• No results found

Humanitaire heibel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Humanitaire heibel"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Humanitaire heibel

De invloed van de humanitaire interventies in

Somalië op de duur van het interne conflict

Masterscriptie

Internationale Betrekkingen en Internationale Organisatie Student: Helen Walker

Adres: Butjesstraat 1 Telefoonnummer: 06-29284476

Studentnummer: S1468545 Docent: M.I. van Dijk

(2)

Bron illustratie voorblad: http://media.ft.com/cms/

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding blz. 4

Hoofdstuk 1: De theorie van Regan blz. 10

§1.1 Inleiding blz. 10

§1.2 Het interventiemodel van Regan blz. 10

§1.3 Aanvullingen op de theorie van Regan blz. 14

§1.4 Conclusie blz. 18

Hoofdstuk 2: De humanitaire interventies in Somalië sinds 1991 blz. 21

§ 2.1 Inleiding blz. 21

§ 2.2 Achtergrond van de interne problematiek in Somalië blz. 21

§ 2.3 De internationale reactie op het conflict in Somalië blz. 25

§ 2.4 Conclusie blz. 32

Hoofdstuk 3: De humanitaire interventies in Somalië volgens Regan blz. 35

§ 3.1 Inleiding blz. 35

§ 3.2 Het effect van de interventies in Somalië op de duur van het conflict blz. 35

§ 3.2.1 De timing van de interventies blz. 36

§ 3.2.2 Het doelwit van de interventies blz. 37

§ 3.2.3 De partijdigheid van de interventiemachten blz. 39

§ 3.2.4 De strategie van de interventiemachten blz. 41

§ 3.2.5 De mate van fractionering in de Somalische samenleving blz. 43

§ 3.3 Aanvullingen op Regan’s theorie toegepast op Somalië blz. 44

§ 3.4 Leren van Somalië blz. 46

(4)

Inleiding

Humanitaire interventie is een onderwerp omringd door controversie. Zo bestaat er discussie over de soevereiniteitsinbreuk die humanitaire interventie met zich meebrengt, evenals de westerse waarden waarop humanitaire interventie gebaseerd zou zijn. Ook de militaire component van humanitaire interventie doet, met name op ethisch vlak, veel stof opwaaien. Een ander veelgehoord bezwaar heeft betrekking op de nationale en strategische belangen die met humanitaire interventie gemoeid zouden zijn. Vele critici menen dat het vaak niet de humanitaire crisis is die de interventie van derde partijen uitlokt, maar de nationale belangen van het interveniërende land zelf.1 Zo kan een land besluiten te interveniëren omdat de humanitaire crisis effecten heeft op de eigen nationale veiligheid of economie, of om grote vluchtelingenstromen richting de eigen grenzen te voorkomen.2

Ook de exacte definitie van humanitaire interventie geeft ruimte voor meerdere interpretaties. Over het algemeen zijn de verschillende academici op het gebied van humanitaire interventie het met elkaar eens dat humanitaire interventie staat voor het dwingende optreden, gepaard met geweld, van een of meerdere staten in een andere staat, zonder toestemming van de autoriteiten van de betreffende staat.3 Hiermee verschilt humanitaire interventie van het traditionele concept van peacekeeping, waarbij toestemming van de betreffende staat wel vereist is en dat gebaseerd is op neutraliteit.4 Daarnaast mag bij peacekeeping enkel geweld gebruikt worden in het geval van zelfverdediging. De Internationale Commissie van Interventie en Staatssoevereiniteit (ICISS) heeft de drempel vastgesteld waarbij interventie geoorloofd is.5 Bij de bedreiging of het daadwerkelijke verlies van mensenlevens op grote schaal, vooral in het geval van

1

Natalie Mychajlyszyn en Timothy M. Shaw, Twisting arms and flexing muscles: Humanitarian

intervention and peacebuilding in perspective (Aldershot 2005) 3.

2

Thomas G. Weiss, Humanitarian intervention: Ideas in action (Cambridge en Malden 2002) 6 en Clayton L. Thyne, Third party intervention and the duration of civil wars: The role of unobserved factors (San Francisco 2008) 8.

3

Adam Roberts, ‘The so-called “right” of humanitarian intervention’, Trinity Papers 13 (1999) 4.

4

Weiss, Humanitarian intervention, 8 en Weiss, Humanitarian intervention, 5.

5

De ICISS was een onafhankelijk, internationaal lichaam, bedoeld om de VN te ondersteunen. Doel van de ICISS was de twee concepten van gerechtvaardigd internationaal optreden tegen staten die ernstige mensenrechtenschendingen plegen, maar tegelijkertijd de soevereiniteit van de betreffende staten respecteren, met elkaar te verzoenen. In 2001 presenteerde de ICISS haar rapport.

(5)

genocide, of bij massale gedwongen migratie, is interventie door andere staten volgens hun normen gerechtvaardigd.6

Over het exacte takenpakket van humanitaire interventies bestaan echter meerdere, afwijkende meningen, en dan met name over wat niet tot het takenpakket van humanitaire interventies behoort.7 De verschillende academici op het terrein van humanitaire interventie komen overeen dat het doel van humanitaire interventies het voorkomen van het grootschalige lijden of zelfs overlijden van de inwoners van de betreffende staat is, maar over het takenpakket dat noodzakelijk is om dit te bewerkstelligen bestaat onduidelijkheid. 8 Zo stellen sommige academici dat humanitaire interventies nadrukkelijk niet tot doelstelling hebben een blijvende vrede te bewerkstelligen of een nieuw politiek systeem op te bouwen, alhoewel het hier wel een basis voor kan leggen.9 Dit betekent geen bemoeienis van de interventiemachten met de politieke situatie in een land. Andere academici stellen echter dat humanitaire interventies onmogelijk uit te voeren zijn zonder politieke betrokkenheid van de interventiemachten.10

Als gevolg van deze onduidelijke terminologie worden door auteurs op het gebied van humanitaire interventie vele uiteenlopende interventies die in de jaren ’90 hebben plaatsgevonden onder de noemer humanitaire interventie geschaard. Steeds vaker betreft dit interventies waarbij ook een belangrijke politieke rol voor de interventiemachten is weggelegd. Een recent voorbeeld van de rekbaarheid van de term humanitaire interventie is de invasie in Irak door de Verenigde Staten. Nadat gebleken was dat de eerste motivatie tot interventie, het bestaan van massavernietigingswapens, niet op waarheid bleek te berusten, verdedigde men de inval in Irak op basis van humanitaire gronden.11

Niet alleen de precieze taakomschrijving van humanitaire interventies is onderwerp van discussie, ook de effectiviteit van humanitaire interventies op zichzelf staat regelmatig ter discussie. Zoals blijkt uit het voorgaande, is humanitaire interventie gericht op het beëindigen van ernstige mensenrechtenschendingen die voortkomen uit

6

Weiss, Humanitarian intervention, 6.

7

Idem, 10.

8

Roberts, ‘The so-called “right” of humanitarian intervention’, 4.

9

Taylor B. Seybolt, Humanitarian military intervention: The conditions for success and failure (Solna 2007) 6.

10

Walter Clarke en Jeffrey Herbst, ‘Somalia and the future of humanitarian intervention’, Foreign Affairs 75 (1996) 80.

11

(6)

interne conflicten.12 De vraag is echter of humanitaire interventies het juiste instrument zijn om deze mensenrechtenschendingen te beëindigen. Daarom is het interessant om te onderzoeken wat het effect is van humanitaire interventies op de interne conflicten die deze mensenrechtenschendingen veroorzaken.

Iemand die veel geschreven heeft over de invloed van humanitaire interventies op het verloop van interne conflicten is politiek wetenschapper Patrick Regan. Met betrekking tot dit onderwerp wordt zijn werk door andere academici op dit terrein als meest omvangrijk beschouwd, en daarom zal zijn theorie dan ook als uitgangspunt van dit onderzoek worden genomen. Regan onderscheidt diverse kenmerken van interventies van derde partijen in interne conflicten en verbindt hieraan gevolgen voor de duur van het betreffende conflict. De kenmerken die Regan onderscheidt zijn het doelwit van de interventie, hetzij de oppositiegroepen, hetzij de overheid, en de timing van de interventie.13 Ook wordt de strategie van de interventiemachten bekeken, namelijk in hoeverre er wel of niet gebruik wordt gemaakt van geweld en in hoeverre er sprake is van contra-interventies, waarbij beide partijen in het conflict ondersteund worden door verschillende externe actoren. 14 Tot slot maken de partijdigheid van de interventiemachten en de mate van fractionering in de samenleving waarin geïntervenieerd wordt ook onderdeel uit van Regan’s theorie.

Regan’s algemene conclusie luidt dat humanitaire interventies de verwachte duur van interne conflicten enkel verlengen, in plaats van verkorten.15 Door een humanitaire interventie die in het verleden heeft plaatsgevonden aan de theorie van Regan te onderwerpen, hoopt dit onderzoek aan te kunnen tonen wat de betreffende interventie voor gevolgen had voor de duur van het interne conflict. De humanitaire interventie die hiervoor als uitgangspunt wordt genomen is de reeds eerder genoemde interventie in Somalië. Eigenlijk kan men niet spreken over één interventie, aangezien Somalië met meerdere humanitaire interventies te maken heeft gehad.

Vanaf 1988 had dit land te kampen met een burgeroorlog, die de voormalige dictatoriale leider Siyad Barre had doen vluchten naar het buitenland en Somalië verdeeld

12

Weiss, Humanitarian intervention, 12.

13

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 59 en 61.

14

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 45.

15

Patrick M. Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, Journal of conflict

(7)

in verschillende clans achterliet.16 Twee facties, die waren georganiseerd volgens clan lijnen, waren hierbij dominant, namelijk de Somalische Nationale Alliantie (SNA), onder leiding van generaal Muhammad Farah Aideed, en de Somalische Verlossing Alliantie (SSA), geleid door Ali Mahdi Muhammad. De SNA was de sterkste van de twee facties, maar de leider van de SSA, Ali Mahdi, riep zichzelf uit tot interim-president van Somalië en werd door de VN ook als zodanig erkend.17

Beide leiders stuurden op hun beurt weer leiders van kleinere milities aan, verspreid over het hele land. De gevechten tussen de twee facties leidden tot vele doden in het land, met een piek in de gewelddadigheden vanaf november 1991, waarbij in vier maanden tijd ongeveer 25.000 mensen werden gedood. Niet alleen de gevechten leidden tot zoveel slachtoffers, er was ook sprake van grootschalige droogte in het jaar daarop, waardoor als gevolg van de resulterende honger in het land het aantal slachtoffers volgens schattingen op 250.000 tot 300.000 mensen kwam.18 Binnen de internationale gemeenschap ontstonden er steeds meer zorgen over de grensoverschrijdende gevolgen van deze oorlog voor de internationale veiligheid, ook vanwege de grootschalige uitstroom van vluchtelingen. Dit resulteerde in de eerste VN operatie in Somalië, UNOSOM I. In totaal vonden er vier interventies plaats in Somalië, totdat in 1995 ook de laatste VN operatie, UNOSOM II, zich terugtrok uit het land.19

De reden dat de humanitaire interventies in Somalië als onderwerp van dit onderzoek zijn gekozen is dat de praktijk in Somalië verschilt van andere interventies die in de jaren ’90 hebben plaatsgevonden. Somalië was namelijk ten tijde van de interventie een gefaalde staat. In het geval van een gefaalde staat is de interne en externe veiligheid van het land ingestort, is het land niet in staat minimale dienstverlening aan zijn inwoners te verschaffen, wordt de legitimiteit van het land door andere staten niet erkend en is er een gebrek aan democratische principes en aan respect voor mensenrechten.20 Het feit dat er daardoor geen functionerende overheid was die de interventiemachten konden ondersteunen, terwijl dit één van de kenmerken van humanitaire interventie is die Regan

16

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

17

Ibidem.

18

Ken Menkhaus, Hassan Sheikh, Ali Joqombe en Pat Johnson, The search for peace, Somali programme:

A history of mediation in Somalia since 1988 (Interpeace & the Center for Research and Dialogue 2009) 11.

19

Seybolt, Humanitarian military intervention, 60.

20

(8)

onderscheidt, maakt Somalië een interessant onderwerp van onderzoek. De vraag is hoe de interventiemachten met deze betrekkelijk nieuwe situatie zijn omgegaan en of hieruit specifieke lessen te trekken zijn met betrekking tot interventies in gefaalde staten.

Dit onderzoek wil achterhalen wat de effecten van de humanitaire interventies zijn geweest op de duur van het interne conflict in Somalië. Deze invloed kan onderzocht worden door de theorie van Regan toe te passen op de interventies in Somalië. Door na te gaan in hoeverre de kenmerken van interventies die Regan onderscheidt zijn te herleiden in het geval van Somalië, kunnen conclusies worden getrokken over de relatie tussen deze interventies en de duur van het conflict in Somalië. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook als volgt; In hoeverre hebben humanitaire interventies een

negatieve invloed op de duur van interne conflicten, geanalyseerd aan de hand van de theorie van Regan en toegepast op de case study Somalië? In dit onderzoek wordt met

een negatieve invloed op de duur van interne conflicten gedoeld op een verlenging van het conflict.

Het onderzoek zal er als volgt uitzien. In het eerste hoofdstuk wordt de theorie van Regan besproken, aangevuld met belangrijke bijdragen en commentaren van andere academici op het terrein van humanitaire interventie. Niet iedereen heeft een negatief oordeel over de invloed van externe interventies op de duur van interne conflicten, en daarom zullen deze academici ook besproken worden in dit hoofdstuk, om uiteindelijk tot een allesomvattende theorie te komen die kan worden toegepast op de case study Somalië. De vraag die in dit gedeelte zal worden gesteld is dan ook; hoe luidt de theorie van Regan over humanitaire interventies en in welke vorm, aangevuld met relevante opvattingen van andere academici, kan deze toegepast worden op de humanitaire interventies die hebben plaatsgevonden in Somalië?

(9)

zal antwoord worden gegeven op de volgende vraag; wat is de aard en de oorsprong van het conflict in Somalië, hoe zijn de interventies in het land verlopen en in hoeverre zijn deze interventies humanitair te noemen?

In het derde hoofdstuk zullen de interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden worden geanalyseerd aan de hand van de kenmerken van interventies door derden in interne conflicten die Regan onderscheidt. Ook de aanvullingen op de theorie van Regan zullen worden besproken, waarbij bekeken zal worden in hoeverre deze van toepassing zijn op de interventies zoals deze in Somalië hebben plaatsgevonden. De vraag die in dit hoofdstuk gesteld wordt luidt; welk effect hadden de verschillende interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden op de duur van het interne conflict, geanalyseerd aan de hand van de theorie van Regan, en welke lessen voor toekomstige humanitaire interventies kan men hieruit trekken? Het doel van dit hoofdstuk is aan te tonen wat de effecten van de humanitaire interventies in Somalië waren op de duur van het conflict en te trachten conclusies hieromtrent door te trekken in algemene aanbevelingen voor humanitaire interventies in de toekomst.

Het doel van dit onderzoek is inzicht te verschaffen in een onderdeel van het onderwerp humanitaire interventie dat tot nu toe weinig belicht is in de academische wereld, namelijk de effectiviteit van humanitaire interventies. De ethische en legale kant van humanitaire interventies zijn reeds veelvuldig onderzocht, maar de vraag in hoeverre humanitaire interventies slagen in hetgeen ze proberen te voorkomen, namelijk grove mensenrechtenschendingen, is tamelijk onderbelicht. Dit onderzoek hoopt aan te tonen wat het effect is van humanitaire interventies op de duur van de interne conflicten waaruit deze grootschalige schendingen van de mensenrechten voortkomen en daarnaast aanbevelingen te doen om toekomstige humanitaire interventies effectiever te maken.

(10)

Hoofdstuk 1: De theorie van Regan

§1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat de theorie van politiek wetenschapper Patrick Regan centraal. Regan heeft veel empirisch onderzoek verricht naar de effecten van interventies van derde partijen op het verloop van interne conflicten.21 Hierbij veronderstelt hij dat deze interventies gericht zijn op de beëindiging van vijandigheden in plaats van op de verlenging hiervan. Daaruit valt op te maken dat interventies van derde partijen de duur van een intern conflict zouden moeten verkorten.22 Regan concludeert echter dat het tegenovergestelde vaker het geval is.23 Uit zijn onderzoek naar 150 conflicten gedurende de periode 1945-1999, heeft hij verschillende variabelen gedestilleerd, die van invloed zijn op de duur van interne conflicten. Aangezien het werk van Regan op het terrein van militaire interventies van derden in interne conflicten door andere academici als het meest uitgebreid wordt gezien, zullen zijn variabelen het uitgangspunt vormen van dit onderzoek. Gezien de controversie omtrent humanitaire interventie, bestaan er echter meerdere opvattingen over de invloed van interventies van derden op interne conflicten. Relevante afwijkende opvattingen en aanvullingen op de theorie van Regan zullen daarom ook in dit onderzoek worden meegenomen. Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag; hoe luidt de theorie van Regan over humanitaire interventies en in welke vorm, aangepast aan wezenlijke kritiek, kan deze toegepast worden op de humanitaire interventies die hebben plaatsgevonden in Somalië?

§1.2 Het interventiemodel van Regan

Regan onderscheidt zoals gezegd verschillende variabelen, die van invloed zijn op de duur van interne conflicten. Deze heeft hij samengebracht in een interventiemodel.24 Belangrijk om op te merken is dat Regan niet meet in hoeverre een conflict wordt opgelost door middel van interventie, maar in hoeverre een conflict beëindigd wordt.25

21

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 42.

22

Patrick M. Regan, Civil wars and foreign powers; outside intervention in intrastate conflict (Michigan 2002) 134.

23

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 68.

24

Idem, 66.

25

(11)

Hij maakt deze keuze omdat hij stelt dat het oplossen van interne conflicten niet tot de mogelijkheden van interventiemachten behoort, daar waar het beëindigen van conflicten wel degelijk mogelijk is. Dit onderscheid wordt door Regan gemaakt omdat hij meent dat interventiemachten simpelweg niet in staat zijn om de onderliggende problemen die ten grondslag liggen aan interne conflicten op te lossen. Volgens hem is het dan ook oneerlijk om van de interveniërende machten een oplossing van het conflict te verwachten.26 Regan stelt dat een conflict beëindigd is als er gedurende zes maanden geen militaire gewelddadigheden hebben plaatsgevonden. Deze geweldloze zes maanden bieden vervolgens politici en betrokken diplomaten de kans om tot de beginselen van een oplossing van het interne conflict te komen.

Een intern conflict kan op drie manieren tot een einde worden gebracht. De eerste wijze is via militaire overwinning van de overheid, de tweede wijze behelst de militaire overwinning van de oppositiegroepen en de derde wijze is een door onderhandelingen tot stand gebrachte overeenkomst.27 Om een intern conflict effectief te kunnen beëindigen, moeten de interventiemachten de kosten van verlenging van het conflict en de voordelen van een overeenkomst dermate manipuleren, zodat beide partijen tot een schikking bereid zijn.28 Anders gesteld, de strijdende partijen moeten ervan overtuigd worden dat het nut van een schikking nu, hoger is dan het nut van doorvechten met een eventuele overwinning tot gevolg. Twee cruciale condities van conflict, die door interventiemachten gemanipuleerd kunnen worden, zijn dan ook de verwachtingen van de strijdende partijen wat betreft de kans op overwinning, versus de kosten van verlenging van het conflict.29

Eén van de variabelen die Regan onderscheidt is het doelwit van interventie. Richten de interventiemachten zich op de overheid of juist op de oppositiegroepen? Hierbij veronderstelt hij dat interventies in het belang van de oppositie gericht zijn op een verandering van de huidige situatie, waar interventies ter ondersteuning van de regering het herstel van de situatie voorafgaand aan het conflict tot doel hebben.30 De partij

26

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 47.

27

Dylan Balch-Lindsay, Andrew J. Enterline en Kyle A. Joyce, ‘Third-party intervention and the civil war process’, Journal of Peace Research 45, 3 (2008) 347.

28

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 59.

29

Idem, 60.

30

(12)

waarop de interventie van derde partijen is gericht, hetzij op de overheid, hetzij op de oppositiegroepen, maakt volgens Regan een groot verschil. In het algemeen zal namelijk bij een interne strijd, zonder een interventie van buitenaf, de regering machtiger zijn dan de oppositiegroepen, aangezien de regering de controle heeft over de machtsmiddelen van het land.31 Hierdoor schatten de oppositiegroepen hun kans op overwinning van het conflict waarschijnlijk lager in dan dat de overheid doet.

Als interventiemachten echter hulp gaan bieden aan de oppositiegroepen, wordt hun positie verstevigd en daarmee hun mogelijkheid om de interne strijd te winnen vergroot. Dit zal leiden tot hogere eisen aan de onderhandelingstafel, die minder waarschijnlijk zullen worden ingewilligd.32 De steun van derden aan de oppositiegroepen leidt ertoe dat de strijdende partijen hun capaciteiten ongeveer even groot achten, waardoor het waarschijnlijker is dat het conflict verlengd zal worden. Beide partijen menen immers dat een overwinning in het verschiet ligt, waardoor voortzetting van het conflict aanlokkelijker wordt dan een schikking treffen met de tegenstander. Hulp van derden aan oppositiegroepen zorgt daarom volgens Regan enkel voor een verlenging van de strijd.

Regan verwacht echter dat interventies van derden, gericht op de overheid, interne conflicten juist zullen verkorten.33 De overheid wordt dan alleen maar machtiger in verhouding tot de oppositie, waardoor de verwachtingen die beide partijen hebben over hun mogelijkheid tot overwinning meer uiteen zullen lopen. Hierdoor zullen de oppositiegroepen eerder geneigd zijn tot onderhandelingen, vanuit de overweging dat deze waarschijnlijk een hoger nut opleveren dan een verlenging van het conflict, aangezien de kans op overwinning kleiner is geworden.

Verschillende, tegengestelde interventies, die beide strijdende partijen in het interne conflict ondersteunen, verlengen volgens Regan enkel het conflict. Doordat beide partijen steun ontvangen, worden de verwachtingen met betrekking tot overwinning van beide partijen op positieve wijze beïnvloedt. Hierdoor schatten zowel de overheid als de oppositiegroepen de kans op overwinning hoger in, wat de kans op onderhandelingen

31

Stephen E. Gent, ‘Going in when it counts: Military intervention and the outcome of civil conflicts’,

International Studies Quarterly (2008) 11.

32

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 61.

33

(13)

verkleint. Beide partijen menen immers een hoger nut te bereiken door verlenging van het conflict.34

Niet alleen het doelwit van interventie, maar ook de timing van de interventie vormt een belangrijke variabele in het interventiemodel.35 Zo zijn in een vroeg stadium van conflict de oppositiegroepen vaak nog niet erg sterk. Vaak zijn ze slecht bewapend en genieten ze nog weinig steun vanuit de bevolking. Daarnaast is participatie in een oppositiegroepering kostbaar, aangezien de groep vaak nog over weinig financiële middelen beschikt om de deelnemers uit te betalen, waardoor het moeilijk is om leden te rekruteren.36 Een interventie gedurende deze eerste fase van conflict heeft daarom waarschijnlijk meer effect dan een interventie in een later stadium, als de oppositiegroepering al meer geconsolideerd is.37

Een andere variabele die van invloed is op de duur van een intern conflict is de strategie van de interventie. Hiermee doelt Regan op de militaire middelen die de derde partijen inzetten in de interventie, evenals de manier waarop ze deze inzetten.38 Het gebruik van geweld is hierbij van cruciaal belang. Als een derde partij actief meevecht in een interne strijd, om zo de belangen van de partij die hij ondersteunt te behartigen, verandert de balans tussen de strijdende partijen. De tegenpartij vecht nu niet alleen tegen zijn tegenstander, maar ook tegen de bondgenoot van die tegenstander, waardoor de kans op overwinning kleiner wordt. Hierdoor wordt, in vergelijking met het nut van doorvechten, het nut van een overeenkomst groter.

De mate van fractionering in een samenleving is volgens Regan ook van invloed op de duur van intern conflict.39 Des te schever de verdeling van bronnen in een samenleving, des te hoger het niveau van fractionering. Bij een hoog niveau van fractionering zijn daarom de voordelen van overwinning van het conflict groter voor de winnende partij. Interventie moet daarom volgens Regan gericht zijn op het tegengaan van de oneerlijke verdeling van bronnen, waardoor het nut van een overwinning veel kleiner wordt. Dit kan bijvoorbeeld door de oppositiegroepen voordelen te bieden bij een

34

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 71.

35

Idem, 61.

36

Paul Collier en Anke Hoeffler, ‘Greed and grievance in civil war’, Oxford Economic Papers 56, 4 (2004) 573.

37

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 48.

38

Idem, 45.

39

(14)

directe schikking van het conflict. Als een oppositiegroepering via een overeenkomst toegang krijgt tot bronnen, zonder daarvoor de kosten te hoeven betalen die een potentieel conflict met zich meebrengt, stijgt het nut om op korte termijn tot een overeenkomst te komen aanzienlijk.40 Daarnaast zorgt het verminderde nut van een eventuele toekomstige overwinning ervoor dat het lastiger is om strijders voor de oppositiegroepering te rekruteren. Zonder strijders is het al helemaal onwaarschijnlijk dat oppositiegroepen de strijd laten voortduren, aangezien de kans op overwinning van het conflict heel klein is.

De algemene conclusie van Regan luidt dat interventies van derden in interne conflicten op zichzelf geen effectieve manier van conflictbeperking blijken te zijn. Sterker nog, ze lijken de verwachte duur van interne conflicten enkel te verlengen. Wat hierbij wel van belang is, zo blijkt uit zijn onderzoek, is de vraag of de interventiemachten neutraal of partijdig zijn, aangezien neutrale interventies in verhouding het conflict langer laten voortduren dan interventies waarbij één partij wordt bevoordeeld.41 Een oorzaak hiervoor volgens Regan is dat neutraliteit gedurende een voortgaand conflict niet de beste wijze is om de strijdende partijen ervan te overtuigen dat de beëindiging van gewelddadigheden in hun eigen belang is. Hij bestempelt neutrale interventies als eerder aarzelend dan gezaghebbend, waardoor de strijdende partijen in een conflict vaak geen vertrouwen hebben in de interventiemachten.

Interventies onder de auspiciën van internationale organisaties kunnen volgens Regan niet per se onder neutrale interventies geschaard worden, ondanks dat deze altijd als onpartijdig worden gezien. In de periode 1945-1999 was slechts 45% van deze interventies daadwerkelijk neutraal ten opzichte van de strijdende partijen.42 Daarom stelt Regan dat multilaterale interventies in de meeste gevallen beschouwd kunnen worden als overeenkomstig aan unilaterale interventies.

§1.3 Aanvullingen op de theorie van Regan

Ondanks dat er onder de politieke wetenschappers die zich bezighouden met dit thema consensus bestaat over de status van Regan als autoriteit op het gebied van theorieën over

40

Regan, ‘Third-party interventions and the duration of intrastate conflicts’, 64.

41

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 42.

42

(15)

de invloed van humanitaire interventies op de duur van interne conflicten, houden sommigen er wel degelijk een andere mening op na.43 In deze paragraaf worden de afwijkende meningen besproken en, indien relevant, meegenomen als aanvulling op de theorie van Regan.

Een belangrijke vraag die de theorie van Regan oproept, is in hoeverre er echt sprake is van een causaal verband tussen interventies van derde partijen en de duur van een conflict. Het kan namelijk ook zo zijn dat interventiemachten nou eenmaal pas overgaan tot interventie bij langdurige conflicten.44 In dat geval is er sprake van een omgekeerd causaal verband, namelijk dat niet de interventies tot langdurige conflicten leiden, maar dat interventie inherent is aan langdurige conflicten. Andere politieke wetenschappers hebben dit verband onderzocht, waarbij zogenaamde onmeetbare variabelen zijn meegenomen, zoals de vastberadenheid van de strijdende partijen om de interne strijd voort te zetten. 45

Zo is bij een hoge vastberadenheid onder de strijdende partijen interventie van onafhankelijke staten onwaarschijnlijk, omdat deze vaak kiezen te interveniëren in conflicten met een hoge kans op succes op een zo kort mogelijke termijn. Hierdoor worden organisaties als de VN welhaast gedwongen om in dit soort conflicten te interveniëren, aangezien onafhankelijke staten deze vermijden. Een hoge vastberadenheid onder de strijdende partijen en een lage verwachting onder eventuele interveniërende landen over een succesvolle beëindiging van het conflict, maakt niet alleen de interventie van de VN waarschijnlijker, maar ook de lengte van het interne conflict langer. Hierdoor vertonen deze twee factoren een aantoonbare correlatie en is het niet zozeer de interventie die een langere duur van het conflict veroorzaakt, als de aard van het conflict zelf waardoor de beëindiging ervan meer tijd vergt.46

Sommige politieke wetenschappers hebben een hele andere mening dan Regan over de effecten van derde partijen op de duur van interne conflicten. Deze academici stellen dat externe actoren een beslissende rol spelen in de beëindiging van interne

43

Thyne, Third party intervention and the duration of civil wars, 3 en Ibrahim A. Elbadawi en Nicholas Sambanis, ‘External interventions and the duration of civil wars’, Policy Research Working Paper 2433 (2000) 2.

44

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 43.

45

Een van deze wetenschappers is Clayton Thyne, die als politiek wetenschapper verbonden is aan de Universiteit van Kentucky.

46

(16)

conflicten, omdat zonder internationale garantie een overeenkomst onmogelijk gehandhaafd kan worden.47 Zo kunnen interventies van derden de duur van een intern conflict verkorten, doordat de strijdende partijen eerder bereid zijn tot overeenstemming te komen wanneer een derde partij toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken.48 Zonder deze garantie is het waarschijnlijker dat de strijdende partijen niet bereid zijn de gewelddadigheden te staken, omdat ze menen een hoger nut te behalen uit een totale overwinning dan uit een onzekere overeenkomst.

Andere auteurs gaan tegen het argument van Regan in, waarin hij stelt dat steun aan oppositiegroepen in een interne strijd deze enkel verlengt en dat steun aan de overheid de duur van het conflict juist verkleint.49 Deze academici menen dat het effect van de steun van derden aan een van deze strijdende partijen gelijk is, namelijk een verkorting van de duur van het interne conflict. Zij stellen alleen dat steun van derden aan de overheid de kans op beëindiging van het conflict door middel van een militaire overwinning vergroot, aangezien de over het algemeen toch al sterkere overheid daardoor nog meer middelen tot zijn beschikking heeft. Steun van derden aan oppositiegroepen maakt daarentegen de kans op beëindiging van het conflict door middel van een overeenkomst waarschijnlijker.50 De reden hiervoor is dat, bij een vrijwel gelijke tegenstander, de overheid veel sneller bereid is om tot overeenkomst te komen, om zo een militaire confrontatie met eventueel verlies te voorkomen.

Op dit punt van ondersteuning van de interventiemachten van de overheid of van de oppositiegroepen bestaan meerdere, afwijkende meningen onder academici.51 Zo stellen andere wetenschappers weer dat steun van de interveniërende troepen aan de overheid van het betreffende land, een militaire overwinning van de overheid niet

47

Een van deze wetenschappers is Barbara Walter, een politiek wetenschapper die al vele publicaties over de beëindiging van burgeroorlogen op haar naam heeft staan. Ze is verbonden als professor politicologie aan de Universiteit van Californië.

48

Barbara F. Walter, Committing to peace: The successful settlement of civil wars (Princeton 2002) 161.

49

Tot deze wetenschappers behoren Balch-Lindsay, Enterline en Joyce. Balch-Lindsay was politiek wetenschapper, verbonden aan de Universiteit van New Mexico. Enterline is als politiek wetenschapper verbonden aan de Universiteit van Noord Texas en Joyce is politiek wetenschapper aan de

Staatsuniversiteit Pennsylvania.

50

Balch-Lindsay, Enterline en Joyce, ‘Third-party intervention and the civil war process’, 350.

51

(17)

waarschijnlijker maakt. Volgens deze wetenschappers hebben oppositiegroepen de mogelijkheid om te verdwijnen, waardoor een duidelijke overwinning van de door interventiemachten gesteunde overheid uitblijft. Steun van interventiemachten aan de rebellen daarentegen, maakt een overwinning aan de zijde van de oppositietroepen wel waarschijnlijk. Volgens de auteurs zorgt deze steun ervoor dat oppositiegroepen in staat zijn de overheidstroepen militair te verslaan.52

Wat volgens sommige academici ook moet worden meegenomen in de invloed van derden op de duur van interne conflicten, is de agenda van de interveniërende staten. Soms interveniëren staten in interne conflicten om onafhankelijke doeleinden te bewerkstelligen. Hierdoor wordt een extra eisenpakket aan de interne strijd toegevoegd, die net als de eisen van de andere strijdende partijen moet worden ingewilligd, wil men tot een overeenkomst en een daaruit voortkomende vrede komen.53 Dit maakt de beëindiging van de interne strijd alleen maar lastiger, doordat er meer belangen met de interne strijd gemoeid zijn en doordat de kosten van doorvechten voor externe staten lager zijn dan voor de interne partijen, waardoor ze minder snel geneigd zijn tot beëindiging van de gevechten. Daarom moet volgens deze academici de interveniërende partij als een derde strijdende partij worden beschouwd, die hetzij militair moet worden verslaan, hetzij via overeenkomsten tevreden moet worden gesteld.

Om een goed beeld te krijgen van in hoeverre de duur van een intern conflict te wijten is aan de invloed van buitenlandse interventiemachten, moeten de interne factoren die hierop van invloed zijn ook worden beschouwd. Zo is de omvang van het leger van het betreffende land van belang, aangezien overheden met grote legers meer waarschijnlijk in staat zijn oppositiegroepen snel neer te slaan.54 Daarnaast is het type intern conflict van belang. Etnische conflicten slepen zich vaak langer voort dan ideologische conflicten, wegens de ondeelbaarheid van bepaalde kwesties. 55 Bij separatistische conflicten is de kans op een langdurig conflict groter, aangezien de

52

Paul Collier, Anke Hoeffler en Måns Söderbom, ‘On the duration of civil war’, Journal of Peace

Research 41 (2004) 267.

53

David E. Cunningham, ‘Blocking resolution: How external states can prolong civil wars’, Annual

Meeting of the American Political Science (2006) 6.

54

T. David Mason en Patrick J. Fett, ‘How civil wars end: A rational choice approach’, The Journal of

Conflict Resolution 40 (1996) 550.

55

(18)

overheid opdeling van het nationale territorium koste wat kost zal willen tegengaan.56 Ook van belang is het inkomen per capita en de bevolkingsomvang. In een land met een hoge populatie en een laag inkomen is het waarschijnlijker dat een conflict langer voortduurt.57 Het is namelijk voor oppositiegroepen veel makkelijker en goedkoper om leden te rekruteren uit een relatief grote en arme bevolking, wat de voortzetting van de strijd waarschijnlijker maakt.58

De meerderheid van de academici die de invloed van derden op de duur van interne conflicten hebben bestudeerd, ondersteunen echter zoals gezegd de argumenten van Regan. Zo bevestigen de meeste academici dat interventies ten gunste van de oppositiegroepen interne conflicten enkel verlengen.59 Ook ondersteunt de meerderheid onder academici de uitspraak van Regan dat interventies van derden in het algemeen de duur van interne conflicten verlengen. Uit onderzoek is daarnaast gebleken dat inmiddels beëindigde burgeroorlogen die een externe interventie kenden gemiddeld negen jaar duurden, waar burgeroorlogen zonder interventie gemiddeld na anderhalf jaar beëindigd werden.60

§1.4 Conclusie

Vele academici sluiten zich aan bij de theorie van Regan over de invloed van interventies van derde partijen op de duur van interne conflicten. Daarom neemt dit onderzoek zijn theorie als uitgangspunt. Uit de theorie van Regan zijn vijf kenmerken van interventie af te leiden, welke getoetst zullen worden aan de hand van de case study Somalië.61 Het eerste kenmerk behandelt de timing van de interventie. Dit kenmerk speelt volgens Regan een grote rol in de duur van het conflict. Vroege interventies leiden namelijk eerder tot een schikking tussen de strijdende partijen dan late interventies. Sterker nog, volgens Regan verergeren late interventies zelfs het conflict, waar vroege interventies juist een

56

Dylan Balch-Lindsay, Andrew J. Enterline en Kyle A. Joyce, ‘By sword or by signature? A competing risk approach to third party intervention and civil war outcomes, 1816-1997’, Annual Meeting American

Political Science Association (1999) 25.

57

Collier, Hoeffler en Söderbom, ‘On the duration of civil war’, 262 en 263.

58

Thyne, Third party intervention and the duration of civil wars, 17.

59

Idem, 3.

60

Elbadawi en Sambanis, ‘External interventions and the duration of civil wars’, 10.

61

(19)

dempend effect hebben. Hieruit valt te concluderen dat derde partijen vroeg moeten interveniëren in een conflict, of helemaal niet, aldus Regan.

Het tweede kenmerk dat Regan onderscheidt is het doelwit van de interventie. Volgens Regan heeft de ondersteuning van de overheid door de interventiemachten een positief effect op de duur van het interne conflict, waar ondersteuning van de oppositiegroepen tot verlenging van het conflict leidt. Het derde kenmerk behandelt de partijdigheid van de interventiemachten. Hierbij stelt Regan dat bij neutrale interventies de kans op verlenging van het conflict groter is dan bij partijdige interventies.62 Interventies uitgevoerd onder de auspiciën van internationale organisaties hebben in deze hypothese geen onafhankelijk effect op de duur van conflicten. De conventionele wijsheid luidt dat de multilaterale, neutrale en onpartijdige internationale organisaties het meest effectief zijn in de beëindiging van interne conflicten, maar uit het onderzoek van Regan blijkt het tegenovergestelde. Regan verwacht dat neutrale en multilaterale interventies meer effect hebben als een conflict reeds is beëindigd, dan om een conflict zelf daadwerkelijk te beëindigen.

Het vierde kenmerk van interventies dat Regan onderscheidt betreft de strategie van de interventiemachten. Hierbij kijkt Regan naar het gebruik van geweld door de interventiemachten en het bestaan van contra-interventies.63 Als een derde partij actief meevecht in de interne strijd aan de zijde van een van de strijdende partijen, veranderen de verhoudingen tussen de partijen, waardoor de relatief zwakkere partij eerder bereid is over te gaan tot een overeenkomst. Dit leidt tot een kortere duur van het conflict. Als echter beide strijdende partijen door verschillende interventiemachten worden gesteund, heeft dit grote gevolgen voor de duur van het conflict. Dit leidt tot Regan’s aanbeveling dat het voor derden niet verstandig is om te interveniëren in interne conflicten waarbij één van de strijdende partijen reeds door een derde actor wordt gesteund.

Een intern aspect dat van invloed is op de duur van interne conflicten, namelijk de mate van fractionering in de samenleving waarin geïntervenieerd wordt, zal in dit onderzoek worden meegenomen als vijfde kenmerk. Regan stelt namelijk dat interventiemachten invloed kunnen uitoefenen op dit interne aspect, door de oneerlijke

62

Regan en Abouharb, ‘Interventions and civil conflicts’, 51.

63

(20)

verdeling van bronnen in het land tegen te gaan. Hiermee kunnen de interventiemachten invloed uitoefenen op de duur van het conflict.

(21)

Hoofdstuk 2: De humanitaire interventies in Somalië sinds 1992

§ 2.1 Inleiding

Het interne conflict in Somalië, waarvan de meest recente uitingsvorm het welbekende probleem van de piraterij is, is een voortslepende kwestie, die zeker de laatste tijd veel internationale aandacht genereert. Aan dit conflict is echter een lange geschiedenis verbonden, welke in dit hoofdstuk kort zal worden toegelicht. Vervolgens zullen de interventies vanuit de internationale gemeenschap, die naar aanleiding van het conflict in Somalië hebben plaatsgevonden, besproken worden. Hierbij zal de reactie van de internationale gemeenschap op de humanitaire crisis in Somalië geanalyseerd worden, waarbij gebruik zal worden gemaakt van eerdere onderzoeken van verschillende academici. Ook zal in dit hoofdstuk onderzocht worden in hoeverre de interventies die in Somalië hebben plaatsgevonden onder de noemer humanitaire interventie kunnen worden geschaard. De vraag die in dit hoofdstuk beantwoord zal worden luidt dan ook; wat is de aard en de oorsprong van het conflict in Somalië, hoe zijn de interventies in het land verlopen en in hoeverre zijn deze interventies humanitair te noemen?

§ 2.2 Achtergrond van de interne problematiek in Somalië

In tegenstelling tot de vele andere conflicten die zich gelijktijdig in Afrika afspeelden, is het conflict in Somalië niet enkel terug te leiden tot omstandigheden van dekolonisatie of de ontwikkeling van tegenstrijdige nationalistische denkbeelden.64 Somalië bestond feitelijk uit een verzameling van verschillende nomadische en vaak vijandige clans, die het land in verschillende sferen verdeelden gedurende de imperialistische periode. De politieke en economische structuur van het land werd bepaald door verwantschap. De traditionele Somalische regeringsvorm is dan ook een anarchistische vorm, waarbij de verschillende clans zelfregulerend optraden tegen mogelijke overtreders.65 Dit systeem van clans vormde het grootste obstakel in de ontwikkeling van een nationale politieke cultuur in Somalië.66

64

Andrea Kathryn Talentino, Military intervention after the Cold War: The evolution of theory and

practice (Ohio 2006) 98.

65

Kenneth R. Rutherford, The US and UN intervention in Somalia (Sterling 2008) 1.

66

(22)

Een invloed van de imperialistische overheersers die echter wel degelijk onderscheiden kan worden, is dat de twee koloniale invloeden -de Britten in het noorden van het land en de Italianen in de zuidelijke regio’s- beiden een andere afdruk op de ontwikkeling van het land hebben achter gelaten. Zo reflecteerde het noorden meer het traditionele, pastorale Somalische leven, daar waar de zuiderlingen zich moderner opstelden. Hierdoor werden de scheidingen tussen de verschillende clans enkel versterkt, wat leidde tot toenemende frictie en het ontstaan van een kloof tussen de overheersende clans van elk deel.67 De vereniging van deze twee regio’s met de onafhankelijkheid van Somalië in 1960 bracht daarom in eerste instantie geweld met zich mee.

De oorsprong van het conflict in Somalië is op te delen in twee onderdelen. Het eerste onderdeel bestond uit het verdrijven van de dictatoriale leider Siyad Barre. Deze kwam aan de macht naar aanleiding van een militaire coup in 1969.68 Bij de eerste postonafhankelijke verkiezingen in 1964 was in Somalië een parlement tot stand gekomen dat al snel het centrum vormde van corruptie en persoonlijke verheerlijking, waarbij de belangen van de samenleving werden genegeerd.69 Het regime van Barre beloofde de corruptie uit te zullen roeien, evenals het op het clansysteem gebaseerde nepotisme, en ondertussen economische en sociale verbeteringen door te zullen voeren.

Achter de schermen bleek Barre echter de verschillende clans te manipuleren en tegen elkaar uit te spelen, om zo zijn eigen macht te vergroten. Daarnaast was hij wel degelijk verbonden aan een clan, namelijk aan de Darod clanfamilie.70 Hiervan maakten Barre’s eigen clan, de clan van zijn moeder en de clan van zijn schoonzoon deel uit. Deze drie clans beheersten feitelijk de Somalische staat, wegens hun overhand in overheidsinstellingen en het leger, en domineerden daarmee de andere clans in het land. De link tussen Siyad Barre en de Ogaden clan, de clan van zijn moeder, maakte dat Barre in 1977 besloot de Ogaden regio binnen te vallen. Deze Ethiopische regio herbergde veel Somaliërs, en Barre hoopte met deze actie een opleving van nationalistische sentimenten onder de Somaliërs te kunnen bewerkstelligen.71 Somalië verloor echter deze oorlog

67

Talentino, Military intervention after the Cold War, 99 en Rutherford, The US and UN intervention in

Somalia, 3.

68

Mats Berdal en Spyros Economides, United Nations interventionism 1991-2004 (New York 2007) 110.

69

Talentino, Military intervention after the Cold War, 100.

70

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 117.

71

(23)

tegen Ethiopië op vernederende wijze, wat een verzwakking veroorzaakte van Barre’s legitimiteit. Hierop besloot Barre over te gaan tot een tactiek van terreur en onderdrukking.72

Dit leidde ertoe dat de Somaliërs hun toevlucht gingen zoeken tot hun eigen clans om economische en sociale contacten te bewerkstelligen, wat resulteerde in nog meer polarisering binnen de samenleving. Ook de enorme instroom van Ogaden vluchtelingen die het gevolg waren van de strijd met Ethiopië, zorgde voor spanningen in de samenleving.73 Deze vluchtelingen kwamen namelijk voornamelijk terecht in grote vluchtelingenkampen in het noorden en westen van het land, in gebieden die vooral bevolkt werden door de Issaq clan, waarmee de Ogaden al jarenlang in conflict waren. Dit leidde tot oproer in de noordelijke regio’s, iets waar het regime van Barre hard tegen optrad.

Op hetzelfde moment dat deze politieke crisis ontstond, werd Somalië ook geconfronteerd met een economische crisis. In de jaren ’80 nam de productie van Somalië, dat altijd erg afhankelijk was van landbouw, enorm af als gevolg van langdurige droogte.74Eind 1989 besloot de VS zelfs alle economische hulp aan Somalië op te schorten, wat 25% van het BNP van Somalië uitmaakte. Deze beslissing kwam voort uit de afkeuring van het Amerikaanse Congres van de wijze waarop de Somalische regering optrad tegen rellen in de hoofdstad Mogadishu, en dan met name de executie van 46 burgers die voor deelname aan deze rellen waren opgepakt.75

Deze economische problemen, gecombineerd met het groeiende verlies aan politieke legitimiteit van Barre, leidden tot het ontstaan van oppositiegroepen, met name in het noorden van het land. De regering had feitelijk enkel controle over de steden, waar in het binnenland verschillende clans de dienst uitmaakten en geweld pleegden tegen zowel elkaar als tegen de regering. In 1990 kwamen de drie belangrijkste oppositiegroepen, de Somali National Movement (SNM), de Somali Patriotic Movement (SPM) en het United Somali Congress (USC), een gezamenlijk doeleinde overeen,

72

Talentino, Military intervention after the Cold War, 101.

73

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 117.

74

Rutherford, The US and UN intervention in Somalia, 8.

75

(24)

namelijk het verdrijven van Siyad Barre.76 Dit leidde ertoe dat Barre uiteindelijk het land ontvluchtte in 1991.

Met het vertrek van Barre brak het tweede onderdeel van het conflict in Somalië aan, dat uiteindelijk de beslissing van de VN en de VS tot interventie in Somalië heeft gemotiveerd.77 De hoofdstad verviel in totale chaos, met vrijwel geen inwoners, waar gewapende bendes de dienst uitmaakten. Ook ontstond door dit vertrek een nieuwe machtsstrijd, aangezien de verschillende oppositiegroepen hun coalitie tegen Barre verbraken en de strijd om de macht met elkaar aangingen. Verschillende gebieden in het land riepen zichzelf daarnaast uit tot autonome regio’s. Zo riep de Issaq clan in het noorden van het land het onafhankelijke Somaliland uit.78

Niet alleen tussen, maar ook binnen de oppositiegroepen brak verdeeldheid uit. Zo viel de USC uiteen in twee facties, de Somalische Nationale Alliantie (SNA) onder leiding van generaal Muhammad Farah Aideed, en de Somalische Verlossing Alliantie (SSA), geleid door Ali Mahdi Muhammad. De factie onder leiding van Ali Mahdi vormde na het vertrek van Barre haastig een interim regering, waarbij Ali Mahdi werd aangesteld als interim president, wat tot opstand leidde onder de andere groepen.79

Het geweld dat hieruit voortkwam beperkte zich niet enkel tot Mogadishu, waardoor grootschalige verwoestingen zich over de rest van het zuiden van Somalië verspreidde. Dit veroorzaakte grote hongersnoden, aangezien de landbouwproductie en de veestapel door de gevechten werd aangetast. Daarnaast werden de militieleden van de oppositiegroepen niet betaald, waardoor deze hun toevlucht zochten tot plunderingen onder de bevolking.80 Midden maart 1992 waren 300.000 Somaliërs omgekomen, een aantal dat dagelijks met 3.000 doden groeide, en waren 500.000 Somaliërs gevlucht naar vluchtelingenkampen in omringende landen.81 Het geweld dat de oorlog met zich meebracht, maakte ook dat buitenlandse ambassades en hulporganisaties, waaronder de VN, zich terugtrokken uit zuidelijk Somalië. Dit alles had een humanitaire crisis tot

76

Talentino, Military intervention after the Cold War, 103.

77

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 119.

78

Talentino, Military intervention after the Cold War, 104.

79

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

80

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 25.

81

(25)

gevolg die door hulpverleners destijds werd omschreven als de meest ernstige humanitaire noodtoestand ter wereld.82

§ 2.3 De internationale reactie op het conflict in Somalië

De uitbraak van de oorlog in Somalië viel samen met belangrijke politieke ontwikkelingen zoals het einde van de Koude Oorlog en het begin van het offensief tegen Irak in de Eerste Golfoorlog, waardoor het conflict in eerste instantie weinig aandacht kreeg binnen de internationale diplomatieke gemeenschap.83 Als gevolg van deze ontwikkelingen en het feit dat er in eerste instantie weinig journalisten aanwezig waren in Somalië, kreeg de wereldwijde publieke opinie weinig mee van de problematiek in Somalië.84 Daarnaast had de VN te kampen met beperkte financiële mogelijkheden en werd de organisatie in beslag genomen door de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië, met de spanningen tussen de Kroaten en de Kroatische Serviërs, en de nasleep van de strijd tussen Vietnam en het Cambodjaanse verzet tegen de Rode Khmer in Cambodja.85

Ook waren belangrijke spelers als de VS en Rusland erg huiverig om in te grijpen in dit interne conflict, uit angst te zeer betrokken te raken bij het conflict. Hierbij speelde het soevereiniteitsvraagstuk ook een belangrijke rol, aangezien er in Somalië geen sprake was van een overheid die om assistentie kon verzoeken of waaraan toestemming tot interventie kon worden gevraagd, waar dit in Cambodja en voormalig Joegoslavië wel het geval was.86 Dit gegeven heeft ook betrekking op de onduidelijkheid rondom de terminologie van humanitaire interventie, aangezien de definitie van humanitaire interventie stelt dat de betreffende autoriteit van het land waarin de interventie plaatsvindt, geen toestemming hoeft te geven. Desondanks was dit blijkbaar toch een belangrijke voorwaarde voor de internationale gemeenschap om in te grijpen in Somalië, ongeacht de ernst en omvang van de humanitaire crisis in het land.

Als gevolg van deze terughoudendheid onder de internationale gemeenschap kwamen de eerste bemiddelingspogingen in handen te liggen van overheden uit de regio

82

Talentino, Military intervention after the Cold War, 104 en Menkhaus e.a., A history of mediation in

Somalia since 1988, 9.

83

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 9.

84

Gérard Prunier, ‘Somalia: Civil war, intervention and withdrawal 1990-1995’, Refugee Survey Quarterly 15, 1 (1996) 53.

85

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 36 en 66.

86

(26)

die wel direct de gevolgen van de crisis in Somalië ondervonden, als gevolg van de grootschalige vluchtelingenstromen. De president van Djibouti probeerde gesprekken op te starten tussen de leiders van de belangrijkste facties in Somalië door middel van twee conferenties, ook wel Djibouti I en II.87 Tijdens deze conferentie werd de benoeming van Ali Mahdi als interim president erkend, maar werd er geen einde gemaakt aan het steeds gewelddadiger wordende conflict tussen hem en Aideed om het leiderschap van de USC. Aideed weigerde dan ook de Djibouti overeenkomst te accepteren, en de gevechten tussen beide partijen hielden aan. Deze Djibouti conferentie kon niet rekenen op ondersteuning van de internationale gemeenschap, die zoals gezegd in beslag werd genomen door de Eerste Golfoorlog.

Eind 1991 besloot de vertrekkende Secretaris-generaal van de VN Javier Perez de Cuellar, naar aanleiding van de aanhoudende berichtgeving over Somalië in de media, die inmiddels ter plaatse was, zich met de crisis bezig te houden.88 Daarop werd in januari 1992 resolutie 733 aangenomen, waarmee een wapenembargo tegen Somalië werd ingesteld en een eerste diplomatiek initiatief vanuit de VN werd opgezet.89 Zo werden er gesprekken georganiseerd tussen Aideed en Ali Mahdi, waaruit een wapenstilstand voortkwam. Door deze wapenstilstand kon de humanitaire hulp aan Somalië worden hervat, hoewel de effectiviteit van deze hulp ernstig werd aangetast.90 Zo werden hulpkonvooien vaak het slachtoffer van plunderingen en kregen ze vaak hoge belastingen opgelegd door de verschillende facties.

Daarom nam op 24 april 1992 de VN Veiligheidsraad resolutie 751 aan, waarmee de eerste United Nations Operation in Somalia (UNOSOM) een feit was.91 Het mandaat van deze operatie bestond uit het houden van toezicht op de overeengekomen wapenstilstand, het waarborgen van de veiligheid van het VN personeel en voorzien in de verstrekking van de noodzakelijke humanitaire hulp.92 Hiermee voldeed UNOSOM aan de definitie van een humanitaire interventie, aangezien er dwingend werd opgetreden in Somalië, zonder dat hiervoor toestemming was verleend. Het takenpakket van UNOSOM

87

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 10 en 11.

88

Idem, 11.

89

Voor resolutie 733, zie bijlage 1, blz. 61.

90

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 121.

91

Voor resolutie 751, zie bijlage 2, blz. 63.

92

(27)

was puur gericht op het bewerkstelligen van humanitaire doeleinden en had nadrukkelijk geen politieke doeleinden, waarmee de missie onder de groep academici valt die stellen dat humanitaire interventies zich verre van politieke bemoeienis moeten houden.

UNOSOM I en de daaropvolgende interventies in Somalië zijn uitgebreid onderzocht door verschillende academici. Daarom zullen in het vervolg van dit hoofdstuk uitspraken over de effectiviteit en efficiëntie van deze interventies gebaseerd zijn op deze eerder uitgevoerde onderzoeken. De conclusie die in vrijwel al deze onderzoeken terugkomt, is dat de VN niet voldoende was uitgerust om deze missie te volbrengen.93 Zo ontbeerde UNOSOM I de instemming van lokale leiders voor de missie, en was de VN strijdkracht te zwak om banditisme te voorkomen en zich voort te bewegen in de zones die gedicteerd werden door Aideed.94 Ook wordt gesteld dat de VN zich concentreerde op Mogadishu, en daarmee onbedoeld de strijd tussen Aideed en Al Mahdi om de hoofdstad intensiveerde. Hieruit concludeerden lokale leiders dat de problemen in de rest van het land door de VN niet werden erkend en dat zij daardoor feitelijk van het proces tot verzoening werden uitgesloten.95 Daarnaast ontbrak het bij de individuele leden van de VN aan voldoende politieke belangen om tot een coherente strategie voor Somalië te komen.96

Deze zwakte van de VN bleek ook uit het feit dat hoewel de hoeveelheid voedsel dat het land binnenkwam in de herfst van 1992 enorm steeg, het percentage voedsel dat de meest behoeftige mensen bereikte in die periode met 40% daalde.97 Een van de redenen voor de gestegen hoeveelheid voedsel in het land, was de militaire luchtbrug die was ingesteld onder de naam Operation Provide Relief. Van september 1992 tot februari 1993 werkten militairen uit de VS, Canada en Duitsland samen met het World Food

Programme (WFP), Unicef en het Rode Kruis aan het leveren van voorraden vanuit

Kenia naar het binnenland van Somalië, waar de hongersnood het grootst was. Deze luchtbrug zorgde ervoor dat gebieden werden bereikt waar de hulporganisaties met de auto niet bij kwamen. Daarnaast zorgde deze manier van de verspreiding van voedsel ervoor dat plunderingen voorkomen werden. Geschat wordt dat met deze operatie 10.000

93

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 122.

94

Seybolt, Humanitarian military intervention, 53.

95

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 50.

96

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 123.

97

(28)

mensenlevens gespaard zijn gebleven. Feitelijk hadden de aanwezige hulporganisaties in Somalië groter voordeel van de luchtbrug onder Operation Provide Relief dan van de grootschalige operaties die daarop volgden.98

Ondanks het succes van de luchtbrug bleef de hulptoevoer echter klein in vergelijking tot de behoefte in Somalië. Hulporganisaties deden ondertussen een dringend beroep op assistentie, iets waar George Bush Sr. in november 1992 gehoor aan gaf. Tot die tijd werd de VS in beslag genomen door de verkiezingen, waarbij de focus meer lag op nationale aangelegenheden dan op de gebeurtenissen in Somalië.99 Bush Sr., die zich als zittende president herkiesbaar had gesteld, had deze verkiezingen echter verloren van Bill Clinton, en werd daarom vanaf dat moment minder beperkt door deze nationale overwegingen. Hij ontwikkelde een persoonlijke interesse voor Somalië en stelde de nieuwe Secretaris-generaal van de VN Boutros-Ghali voor dat de VS een humanitaire militaire operatie zou leiden. Wat hierbij meespeelde, was de wens van de VS om Somalië als soort van experiment in te zetten om de mate te meten waarin de VN, na het einde van de Koude Oorlog, vrede af kon dwingen.100 Somalië werd voor deze test gekozen omdat men meende dat succes hier makkelijk te behalen zou zijn, aldus betrokkenen binnen de Amerikaanse overheid destijds. 101

De VS stelde drie belangrijke voorwaarden aan deze interventie.102 Zo zou allereerst de functie van de operatie beperkt blijven tot het veilig stellen van de distributie van voedsel aan de hulpbehoevenden, zou het terrein van de interventie beperkt blijven tot de meest beschadigde delen in het zuiden van het land, en zou de missie vlak voor of na de inauguratie van de nieuwe president Clinton in januari 1993 voltooid moeten worden. De VS wilde een snelle operatie, zonder betrokken te raken bij politieke activiteiten als ontwapening of pogingen om de vrede te herstellen.103 Met de unanieme aanname van resolutie 794 op 3 december 1992, werd de eerste humanitaire operatie onder Hoofdstuk VII van het VN Handvest een feit.104

98

Seybolt, Humanitarian military intervention, 61.

99

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 123.

100

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 48.

101

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 25.

102

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 124.

103

Seybolt, Humanitarian military intervention, 57 en 55.

104

(29)

Operation Restore Hope, zoals de interventie werd genoemd, kwam onder leiding te

staan van Robert Oakly, de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Mogadishu.105 Hij moest de werkzaamheden van deze Unified Task Force (UNITAF) coördineren in overeenstemming met de werkzaamheden van de al aanwezige UNOSOM. Er was echter sprake van spanningen tussen de VN en UNITAF. De VN oefende namelijk druk uit op UNITAF om een grotere rol te spelen in het proces van ontwapening in Somalië, omdat de VN meende dat ontwapening een noodzakelijke voorwaarde was voor de totstandkoming van onderhandelingen en een uiteindelijke verzoening tussen de belangrijkste gewapende groepen. De VS was op haar beurt echter huiverig voor een herhaling van Vietnam en benadrukte daarom het korte termijn karakter van deze interventie. Ten tijde van de operatie in Somalië werden de militaire operaties van de VS geregeerd door een zero casualty beleid, en de beslissing om de verschillende facties niet te ontwapenen kwam voort uit de overweging van de VS om haar troepen niet bloot te stellen aan de risico’s die hiermee samenhingen.106

Gepoogd werd de gewapende facties bij elkaar te brengen, zoals met het Addis Ababa Akkoord van maart 1993. 107 Met dit akkoord werden de inmiddels 15 verschillende facties, die elk een andere clan vertegenwoordigden, gebonden aan een proces van verzoening en een procedure om tot een Nationale Overgangsraad te komen, evenals overheidsinstituties.108 Naar aanleiding van dit diplomatieke proces, begon de VN met de voorbereidingen van UNOSOM II, om zo de rol van de VN in Somalië uit te breiden. Deze missie zou in mei 1993 het stokje van UNITAF moeten overnemen. UNOSOM II werd totaal anders opgezet dan de operaties hiervoor, wat bleek uit het meer politieke mandaat van de missie in tegenstelling tot de puur humanitaire insteek van de eerdere operaties. Zo moest UNOSOM II bijdragen aan het voorzien van verlichting en rehabilitatie voor het Somalische volk, aan de repatriëring van vluchtelingen en ‘internally displaced persons’ (IDP’s), aan de bevordering van politieke verzoening en

105

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 125.

106

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 61.

107

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 12.

108

(30)

het herstellen van nationale en regionale instituties en het burgerlijk bestuur in het land.109

Uiteindelijk nam op 4 mei 1993 UNOSOM II de missie formeel over van UNITAF.110 Deze missie werd al snel op de proef gesteld. Aideed beschouwde namelijk het mandaat van deze nieuwe missie als een bedreiging voor zijn persoonlijke ambities en als een aanval op zijn eigen clan, ten gunste van rivaliserende clans. Daarnaast was er sprake van een historische vijandigheid tussen Aideed en Boutros-Ghali, welke voortkwam uit de tijd dat Boutros-Ghali minister van Buitenlandse Zaken was in de Egyptische regering die het regime van Siyad Barre ondersteunde.111 Aideed wilde daarom de VN op elke mogelijke manier tegenwerken.112 Op 5 juni 1993 voerden troepen, die naar werd aangenomen onder leiding van Aideed stonden, een aanval uit op Pakistaanse blauwhelmen, waarbij 24 doden vielen. 113 De nieuwe speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal, Howe, bestempelde hierop Aideed publiekelijk als een misdadiger, en loofde daarnaast 20.000 dollar uit voor zijn gevangenisneming.114 Ook de Veiligheidsraad beschuldigde Aideed van het uitvoeren van oorlogsmisdaden.

In reactie op de aanval op de Pakistaanse blauwhelmen werd op 6 juni resolutie 837 aangenomen, waarin werd vastgelegd dat de Secretaris-Generaal alle noodzakelijke middelen mocht gebruiken tegen de verantwoordelijken voor de aanval.115 Hoewel Aideed niet letterlijk werd genoemd was deze resolutie duidelijk tegen hem gericht.116 Vanaf dat moment nam het geweld in Mogadishu toe. UNOSOM strijdkrachten vielen politieke en militaire punten aan die in handen waren van Aideed, waarbij vaak vele burgerslachtoffers vielen. Zo werden volgens schattingen tussen de 625 en 1500 Somaliërs door de UNOSOM II troepenmacht gedood.117 De militaire acties die plaatsvonden waren vrijwel allen op initiatief van de VN, en uit onderzoek bleek dat alle

109

Seybolt, Humanitarian military intervention, 57.

110

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 128.

111

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 50.

112

Seybolt, Humanitarian military intervention, 57.

113

Idem, 58.

114

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 130.

115

Voor resolutie 837, zie bijlage 4, blz. 70.

116

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 188.

117

(31)

doden die in deze periode vielen het gevolg waren van operaties van UNOSOM II.118 Op 12 juli 1993 bestookten Amerikaanse helikopters een vermeend commandocentrum van Aideed met raketten, zonder dat er vooraf een waarschuwing was afgegeven. Hierbij vielen vele slachtoffers aan Somalische zijde, en de aanval werd bekritiseerd als een inbreuk op internationaal humanitair recht en het principe van proportionaliteit.119

Mede door deze aanval groeide het verzet onder Amerikaanse burgers tegen de operatie in Somalië. Het echte omslagpunt voor de Amerikaanse aanwezigheid in Somalië kwam echter op 3 en 4 oktober 1993.120 Aideed en zijn mannen waren erin geslaagd twee helikopters van Amerikaanse zijde neer te halen, waarbij 18 Amerikaanse soldaten waren omgekomen.121 Het beeld van omgekomen Amerikaanse soldaten die door de straten van Mogadishu werden gesleept zorgde voor zoveel publieke verontwaardiging dat uiteindelijk op 7 oktober 1993 president Clinton aankondigde dat alle troepen van de VS per 31 maart 1994 het land zouden verlaten.122 Clinton gaf aan dat hij graag een verandering in het beleid in Somalië wilde zien, minder gericht op het in bewaring stellen van Aideed maar met grotere nadruk op de humanitaire rol van de VN in Somalië.123

Door de terugtrekking van de VS ontstond er twijfel in hoeverre UNOSOM zijn activiteiten zou kunnen voortzetten zonder de betrokkenheid van de industriële landen, die noodzakelijk waren voor de voorziening van logistieke ondersteuning waar de operatie van afhankelijk was. Naast de Amerikanen, hadden namelijk ook de Belgen, Fransen en Italianen aangekondigd hun troepen terug te zullen trekken begin 1994.124 De terugtrekking van deze westerse landen kwam mede voort uit hun afkeer tegen de disproportionele jacht onder leiding van de VS op Aideed. De terugtrekking van deze geïndustrialiseerde landen had een destabiliserend effect. De angst bestond dat Aideed, na de terugtrekking van de VS, de macht zou proberen over te nemen.

118

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 191.

119

UNOSOM schatte het aantal dodelijke slachtoffers op 20, het Rode Kruis stelde dat 54 mensen de dood vonden in de aanval en aan de zijde van Aideed werd gesproken over 73 doden.

120

Human Rights Watch, ‘Somalia faces the future: Human rights in a fragmented society’, Human Rights

Watch 7, 2 (1995) 66.

121

Berdal en Economides, United Nations Interventionism 1991-2004, 130.

122

Idem,131.

123

Human Rights Watch, ‘Somalia faces the future’, 67.

124

(32)

Tegen januari 1994 werd Aideed door de meeste Somaliërs ook beschouwd als de winnaar van het gevecht om Mogadishu.125 De strategie van het afdwingen van vrede was mislukt en had vele slachtoffers tot gevolg, zowel onder de Somaliërs als onder het VN personeel. In februari nam de Veiligheidsraad Resolutie 897 aan, waarna UNOSOM II bij de ontwapening van de verschillende facties niet langer gebruik mocht maken van geweld.126 UNOSOM II nam nu een rol op zich die gelijkenis vertoonde met de eerste UNOSOM missie. UNOSOM II werd echter door de Somaliërs als verantwoordelijk beschouwd voor de vele slachtoffers die als gevolg van de militaire operaties van de missie waren gevallen, en daarom niet geaccepteerd.

In september 1994, na toenemende ontevredenheid onder de VN-leden over de situatie in Somalië, kondigde de VN aan dat de operatie in Somalië zo spoedig mogelijk zou worden beëindigd. Uiteindelijk trok UNOSOM II zich terug uit Somalië in maart 1995, zonder dat verzoening tot stand was gekomen of een oplossing was gevonden voor de politieke crisis die de humanitaire crisis had veroorzaakt.127 Dit had grote impact op het sterftecijfer in Somalië. Niet alleen werden met de beëindiging van de missie de medische hulp en voedselhulp teruggetrokken, maar het aantal Somalische doden als gevolg van gevechten steeg tot het hoogste punt sinds het staakt-het-vuren in 1992.128

§ 2.4 Conclusie

Het clansysteem waaruit Somalië is opgebouwd, maakt dat het land erg kwetsbaar is voor interne conflicten. Het zorgt voor polarisering in de samenleving en geeft politieke leiders een middel om hun macht te vergroten door de verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar uit te spelen. Siyad Barre was zo’n leider, die gretig gebruik maakte van dit systeem en op basis van zijn eigen clanverbintenis een oorlog tegen Ethiopië begon. Zijn gedwongen vertrek in 1991 deed een machtsstrijd oplaaien tussen de verschillende factieleiders die zich voor zijn afzetting hadden verenigd. Gecombineerd met de langdurige droogte in het land en de stopzetting van buitenlandse hulp aan Somalië, veroorzaakte deze strijd een humanitaire crisis van ongekende omvang.

125

Murphy, UN Peacekeeping in Lebanon, Somalia and Kosovo, 193 en 194.

126

Voor resolutie 897, zie bijlage 5, blz. 73.

127

Menkhaus e.a., A history of mediation in Somalia since 1988, 12.

128

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor andere gemeenschappen geldt dat die pas beschikbaar zijn wanneer bijvoorbeeld de gemeente dat voor (een deel van) haar inwoners mogelijk maakt.. In dat geval spreken we van

In dit onderzoek wordt er getracht een gedetailleerd beeld te krijgen van de verschillende interventies voor partners van kankerpatiënten die zowel in de literatuur zijn

Deze jongeren willen normaal meedoen, maar dat lukt niet goed (‘Ik ben niet goed in vissen.’). Ze hebben vaak afgebroken opleidingen en zijn vaak aan iets

Uit verschillende onderzoeken naar typen mediatie blijkt dat het niet altijd goed is om vroeg in het conflict een derde partij in te schakelen en deze hulp te laten

amongst children when it is complemented by an upgrade in SES.60 In adult black women, increased 

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht

Dit wordt ondermeer veroorzaakt, doordat de GLG’s in een aantal bodem- en Gt vlakken (vooral Gt IIIb) op bodem- kaart schaal 1 : 50.000 (figuur 8.2) ten opzichte van een groot

hoofdeffecten leeftijd en herkomstgroep voor autochtonen, Surinamers en Turken in kaart hebben gebracht, is te zien dat de absolute verschillen in de kans op het verdacht worden