• No results found

5.3 Plan van Implementatie van buddygroepen in de BGV

5.3.2 De experimentele periode

Week / datum Actie

Week 40

(september) t/m Week 50

(december)

De experimentele periode met de buddygroepen vindt plaats. In deze periode leggen de buddy-leiders steeds kort verslag van hun buddybijeenkomsten en sturen dit door naar hun buddycoach, zodat deze op de hoogte is van hoe de buddygroep loopt en eventuele tips en handvatten kan geven.

Week 46 november

Evaluatie moment met alle buddy-leiders

Week 49 en Week 50 december

De deelnemers van de buddygroepen vullen een evaluatieformulier in en geven aan of zij in januari door willen gaan met hun buddygroep.

Week 51 december

De jeugdwerker en de buddycoaches evalueren de experimentele periode en nemen besluiten over de voortgang ervan.

Tot slot

Er zijn mijns inziens drie grote struikelblokken die kunnen maken dat het buddyproject mislukt: het plan land niet in de gemeente vanwege een gebrek aan draagkracht, de jongeren zijn niet enthousiast over de buddygroepen, of de buddy-leiders doen hun taak niet goed. Het creëren van voldoende draagkracht, uitnodigende promotie onder de jongeren, en goede toerusting van buddy-leiders zijn dus belangrijke zaken, waar veel aandacht aan moet worden besteed. Ik hoop en bid dat de eventuele struikelblokken voor het buddyproject uit de weg geruimd zullen worden, zodat er door middel van de buddygroepen in de Baptistengemeente Veenendaal veel hemels goud gedolven zal worden bij de vele jongeren die nu nog ‘verborgen goudmijnen’ zijn.

Literatuurlijst

Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., en Teunissen, J., Basisboek Kwalitatief Onderzoek (Groningen: Stenfert Kroese, 2005) 369 pp.

Dijkstra-Algra, N., Leven delen, over het doorgeven van het Evangelie aan generaties die komen (Driebergen: Evangelische Alliantie, 2008) 48 pp.

Fields, D., Doelgericht jongerenwerk (Vaassen: Medema, 2005) 405 pp.

Gaukroger, S., & Warren D., De één voor de ander, Over geestelijk mentoraat, (Kampen: Voorhoeve, 1997) 224 pp.

Jagt, W. van der, Dekker, J., Brink, G. van den, Woordstudies en Concordantie : 1996 zao - 2985 moros (Soest: In de Ruimte, 1993) 701 pp.

Kreider, L., De roep om geestelijke vaders en moeders (Vlissingen: Bread of life, 2004) 200pp.

Root, A., Revisiting Relational Youth Ministry, from a strategy of influence to a theology of incarnation (Downers Grove: InterVarsity Press, 2007)

Stanley P., & Clinton, R., Iedereen een mentor (Hoenderloo: Novapres, 2003) 206pp.

Ogden, G., Discipelschap met Impact, groeien als leerling van Jezus in een triade (Driebergen: Navigatorboeken, 2008) 224 pp.

de Wit, J., Slot, W., en van Aken, M., Psychologie van de adolescentie, Basisboek (Baarn: HBuitgevers, 2006) 243 pp.

Westenberg, P.M., ‘De jeugd van Tegenwoordig!’ Diesoratie (Universiteit Leiden: 8 februari 2008) 24. pp

Jochem-Kuilder, A., (2005) Jongeren hebben geestelijke ouders nodig, www.groei.org/prod/dataweb/generate.asp?i=3584&c=9&t=y&l=y&s=artikel.xsl

Vlaardingenbroek, M., (2007) Mentoren

Bijlage 1

Interview vragen voor de clubleiders

1) Vertel eens iets over jullie groep (grootte, sfeer in de groep, verhouding jongens / meiden, wat is leuk aan de groep en wat is lastig?)

2) Heb je een beeld van of de jongeren al dan niet in God geloven?

3) Heb je een beeld van wat de jongeren geloven over Jezus?

4) In welke geloofsfase bevinden de jongeren uit jullie groep zich?

a. In de fase v.h. ontdekken: wie is Jezus, wat houd Chr. geloof in

b. In de fase v.h. begrijpen: ontdekken wat het betekent om Jezus te volgen c. In de fase v.h. toewijden: besluiten om Jezus op alle gebieden v.h. leven te

volgen.

5) Wat zou je willen dat de jongeren uit jullie groep dit jaar leren over het christelijke geloof / op het gebied van het christelijke geloof?

6) 4 stellingen:

a. Op onze club leren jongeren Jezus kennen b. Op onze club leren jongeren Jezus volgen

c. Ik ken de jongeren op mijn club goed en weet wat hen bezig houdt d. Op club is er voor elke jongere specifieke en persoonlijke aandacht

Mijn ideeën:

Het verlangen om af te studeren om GM is ontstaan vanuit mijn eigen ervaring met jongeren, dat zij vaak verlegen zitten om een plekje waar ze met hun vragen terecht kunnen, iemand (naast hun ouders) die hen aanmoedigt om met het geloof bezig te zijn. Mijn ervaring is dat mijn jeugdactiviteiten niet genoeg zijn om ze deze plek te bieden.

Geestelijk mentoraat in kleine groepen om:

• heel specifiek bij de geloofsfase van jongeren aan te sluiten, zodat er specifieke aandacht is voor hun vragen en worstelingen

• een veilige plek te laten ervaren in een rumoerige tijd ( de adolescentie)

• jongeren te voorzien in christelijke rolmodellen die hen kunnen leren wat het betekent om christen te zijn

7) Denken jullie dat het nodig is om ‘geestelijk mentoraat’ aan te bieden naast de club om de geestelijke groei te bevorderen? Æ schema volgen

Twee vragen voor de jeugdleider:

• Zou je zelf bereidt zijn om –naast het clubwerk- een groepsleider v.e. kleine groep te zijn? Waarom wel / niet?

Bijlage 2

Interviewvragen voor jongeren

HET ZWEMBAD

1. Christenen zeggen wel eens dat ze een ‘relatie met God’ hebben. Wat betekent dat volgens jou?

2. N.a.v. het plaatje van het zwembad: Waar sta jij ergens in je relatie met God en leg dat eens uit.

3. Ben je tevreden met die plaats of zou je ergens anders willen zijn?

4. Wat heb je nodig om op die andere plek te komen?

5. Helpt club jou daarbij? Zo ja: op welke manier?

6. Zijn er – naast de club – andere dingen die jou helpen om te groeien in je relatie met God? Zo ja: wat dan?

7. Zijn er voldoende plekken die jou helpen om te groeien in je relatie met God, of zou je meer willen?

8. Wat zou de kerk nog meer kunnen doen om jou te helpen groeien in je relatie met God?

9. Stel: Voortaan is er elke week club. In de ene week kom je samen met de hele club. In de andere week ga je met 2 of 3 andere clubleden naar een jeugdleider. Bij die

jeugdleider praat je samen over jouw geloof, je leest samen in de Bijbel en bidt samen. Ook doe je leuke dingen met elkaar. Wat vind je van dit idee?