• No results found

De humanitaire interventies in Somalië sinds 1992

In document Humanitaire heibel (pagina 21-35)

§ 2.1 Inleiding

Het interne conflict in Somalië, waarvan de meest recente uitingsvorm het welbekende probleem van de piraterij is, is een voortslepende kwestie, die zeker de laatste tijd veel internationale aandacht genereert. Aan dit conflict is echter een lange geschiedenis verbonden, welke in dit hoofdstuk kort zal worden toegelicht. Vervolgens zullen de interventies vanuit de internationale gemeenschap, die naar aanleiding van het conflict in Somalië hebben plaatsgevonden, besproken worden. Hierbij zal de reactie van de internationale gemeenschap op de humanitaire crisis in Somalië geanalyseerd worden, waarbij gebruik zal worden gemaakt van eerdere onderzoeken van verschillende academici. Ook zal in dit hoofdstuk onderzocht worden in hoeverre de interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden onder de noemer humanitaire interventie kunnen worden geschaard. De vraag die in dit hoofdstuk beantwoord zal worden luidt dan ook; wat is de aard en de oorsprong van het conflict in Somalië, hoe zijn de interventies in het land verlopen en in hoeverre zijn deze interventies humanitair te noemen?

§ 2.2 Achtergrond van de interne problematiek in Somalië

In tegenstelling tot de vele andere conflicten die zich gelijktijdig in Afrika afspeelden, is het conflict in Somalië niet enkel terug te leiden tot omstandigheden van dekolonisatie of de ontwikkeling van tegenstrijdige nationalistische denkbeelden.64 Somalië bestond feitelijk uit een verzameling van verschillende nomadische en vaak vijandige clans, die het land in verschillende sferen verdeelden gedurende de imperialistische periode. De politieke en economische structuur van het land werd bepaald door verwantschap. De traditionele Somalische regeringsvorm is dan ook een anarchistische vorm, waarbij de verschillende clans zelfregulerend optraden tegen mogelijke overtreders.65 Dit systeem van clans vormde het grootste obstakel in de ontwikkeling van een nationale politieke cultuur in Somalië.66

64

Andrea Kathryn Talentino, Military intervention after the Cold War: The evolution of theory and

practice (Ohio 2006) 98.

65

Kenneth R. Rutherford, The US and UN intervention in Somalia (Sterling 2008) 1.

66

Een invloed van de imperialistische overheersers die echter wel degelijk onderscheiden kan worden, is dat de twee koloniale invloeden -de Britten in het noorden van het land en de Italianen in de zuidelijke regio’s- beiden een andere afdruk op de ontwikkeling van het land hebben achter gelaten. Zo reflecteerde het noorden meer het traditionele, pastorale Somalische leven, daar waar de zuiderlingen zich moderner opstelden. Hierdoor werden de scheidingen tussen de verschillende clans enkel versterkt, wat leidde tot toenemende frictie en het ontstaan van een kloof tussen de overheersende clans van elk deel.67 De vereniging van deze twee regio’s met de onafhankelijkheid van Somalië in 1960 bracht daarom in eerste instantie geweld met zich mee.

De oorsprong van het conflict in Somalië is op te delen in twee onderdelen. Het eerste onderdeel bestond uit het verdrijven van de dictatoriale leider Siyad Barre. Deze kwam aan de macht naar aanleiding van een militaire coup in 1969.68 Bij de eerste postonafhankelijke verkiezingen in 1964 was in Somalië een parlement tot stand gekomen dat al snel het centrum vormde van corruptie en persoonlijke verheerlijking, waarbij de belangen van de samenleving werden genegeerd.69 Het regime van Barre beloofde de corruptie uit te zullen roeien, evenals het op het clansysteem gebaseerde nepotisme, en ondertussen economische en sociale verbeteringen door te zullen voeren.

Achter de schermen bleek Barre echter de verschillende clans te manipuleren en tegen elkaar uit te spelen, om zo zijn eigen macht te vergroten. Daarnaast was hij wel degelijk verbonden aan een clan, namelijk aan de Darod clanfamilie.70 Hiervan maakten Barre’s eigen clan, de clan van zijn moeder en de clan van zijn schoonzoon deel uit. Deze drie clans beheersten feitelijk de Somalische staat, wegens hun overhand in overheidsinstellingen en het leger, en domineerden daarmee de andere clans in het land. De link tussen Siyad Barre en de Ogaden clan, de clan van zijn moeder, maakte dat Barre in 1977 besloot de Ogaden regio binnen te vallen. Deze Ethiopische regio herbergde veel Somaliërs, en Barre hoopte met deze actie een opleving van nationalistische sentimenten onder de Somaliërs te kunnen bewerkstelligen.71 Somalië verloor echter deze oorlog

67

Talentino, Military intervention after the Cold War, 99 en Rutherford, The US and UN intervention in

Somalia, 3.

68

Mats Berdal en Spyros Economides, United Nations interventionism 1991-2004 (New York 2007) 110.

69

Talentino, Military intervention after the Cold War, 100.

70

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 117.

71

tegen Ethiopië op vernederende wijze, wat een verzwakking veroorzaakte van Barre’s legitimiteit. Hierop besloot Barre over te gaan tot een tactiek van terreur en onderdrukking.72

Dit leidde ertoe dat de Somaliërs hun toevlucht gingen zoeken tot hun eigen clans om economische en sociale contacten te bewerkstelligen, wat resulteerde in nog meer polarisering binnen de samenleving. Ook de enorme instroom van Ogaden vluchtelingen die het gevolg waren van de strijd met Ethiopië, zorgde voor spanningen in de samenleving.73 Deze vluchtelingen kwamen namelijk voornamelijk terecht in grote vluchtelingenkampen in het noorden en westen van het land, in gebieden die vooral bevolkt werden door de Issaq clan, waarmee de Ogaden al jarenlang in conflict waren. Dit leidde tot oproer in de noordelijke regio’s, iets waar het regime van Barre hard tegen optrad.

Op hetzelfde moment dat deze politieke crisis ontstond, werd Somalië ook geconfronteerd met een economische crisis. In de jaren ’80 nam de productie van Somalië, dat altijd erg afhankelijk was van landbouw, enorm af als gevolg van langdurige droogte.74Eind 1989 besloot de VS zelfs alle economische hulp aan Somalië op te schorten, wat 25% van het BNP van Somalië uitmaakte. Deze beslissing kwam voort uit de afkeuring van het Amerikaanse Congres van de wijze waarop de Somalische regering optrad tegen rellen in de hoofdstad Mogadishu, en dan met name de executie van 46 burgers die voor deelname aan deze rellen waren opgepakt.75

Deze economische problemen, gecombineerd met het groeiende verlies aan politieke legitimiteit van Barre, leidden tot het ontstaan van oppositiegroepen, met name in het noorden van het land. De regering had feitelijk enkel controle over de steden, waar in het binnenland verschillende clans de dienst uitmaakten en geweld pleegden tegen zowel elkaar als tegen de regering. In 1990 kwamen de drie belangrijkste oppositiegroepen, de Somali National Movement (SNM), de Somali Patriotic Movement (SPM) en het United Somali Congress (USC), een gezamenlijk doeleinde overeen,

72

Talentino, Military intervention after the Cold War, 101.

73

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 117.

74

Rutherford, The US and UN intervention in Somalia, 8.

75

namelijk het verdrijven van Siyad Barre.76 Dit leidde ertoe dat Barre uiteindelijk het land ontvluchtte in 1991.

Met het vertrek van Barre brak het tweede onderdeel van het conflict in Somalië aan, dat uiteindelijk de beslissing van de VN en de VS tot interventie in Somalië heeft gemotiveerd.77 De hoofdstad verviel in totale chaos, met vrijwel geen inwoners, waar gewapende bendes de dienst uitmaakten. Ook ontstond door dit vertrek een nieuwe machtsstrijd, aangezien de verschillende oppositiegroepen hun coalitie tegen Barre verbraken en de strijd om de macht met elkaar aangingen. Verschillende gebieden in het land riepen zichzelf daarnaast uit tot autonome regio’s. Zo riep de Issaq clan in het noorden van het land het onafhankelijke Somaliland uit.78

Niet alleen tussen, maar ook binnen de oppositiegroepen brak verdeeldheid uit. Zo viel de USC uiteen in twee facties, de Somalische Nationale Alliantie (SNA) onder leiding van generaal Muhammad Farah Aideed, en de Somalische Verlossing Alliantie (SSA), geleid door Ali Mahdi Muhammad. De factie onder leiding van Ali Mahdi vormde na het vertrek van Barre haastig een interim regering, waarbij Ali Mahdi werd aangesteld als interim president, wat tot opstand leidde onder de andere groepen.79

Het geweld dat hieruit voortkwam beperkte zich niet enkel tot Mogadishu, waardoor grootschalige verwoestingen zich over de rest van het zuiden van Somalië verspreidde. Dit veroorzaakte grote hongersnoden, aangezien de landbouwproductie en de veestapel door de gevechten werd aangetast. Daarnaast werden de militieleden van de oppositiegroepen niet betaald, waardoor deze hun toevlucht zochten tot plunderingen onder de bevolking.80 Midden maart 1992 waren 300.000 Somaliërs omgekomen, een aantal dat dagelijks met 3.000 doden groeide, en waren 500.000 Somaliërs gevlucht naar vluchtelingenkampen in omringende landen.81 Het geweld dat de oorlog met zich meebracht, maakte ook dat buitenlandse ambassades en hulporganisaties, waaronder de VN, zich terugtrokken uit zuidelijk Somalië. Dit alles had een humanitaire crisis tot

76

Talentino, Military intervention after the Cold War, 103.

77

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 119.

78

Talentino, Military intervention after the Cold War, 104.

79

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

80

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 25.

81

gevolg die door hulpverleners destijds werd omschreven als de meest ernstige humanitaire noodtoestand ter wereld.82

§ 2.3 De internationale reactie op het conflict in Somalië

De uitbraak van de oorlog in Somalië viel samen met belangrijke politieke ontwikkelingen zoals het einde van de Koude Oorlog en het begin van het offensief tegen Irak in de Eerste Golfoorlog, waardoor het conflict in eerste instantie weinig aandacht kreeg binnen de internationale diplomatieke gemeenschap.83 Als gevolg van deze ontwikkelingen en het feit dat er in eerste instantie weinig journalisten aanwezig waren in Somalië, kreeg de wereldwijde publieke opinie weinig mee van de problematiek in Somalië.84 Daarnaast had de VN te kampen met beperkte financiële mogelijkheden en werd de organisatie in beslag genomen door de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië, met de spanningen tussen de Kroaten en de Kroatische Serviërs, en de nasleep van de strijd tussen Vietnam en het Cambodjaanse verzet tegen de Rode Khmer in Cambodja.85

Ook waren belangrijke spelers als de VS en Rusland erg huiverig om in te grijpen in dit interne conflict, uit angst te zeer betrokken te raken bij het conflict. Hierbij speelde het soevereiniteitsvraagstuk ook een belangrijke rol, aangezien er in Somalië geen sprake was van een overheid die om assistentie kon verzoeken of waaraan toestemming tot interventie kon worden gevraagd, waar dit in Cambodja en voormalig Joegoslavië wel het geval was.86 Dit gegeven heeft ook betrekking op de onduidelijkheid rondom de terminologie van humanitaire interventie, aangezien de definitie van humanitaire interventie stelt dat de betreffende autoriteit van het land waarin de interventie plaatsvindt, geen toestemming hoeft te geven. Desondanks was dit blijkbaar toch een belangrijke voorwaarde voor de internationale gemeenschap om in te grijpen in Somalië, ongeacht de ernst en omvang van de humanitaire crisis in het land.

Als gevolg van deze terughoudendheid onder de internationale gemeenschap kwamen de eerste bemiddelingspogingen in handen te liggen van overheden uit de regio

82

Talentino, Military intervention after the Cold War, 104 en Menkhaus e.a., A history of mediation in

Somalia since 1988, 9.

83

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 9.

84

Gérard Prunier, ‘Somalia: Civil war, intervention and withdrawal 1990-1995’, Refugee Survey Quarterly 15, 1 (1996) 53.

85

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 36 en 66.

86

die wel direct de gevolgen van de crisis in Somalië ondervonden, als gevolg van de grootschalige vluchtelingenstromen. De president van Djibouti probeerde gesprekken op te starten tussen de leiders van de belangrijkste facties in Somalië door middel van twee conferenties, ook wel Djibouti I en II.87 Tijdens deze conferentie werd de benoeming van Ali Mahdi als interim president erkend, maar werd er geen einde gemaakt aan het steeds gewelddadiger wordende conflict tussen hem en Aideed om het leiderschap van de USC. Aideed weigerde dan ook de Djibouti overeenkomst te accepteren, en de gevechten tussen beide partijen hielden aan. Deze Djibouti conferentie kon niet rekenen op ondersteuning van de internationale gemeenschap, die zoals gezegd in beslag werd genomen door de Eerste Golfoorlog.

Eind 1991 besloot de vertrekkende Secretaris-generaal van de VN Javier Perez de Cuellar, naar aanleiding van de aanhoudende berichtgeving over Somalië in de media, die inmiddels ter plaatse was, zich met de crisis bezig te houden.88 Daarop werd in januari 1992 resolutie 733 aangenomen, waarmee een wapenembargo tegen Somalië werd ingesteld en een eerste diplomatiek initiatief vanuit de VN werd opgezet.89 Zo werden er gesprekken georganiseerd tussen Aideed en Ali Mahdi, waaruit een wapenstilstand voortkwam. Door deze wapenstilstand kon de humanitaire hulp aan Somalië worden hervat, hoewel de effectiviteit van deze hulp ernstig werd aangetast.90 Zo werden hulpkonvooien vaak het slachtoffer van plunderingen en kregen ze vaak hoge belastingen opgelegd door de verschillende facties.

Daarom nam op 24 april 1992 de VN Veiligheidsraad resolutie 751 aan, waarmee de eerste United Nations Operation in Somalia (UNOSOM) een feit was.91 Het mandaat van deze operatie bestond uit het houden van toezicht op de overeengekomen wapenstilstand, het waarborgen van de veiligheid van het VN personeel en voorzien in de verstrekking van de noodzakelijke humanitaire hulp.92 Hiermee voldeed UNOSOM aan de definitie van een humanitaire interventie, aangezien er dwingend werd opgetreden in Somalië, zonder dat hiervoor toestemming was verleend. Het takenpakket van UNOSOM

87

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 10 en 11.

88

Idem, 11.

89

Voor resolutie 733, zie bijlage 1, blz. 61.

90

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 121.

91

Voor resolutie 751, zie bijlage 2, blz. 63.

92

was puur gericht op het bewerkstelligen van humanitaire doeleinden en had nadrukkelijk geen politieke doeleinden, waarmee de missie onder de groep academici valt die stellen dat humanitaire interventies zich verre van politieke bemoeienis moeten houden.

UNOSOM I en de daaropvolgende interventies in Somalië zijn uitgebreid onderzocht door verschillende academici. Daarom zullen in het vervolg van dit hoofdstuk uitspraken over de effectiviteit en efficiëntie van deze interventies gebaseerd zijn op deze eerder uitgevoerde onderzoeken. De conclusie die in vrijwel al deze onderzoeken terugkomt, is dat de VN niet voldoende was uitgerust om deze missie te volbrengen.93 Zo ontbeerde UNOSOM I de instemming van lokale leiders voor de missie, en was de VN strijdkracht te zwak om banditisme te voorkomen en zich voort te bewegen in de zones die gedicteerd werden door Aideed.94 Ook wordt gesteld dat de VN zich concentreerde op Mogadishu, en daarmee onbedoeld de strijd tussen Aideed en Al Mahdi om de hoofdstad intensiveerde. Hieruit concludeerden lokale leiders dat de problemen in de rest van het land door de VN niet werden erkend en dat zij daardoor feitelijk van het proces tot verzoening werden uitgesloten.95 Daarnaast ontbrak het bij de individuele leden van de VN aan voldoende politieke belangen om tot een coherente strategie voor Somalië te komen.96

Deze zwakte van de VN bleek ook uit het feit dat hoewel de hoeveelheid voedsel dat het land binnenkwam in de herfst van 1992 enorm steeg, het percentage voedsel dat de meest behoeftige mensen bereikte in die periode met 40% daalde.97 Een van de redenen voor de gestegen hoeveelheid voedsel in het land, was de militaire luchtbrug die was ingesteld onder de naam Operation Provide Relief. Van september 1992 tot februari 1993 werkten militairen uit de VS, Canada en Duitsland samen met het World Food

Programme (WFP), Unicef en het Rode Kruis aan het leveren van voorraden vanuit

Kenia naar het binnenland van Somalië, waar de hongersnood het grootst was. Deze luchtbrug zorgde ervoor dat gebieden werden bereikt waar de hulporganisaties met de auto niet bij kwamen. Daarnaast zorgde deze manier van de verspreiding van voedsel ervoor dat plunderingen voorkomen werden. Geschat wordt dat met deze operatie 10.000

93

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 122.

94

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

95

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 50.

96

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 123.

97

mensenlevens gespaard zijn gebleven. Feitelijk hadden de aanwezige hulporganisaties in Somalië groter voordeel van de luchtbrug onder Operation Provide Relief dan van de grootschalige operaties die daarop volgden.98

Ondanks het succes van de luchtbrug bleef de hulptoevoer echter klein in vergelijking tot de behoefte in Somalië. Hulporganisaties deden ondertussen een dringend beroep op assistentie, iets waar George Bush Sr. in november 1992 gehoor aan gaf. Tot die tijd werd de VS in beslag genomen door de verkiezingen, waarbij de focus meer lag op nationale aangelegenheden dan op de gebeurtenissen in Somalië.99 Bush Sr., die zich als zittende president herkiesbaar had gesteld, had deze verkiezingen echter verloren van Bill Clinton, en werd daarom vanaf dat moment minder beperkt door deze nationale overwegingen. Hij ontwikkelde een persoonlijke interesse voor Somalië en stelde de nieuwe Secretaris-generaal van de VN Boutros-Ghali voor dat de VS een humanitaire militaire operatie zou leiden. Wat hierbij meespeelde, was de wens van de VS om Somalië als soort van experiment in te zetten om de mate te meten waarin de VN, na het einde van de Koude Oorlog, vrede af kon dwingen.100 Somalië werd voor deze test gekozen omdat men meende dat succes hier makkelijk te behalen zou zijn, aldus betrokkenen binnen de Amerikaanse overheid destijds. 101

De VS stelde drie belangrijke voorwaarden aan deze interventie.102 Zo zou allereerst de functie van de operatie beperkt blijven tot het veilig stellen van de distributie van voedsel aan de hulpbehoevenden, zou het terrein van de interventie beperkt blijven tot de meest beschadigde delen in het zuiden van het land, en zou de missie vlak voor of na de inauguratie van de nieuwe president Clinton in januari 1993 voltooid moeten worden. De VS wilde een snelle operatie, zonder betrokken te raken bij politieke activiteiten als ontwapening of pogingen om de vrede te herstellen.103 Met de unanieme aanname van resolutie 794 op 3 december 1992, werd de eerste humanitaire operatie onder Hoofdstuk VII van het VN Handvest een feit.104

98

Seybolt, Humanitarian military intervention, 61.

99

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 123.

100

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 48.

101

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 25.

102

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 124.

103

Seybolt, Humanitarian military intervention, 57 en 55.

104

Operation Restore Hope, zoals de interventie werd genoemd, kwam onder leiding te

staan van Robert Oakly, de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Mogadishu.105 Hij moest de werkzaamheden van deze Unified Task Force (UNITAF) coördineren in overeenstemming met de werkzaamheden van de al aanwezige UNOSOM. Er was echter sprake van spanningen tussen de VN en UNITAF. De VN oefende namelijk druk uit op UNITAF om een grotere rol te spelen in het proces van ontwapening in Somalië, omdat de VN meende dat ontwapening een noodzakelijke voorwaarde was voor de totstandkoming van onderhandelingen en een uiteindelijke verzoening tussen de belangrijkste gewapende groepen. De VS was op haar beurt echter huiverig voor een herhaling van Vietnam en benadrukte daarom het korte termijn karakter van deze interventie. Ten tijde van de operatie in Somalië werden de militaire operaties van de VS geregeerd door een zero casualty beleid, en de beslissing om de verschillende facties niet te ontwapenen kwam voort uit de overweging van de VS om haar troepen niet bloot te stellen aan de risico’s die hiermee samenhingen.106

Gepoogd werd de gewapende facties bij elkaar te brengen, zoals met het Addis Ababa Akkoord van maart 1993. 107 Met dit akkoord werden de inmiddels 15

In document Humanitaire heibel (pagina 21-35)