied.

Ga jy vry daar 't je luft, i k zal 't je niet beletten:

Maarjy, zo'tjoubelicft, blyft'buis .

G O E D A A R D .

Ey laat haar gaan Daar't haar gevalt, Freer. Wat moogt ge u hier tegen ze

S T E I L O O R . (ten ? Ik benjouwDieHaar Broer.

A 3 GOED-

(16)

6 DE LISTIG E VRYSTER ,

G O E D A A R D .

Kunt gy dan niet verftaan Dat me aan de jonkheid....

S T E I L O O R .

Die is zot, én onervaaren, Enkend de waereld niet.

G O E D A A R D .

IszybyWillegond Dankwalyk?

S T E I L O O R .

Datzalikwélzwygen. Maa r o m rond Tegaan,zyis hier wél.

G O E D A A R D .

Maar....

Si'E I L O O R .

Maar! hoor , al dat maaren, Dat helpt niet: kyk, zy (laat hier onder myn voogdy,

En zal na myne wetren leeven.

G O E D A A R D .

My is die zelve magt op Willegond gegecven.

S T E I L O O R .

't Is ZO: maa r hoor eens Broer, watjy Beoogd, met haar dus wild te laaten loopen Dat is my onbekend; haar Ouders die zyndoód,

En dat haar Vader ons gebood

Naauw toezigt op haar doen te neemen, wi l ik hoopen Dat jou noch nie t vergeeten is:

En jy geeft hier groote ergernis,

Dat jy jouw Willegond dus wulps laat leeven»

Daar ze aan haar Zufter ee n goed voorbeel d hoord' t e geeven.

G O E D A A R D .

Maar, Freer, my dunkt...

S T E I L O O R .

Daar 's luttel aan bedreven Wat

(17)

B L Y S P E L . / 7 Wat dat jou dunkt; maar my dunkt, dat

Indieu ik iets te wenfchen had, Dat ik jou onder duizend menfehen Nietgekkeralsjc bent zou willen wenfehen:

Want, zie eens, wat een onbefèheid Dat jy ftaag Willegond met zo veel vryigheid By allerhande foort van Maatjes laat verkeeren.

Jy pronkt haar daaglyksop met kóftelyke kleeren Nadat de Mode is. Wél , heel goed.

Jy bent haar V oogd: maar kyk, ik moet En zal bezor gen dat Ruffina anders doet,

Zy zal niet als op heil'ge dagen, En Sundags in het zwart gekleed

Te voorfchyn komen» én, daar buiten, dat je 't weet Een huislyk werkfaam kleedje draagen, En bly ven t'huis, geftaag tót iets te doen gereed.

Dus zal ik, zo ik d'eene óf d'aare tyd wou trouw en, Haar tot een Huis, én tot geen loopvrouw houwen.

Dit is het dat een Maagd, die trouwen, wil behoord Te doen: alsop het Huis te paflen, ftyven, naaijen.

Haar kouflen floppen, en by leeg tyd kouflen braaijen.

Voor al, haar wachten niet een woord

Met andre Vryers ooit te praaten, (ten.

En zonder my nooit (taan, nóch wand'len langs de ftraa- O.' ' t vrouwvolk, ' t vrouwvolk is zo zwak!

G O E D A A R o .

Maar Freer, het fchy nt fchier am uw reden Of't aan u ftond, om met Ruffine in de Echt te treeden

Zo gy maar woud?

W l LLEGONO .

Ja met gemak!

S T E i LOOR .

Wé! waarom niet ? alwouikftrak.

G O E D A A R D .

Waarom ? waarom ? om datde wetten

A 4 Zulks

(18)

g D E L I S T I G E V R Y S T E R , Zulks aan de Voogden in ons land beletten;

Tenzy een Maagd» juiftmondigzynde, haar Verkiezing, 's Voogds verkiezing waar.

S T E I LOOR .

Ik weet daar weinig van: maar in vertrouwen, Ik lach ereis met al die beuzMery,

Is't hierverboón, he t ftaatmet'Uitrecht vry, En voor de reft weet ik haar Wel in huis te houwen •

R ü F F I NA.

Gy hebt myns weetens heel geen reden...

S T E I L O O R .

ZwygjouPry, Ik zél jou leeren, uit te loopen, zonder my.

W I L L E G O N D .

Maar zeker Heer...

S T E ILOOR .

Maar waar magjy jouw fmoel in fteeken?

Kykjy bent al te wyz, dat ik met jou zou fpreeken.

W l L L E G O N D .

Ik ben, zo 't fchynt, by u verdacht Van ónbehoorelyke ftreeken ,

En moet u, zo 'k Mafeur eens zien wil, daaromfmeeken .

S T E I L O O R .

Geenfins, geenfins ; maa r hoor, nee m óp myn reden acht,

Ik zal klaar lprceken: jouw bezoek doet haar ontdichten, En daarom zo jejou vooraltyd wacht

Omhier te komen, zei je my op 't hoogft verplichten.

W l L L H G O N D .

Wél, luiftcr. ' k Zal u ook myn' meening kort en klaar Doen hooren: ik héb haar nooit willen vraagen Of uw manier van doen haar kan behaagen:

Maar ik verfcheel zeer veel van haar,

Om zulk een dwang, om zulk miftrouwen te verdraagen:

En zeker ze is myn'Zufter niet,

Zo

(19)

B L Y S P E L ./ 9 Zo ze al 4ic ftrafheid met geen haat'lyke oogen liet.

K A T R Y N .

Wél foei! 't is fchande, cn't paft aa Turken en Barbaarcn, Die inheur land het Vrouwyolk dusbewaaren.

Foei! op te fluiten? 't is het werk van eenTieran!

Wat beeldjy je in myn goeijc man?

Daer 's niemand die een Vrouw haar eer bewaarenkin:

Zo zy oneèrlyk is, vergeefs is al het fluiten Met wacht van binnen en van buiten.

Geloof me vry, wanneer een Vrouw Haar Man wil weezen ongetrouw,

De Drommel noch zen Moer zei baar daer niet in fluiten.

Het allerzckerfte is, in deuze (laat,

Dat zich een Man op de eer van zyne Vrouw verlaat.

Kyk, de eer is boven alle dingen, Van zulk een vreemde en kwintigc aard, Dat zy alleenig van ons zelf wil zyn bewaard.

Was ik getrouwd, rnct een die me ópfloot, óf Wou dwin- gen,

Gantfch bloed.' hoc zou ik hem deKoekocks zang doen zingen.

S T E I LOOR .

Wel nou,Leermecfter, zyndeez'lefïèn niet heel goed ? Dit hoor je met een ftil en ongefteurd gemoed.

G O E D A A R D .

Maar gy, Monfreer, kunt gy het fcherflen niet gcdoogen ? Is 't alles wat zy heeft gezeid, niet waar,

Hetis ook alles nietgeloogcn.

De menfch bemind de vryhcid; maar

Door ftrarheid word een ziel nooit tot zyn plicht geboe- gen:

't Mistrouwen, zórg, en wat dejaloezy verdicht, De Grendels, Traly, Slot , en diergelyke zaaken Die zullen nooit een Vrouw óf Dochter deugdzaam maa-

ken:

A f D e

(20)

, . DE L I S T I G E V R Y S T E R , De eer, d e eer alleen, hou d haar in haarepligt.

Ik zouw wel dapper voor de trouwheid vreezen Van eene V rouw die Hechts door dwang •..

S T E I L O O R . JOUW Predikatie duurd vry lang.

G O E D A A R D .

Genoodzaakt, eerelykmoeft weezen.

Ikzouzegik...

S T E I L O O R .

Hébjyhaaftuit?

G O E D A A R D .

Enblyfby ditbefluit ,

Dat een die wy z is't hart moet van een Dochter winnen:

Want heeft ze een afkeer in haar' zinnen, En word ze ons een gedwongc Bruid,

Ze zal ons flechts in Ichyn, in't hart eenander minnen.

STE ILOOR .

Al iprookjes van 't Rood kousje.

GOEDAARD.

Ik weet Hoe dat de jeugd, heel zacht, al Ipeelend onderweezen Moet worden: dat men zich ook nimmer ftraf nóch

wreed

Moet toonen als men hen btriipt: want zie dit deed Van ouds de jonkheid voor het woord van Deugd iteeds

vreezen

En affchrik krygen, daar, in tegendeel, de jeugd Door zachtheid word gebragt tot eer en deugd.

Myn zórg voor Wïllegond. heeft fteeds dit fpoor gehou- En ver van dat ik ooit in zulk een ted're ziel (wen ,

De minde misflag voor een mifdaad hiel,

Durfde ik haar jonkheid wel wat vryigheids vertrouwen.

Zy ga na't Bal, óf na de Schouwburg, daarz'crtyd In eerelyk vermaak mét nut verify t.

't Gevalt my dat z'er kleed na haareitaat en jaaren.

En

(21)

B L Y S P E L . 11 En 'k laat in haarc keur, met wie ze wil, te paaren,

Niet tegenftaandé 't récht van my n Voogdy:

Want anders is de trouw eendwaazeflaaverny.

Doch zo myn ftaat én ook myn liefde haar behaagen, Kan zy my trouwen, óf haar keur vry elders draagen,

Indien't haar luft.

Op deeze wyz' leeft de een én de ander heel geruft, En geen van ons vind ftóf, óf red en om te klaagen.

StEILOOR.

Jouw woordjens zyn fluweel, en fuiker zoet.

GOEDAARD.

Dit 's myn verftand; my dunkt dat elk zo leeven moet.

'k Verwerp het ftraf beftier van zulke menfchen Die vaak de kinders na hun' Ouders dood doet wenfehen.

STE I LOOR .

Maar hoor: de vrye toom die me aan de jonkheid geeft, Valt moeilyk om daar na weer in te trekken >

En zy zal licht'lyk met jou gekken Zo die verand'ring in haar hart geen ingang heeft.

G O E D A A R D .

Waarom veranderen?

STE I LOOK .

Waarom?

G O E D A A R D .

Welja.

S T E I L O O R .

*tLyktïcheeren.

G O E D A A R D .

Vind ge iets in haardat de eer óf goede naam kan deeren t

S T E I L O O R .

Hoc! zo j'er trouwd, zoujy haar zonder jouw verdriet, Die zelve vryheid inde kleeren

Behouden laaten ?

G O E D A A R D .

Waarom niet?

STEIL-

(22)

12 D E L I S T I G E V R Y S T E R ,

S T E I L O O R .

En laaten haar dan nóch by 't jonge volk verkeeren ?

G O E D A A R D .

Voorzeker.

S T E I L O O R .

Die zy dan ook fomtyds weer op Thé Of Koffy noodenzal .

G O E D A A R D .

Dat beurt wél.

S T E I L O O R .

Op een Kaartje.

G O E D A A R D .

Dat is't gebruik.

S T E I L O O R .

En dan een Glaasje wyn ?

G O E D A A R D .

Almé.

S T E I L O O R .

En fomtyds wat Banket, Paftci o f Mangeltaartjc ?

G O E D A A R D .

Gy hebt gelyk.

S T E I L O O R .

En als de maag Vol water is ?

G O E D A A R D .

Dan heeft me gtaag Wat Frontinjak .

S T E I LOOK .

En dan aan 't danflèn ?

GOED A A R D ,

'tlsalsgyzegd.

S T E I L O O R .

Dus leerd men de ondeugd ntet der Franflèn Alleenlyk: maar, recht uitgezeid,

Ons Holland overtreft der Franflèn dolligheid:

Want

(23)

B L Y S P É L. 13 Want óp een Chaifè, óf i n een Sleedje, Of óp 't bezoek flechts van een Teetje, Gebeurd'er fomtyds wel een beetje In 't afzyn van een Vader, óf een Man,

Dat ieder juift niet raaden kan:

Maar deeze les zal jou nietbaaten, Wantjy zult Willegond haar vryheid laaten

Schoon dat een ieder jou befpót.

G O E D A A R D .

Het is zo.

S T E I L O O R ttgtns Goedaard.

Je bent gek; loop heen jou groote zót.

ttg. Rgf. Ga jy na binnen toe, en hoor nier naditpraaten.

D E R D E T O O N E E L ,

G O I D A A R D , S T E I L O O R , W I L L E G O N D , K A T R Y H .

H

G O E D A A R D .

éb 't u gezeid, ik zal my blind'lings óp de trouw Verlaaten van myn' Vrouw j

Dit 's myn begrip, duszalikleeven .

S T E I L O O R .

Gants bloed, wat zou 'k 'er wel om gecven!

Wat waar het goed, wat waar het goed, Wierdhy eenKoekernoet!

G O E D A A R D .

Ik ben onkundig welk een lót my is befchooren.

Maar zekerlyk het fchort Aan u niet, zo gy 't niet en word:

Want na uw wyz ran doen, zyt gy'er toe gebooren.

S T E I L O O R .

Och arme Spóttert, i k moet lachchen omdiepraat, Zie jy maar toe, het is wél jonger wedcryaaren.

W I L -

(24)

14 DE L I S T I G E VRYSTER , WltLEGOND.

Hoor; zo 't gebeurd, dat ik met Goedaard kom te paaren, Behoeft hy niet te vreezen voor dat kwaad:

Maar zo 'k met u als Vrouw moeft leeven, Zou 'k zórglyk u daar van verzeek'ring derven geeven.

K A T R Y N .

Het waar confcientie werk zo zy 't hem deed:

Maar zulk ien ouwe Gryn daar is het an beftecd. Katryn

S T E I L O O R . g £ ~

Verbrufte Vuilbek, jy meugd vreezen. htaflig

G O E D A A R D . Umm.

Hoor, Freer, je moet zo kwaad niet weezen.

Heeft zy licht wat te ftout gefmaald, Je hebt e t op je hals gehaald.

Verander van humeur, geloof me, laat u raaden,

Een Vrouw ófDóchter óp te fluiten kan Hechts lêhaaden.

Ik ben uw Dienaar, Freer.

V I E R D E T O O N E E L .

S T E I L O O R alken.

J e mogt de Drommel zyn, Myn Dienaar ? dit's een Volk.' d e een heel berooft van

Zinnen, * Lekke r

Durft zulk eenydeltuit beminnen, ktmt hem En deeze is al zo gek als hy. * O myn, o myn, en weer

Iklachmeflap: hoekan'tgefchiedcn? Deur in de Kamer hy-ken.

ZynDienftboön zullen nóch in't end dicGek ge- g^^kj-

bieden; ken.

En myn Runyntje... Maar, ik ga met haar op 't land, Daar zal zy veilig weezen: want

Haar Zus zou haar beploegd verftand

De lcflèn die zy door myn' voorzorg heeft genooten Wél haalt uit haar geheugen ftooten.

VYF-

(25)

B L Y S P É L . 15 V Y F D E T O O N E E L .

L E K K E R , S T E I L O O R , HEERMAN .

H

y 's in deex' kamer die Ruffina houdbeflootcn. LEKKER.

S T E I L O O R , bybem zelf fpretkendt.

Is 't niet beklaagens waard, hoe lang hoe meer te zien, 't Verderf der zeden, zelf ook in bejaarde liên ?

HEERMAN.

M Ik {preek hem aan-

S T E I L O O R .

In plaats, dat in voorgaande rye'n De oprecht e trouw, de zedigheid

Gepreezen wierd, word ledigheid, Verkwifting, grootsheid , zotterayen.. .

HEERMAN.

„ Hy ziet my niet.

S T E I LOOR .

En meer ondeugden niet te lyen...

LEKKER.

„ Ik loof hy ziet niet wél, uit 't linker oog, myn Heer;

„ Groet hem van de and're zy.

S T E ILOOR .

Dit werk dat deugt niet meer ! Na't land, na't land.

HEERMAN.

Ishyftikaiende?

S T E I LOOR .

Neen, neen, het is zo hoog als't diende, 't Gezélfchap inde Stad verleid i Maar wat is dit? myneoore n tuiten.'

Of is hier iemand die wat zeid I

HEHR-

(26)

16 D E L I S T I G E V R Y S T E R ,

H E E R M A N .

MynHeer...

S T E I L O O R .

Op morge n wis na buiten»

Opdat... d e Droes... wat's dit? ho e komt dit Volk toch hier?

De plaag nóch toef.. ai zie die hoed ?.. nóch meet gezwicr ?

Is 't wél óp my gemunt ?

H E E R M A N .

Myn Heer gy fchynt verflaagen Dat ik zo inkom, en u geen verlof deêvraagen.

S T E I L O O R met een'' wreevelige jluurtheid.

Dat's waar.

H E E R M A N .

Dit onverwacht bezoek vind gy licht vreemd.

S T E I L O O R .

Dat kon wél zyn.

H E E R M A N .

Maar 't is na dat men 't neemt.

S T E I L O O R .

Ikftahettoe.

H E E R M A N .

Gyzultmylichtelyk verfchooHen .. •

S T B I L O O R .

Dat'shachchelyk.

H E E R M A N .

Dat ik u kom myn'dienft betoonen.

S T E I L O O R .

Datfchecldmyniet.

H E B R M A N .

Dewyl ik onlangs indeez buurt Een wooning hé b gehuurd J. ..

S T E I L O O R .

Dat flaat u vry.

H E E K -

(27)

B L Y S P É L . 17

H E E R M A N .

Vind ik my door de reden,

En door de kennis die, 'k voor deez', in Willemftad, Heb met my n Heer uw Bro er, gehad, Verpligt, omumyn'dicnftbaarhede n

Op te óffren, al s een trouw Gebuur.

S T E I L O O R .

Het zy dan zo; ter goeder uur.

H E E K M A N .

'k Zag hem 20 daat'lyk uit uw' wooning treeden.

Ën 'tis op zynvenekering

Van uw beleefdheid, dat ik recht na binnen ging.

S T E 1 L OOR .

Zo veel te flechter.

H E E R M A N .

Hy weet heuflèlyk te Ieeven, En hen, van wien hy eer' omring, Ook, op zyn beurt, behoorlyke eer te geeven.

S T E I L O O R .

Hy 's oud genoeg, en meefter va n zyn doen.

H E E R M A N .

't Is zo, myn Heer, 'k heb daar niet tegen.

S T E I L O O R .

Elk zoend zenWyf o p zyn fatfoen >

My 's aan een ander niet gelegen.

H E E R M A N .

Gy hebt gelyk, myn Heer, i k pryz'

Uwe ingetoogenheid: maar hebt gy wel vernomen De tyding die 'er is gekomen ?

S T E 1 L00R.

Een die voorzichtig is, en wyz,

Bemoeid zich niet met loogcntaal, en droomen.

H E E R M A N .

Ik (la het toe: maa r voor ons Land, Dit nieuws... .

B STEIt ^

(28)

iS D E LISTIG E VRYSTER ,

§ T E l LOOR .

Voor liên van ons verftand, Is geen ding nieuw.

H E E R M A N .

Dit nieuws behelft gewenfchte zaaken.

Z E S D E T O O N E E L .

S T E I L O O R , R U F F I NA , H E E R M A N , L E K K E R .

Heerman groet Rjiffina, voer dat Steiloor baar %iet.

D

S TE I L OOR . (ken ?

at weet ik niet: maa r zou ik we l aan' t dutten raa- Of fchemerd my 't gezigt ? hoe zal 't hier gaan ?

Ben ik betooverd, ó f verraan ?

Zy n hoed zwierd heen en weer; 't gezigt geeft geen goed teken.

Waar op heeft hy 't gemunt, met al die zotte ftreeken ? Wie geld dat nou ? wat's dit?

tekent Bjiffina. Ho e komje daar te (laan?

Loop ftnksnabinnen aan jouw werk. ...

R U F F I N A .

Ikmoetufpreken.

S T E i LOOR .

Na binnen. óch,wat'sdit !

tegens Heerman. I k kom zo aanftonds weer.

Of ga maar heen, zo ik niet daatlyk keer.

H E E R M A N .

Ik zal wel wachten, haaft u niet om my, myn Heer.

ZE-

(29)

B L Y S P E t ./ l9

Z E V E N D E T O O N E E L .

H E E R M A N , L E K K E R .

W

H E E R M A N .

at.dankt je van die Gek*

L E K K E R .

Myn Heer, ik zei je leggen:

Hy 's vinnige bits, en zaluhinderpaalcn leggen.

H E E R M A N .

Ikraaz'vanfpyt.

L E K K E R .

Waarom?

H E E R M A N .

Die Argus zal myn min Verydelen, cnhaarópfluitende , zynzi n

Doen volgen door bedwang.

L E K K E R .

Ai, wil niet eensjes vreezen, Vermits datdeez jaloerfche Gek ,

Heelmak'lykzal te doeken weezen, Deur de eene óf de andere flimme trek:

Want dit ópfluiten, tegen reden,

Geeft u meer hoop, datgy haarkrygen zult tót Vrouw.

Enzogy —

H E E R M A N .

Maar, het is vier maanden reeds geleden, Dat ik haar fchoonheid heb gevierd, en aangebeden, En nooit gelegenheid gevonden, om myn trouw Haar aan te bieden, en myn hart haar op te draagen.

L E K K E R .

Maar heeft zy nooit gemerkt dat gy haar mind ?

H E E R M A N .

Voorzeker.

B 2 L E K -

(30)

ao D E L I S T I G E V R Y S T E R ,

LEKKER.

Ddt 's genoeg een kans daar na te waagen:

De liefde is liftig, cnjebentgcenkind . Had ik als jy geweeft....

H E E R M A N .

Gy preekt als onbcdrceven;

Zo'k haar niet fpreek, hoe kan ik haa r verzek'ring gee-

Vanmynemin? (ve n

LBKKER.

Het Goud, Heer, maakt een Koppelaar.

Geef aan de Meid wat geld, zy helpt u licht by haar.

H E E R M A N .

Daar is geen Meid, óf Knecht, in huis, het is verloorcn.

LEKKER.

Z wyg ftil, daar komt hy weer, hy mogt ons hoorcn.

A C H T S T E T O O N E E L

H E E R M A N , S T E I L O O R , L E K K E R .

M

yn Heer, gy woond hier in een rrak'lyk huiz-HEERMAN.

S T E I L O O R .

't Is waar,

HEERMAN.

Is 't niet wat eenzaam ?

S T E I L O O R .

Hé, Wa t blief je?

H E E R M A N .

Ik vraag het maar.

S T E I L O O R .

En ik, i k zeg het maar: dat , aldatvraagen, Eëö man als my, niet kan behaügen:

Dit dunkt me, is jou genoeg gezeid, O vraage r in der eeuwigheid.

H E E R -

(31)

B L Y S P E L 21

H E E R M A N .

Vergeef het my: zo 't u niet kan verveejen, Wcnichteiktotmynent, fomtydsdeeer Tchebben, otnmetu , mynHcer , EenRoemfleekje, ó f Piket , te4>cclen .

S T E I L O O R .

Ik dobbel niet.

H E E R M A N .

Het is alleen omtydverdryf.

S T C I L O O R .

DatzeiMaxkólfusook, enfloegïynWyf -

H E E R M A M .

Ikzalookfomtydswel, d e vryheid oecmeo • U t e bezoeken, als my n Vriend, En Buurman .

S T E I L O O R .

'k Ben daar heel niet meê gediend.

Laat ons met vreên, loop elders teemen;

] k ben al moe hier dus te ftaan, En 'k raad jou ftraks na huis te gaan.

H E E R M A N .

U w heusheid,Hecr,zal myn vrypóftigheid,verfchooncn : Want uw beleeftheid ...

S T E I L O O R .

Zaljoutoonen Waar dat de deur is, en dat wy tot onzent woonen,

Kom jy hier ooit eens weer.

L E K K E R .

O , di e verbruide Gek.'

S T E I L O O R .

Wat zegje?

H E E R M A N .

Ik blyf uw Dienaar, Heer.

B3 N E -

(32)

n D E LISTIG E VRYSTER , N E G E N D E T O O N E E L .

L

S T E I L O O R alleen.

oop voor de Drommel, jy zul t me t die hooffche zwieren

My zo niet loeren: die manieren En dat bezoek, gevalt my niet:

Al was 't fchoon dat my n Broer, 't hem ried;

Het geeft my achterdocht en groot mishaagen.

Ik moet Ruffina eens gaan vraagen, Of zy ook west, óp welk een grond, dit zaakje leid,

Ze is niet geveinft, licht dat ze 't zeid- Binde van bet Eerjle Bedryf.

TWE-

(33)

B L Y S P E L . 13

TWEEDE BEDRYF .

E E R S T E T O O N E E L . Op dejlraat, voor de Huiden van Steiloor en Hi ermir.

S T E I L O O R , R U F F I N A .

W

S T E I I O O B .

cez jy geruft, ik weet dit heel wel uit te werken.

RUFFI NA .

„ O liefde, wil my voorts met uwe raad verfterken!

„ Op dat deez' lift volvoer' het oogmerk van my n' min.

S T E H O O R .

Hoe hiet hy ?

R u F F / N A .

Heerman.

S T E I L O O R .

Ja, ik weet, hy is hier in Deez buurt, nou onlangs komen woonen,

Het is die lósból die nóch ftraks

Zo ftout was, dat hy zich tót mynent dorft vertoonen:

ja tóch, dat was't bezoek askaks.'

Neen, Olfert i s te leep, 'k zei daar een fchót veurfèhieten Eer ik na 't land ga, fchuim van alle Deugenieten.

R U F F I N A .

'k Beken dat ik iets ftoutsbefta:

Maar wie zou zulk een ftraf onthaalen niet verdrieten ?•

Hy dwingt m'er toe.

S T E I L O O R .

't Isecn verleijer, dat blyktklaar:

Ja, een verleijer is 't, 't is waar.

Myn Troosje, ik ga, treêjy in huiz, en wacht me daar.

B 4 T W E E -

(34)

24 DE LISTIG E VRYSTER , TWEEDE TOONEEL .

V

S T E I L O O R Mem.

erliezen wc geen tyd, om hem zyn les te leezen.

'k Verwonder my niet meer, na't geen ze my daar zeid, Van zyn beleeftheên, en zyn vriend'lykheid:

Maar wacht, ik zal hem van die zotte min geneezen.

Dit dunkt me is 't huis daar ik moet weezen.

Laat ons eens zien wat óf hy zeggen zal.

De Duivel haal die ftoep ! 6 die verbruftc val ! Wat hoeft die leuning zo ver uit te fteeken ?

Een menfch zou zo de nek wel brceken.

?k Wouw dat hy ze op zyn bed had.

By "wil a/m floppen.

D E R D E T O O N E E L , S T E I L O O R , H E E R M A N , L E K K E R ,

H E E R M A N .

H eer , het is my leed, Dat gy gevallen zyt.

S T E I L O O R .

My ook. ' k Wouwjou wat zeggeq.

H E E R M A N . lyHeer?

S T E I L O O R .

Ja jou, hoor toe, ik zal 't jou uit gaan leggen.

Lekker fluit de deur op.

H E E R M A N .

Myn Heer, als 't u belieft, 'k bid dat gy binnen treed.

S T E I L O O R .

Wy kunnen't hier weldoen.

HEER-

(35)

B L Y S P E L . a/ y

H E E R M A N .

Heer, hoe zou dat geschieden ? Na gy my het geluk komt aan te bieden

Van uw bezoek?

S T E I LOOR .

Ik moet jou fpreeken, maar methaaft.

H E E R M A N .

Maar zeker my ?...

S T E I L O O R .

Ja jou. Hoc ! maak t je dat verbaafil ?

HEERMAN.

Ik ben verblyd, en voel myn ziel als opgenomen Door de eer die gy...

S T E I L O O R .

Laat de eer daar ze is, ik ben gekomen...

HEERMAN.

Myn Heer, tre e in.

S T E I L O O R .

Neen, ik zal daar niet toe verdaan.

H E E R M A N .

Maar Heer...

S T E I L O O R .

Maar Heer, maar Heer; ik zal niet verder gaan.

H E E R M A N .

Myn Heer, zo 't is om u te vergenoegen...

Maar zeker, Heer, het zal niet voegen,

Op ftraat te Iprcekcn. ' k bid treê binnen tóch, myn Heer.

S T E I L O O R .

Men hoofd, doet van die komplementen zeer.

Met die liflaffery, mag ik men kop niet breeken;

Ik wil hier voor de deur, en ftaande met je fpreeken.

Zei jy me dwingen ? dat is wel impertinent.

H E E R M A N .

Maar'tis...

B ƒ S T E I L -

(36)

itf D E LISTIG E VRYSTER ,

S T E I L O O R .

't Is onbeleefd, jemaaktmemoeilyk . My dwingen?...

H E E R M A N .

Maar...

S T E I L O O R .

Jy bent een kwelgeeft: fèllement...

L E K K E R .

Bloed, hoe zei dit nóch gaan in 't end ?

S T E I L O O R .

Ja, 't is onmenfch'lyk, 't is verfoeilyk!

My weig'ren...

H E E R M A N .

Heer, zoikhetdeê. ..

S T E I L O O R .

My weig'ren hier een woord óf twee Te hooren ?

H E E R M A N .

Maar myn Heer, het volk zou met my ibótten.

S T E I L O O R .

Al die zich aan het volk fteurd, zyn maar zotten.

Hoor luider ...

H E E R M A N .

Maar, mynHcer, ' t is geen welleevenheid...

S T E I L O O R .

Dat 's Duivels.' nóch al ? is het niet genoeg gezeid ? Kom hier eens, hoor: laat al die wisje wasjes vaaren, En luiftcr na hét geen, dat ik je zal verklaaren.

Zeg, weet je wel, dat ik de Voogd, en Meefter ben Van een jong Meisje, ipreek ?

H E E R M A N .

O ja, myn Heer, ik ken Haar ook van aanfcien.

S T E I L O O R .

Wel, van haar fprak ik je gaaren, En

(37)

B L Y S P É L . i 7 En wyl je't weet dat ik haar Voogd ben, weetje dan Ook wel, dat zy alleen myne oogen kan behaagen,

En dat ik in het Kort haar man

Zal worden ? dat ie my genegenheid moet draagen, En dat zy niemand aars bemind als my alleen ?

Zeg weetje dat? ze g óp.

H E E R M A N .

O neen .

S T E I L O O R .

Wel weetje 't niet, ik zeg het jou, dat jy na deezen Haar ongekwclt laat, óf je meugt wel vreezen.

H E E R M A N .

Wie, ik, my n Heer?

S T E I L O O R .

Jajy,j/,jy-

H E E R M A N .

Wie zeid u dat ik haar, ooi t laftig viel ?

S T E I LOOK .

u Zy , zy , Die zulks niet liegen zal, dies laat het veinzen vaaren.

H E E R M A N .

Wie zegdgy, Heer?

S T E I L O O R .

Zyzelf, Ruffina , di e gelyk't Een eerb're Dochter voegt, my fints haar jonge jaaren

Bemind heeft, dat hier wel aan blykt, Om dat ze my durft in vertrouwen openbaaren , Dat ze al jouw pooging en gelonk, acht als de wind:

Dit doet ze u zeggen, e n dat j'er vergeefs bemind.

H E E R M A N .

Hoe, Heer, moef t zy my dit door ujuift laate n weeten ?

S T E I L O O R .

Ja, enzy raad jou, zoet e knecht, Dat jy jouw zinnetjes, vr y op een ander legt:

Geen menfeh heeft ooit haai hart, als ik alleen, bezeten.

Ik

(38)

28 D E L I S T I G E V R Y S T E R , Ik ga, onthouw watikjouhebgezegt .

HEEKMAN.

Wat dunkje, Lekker, moet ik uit dit voorval fpelkn?

S T E I L O O R .

„Hoekykthynou.'

LEKKER.

Gy hebt geen reen u meer te kwellen , MynHeer; dee z Jufvrouw heef t meer als gemeen ver-

ftand:

Zy mind u zeker, en die norflè dwingeland...

S T E I L O O R .

„ Watzeid, wat xeid hy >

L E K K E R .

Parft haar tot deez' liftigheden. - De pots is fyn: maar zacht, hy ziet ons aan, En't geen wy fpreeken, zou hy lichtelyk verftaan.

H E E R M A N .

Kom, volg my, laat ons binnen treeden.

S T E I L O O R .

„Ja, trek maar heen.

LEKKER.

Ik lach me flap onawlkeen Haan!

V I E R D E T O O N E E L .

H

S T S I lOO R alleen.

y is verftéld, en— maar daar is myn uitgeleezen , Dat Troetel Poppetje, hoe zedig flaat haar weezen!

V Y F D E T O O N E E L . RuFFINA, STJEILOOR >

I

k vreez datHcereman» my n' lift niet heeft gemerkt. RuFFlNA.

S T E I L O O R .

WatzegJeBekjelief?

Ru F -

(39)

B L Y S P E L . 29 RuFFINA.

Of ge iets hebt uitgewerkt ?

S T E I L O O R .

Myn Troosje, ik kom met vreugd verfterkt, Weerom, en wift door ree n jouw Kweller te overwin -

Hy loochende in het eerft jou te beminnen: (nen;

Maar ik ontdekte in 't end, de grond van zy ne zinnen:

Want na dat ik'et hem had uit jouw naam gezcid, Heeft hy het niet meer wederlcid;

Hy heeft belooft van zich te onthouwen, J ou na deez dag wéér aan te fchouwcn.

R U F F I N A .

Durft gy u op zyn woord vertrouwen ?

S T E I L O O R .

Welja.

R U F F I N A .

Ik niet .

S T E I L O O R .

Waarom ? wat is 'er dat je lét ?

R U F F I N A .

Gy had uw voeten van de drempel naauw gezet, Wanneer ik achter uit myn Vender lag te kyken,

Of ' k zagterfton d va n verre, ee n man Zeer wel gekleed, beleeft, me t buigen, en met ftry ken. ~

S T E I L O O R .

Wat zeg je, hoe , Ipra k hyjouan ?

R U F F I N A .

Ja, en uit Heermans naam, gy kunt eens denken, Hoc ik ontfteld was I

S T E I L O O R .

Zou je niet

Ontfteld zyn Liefftentje ? zou 't niet jouw zinnen kren- ken,

Wanneer je zulk bedrog van zulke Guiten ziet.

R U F -

(40)

30 D E L I S T I G E VRYSTER ,

R u F F I N A .

Terwyldathy zyn' dienft, my aan kwam bieden » Gooid hy deez' Gouwe Doos in myne fchoot , Waar in ik merkte, dat ee n brie f was.

S T E I L O O R .

Kan'tgefchieden, Dat zulke Schrobbers!... Maar hoc mood Word nou de waereld!

R U F F I N A .

En doe ging hy aanftonds fchuiven.

S T E I LOOK.

Hier blykt zyn valsheid. Bloed , kryg ik he m i n myn * kluiven!

Myn Bekje, jy bent waerd, dat ieder jou beklaagd , Omzulke parten als jy van die Schurk verdraagd.

Dit zyn die kunsjes die die Vagebonds gebruiken, Om't Visje op die manier re krygen in de ruiken .

R U F F I N A .

N U dwingd my de eerbaarheid , dat ik Hem 't Doosje, metde Brief, weerom befchik . Durfde ik 't u vergen.

S T E I L O O R .

O, daarisuietaanbedreeven . Kom, geef je 't maar, ik zei 't he m firaks weerom gaa n

geeven.

R U F F I NA .

Daar is 't, zo ik 't omring. I k ben'e r van ontircld.

S T E I L O O R .

't Is goed: maar laaten wy de brief eens faamen leezen.

R U F F I N A .

Och! deed gy dat, myn Heer, zo leêmync eer geweld.

S T E J L O O R .

Hoe. zou jouw eer daar deur verminderd weezen ?

R U F F I N A .

Zo gy de Brief laaft, wierdik zekcrly k verdacht : Want

(41)

B L Y S P E L . 31 Want elk zou denken dat ik hem beminde.

S T E I L O O R .

Zacht, Dan is het beter dat wy die niet open maaken.

R.UFF I N A .

Een Dochter, zo ze niet in ópfpraak wil geraaken, Die moet voor alle zaaken,

Geen Minnebriefje s leezen » Heer!

Enlasikdeez', h y zou my nóch veel meer Met brieven kwellen; nu zend' ik hem alles wéér, Verzegeld al s het was.

S T E I L O O R .

Dat heb je klaar doen blyken.

O Deugd', waar vind men naars gelyken?

Ik ga zo na hem toe, myn trooft mynwaardfte pand.

K U F F I NA .

De Brief, myn Heer, is in uw hand, Gy kunt haar echter, zo gy wilt, vry openbreeken-

STE I LOOR .

Oneen, ónecn, ik zei dat voorneem laaten fteeken , Jouw reden zyn gegrond, 't is my gebleeken:

Ik pryz' jouw overgroot verftand . Ikga, hem, endaarnadeBoekverkooper fbrecken ,

Om 't Boekje van de Huw'lyksband:

Ga in, dat zullen wy dan kezen op het land.

Z E S D E T O O N E E L .

Z

o, datgaatwel. My n hart dat (pringt van vreugden! STE I LOOR alleen.

Dat 's eerft een voorbeeld van weêrgalooze eerbaarheid!

Zy breekt de brief niet óp. dat zyn de zuiv're deugden Die maagden paflèn! O! zy volgt myn les, al zeid, En fcheld myn Broer, op myn' manieren, 'k leefgerufter.

Zy fcheeld geen kleintje van haar Zufter!

De

(42)

32 D E L I S T I G E V R Y S T E R , De opvoeding, o l d e opvoeding doet Een wond'rc werking op 't gemoed!

Enmaaktde Meisjens, óf tot goede, óf kwaade Wyven.

Hy klopt aan.

Z E V E N D E T O O N E E L .

L E K K E R , S T E I L O O R .

W

at is 'er van uwdienft, my n Heer? LEKKER.

S T E I LOOR .

Geef dit, jouw Meefter, aanftond s weer, En zeg hem, dat hy voortaan, 't fchry ven En giften zenden, vry laat bly ven : Dat myn Ruffina, niets om zyn Ichenkaadje geeft, Dat haare gramfchap, hier door is geraakt aan 't kooken, Dat zy decz Gouwe Doos, nóch brief heeft opgebrooken, En doet hy 't nóch eens, 'k weet wat hy te wachten heeft, Ga, ze g hem dat.

A C H T S T E T O O N E E L .

HEERMAN, LEKKER .

W

H E E R M A N .

at heeft die Gek, nu wcêr bedreeven >

LEKKER

Hy gaf me dit, myn Heer, en zei, dataluwdoen Vergeefs was, en dat ze u ook nooit gehoor zou geeven.

H E E R M A N .

Dejuflfer?

LEKKER.

Ja. H E E R M A N .

Geef hier, dit doet me iets goeds vcrmoên.

Hy

(43)

B L Y S P'E L. 33 Hy leeft .

Deez'Brief, zal tnvtrwacht in uwe handen geinen;

Maar, hoe ook, myn beftaan , by u word afgenomen.

Ik. vind me in zul k een droeve Jiand, Dat ik. genoodzaakt ben, te fpringen uit de band.

De fcbrik. die 'k,heb, dat i'<.,in weinig dagen,

"Zal moeten in een baat Ijk. buuwljk, trein , Doet mj, al wat ik. kan tot myn' verlo'JJlng wdagtn.

Bemind ge my, %o red mt uit dee^e \waarigbein : 'k. Verwacht uw antwoord; "wil seen tjd verliepen, Op dat gy wetten moogt, wat weg, ik, %al verkiezen:

ftrltefde harten, met elkanders leed begaan ,

Die k.unnen %icb, door een half woord, ver (laan.

L E K K E R .

Wat dunk je, Heer, van deeze reden ? Voor 20 een Meisje, dat by niemand heeft verkeerd, Is zy, dunkt me in de min, al redelyk geleerd.

H E E R M A N .

Ach! 'k vind haar zo volmaakt van geeft en leden, Datzy verdiend, en waard is, aan tezyn gebeeden.'

En deeze trek van haar verftarid,

Waar door ze 'er liefde my betoond, met achting, Verdubbeld my ne kuisfèhc brand,

En overtreft ver, myh' verwachting.

L E K K E R .

Al zafjes, zwyg wat ftil , myn Heer:

Want zie, daar komt die Gek alweer.

H E E R M A N .

Maar wat wil dat papier?

C NE -

(44)

34 D E L I S T I G E V R Y S T E R , N E G E N D E T O O N E E L . S T E I L O O R , H E E R M A N , L E K K E R .

Z

S T E I L O O R , O, 2o:dc Hccrcn Staatcn, Verbieden doorPlakkaaten,

De Franflè Waaren ^ in te brengen, ó! dat's braaf.' Welja, men wierd airs van de Franfman wel een flaaf.

'k Heb dit Plakkaat, ója! op't boekje toe bedongen.

Het zal Ruffinaook verftrekkento t ee n leer.

H E E R M A N .

„Is't anders niet?

S T E I L O O R , terwjl Heerman de Brief ovtrleejl.

jawel! ja wel, dit bold meieer!

De Rotzak maakte ons al te hooge fprongen, En wou dat wy altyd na zy ne pypea zongen.

Tegent Heerman,

En jy Monfieurtje, die my na de mode groet, Jyzelt door giften, nóc h door brieven, armen bloed,

Niet op doen; neen, je zult niet trekken;

Het Meisje is al te wyz, ze zou maar met jou gekken, Zy het me lief, je ziet hoe dat ze met jou lacht.

H E E R M A N .

't Is waar, 'k heb reeds befpeurd, e n ernfrig overdacht, Dat niemand immermeer, Ruffina za l bêleezen, Danhy, die haar is van het noodlot toegeweczen, - Dies is het zotheid, dat men gunft van haar verwacht.

S T E I L O O R .

Wat ? zotheid ? dolheid.' 'k durf het zwecren.

H E E R M A N . Dierhalven heb ik afgeleid»

De hoop, tó t het bezit, van haar bekoorlykheid.

Een Mederryer als gy zy t

S T E I L O O R .

Wil me ekskuzecren.

HEER.

(45)

B L Y S P E L . 35 /

H E E R M A N .

Neen; 'twaarallanggefchicd, indie n ik hadverftaan , Dat gy de Juffer, zel f wond trouwen.

S T E I L O O R .

Ikwil'tgelooven.

H E E R M A N .

En ik zal voortaan,

U w ' liefde, heel goedmoeds, aanfchouwen, En xny, in ruft, en vrceden houwen,

Nu Tt weet dat zy u mind.

S T E I L O O R .

Dat 's wyffelyk gedaan.

H E E R M A N .

U w deugden zyn zo groot, dat gy haar moet bchaagen- Ja, ' k deê onrecd'lyk, in dit kas,

Zo 'k van eeneand'rc meening was.

S T E I L O O R .

Dat 's een geweeze weg.

H E E R M A N .

Maar zo 'k u iets dorft vraagen ?

S T E I L O O R .

Wel wat ?

H E E R M A N .

Een enk'le gunit, tót mind'ring van myn' pyu.

S T E i L O O R .

Laat hooren, 't mag'er licht na zyn.

Watisdicbeê? ze g óp, zeg óp vry, zonde r fchroomen ,

H E E R M A N .

Dat gy aan haar, die my myn' vryheid heeft benomen, Betuigd, dat myne min gantfeh onbevlekt ...

S T E I L O O R .

Hy 's mal!

H E E R M A N .

Nooit heeft getracht» met hart óf zinnen, Haare eer te kwetzen: maar haar wct'lyk te beminnen,

C x Z o

(46)

36 DE L I S T I G E VRYSTER , Zo 't my niet wierd belet.

STEILOOR.

Hy'szdt! Ikza L Ik zal.

HEERMAN.

En dat myn' zuiv'rekcur, gegrondveft óp de reden, Niets wcafcht, als met haar' wil, in de Echt te treeden.

STEILOOR.

Ik zal.

HEERMAN.

Ja zeg, zegvry, dathaare aantrek'lykheden Zo diep (laan in myn ziel geprent, Dat ik haar' fchoonheid, tót het end Myn'sleevens, zal in achting houwen.

En zo ik niet met haar kan trouwen, Dat zy u zulks verfchuldigt is.

STEILOOR.

Wel, dat is zeker, engewis.

Vcrtrooft jou in jouw druk. ikzal'thaar kenbaar maaken.

LEKKER.

Men Heer, daar zal een dronk dp finaaken!

S T E I L O O R .

Dien arme bloed, die n arme bloed, Wat df hy toch uit vryen doet!

T I E N D E T O O N E ' E L .

R U F F I N A , STEILOOR .

Z

R U F F I N A .

ytgy daar weer?

STEILOOR.

Ik voel zyn leed, my 't harte raaken.

R U F F I N A .

Hoe dat?

STEILOOR.

Hoe dat ? hy ziet zyn hoop vergaan, Om

(47)

B L Y S P E L . / 37 Om dat jy nóch de Doos, nóch Brief, hebt opgedaan:

Maar hy verzocht my zeer, dat ik jou zou verklaaren, Dat hy nooit dacht met u, als wettelyk te paaren:

Waarachtig, 't is een eerlyk man.

R U F F I N A .

„Ik ben daar wel verzekerd van.

STEILOOR.

Wat zegje?

RUFFINA.

Dat ik hem moet haaten.

Zo gy me recht bemind, zult gy 't hier niet by laaten.

STEILOOR.

Neen, 'tis nou wel.

R U F F I N A .

NOU wel ? daar hy fints heeft bcöeld, My tegens dank, deez' nacht te fchaaken met geweld!

Is dat zo wel?

STEILOOR.

Neen, da t is kwaad.

RUFFINA.

Wilmyvergeeven?

Het is een eerlyk Man, die my nooit van zyn lecven...

STEILOOR.

Neen,neen,dat gaat te ver: maar vreez niet; want in't kort Zei jy je zien van hem ontflagen.

R U F F I N A .

Zo ik dit langer moet verdraagen, Of zo 'k in 't minft van hem beleedigt word, Zal ik't uwyten. Zo u ik zulke dingen lyen?

O! hy bedriegt u, door zyn'lift, en veinzeryen.

Wat ben ik ongelukkig, dat Gy immer liefde voor my hebt gehad!

STEILOOR.

Nou, non, myn Suikerdoos, je moetje wat bedwingen.

Ik ga voort heen, en zal hem rVner lecren zingen.

C 3 Ru.*-

(48)

38 D E LISTIG E VRYSTER ,

RUFFINA.

Zeg, dat 't ontkennen tóch geen ingang by my rind, Dat ik zyn voorneem wilt, eer hy 't durfde openbaaren, Of zo hy echter mcend van my te zyn bemind,

Dathyzynaanflagflechtsbegind, (ren , Enjuiftniet wacht , dat ik't hem twemaal doe vcrklaa-

Hy 2al dan zien hoe hy zal vaaren.

S T E i L O O R .

Wat, wat,'t is kinder werk, 't raakt kant, ndch wal.

Werentig, 'k loof de vent is mal.

Laat my begaan.

R U F F I N A .

Maar gy moet boven al, U toone n heftig kwaad te weezen.

S T E I L O O R .

Ja, Schaapjd jy hoeft daar niet veur te vreezen, Ga jy maar in.

R U F F i N A .

Wel, ik verwachtru daatlyk...

S T E I L O O R .

Ik kom ftraks weer. Ja, R ü I F l N A .

'k Verlang'er na.

E L F D E T O O N E E L .

S T E I L O O R , alleen.

U a t 's een juweeltje van de Vrouwen!

Men mag op haare deugd,met recht,wel Kerken bouwen.

Ja wel, wat oen ik ook gelukkig! Maar, hólla.

HT klop.

TWAALF-

(49)

B L Y S P E L . / 39 T W A A L F D E T O O N E E L .

S T E I L O O R , H E E R M A N , LEKKER. '

L

S T E I L O O R .

oop, roep jouw Meetter hier, loop dra.

HEERMAN.

Myn Heer, watjaagd u hier i

S T E I L O O R .

Hoe, durf je dat nóch magen ? Jouw zotte parten, daar jy ons meê plaagd.

H E E R M A N .

TJ plaagen ?

S T B I LOOR .

Ja, en 20 't meer gebeurd, zal ik't de Schout gaan klaagen.

H E E R M A N .

Stel u te vreden, Heer, ik zal....

S T B I LOOR .

Stel u te vreên?

Met die pis praatjes ftuur jy my geftaag weer heen.

H E E R M A N .

Maar Heer ....

S T E I L O O R .

Maar Heer, is dat fatzoen dat jy jouw zaaken Zo fchelmfch durf t fchikken, o m va n deeze nacht te

fchaaken

Een eerlyk Meisje, dat met hart en ziel my mind ?

HEERMAN.

Wiezeiddat?

S T E I L O O R .

Zy, cndatjyjeaanflagflechtsbegind .

H E E R M A N .

Is't waar? maak t zy me zulks bekend?

S T E I L O O R .

Myo'lieve vrind,

C 4 Hoe,

(50)

40 DE L I S T I G E V R Y S T E R ,

Hoe, twyffel jy ? kom,kom, ik zal haar hier doen komen, Dan heb jy'tuit haa r mond, en uit myn' mond, verno-

men.

D E R T I E N D E T O O N E E L

HEERMAN, LEKKER .

I

H E E R M A N.

k fta verbaaö, door 't geen hy my verhaald.

LEKKER.

Myn Heer, die Gek word fchoonbetaald, Door haar bedrog. Maa r zacht....

D E R T I E N D E T O O N E E L ,

R U F F I N A , S T E I L O O R , H E E R M A N , LEKKER . RUFF INA .

W a t heeft u tdch bewoogen Datgymy leid, daar ikzynbyzyn,moet gedoogen?

S T E i LOOR .

Dat 's niemendal, Monkeur, kyk, hy veracht De laft, die ik hem flus heb uit jouw naam gebragt :

Hy meend dat ik 't heb uit myn duim gezoogen, Daarom is myn verzoek alleen,

Dat jy 't hem zelf zegt, zie, dan weet hy 't van ons tweên, Ru F F I u A tegent Heerman.

Konikumyngemoed,nietklaargenoegontdekken , En kunt ge myne min wel meer in twyffel trekken ?

HEERMAN.

Mejuffer,'t geen die Heer, my van u heeft gezeid, Maakt my verwonderd envoi van verlegenheid:

Ik twyffelde eerft; maar 'k heb nu een befluit genomen, Al uw begeertens na te komen.

Dit vonnis dat ik met onzekerheid verftond,

Wenfcb

(51)

B L Y S P E L / 41 Wenfch ik al bcevend ook te ontfangen uit uw' mond.

Ru FF I N A.

Neen, Heer, gy moet u van dit vonnis niet beklaagen, 'k Dée door myn Voogd, u flus myn' meening overdraa-

Myn'wil isdat ge uw pligt betracht, (gen . Daarom neem op myn woorden acht:

Ik zie twee mannen voor myne oogen, De een heeft óp myne ziel een groot vermoogen:

Want myn genegenheid wil dat ik hemverkies Tót Bruidegom, en zonder tyd verlies.

Hier toe voeldzich myn'ziel geneegen.

En de ander heeft, voor al zyn' valfche ièhyn van deugd, Noch nooit als haat van my verkreegen.

Ik ben in 't byzyn van de een, heel verheugd, Hy kanalleenlyk mybekooren:

Door hem te zien word myne vreugd herbooren.

Indien ik leeven moeft met de ander,'K ftierf van rouw.

Dit is genoeg betoond, wie dat my kanbehaagen.

Hy, wien ik eeuwig mmzaldraagen , Maak alles vaerdig tót de trouw,

Op dat ik eind'lyk word uit deeze dwang ontflaagen.

S T E I LOOR .

Je zclt, in 't kort, in 't kort jouw wenfehen zien vervuld.

Myn Lammetje, neem flechts een weinig tyds geduld.

R U F F I N A .

Ik fpreek wat vry; maar 't is zo ver gekomen Dat my zulks niet óp 't kwaadft diend afgenomen.

S T E I L O O R .

Heel niet.

R U F F I NA .

Want ik verklaar de grond van myn gemoed, Aan hem, di e ik bemin; 'k ontde k zulks zonder fchroo-

men.

'k Weet dat hy zich vermaakt in zulk een zoet:

O ja, ikkanmya'vreugd', myn' liefde met betoomen.

CS STEIL -

(52)

42 DE L I S T I G E VRYSTER ,

S T E I L O O R .

Myn zoete Tortelduif.'

R U F F I N A .

Ik word van blydfchap ftom, Nu dat ik vry aanfèhouw, myn'lieve Bruidegom.

Mishaagd u dit oo k ?

S T E ILOOR .

Och! hoezelikjoubeloonen !

R U F F I N A .

Dat hy dan zdige draagd zyn' liefde my te toonen, Op dat ik, iu het kort,

Van zulk een haat'lyk menfch ontflagen word.

S T E I L OOR .

Daar Bekje, kus myn' hand.

R U F F I N A .

. En dat voor al zyn'zuchten, Hy myne trouw, * te deezer ftond * T'rnl Ontfange: want geen Trouwverbond fa„rech- Met and'ren, hoeft hy voor te duchten- ttrhand aan

S T E I L O O R . £ ™ ;

Nou, nou myn Neusje, nou, myn Suikerpeertje, nou, 'k Beloof'et je, met bei men handen,

Je zelt niet heel lang watertanden.

tegens Heerman.

Kyk, zieje'twel, hoetroa w

Dat zy me liefheeft ? Kyk, ik doe het haar niet zeggen.

H E E R M A N .

Ik zie 't. Men hoeft het my niet klaarder uit te leggen.

Ik heb Mejuffèrs zin verftaan.

Ik zal in 't kort, haar van dat haat'lyk menfch ontdaan.

R U F F I N A .

Ja, die vervolging kan ik langer niet gedoogen.

S T E I L O O R tegtnt Heerman.

Nou zie je 't zelver veur jouw oogen.

H E E R -

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het beleidsplan zal nu tijdens de commissie van 15 februari 2017 en de raad van 7 maart 2017 worden aangeboden of zoveel eerder als mogelijk blijkt

Om te komen tot realisatie van de nieuwe verkeerscirculatie en de herinrichting van de Tilburgseweg is een projectplan geschreven dat op 1 november 2016 door het college

Mensen die dit niet veilig vinden kunnen de alternatieve route langs de Schimmelpenninck van der Oijestraat, Kennedylaan en Tilburgseweg gebruiken naar een andere bushalte..

De redenen hiervoor zijn dat om de geplande uitvoeringstermijn te halen de aanbesteding op korte termijn op de markt gezet moet worden door de gemeente Tilburg.. De uitvoering

Voor 11 oktober 2016 geeft Attero nog een schriftelijke toelichting aan het Hof op haar motieven (conclusie van repliek).. De VvC zal hierop een schriftelijk antwoord sturen

De bewoners van pilotwijk 1 zijn het meest tevreden, echter is de hoeveelheid ingezameld restafval in deze wijk het hoogst per inwoner en het aandeel afgenomen

Op 12-12-2017 heeft de Raad besloten om de centrumcirculatie, waarvan de herinrichting van de Tilburgseweg deel uitmaakt integraal aan te pakken en daar een krediet voor te

Voor 2018 staat de aanleg van de faunapassage en de derde en laatste rotonde gepland: op de kruising van de Turnhoutsebaan met de Tijvoortsebaan.. In de oorspronkelijke