• No results found

De humanitaire interventies in Somalië volgens Regan

In document Humanitaire heibel (pagina 35-75)

§ 3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zullen de humanitaire interventies die hebben plaatsgevonden in Somalië geanalyseerd worden aan de hand van de theorie van Patrick Regan. Bekeken zal worden in hoeverre de verschillende missies in Somalië voldoen aan de kenmerken van interventies door derden in interne conflicten die Regan onderscheidt, om op basis hiervan uitspraken te kunnen doen over de invloed van deze missies op de duur van het conflict in Somalië. Ook zullen de aanvullingen van andere politieke wetenschappers op de theorie van Regan in dit hoofdstuk aan bod komen, om te bekijken in hoeverre deze van toepassing zijn op de interventies zoals die in Somalië hebben plaatsgevonden. Dit zal onderzocht worden aan de hand van de volgende vraag; welk effect hadden de verschillende interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden op de duur van het interne conflict, geanalyseerd aan de hand van de theorie van Regan, en welke lessen voor toekomstige humanitaire interventies kan men hieruit trekken? Op basis van deze analyse zullen aanbevelingen worden gedaan voor toekomstige humanitaire interventies, om zo de effectiviteit van humanitaire interventies als instrument ter beëindiging van de interne conflicten die mensenrechtenschendingen veroorzaken, te vergroten.

§ 3.2 Het effect van de interventies in Somalië op de duur van het conflict

Regan onderscheidt in zijn theorie een aantal kenmerken van interventies door derden in interne conflicten, die betrekking hebben op de timing van de interventie, het doelwit van de interventie, de partijdigheid en strategie van de interventiemachten en tot slot de mate van fractionering binnen de samenleving waarin het conflict woedt. In deze paragraaf worden de kenmerken van Regan toegepast op de humanitaire interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden, om zo te kunnen concluderen in hoeverre deze kenmerken van Regan van toepassing zijn in het geval van Somalië en wat het effect hiervan is op de duur van het conflict in Somalië.

§ 3.2.1 De timing van de interventies

Regan stelt dat interventie gedurende de eerste fase van conflict een grote kans van slagen heeft, waar interveniëren in een later stadium de situatie juist kan verergeren.129 Gedurende deze eerste fase van het conflict in Somalië werd de internationale gemeenschap echter in beslag genomen door andere punten die van groter belang werden geacht, zoals de Golfoorlog en de crises in Cambodja en Voormalig Joegoslavië. Hierdoor erkende de internationale gemeenschap de eerste en wellicht cruciale bemiddelingspogingen van de president van Djibouti niet als zodanig en werd er daarnaast vanuit de gemeenschap geen ondersteuning aan deze pogingen verleend. Dit gebrek aan ondersteuning is een gemiste kans tot preventieve diplomatie, waarmee wellicht het conflict had kunnen worden gedeëscaleerd.130

Deze bemiddelingspoging van Djibouti kan echter niet onder de noemer humanitaire interventie worden geschaard, aangezien er niet daadwerkelijk werd ingegrepen in Somalië zelf. Hierdoor kan de afhoudende reactie van de internationale gemeenschap enerzijds niet tot de timing van de humanitaire interventie in Somalië worden gerekend, maar anderzijds wel. Het feit dat er namelijk in deze eerste fase van de interne crisis in Somalië enkel bemiddelingspogingen werden ondernomen, maar dat er géén humanitaire interventie plaatsvond, heeft volgens Regan belangrijke gevolgen voor de duur van het conflict. Hij stelt immers dat de kans op een succesvolle beëindiging van het conflict groot is bij interventie gedurende de eerste fase van conflict.

Toen uiteindelijk begin 1992 werd besloten dat humanitaire interventie in Somalië wel degelijk noodzakelijk was, werd de zending van troepen naar Somalië onder UNOSOM I afhankelijk gemaakt van de instemming van de strijdende partijen in het conflict. Hierbij verleenden sommige factieleiders enigszins medewerking, maar de meeste factieleiders deden dit niet of werkten de zending van deze interventiemachten zelfs tegen.131 De aanwezigheid van VN troepen ter plaatse werd hierdoor nog langer uitgesteld, waarmee de effectiviteit van een vroege interventie zoals Regan stelt verder werd uitgesloten.

129

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 48.

130

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 11 en Murphy, UN Peacekeeping in

Lebanon, Somalia and Kosovo, 48.

131

Ook de timing van de UNITAF missie kan betwist worden. Het sterftecijfer in Somalië daalde sterk na oktober 1992, dat wil zeggen voordat de interventie plaatsvond. Dit dalende sterftecijfer werd veroorzaakt door het afnemende aantal doden door geweld, als gevolg van de wapenstilstand die in maart 1992 was ontstaan tussen Aideed en Ali Mahdi. Ook was het aantal doden als gevolg van ziekte, honger en uitdroging al voor de interventie afgenomen, simpelweg omdat de hongersnood de zwakkeren in het land reeds had getroffen, en de hulporganisaties door de wapenstilstand hun activiteiten weer konden uitbreiden. UNITAF heeft naar schatting 10.000 levens gered, een aantal dat volgens vele analisten vrij laag ligt en voortkomt uit de timing van de interventie.132

Regan’s eerste kenmerk van humanitaire interventies, de timing van de interventie, heeft in Somalië volgens verschillende bronnen verstrekkende gevolgen gehad voor het verdere verloop van het conflict.133 Dit kenmerk van Regan is dan ook zeker relevant in het geval van de interventies in Somalië. De eerste reactie van de internationale gemeenschap op de gebeurtenissen in Somalië was traag en afhoudend, waardoor de uiteindelijke humanitaire interventie later plaatsvond dan mogelijk was geweest. Hiermee heeft de internationale gemeenschap de kans tot deëscalatie van het conflict niet gegrepen, wat negatieve effecten heeft gehad op de duur van het interne conflict. Ook bij de latere interventies kunnen zwakheden met betrekking tot de timing van de betreffende interventies ontwaard worden.

§ 3.2.2 Het doelwit van de interventies

Een ander belangrijk kenmerk van interventies dat Regan onderscheidt, is het doelwit van de interventie. Regan stelt dat interventies die steun verlenen aan de overheid van het land waarin de interventie plaatsvindt, het conflict verkorten. Het steunen van de oppositiegroepen in het land van conflict, verlengt echter de duur van het conflict, aldus Regan, evenals de ondersteuning van beide strijdende partijen in een intern conflict.134 Het probleem in Somalië was echter dat er geen keuze kon worden gemaakt tussen de oppositiegroepen versus de overheid, aangezien er geen sprake was van een overheid. Ali

132

Seybolt, Humanitarian military intervention, 56 en 57.

133

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 48 en 49.

134

Mahdi had weliswaar zichzelf uitgeroepen tot interim president, maar juist deze zelfbenoeming had het conflict tussen de oppositiegroepen doen oplaaien.

Oakly poogde onderhandelingen te bewerkstelligen tussen Aideed en Al Mahdi, maar door zich in te laten met deze strijders zonder pogingen te ondernemen de onderlinge twist op te lossen, gaf hij hun onbedoeld meer status en macht.135 Hierdoor werd ook de geloofwaardigheid van de VN in de ogen van de Somaliërs aangetast, aangezien zij meenden dat het optreden van de VN afhankelijk werd gemaakt van deze factieleiders, en niet van de duizenden Somaliërs die ondertussen omkwamen van de honger.136 Hetzelfde geldt voor het Addis Ababa akkoord in 1993. Door de keuze van de VN om met de 15 strijdende factieleiders om de tafel te gaan zitten en daarmee de facties te beschouwen als de Somalische vertegenwoordiging, verschoof de machtsbalans in het land naar de militieleiders en verzwakte de positie van burgerlijke en traditionele autoriteiten.137 Deze voelden zich uitgesloten in het proces van conflictbeëindiging, iets wat de taak van de VN tot wederopbouw van het land later bemoeilijkte, aangezien hierbij de medewerking van alle partijen noodzakelijk is.138

Geanalyseerd aan de hand van de theorie van Regan kan dan ook gesteld worden dat de interventiemachten feitelijk alle strijdende partijen ondersteunden, en daarmee conflict verlengend optraden. Zowel de VN als de VS hechtte grote waarde aan een goede relatie met de factieleiders, waardoor het moeilijker werd om leiders die zich niet aan de afspraken hielden effectief een halt toe te roepen. Hierbij werd voorbij gegaan aan het feit dat Ali Mahdi en Aideed leiders waren van groepen die verantwoordelijk waren voor ernstige mensenrechtenschendingen.139 Met name ten tijde van UNITAF, was deze aanpak een bewuste keus, aangezien de Amerikanen feitelijk elke bemoeienis met de politieke situatie in het land wilden vermijden.

De interventiemachten hadden echter beter meer rekening kunnen houden met de bestaande politieke situatie in het land, door de traditionele lokale leiders als zijnde belangrijk te erkennen en door hen een grotere rol te laten spelen in het proces van conflictbeëindiging. Door deze leiders feitelijk buiten te sluiten verspeelde de

135

Seybolt, Humanitarian military intervention, 57.

136

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 51.

137

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 12.

138

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 50.

139

interventiemachten het broodnodige draagvlak voor hun missie. Wat betreft de oppositiegroepen was het verstandig geweest als de interventiemachten vanaf het eerste moment één duidelijke keuze hadden gemaakt, in plaats van, zoals uiteindelijk gebeurde, alle oppositiegroepen te ondersteunen. Vanaf het begin af aan erkende de VN Ali Mahdi als interim president, en het was beter geweest als de interventiemachten ook enkel zijn oppositiegroep hadden ondersteund. Immers stelt Regan dat interventies die beide strijdende partijen ondersteunen het conflict enkel verlengen. De interventiemachten keerden zich uiteindelijk ook duidelijk tegen Aideed, maar dit vond pas plaats in het laatste stadium van de interventie. Wellicht had de actieve ondersteuning van Ali Mahdi vanaf de eerste fase van interventie positieve gevolgen gehad voor de duur van het interne conflict. Duidelijk is dat de ondersteuning van alle strijdende facties in het interne conflict enkel negatieve gevolgen had voor de duur van het conflict in Somalië.

§ 3.2.3 De partijdigheid van de interventiemachten

De verschillende facties in Somalië werden desondanks erg in beslag genomen door de mate van onpartijdigheid van de VS en de VN. Een voorkeur van deze externe spelers voor één van de strijdende facties zou namelijk beslissende voordelen voor de betreffende factie met zich mee kunnen brengen. In eerste instantie leek het erop dat Ali Mahdi werd bevoordeeld, aangezien hij door de VN erkend werd als interim president.140 Daarnaast voelde Aideed zich benadeeld door de vastberadenheid van de VN om een wapenstilstand te sluiten tussen hem en Ali Mahdi en VN personeel ter plaatse in te zetten. Hij meende namelijk dat dit de huidige status quo zou handhaven en daarmee zou voorkomen dat hij Ali Mahdi kon verslaan, iets wat naar zijn mening anders binnen niet al te lange tijd zou gebeuren.141

Tijdens de missie onder leiding van UNITAF leek het er echter op dat Aideed een voorkeursbehandeling genoot van de VS, ook omdat hij het zuiden van Somalië beheerste, waar de missie was gestationeerd. Zo werd het ondersteunend administratief personeel van de missie onder andere uit de clan van Aideed geworven, waardoor niet alleen

140

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

141

onbewust financiële steun aan Aideed werd verleend via de salarissen van dit personeel, maar ook belangrijke inlichtingen in handen van Aideed kwamen. 142

Tegen het einde van de UNITAF missie, toen de VN de missie overnam onder UNOSOM II, werden stappen genomen die beide factieleiders tegenwerkten, en dan in het bijzonder Aideed. Zo kwam de ontwapening van de strijdende facties met UNOSOM II eindelijk op de agenda van de interventiemachten te staan. Dit uitgebreide mandaat van UNOSOM II werd door Aideed echter vanaf het begin al als een persoonlijke bedreiging voor zijn ambities en als aanval op zijn clan beschouwd. Deze angst werd bewaarheid met de bestempeling van Aideed als misdadiger door speciaal vertegenwoordiger Howe, evenals de reeds in hoofdstuk 2 genoemde resolutie 837, die impliciet gericht was tegen Aideed als schuldige van de aanval op de Pakistaanse blauwhelmen en resulteerde in een klopjacht op Aideed.143

Dit gegeven heeft ook betrekking op de theorie van Regan, aangezien hij stelt dat conflicten waarbij de interventiemachten als neutraal bestempeld kunnen worden, in de regel langer duren dan conflicten waar de interventiemachten een bepaalde partij bevoordelen.144 De aarzeling van UNISOM en UNITAF om een keuze te maken voor één van de strijdende factieleiders kan worden aangezien voor angst om als partijdig te worden aangemerkt. Desalniettemin is de keuze van beide missies om de factieleiders als representatie van de Somalische bevolking te zien niet bepaald neutraal te noemen.145 Hiermee werden lokale, traditionele leiders buiten spel gezet en werd de status van de factieleiders enkel vergroot. In zekere zin waren de interventiemachten dan ook als partijdig te bestempelen, niet ten gunste van één van de strijdende partijen maar ten gunste van alle strijdende partijen.

Regan’s theorie, die stelt dat neutrale interventies interne conflicten verlengen, blijft desondanks van toepassing. Regan spreekt namelijk enkel over partijdigheid van de interventiemachten ten opzichte van één van de strijdende partijen. De lokale, traditionele leiders waren geen actieve deelnemers aan de strijd, een daarom had de partijdigheid van de interventiemachten ten koste van deze lokale leiders verder geen effect op de duur van

142

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 134.

143

Voor resolutie 837 zie bijlage 4, blz. 70.

144

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 42.

145

het conflict in Somalië. De aarzeling bij zowel UNOSOM als UNITAF en het uitstellen van het maken van een keuze voor één van de partijen die wél actief meevochten in het conflict, had daarentegen wel degelijk een negatief effect op de duur van het conflict.

§ 3.2.4 De strategie van de interventiemachten

De strategie van de interventie heeft volgens Regan ook invloed op de duur van het interne conflict. Een actief meevechtende derde partij kan de duur van het conflict verkorten, aangezien de strijdende partij die niet door de interventiemachten ondersteund wordt, zal inzien dat een overeenkomst meer oplevert en waarschijnlijker is dan de kans op een overwinning.146 De interventiemachten in Somalië waren in eerste instantie enigszins huiverig voor het gebruik van militair geweld. Dit blijkt ook uit Resolutie 733, de eerste reactie van de internationale gemeenschap op de crisis in Somalië.147 Hiermee werd een wapenembargo ingesteld en werden de strijdende facties aangemoedigd om tot een wapenstilstand te komen. Deze diplomatieke poging had echter weinig kans van slagen in een land dat overspoeld was met wapens.148

Pas met UNITAF werd besloten op militaire wijze in te grijpen in het conflict. De militaire hulp die UNITAF bood was echter niet exclusief voorbehouden aan één van de strijdende partijen, terwijl Regan stelt dat ondersteuning door de interventiemachten van beide strijdende partijen enkel tot verlenging van het conflict leidt. Daarnaast bestond er een verschil van mening tussen de VN en de VS over het precieze mandaat van UNITAF.149 Zo wilde Boutros-Ghali dat in de ondersteunende resolutie van de missie de ontwapening van de belangrijkste facties zou worden opgenomen, waar de VS deze doelstelling buiten het mandaat wilde houden. Hiermee probeerde de VS haar troepen te beschermen voor blootstelling aan gevaar, in een tijd waarin de militaire operaties van de VS in het buitenland werden geregeerd door een ‘zero casualty’ beleid.150

Door dit verschil in houding tussen de VS en de VN kwam een resolutie tot stand, waarin geen duidelijke strategie noch einddoel werd omschreven. Dit maakte daadkrachtig militair optreden moeilijk, aangezien de resolutie hierdoor ruimte gaf voor

146

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 45.

147

Voor resolutie 733, zie bijlage 1, blz. 61.

148

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 49.

149

Idem, 58.

150

meerdere interpretaties.151 Zo viel de VS eenmaal ter plaatse in Somalië terug op

peacekeeping principes, terwijl het mandaat de Amerikaanse troepen recht gaf op het

nemen van maatregelen ter afdwinging van de vrede. UNITAF had de mankracht en middelen om veel te bereiken, maar in de uitvoering van haar mandaat ging de missie voorbij aan het wegnemen van de belangrijkste obstakels voor het bereiken van een herstel van de vrede op de lange termijn, zoals de ontwapening van de factieleiders.152 De factieleiders op hun beurt, merkten deze aarzeling bij de VS om effectief op te treden op, en realiseerden zich dat met een tactiek van afwachten de UNITAF missie wellicht kon worden ‘uitgezeten’.153 Op deze wijze werkte de niet doortastende strategie van met name de UNITAF missie tot een verlenging van het conflict.

Tijdens UNOSOM II werd door de interventiemachten wel degelijk militaire geweld gebruikt, en ook effectief gericht tegen één van de strijdende partijen, namelijk generaal Aideed. De VN was inmiddels tot de conclusie gekomen dat ontwapening van de strijdende facties een noodzakelijke voorwaarde was voor de beëindiging van het conflict, maar om effectief te zijn moest dit proces wel afdwingbaar zijn.154 Na de aanval op UNOSOM II troepen waarbij 24 Pakistaanse blauwhelmen het leven verloren en de aanname van resolutie 837, waarin werd vastgelegd dat alle noodzakelijke maatregelen tegen de verantwoordelijken voor de aanval geoorloofd waren, kwam er een toename in het gebruik van militair geweld door UNOSOM II.155 Feitelijk startte UNOSOM II met deze resolutie een militaire operatie tegen Aideed en zijn aanhangers.

Met deze toename in het gebruik van militair geweld door de interventiemachten verbeterde de situatie in Somalië echter niet. Uit onderzoek is gebleken dat alle militaire acties in die periode plaatsvonden op initiatief van de VN en dat alle slachtoffers die toendertijd vielen voortkwamen uit operaties van UNOSOM II.156 De VN zag zichzelf na resolutie 837 verwikkeld in een directe strijd met Aideed, waarvan de VN als verliezer kan worden aangemerkt. Het was namelijk Aideed die op 3 en 4 oktober 1993 de interventiemachten de genadeslag toebracht door 18 Amerikaanse soldaten te doden. Dit

151

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 59.

152 Idem, 60. 153 Idem, 61-62. 154 Idem, 186. 155 Idem, 188. 156 Idem, 191.

betekende het einde van de Amerikaanse steun aan UNOSOM II, waardoor het de missie aan financiële en logistieke steun tot voortzetting van de missie ontbrak en uiteindelijk een nieuw mandaat kreeg dat meer gelijkenis vertoonde met het beperkte mandaat van UNOSOM I.

Regan’s stelling dat een actief meevechtende derde partij positief zou zijn voor de duur van het interne conflict, gaat in het geval van UNOSOM II niet op. Ondanks dat het militaire geweld duidelijk werd ingezet tegen één van de strijdende partijen, namelijk Aideed, zorgde dit er niet voor dat de balans tussen de strijdende partijen veranderde in het nadeel van Aideed. Sterker nog, tegen het einde van de missie van UNOSOM II werd Aideed door de Somalische bevolking beschouwd als de winnaar in de strijd om Mogadishu.157 Wellicht sluit deze conclusie beter aan bij een ander punt van de theorie van Regan, de timing van de interventie, namelijk dat interventie in een later stadium de situatie juist kan verergeren. Pas tijdens UNOSOM II werd daadwerkelijk actief meegevochten in het interne conflict, terwijl de interventie in Somalië toen al enige tijd gaande was. Ondanks dat Regan een actief meevechtende derde partij in een intern

In document Humanitaire heibel (pagina 35-75)