• No results found

De internationale onrechtmatige daad buiten faillissement

4. Actio pauliana en onrechtmatige daad

4.2 De internationale onrechtmatige daad

4.2.2 De internationale onrechtmatige daad buiten faillissement

Nog steeds is de situatie dat een Nederlandse crediteur A benadeeld is in zijn verhaalsvermogen door een rechtshandeling die zijn debiteur B heeft verricht met een derde partij C. Hierbij is partij C in het buitenland gevestigd. Hierbij gaan we er van uit dat een beroep op de actio pauliana, zoals deze in Nederland in art. 3:45 BW is gecodificeerd, geen oplossing heeft geboden voor A.

Het toepasselijk recht zal hier niet wezenlijk verschillen van de hiervoor beschreven situatie. Hoewel hier geen sprake is van een faillissement, kan crediteur A buiten het faillissement om een vordering tot onrechtmatige daad instellen. Dat maakt dat dezelfde redenering op gaat en

in beginsel het recht van de staat waar de schade is ingetreden van toepassing is. Ook bestaat de mogelijkheid hier dat aangesloten zal worden bij het recht dat van toepassing is op de overeenkomst tussen B en C.

5. Conclusie

Ik heb onderzocht welke mogelijkheid een benadeelde crediteur heeft om de door hem ondervonden nadelige gevolgen van het handelen van zijn debiteur teniet te doen. Hierbij heb ik mij toegespitst op het specifieke nadeel waarbij er bij de wederpartij van de crediteur een vermindering in verhaalsvermogen optreedt. Deze vermindering van verhaalsvermogen is in dit geval veroorzaakt door een rechtshandeling van de wederpartij van de crediteur met een derde partij, die er toe heeft geleid dat deze derde partij bevoordeeld werd ten opzichte van de overige crediteuren. De mogelijkheden voor de benadeelde crediteur hangen af van de vraag of er een buitenlandse component aanwezig is en of er sprake is van een faillissement van de wederpartij van de crediteur.

Voor het geval er sprake is van een buitenlandse wederpartij van de crediteur die niet failliet is, kan art. 3:45 BW een oplossing bieden. Op grond van Europese regelgeving, zal in een internationale casus aangesloten worden bij het rechtsstelsel dat van toepassing is op de overeenkomst die geresulteerd heeft in de vermindering van het verhaalsvermogen, te weten de overeenkomst tussen de wederpartij van de crediteur en de derde. Het voordeel van de aansluiting bij de zogenaamde lex causae is dat de rechtsgeldigheid van de overeenkomst en de eventuele rechtsgevolgen van een vernietiging voorzienbaar zijn voor partijen. Een nadeel kan zijn dat de mogelijkheid voor de crediteur om zijn benadeling op te heffen door een beroep te doen op art. 3:45 BW, verkleind kan worden door een rechtskeuze. Er kan door gekozen worden voor een lex causae die vernietiging van de litigieuze overeenkomst niet of moeilijk mogelijk maakt. Beredeneerd wordt wel dat als een rechtsstelsel gekozen wordt, slechts met het oog op het benadelen van andere crediteuren, deze rechtskeuze niet rechtsgeldig is.

In een internationale casus waarbij er sprake is van een faillissement van de wederpartij van de crediteur, heeft de Insolventieverordening veel duidelijkheid geschapen. In beginsel wordt aangesloten bij de lex concursus, het rechtsstelsel van de staat waar de insolventieprocedure geopend is. De curator kan echter slechts een paulianeuze overeenkomst vernietigen indien het recht dat op de overeenkomst tussen de failliet en de derde van toepassing is een dergelijke vernietiging kent en toestaat. De lex causae kan hierbij derogeren aan de lex concursus. De voorzienbaarheid voor partijen is hiermee ook gewaarborgd, evenals bij toepassing van art. 3:45 BW.

Mocht een vernietiging met een beroep op de actio pauliana niet mogelijk zijn, dan heeft de schuldeiser van zijn wederpartij de mogelijkheid om een onrechtmatige daad in te stellen jegens de derde. Zelfs als er wel sprake is van een faillissement van de wederpartij van de schuldeiser, kan de schuldeiser buiten het faillissement om een vordering uit onrechtmatige daad instellen jegens de derde, zo besliste de Hoge Raad. In internationale gevallen zal daarvoor aangesloten bij de Rome II-verordening. Het rechtsstelsel dat van toepassing is op de onrechtmatige daad sluit aan bij de plaats waar de schade zich voordoet, zijnde de plaats waar de wederpartij van de crediteur zijn vermogen heeft. Eventueel bestaat de mogelijkheid dat in plaats daarvan aangesloten wordt bij het recht dat van toepassing is op de overeenkomst die de vermindering van verhaalsvermogen tot gevolg heeft gehad, indien daar een nauwere band mee bestaat.

In mijn ogen steunt elke mogelijkheid van de crediteur om zijn nadeel weg te nemen op het beginsel van voorzienbaarheid voor partijen. Ik kan mij daar goed in vinden, nu zeker bij botsing van verschillende rechtsstelsels en daarmee verschillende onderliggende ideeën over rechtvaardigheid, het van belang is dat aangesloten wordt bij een rechtsstelsel dat een oplossing voor het probleem biedt waar alle partijen mee in zouden kunnen stemmen. Hoewel de mogelijkheid voor de crediteur om zijn nadeel weg te nemen beperkt wordt door de eis van voorzienbaarheid van partijen, is die afweging terecht. Het geeft een groot gevoel van onrecht indien een vernietigingsgrond aangehaald wordt waar je als partij bij de overeenkomst nooit op had kunnen en hoeven rekenen.

Literatuurlijst

Boeken en artikelen

Ankum 1962

J.A. Ankum, De pauliana buiten faillissement in het Nederlandse recht sedert de codificatie, Zwolle: Tjeenk Willink 1962.

Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III*

Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III*, nr. 586-600, Deventer: Kluwer 2010.

Bertrams & Kruisinga 2014

R. Bertrams & S. Kruisinga, Overeenkomsten in het internationaal privaatrecht en het Weens Koopverdrag, Deventer: Kluwer 2014.

Van den Heuvel 2002

N.W.M. van den Heuvel, ‘Actio pauliana, onrechtmatige daad en het arrest Van Dooren q.q./ABN AMRO’, Tijdschrift voor Insolventierecht 2002, p. 75-85.

Van Koppen 1998

F.P. van Koppen, Actio pauliana en onrechtmatige daadvordering, Deventer: Kluwer 1998.

Polak/Pannevis 2014

N.J. Polak & M. Pannevis, Insolventierecht, 13e druk, Deventer: Kluwer 2014.

Verhagen & Veder 2000

H.L.E. Verhagen & P.M. Veder, ‘De ‘Pauliana’ in het Nederlands internationaal privaatrecht’, Nederlands Internationaal Privaatrecht 2000-1, p. 3-15.

Verhagen & Veder 2002

H.L.E. Verhagen & P.M. Veder, ‘Faillissementspauliana’, Tijdschrift voor Insolventierecht 2002, p. 131-138.

Vlas & Zilinsky 2012

P. Vlas & M. Zilinsky, ‘Drie jaar Rome II in de rechtspraktijk’, Ondernemingsrecht 2012/60.

Westerik & Van Dooren 2011

R. Westerik & S.M.M. van Dooren, ‘De ‘samengestelde rechtshandeling’ en de actio Pauliana’, WPNR 2011, 6879, p. 246-254.

Winters & Ynzonides 1994

B. Winters & M. Ynzonides, ‘Opmerkingen over het Paulianabeslag’, WPNR 1994, 6160, p. 837-839.

Jurisprudentie

HR 13 september 2013, NJ 2014/454, m.nt. ThMdB (Yukos III). HR 16 september 2005, NJ 2006/311 (de Bont/Bannenberg). HR 26 augustus 2003, NJ 2004/549.

HR 19 oktober 2001, NJ 2001/654 (Diepstraten q.q./Gilhuis). HR 21 december 2001, NJ 2005/96 (Sobi/Hurks).

HR 21 december 2001, NJ 2005/95 (Lünderstadt/de Kok).

HR 16 juni 2000, NJ 2000/578, m.nt. PvS (Van Doorn q.q./ABN AMRO I). HR 24 oktober 1997, LJN ZC2468 (Gustafsen q.q./Mosk).

HR 22 september 1995, NJ 1996/706 (Ravast/Ontvanger)

HR 23 december 1994, NJ 1996/628 (Notaris M/Curatoren THB). HR 1 oktober 1993, NJ 1994/257 (Ontvanger/Pellicaan).

HR 11 juni 1993, NJ 1993/563. HR 22 mei 1992, NJ 1992/526. HR 14 januari 1983, NJ 1983/597.

HR 3 oktober 1980, NJ 1980/643, m.nt. G.J. Scholten (Onbetaalde Porsche). HR 10 december 1976, NJ 1977/617.

HR 17 november 1967, NJ 1968/42 (Pos/Van den Bosch). HR 2 juni 1967, NJ 1968/16 (Chiotakis/Hiret).

HR 15 april 1955, NJ 1955/542, m.nt. HB.

HR 23 december 1949, NJ 1950/262 (Boendermaker/Schopman). HR 8 januari 1937, NJ 1937/431.

HR 30 april 1931, NJ 1931/1275.

Hof ‘s-Hertogenbosch 30 juni 2009, nr. HD 200.004.133. Hof ’s-Hertogenbosch 3 februari 1986, NJ 1987/182. Hof ’s-Hertogenbosch 29 september 1982, NJ 1983/789.

Wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 593/2008

Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (“Rome I”).

Verordening (EG) nr. 864/2007

Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (“Rome II”).

Verordening (EG) nr. 1346/2000

Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (“IVO”).

Losbladige uitgaven

Ibili 2014

F. Ibili, ‘Commentaar op art. 14 Verordening (EG) 864/2007’, in: C.J.J.M. Stolker e.a. (red.), GS Onrechtmatige daad, geraadpleegd via databank Kluwer Navigator, bijgewerkt tot 15-04- 2014.

Keukens 2006

W.M.T. Keukens. ‘Commentaar op regeling Insolventieverordening’, in: F.H. van der Beek e.a. (red.), GS Faillissementswet, geraadpleegd via databank Kluwer Navigator, bijgewerkt tot 01-02-2006.

Virgós/Schmit

M. Virgós & E. Schmit, Ontwerprapport bij het Verdrag betreffende insolventieprocedures, 1996.