• No results found

De grenzen tussen vrijwilligers en professionals zijn onduidelijk

In dit eerste hoofdstuk dat onderdeel is van de analyse wordt het eerste deelonderwerp behandeld. Het gaat in dit hoofdstuk om de mogelijke oplossing die er gevonden kan worden voor het uitbuitingsprobleem. Duidelijke grenzen tussen betaald en onbetaald werk zouden ervoor moeten zorgen dat het moeilijker is voor vrijwilligers uitgebuit te worden (Muehlebach, 2012: 236). Uit de interviews blijkt dat de grenzen tussen vrijwilligerswerk en professionals onduidelijk en vaag zijn. Vage grenzen kunnen ervoor zorgen dat vrijwilligers werk gaan doen dat eigenlijk gedaan zou moeten worden door professionals. Als het werk van professionals gedaan wordt door vrijwilligers, kan het ook zijn dat de vrijwilligers op dezelfde manier behandeld worden als de professionals. De rollen van de vrijwilliger en de professional zijn door onduidelijke grenzen inwisselbaar. Het karakter van vrijwilligerswerk dat gekenmerkt door vrijwilligheid, komt daarmee onder druk te staan. Dat betekent namelijk dat vrijwilligers ingezet kunnen worden door organisaties om kosten te besparen en dus meer vatbaar zijn voor de mogelijkheid om uitgebuit te worden. De redenering achter de uitspraak van Muehlebach dat er duidelijke grenzen moeten zijn om uitbuiting minder makkelijk te maken, komt duidelijk naar voren uit de interviews met de organisaties en de vrijwilligers.

In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat vrijwilligerswerk dus voor verschillende doelen ingezet kan worden en het ligt aan de organisatie welke rol vrijwilligerswerk inneemt in de organisatie. Het is duidelijk geworden dat vrijwilligers een ondersteunende rol kunnen vervullen bij het ondersteunen van professionals. te ondersteunen, zoals bij Vluchtelingenwerk Oost-Nederland. Of het kan dat vrijwilligers ondersteund worden door professionals, zoals bij het Digitaalhuis. Professionals en vrijwilligers moeten dus in deze situaties samenwerken. Daarbij is het de vraag welke taken door de professional en welke taken door de vrijwilliger moeten worden gedaan. De taken lijken door zowel professionals als vrijwilligers gedaan te worden. Het verschil tussen vrijwilligerswerk en professioneel werk is niet zo eenduidig als dat het op het eerste gezicht lijkt. Meneer Vergouwen geeft aan:

35 staan. Maar die je toch moet doen. Je weet ook wel dat dat moet. En hier (het Digitaalhuis) heb je dat wel iets minder. Ja en minder druk. Ik bedoel, ik hoef nou niet meer midden in de nacht mijn bed uit voor mijn werk, wat ik in mijn werk wel eens had. Of dat je 18 uur door moest gaan omdat er iets af moest.”

Mevrouw Ter Velde voegt daaraan toe:

“Het verschil tussen betaald werk en vrijwilligerswerk is ook een stukje verplichtingen. Bij vrijwilligerswerk heb je ook wel verplichtingen, maar dat is maar een klein gedeelte.”

Zij geven aan dat het verschil vooral ligt aan de verplichtingen die bij betaald werk wel om de hoek komen zetten, en bij vrijwilligerswerk is dat minder. Vrijwilliger 9 kijkt meer naar het individuele perspectief en stelt dat het grote en belangrijkste verschil is dat je voor vrijwilligerswerk niet betaald wordt en voor het werk als professional wel. Op de vraag of de inzet niet verschilt, was het antwoord: “Nee nee. Qua inzet is het hetzelfde. En ik heb meer ruimte om nee te zeggen.” Maar ook deze vrijwilliger, werkzaam bij het Digitaalhuis sluit zich aan bij de andere vrijwilligers en bevestigt dat minder verplichtingen ook een onderdeel is van het verschil tussen betaald en vrijwilligerswerk:

“En dit (vrijwilligerswerk in het Digitaalhuis, SAS) is iets dat ik heel leuk vind. Werk vond ik ook altijd heel leuk. Maar het is leuker als je betaald wordt voor iets dat je leuk vindt. Dan dat je iets leuks doet en er geen geld voor krijgt.”

Vrijwilligers stellen hun eigen grenzen. Mevrouw Ter Velde stelt ook dat het grenzen stellen erg belangrijk is ook als het gaat om het verschil tussen betaald werk en vrijwilligerswerk. De flexibiliteit die de vrijwilliger heeft om zelf te bepalen hoeveel tijd besteed wordt en hoe die tijd wordt ingedeeld is essentieel voor deze vrijwilliger om haar werk te kunnen doen.

“Er moeten ook geen conflicten zijn. Er zijn een aantal dingen die ik niet kan hebben en zo moet ik het uitzoeken.”

Behalve de verschillen van flexibiliteit van de organisatie en de verplichtingen waar aan voldaan moet worden, speelt geld logischerwijs een belangrijke rol. Aanvullend op vrijwilliger 9, stelt Mevrouw Ter Velde dat:

36 invaliditeitspensioen dus ik hoef verder niets. En ik heb het gevoel dat ik ook nog iets terug doe. Ik heb dat pensioen en doe wat ik wel kan.”

De verschillen tussen vrijwilligerswerk en betaald werk staan onder druk. Want bestaan die verschillen nog wel? Het geldaspect is het belangrijkste criterium om te bepalen of iets vrijwilligerswerk is of betaald werk is. Daar is geen twijfel over. Het gaat om de andere twee aspecten die door de vrijwilligers genoemd zijn, de flexibiliteit van de organisatie en het aantal verplichtingen, dat het karakter van het vrijwilligerswerk bepalen en onder spanning staan.

Wanneer vervangt het vrijwilligerswerk het werk dat professioneel gedaan zou moeten worden? Meneer Vergouwen stelt:

“Nou kijk, het is puur als je dit ziet als vrijwilligerswerk, dan is dat op zich al een hele verantwoordelijkheid he. Want ja, je kunt iemand maken of breken hiermee eigenlijk. Ik vind wel dat ze goed Nederlands moeten leren en dat dat professioneel moet gebeuren en wat wij doen ondersteunend moet zijn. Dus extra oefenen. Dus echt extra, naast het feit dat ze gewoon opleiding krijgen. Om ook iemand te leren lezen en schrijven is toch eigenlijk een beroep. En dan kun je wel iemand proberen om iemand daarin te helpen, zoals met haar.”

Wat centraal staat is de rol van de vrijwilliger ten opzichte van die van een professional. Zoals deze vrijwilliger aanhaalde is het werk van de vrijwilliger bedoeld als ondersteuning, en niet als opvang voor het volledige onderwijs. Dat moet de taak zijn van professionals die daar verstand van hebben en de professionaliteit hebben om deze mensen ook daadwerkelijk effectief te helpen. Meneer Scheer onderschrijft deze ondersteunende rol door middel van een voorbeeld:

“Dat de basis professioneel is en dat je ten rade kunt gaan. Want ik doe ook vrijwilligerswerk bij Humanitas, en dan heb je een maatje, naja goed, iemand die aan de rand van de maatschappij staat die je probeert te activeren. Maar er zijn wel professionals op de achtergrond die met je meedenken en die, soms weet je het zelf ook niet meer. Dat vind ik een prima formule. Vrijwilligers die allerlei werkzaamheden doen, maar waarbij je wel kan terugvallen op kennis die je zelf niet hebt of onvoldoende hebt of waar je vragen kunt stellen van: Hoe moet ik hiermee nou omgaan? Dat vind ik altijd een heel goed en ook prettig gevoel dat het er is. Dat je niet zomaar even wat. Je moet niet zelf even wat gaan doen. Dan kan het helemaal fout aflopen. Maar ja, Op zich vind ik die formule wel goed. […] Ja op zich, ja. soms is het niet altijd nodig hoor, professionele ondersteuning. Dat moet je ook weer per organisatie afwegen natuurlijk. Maar op zich een prima formule. En die mensen die zijn er.

37 Die mensen willen het doen. Dus waarom zou je er geen gebruik van maken? Ik ben meer geneigd om het van die kant te bekijken. Het aanbod is groot. En de vraag volgens mij ook. Dus waarom zou je dat niet matchen? De overheid kan dat gat nooit dichten.”

Meneer Scheer heeft het over professionals die op de achtergrond de vrijwilligers aansturen en op die manier de professionaliteit van de hulp tot op een zekere hoogte waarborgen. Hij stelt ook dat als er geen professional is om de vrijwilligers te ondersteunen of aan te sturen, het fout af kan lopen. Dat vrijwilligers alleen bezig zijn en er geen controle is of sturing om te zorgen dat de hulp die vrijwilligers bieden ook echt de deelnemers vooruit helpen. Mevrouw Ter Velde is het hiermee eens en zegt:

“Voortgang moet in ieder geval bewaakt worden door professionals. En ik ben er wel eens huiverig voor dat mensen die dat leuk vinden om te doen wat wij dan doen, misschien wel helemaal niet goed zijn. [Dat zijn mensen, SAS] die gewoon ook de capaciteiten niet hebben. Niemand vraagt of je capaciteiten hebt. Daarom vind ik het wel fijn dat de professional is aangenomen en met mensen apart praat. Dan kan gehoord worden waar de mensen mee bezig zijn en kan er bijgestuurd worden. Ik vind het best een beetje eng hoor. Zo’n hele grote groep waarvan je echt niet weet wat iedereen allemaal kan. Er zijn natuurlijk wel gesprekken gevoerd in het begin maar ik vind toch een massa mensen met heel weinig professionele sturing.”

Hier komt de spanning van de vervagende grenzen tussen vrijwilligers en professionals goed naar boven. Als vrijwilligers niet op zijn minst worden ondersteund door professionals, dan kan het voorkomen dat vrijwilligers werk doen dat eigenlijk door professionals gedaan moet worden zonder dat zij daar gekwalificeerd voor zijn. Er komt angst naar boven dat de hulp die geboden wordt misschien wel helemaal verkeerd is als er geen zicht op is wat er gebeurt. In het Digitaalhuis in Wageningen, waar deze vrijwilligers werken, is sinds kort een professional aangenomen die de ondersteunende taak vervult en de vrijwilligers aanstuurt om hun deelnemers beter te helpen. Hoe dit in de praktijk tot uiting komt, wordt door Meneer Scheer verduidelijkt:

“Je weet wat er is (het materiaal) en hoe je dat moet gebruiken en daar kun je ook bij mensen aankloppen als je het niet weet. Ik heb wel het idee dat je een achterwacht hebt die je kan helpen als je even niet weet wat je moet gebruiken en hoe je dat het beste kan aanpakken. Tot nu toe is dat niet ter sprake gekomen. Ik werk dan met ‘Klik en Tik’, en zelfs daarvoor nog. Maar goed dat materiaal dat heb ik en dat ken ik. En daar kan ik mee aan de slag. Maar ik

38 heb wel het idee dan kun je wel ergens naar toe. Ik ken de mensen ook dus ik die vrijheid is er wel, maar ik zou het vervelender vinden als ik helemaal zou moeten zwemmen. Als ik niet zou weten hoe ik het aan moet pakken. Dus in die zin is het een beetje.. Maar binnen die grens ben je redelijk vrij en kun je redelijk aanvoelen wat kan je maatje aan, je deelnemer, wat ga je aanpakken en hoe snel ga je.”

Deze vrijwilliger heeft het over de vrijheid die hij krijgt in de organisatie om zijn eigen tijd in te delen en de inhoud van de bijeenkomsten zelf te bepalen. Hij stelt dat die vrijheid die de organisatie hem geeft ervoor zorgt dat hij zelf bepaalt wanneer en hoe de deelnemer geholpen wordt, maar dat deze vrijheid wel beperkt moet worden door een professional die meekijkt en meedenkt. Deze ‘achterwacht’ is dus nodig om ervoor te zorgen dat vrijwilligers niet gaan ‘zwemmen’ en maar dat doen dat zoals eerder door Mevrouw Ter Velde al werd benoemd, kan zorgen voor negatieve gevolgen voor de persoon die geholpen wordt. Mevrouw Van der Reest is het eens met Mevrouw Ter Velde dat teveel vrijheid zorgt voor ‘zwemmen’ en bevestigt dat er de vrijheid moet zijn om zelf te bepalen wanneer en hoe je dingen doet als vrijwilliger, maar de organisatie wel een bepaalde manier moet hebben om te kijken of je het wel goed doet. Dit komt tot uiting door de hulp van de professional, die dan ingeroepen wordt door de vrijwilliger. Ook Meneer Portier, die vroeger werkte als corrector voor o.a. tijdschriften, bevestigt de toegevoegde waarde van een professional in de organisatie: “Als vrijwilligers behoefte hebben aan informatie, aan steun, dan is het fijn dat er iemand is die dat kan doen.” Of deze persoon dan een vrijwilliger of een professional is, heeft wel degelijk een verschil volgens Meneer Portier en illustreert dat aan de hand van een voorbeeld:

“Ja dat die qua taal ook iemand is die weet hoe je met mensen met een beperkt vermogen om Nederlands te leren om te gaan. Vanochtend vertelde ze [de professional, SAS] bijvoorbeeld dat ze in Rijnstate [ziekenhuis in Arnhem, SAS] bezig was om in simpele taal uit te leggen wat mensen moeten doen voor een operatie. Je kunt natuurlijk een mooi formulier krijgen waar in prachtige volzinnen staat wat je moet doen als je ‘s ochtends je meld voor een operatie. Maar als ze dat niet kunnen lezen en toch niet nuchter komen voor een operatie, ja, dan moet die weer naar huis gestuurd worden. Dat zijn van die dingen waarbij taal heel belangrijk is. Je moet het wel zodanig opschrijven dat mensen het begrijpen, en er ook naar handelen. […] Prima dat zo’n professional daarbij begeleidt.”

Mevrouw Roelofsen, een gepensioneerde vrouw die veel mantelzorg doet, naast haar werk bij Het Digitaalhuis, maakt een afweging of een professional beter is in de positie waar hij of zij een ondersteunende rol vervult.

39 “Het hangt ook weer af van de competenties van de vrijwilliger af he. Als je een vrijwilliger hebt die dit werk misschien gedaan heeft, dan zou… Maar ik vind de professional, ze is professioneel. Ik vind heel prettig mens ook. Begripvol. En behulpzaam. Ja een een zij voelt aan dat de hulpvraag erg individueel is […]. Ze breekt niets af, maar het is opbouwend wat ze zegt. En dat vind ik. ja. Nogmaals hoor, als het een vrijwilliger is die dit werk gedaan heeft. Ik kom ook uit het onderwijs, maar ik beschouw me niet professional op taalgebied. Helemaal niet. En daar gaat het wel om, of rekenen.”

Op de vraag waar de grens dan precies ligt tussen werk dat gedaan kan worden door een vrijwilliger of door een professional, werd het volgende geantwoord:

“Ja professionaliteit. Nogmaals ik denk dat als je iemand zou hebben. Er zitten best hele goede mensen tussen die vrijwilligers hoor, maar ik denk. ik weet ook niet waarom er gekozen is voor een professional. Ik denk dat het goed is. Ja het moet een aanvulling zijn op wat de vrijwilligers zelf kunnen. Een didactische achtergrond dat heb ik wel. Daar heb ik het gister ook over gehad met de professional. Ik bedoel wat we in die cursus soms moesten aanhoren was voor mij gesneden koek. He dus, en ook dat vind ik niet zo erg hoor. Ik neem het allemaal maar met een beetje humor.”

Dus de professionaliteit is volgens deze vrijwilliger de grens tussen professionals en vrijwilligers, maar tegelijkertijd lijkt een vrijwilliger die wel deze professionaliteit bezit ook goed genoeg om deze rol aan te nemen. Wat duidelijk wordt uit de interviews met de vrijwilligers, is dat de grens tussen professional en vrijwilliger erg moeilijk te vatten is. De grens is onduidelijk en het bovenstaande citaat laat zien hoe die onduidelijkheid naar voren komt. Het verschilt per persoon hoe tegen de grens wordt aangekeken. Mevrouw Van der Reest betrekt de rol van professionals en vrijwilligers bij de rol die de overheid speelt in de sector:

“Het Digitaalhuis is randje. Ik vind ergens als de overheid het zo belangrijk vindt, dan moeten er ook gespecialiseerde mensen, betaalde mensen op kunnen zetten en niet afhankelijk zijn van vrijwilligers. Die met goede bedoelingen hun hele belangrijke taak uitvoeren. Ik vind dat nog net gaan. [De professional is een] belangrijk klankbord en vraagbaak. Ik vind dat je van een vrijwilliger inzet kan vragen en geen professionaliteit. Het is meegenomen als iemand dat bezit. Maar je kunt het niet eisen. En zodra je dat wel eist vind ik dat je er een professioneel betaalde kracht op zet. Want ik kan me best doen, en het niet goed doen. Dat gevaar zit erin.

40 Je kunt [bij een professional] je namelijk ook eisen dat je geholpen wordt. En als ik een vrijwilliger vraag dan ben ik afhankelijk of die het wel of niet wil. En ik verwacht dan ook iets als ik hulp nodig heb.”

Het Digitaalhuis zit volgens deze vrijwilliger op het randje tussen een organisatie die op vrijwilligers zou moeten draaien en op professionele krachten. Mevrouw Van der Reest is erg cynisch op de overheid en stelt dat als de overheid bepaalde dingen geregeld wil zien, het daar geld voor over moet hebben om deze zaken te regelen. Als dit goed moet gebeuren, dan moeten daar professionals op gezet worden. Ook deze vrijwilliger sluit aan bij Mevrouw Roelofsen en zegt dat professionaliteit het belangrijkste onderscheid is, maar ook vooral zou moeten zijn. De grens voor Mevrouw Van der Reest is geen onduidelijke grens. Het is duidelijk voor haar dat vrijwilligers en professionals bepaalde rollen hebben in organisaties die niet inwisselbaar kunnen zijn. Alleen die grens wordt overtreden. Uit het bovenstaande citaat komt ook weer naar voren dat er gevaar zit in het feit dat vrijwilligers hun taak niet goed uit kunnen voeren, omdat het geen professionals zijn die wel soms werk doen dat professioneel zou gedaan moet worden. De professional zorgt dus voor de ondersteuning van de vrijwilligers, maar moet er wel voor zorgen dat de vrijheid niet teveel onder druk komt te staan. De coördinator van het Digitaalhuis waar deze professional deze ondersteunende rol vervult vertelt:

[…] De vrijwilligers moeten zelf hun grenzen aangeven. Hoe vaak ze inzetbaar zijn en of ze voorkeur hebben voor die NT1 groep (Nederlands als moedertaal) of die NT2 groep (Nederlands niet als moedertaal) of dat het niet uitmaakt. Of dat ze liever met taalvragen bezig zijn of rekenvragen of digitale vaardigheden. Dat is hun eigen keus. Mijn standpunt is ook dat de vrijwilliger er plezier in moet hebben. Als je er geen plezier in hebt ben je ook niet goed in staat om met die persoon aan de slag te gaan. Ja verder ben jij… je bepaald samen met degene die de vraag stelt wat er behandeld gaat worden, maar we hebben inmiddels… We zijn inmiddels al een aantal maanden bezig, dus je komt erachter dat bij de intake misschien op sommige dingen doorgevraagd moet worden om de vrijwilliger vervolgens een goed beeld te kunnen geven wat de vraag is. De vraag van de cursist is leidend, en niet wat de vrijwilliger leuk is om te gaan doen. En daar zit… En vervolgens is het aan jou als vrijwilliger