• No results found

In dit hoofdstuk worden de ervaringen van de non-combattante Uruzgan-veteranen behandeld. Het hoofdstuk is ingedeeld in vier delen, gebaseerd op de vier in de inleiding genoemde factoren: de genoemde gebeurtenissen, de traumatische ervaringen, de collega’s en de terugblik. Er is extra aandacht gegeven aan geneeskundig personeel aangezien zij als non- combattant wel veel van het geweld meekrijgen, met name van de gevolgen ervan.

FOBBIT vs. basegroep

In de loop der tijd zijn er steeds meer woorden ontstaan voor de militairen die wel uitgezonden zijn, maar voornamelijk binnen de poort opereren. Vooral de Amerikaanse krijgsmacht is de bron van enkele tot de verbeelding sprekende scheldwoorden. Zo was er tijdens de Vietnamoorlog de REMF, de Rear Echelon Mother Fucker.133 Tijdens Operation

Iraqi Freedom en Operation Enduring Freedom ontstond de term FOBBIT (Forward Operating Base Hobbit), militair personeel dat de Forward Operating Base vrijwel niet verlaat. Ook werden ze wel Pogue of POG genoemd, wat Personnel Other Than Grunts betekent, ‘this term might sound derogatory, and it is meant to insult those who did work considered less important than a “Grunt” (general term for Infantry).’134 In Nederland is er

geen verzamelterm voor het personeel dat voornamelijk binnen de poort blijft, wat waarschijnlijk een goede zaak is gezien het negatieve doel van deze termen. Wat dat betreft is er dus weinig reden om aan te nemen dat de verhoudingen tussen deze groepen militairen slecht zouden zijn (geweest). Toch is het ook in Uruzgan voorgekomen dat er spanningen waren tussen eenheden die veel buiten de poort opereerden en de militairen die binnen de poort bleven. In veel gevallen was het voornamelijk een gevolg van moeilijk in elkaar inleven, waardoor non-combattant personeel de stress van patrouilles niet altijd goed inschatte. Een van de zeer weinige termen die in deze gevallen door combattante militairen werd gebruikt is ‘basegroep’, wat wellicht niet positief bedoeld is, maar ook geen zwaar scheldwoord lijkt te zijn.135

De non-combattante Nederlandse militairen in Afghanistan kunnen verdeeld worden in drie categorieën. Ten eerste zijn er de non-combattante militairen die tijdens hun uitzending

133S. Coleman, A Dissident Approach to Understanding Veterans' Psychological Distress: With Eight Proposals

for Further Consideration, Refinement and Action, CCRN Working Paper Nr. 1 (ZP, 14 november 2014) 3.

134J. Beder, Caring for the Military: A Guide for Helping Professionals (New York, 2017) 6. 135Groen, Task Force Uruzgan, 105.

(vrijwel) alleen op een basis of kamp verbleven. Ten tweede de non-combattante militairen die juist ook taken buiten bases of kampen hadden. Ten slotte was er het Role 1 tot en met 3 geneeskundig personeel. In de eerste categorie vielen bijvoorbeeld basegenisten die verantwoordelijk waren voor de opbouw en het onderhoud van een kamp, evenals de bewakers van het kamp in de zogenaamde Jingle-teams. Ook eenheden van de Technische Diensten (TD’s), koks en geestelijk verzorgers bleven over het algemeen binnen de poort. De militairen in de tweede categorie hadden voornamelijk logistieke taken. De chauffeurs van vrachtwagens die in konvooien en samen met een Force Protection eenheid posten bevoorraadden waren hier de meest voorkomende groep. Tot slot was er het Role 1 tot en met 3 geneeskundig personeel. Role 1 geneeskundig personeel is de eerste lijn verpleegkundigen en Role 2 heeft meer chirurgische mogelijkheden.136 In het geval van TFU was er een Role 1

faciliteit op het kamp in Camp Hadrian in Deh Rawod. Een Role 2 faciliteit met daarbovenop nog extra faciliteiten was gestationeerd in Kamp Holland in Tarin Kowt. Verdere en intensievere medische zorg, Role 3, was te vinden op Kandahar Airfield. Op deze grote en multinationale basis waren onder meer Nederlandse chirurgen gestationeerd en zij behandelden ook gewonden van TFU. Het laatste niveau aan medische zorg, Role 4 werd verzorgd in het UMC Utrecht wat uiteraard niet is meegenomen in dit onderzoek gezien de grote afstand van het gevechtsgebied. Het geneeskundige personeel is een andere categorie omdat zij, ondanks dat zij niet buiten de poort kwamen, toch veel en intensief bezig waren met de fysieke gevolgen van gevechtshandelingen en IED strikes. Zij kregen dan ook de meeste doden en gewonden te zien, waardoor ze dicht bij de gevechten waren betrokken zonder daadwerkelijk bij de handelingen aanwezig te zijn geweest.

Geneeskundig personeel

Tijdens de gehele duur van TFU heeft het geneeskundige personeel de Role 2 faciliteit in Kamp Holland in totaal 2.736 slachtoffers behandeld, waarvan 40% door gevechtshandelingen (inclusief IED strikes) slachtoffer was geworden.137 Aangezien Kamp

Holland een multinationale basis was zijn er ISAF-militairen, Afghanen (militair en anders) en zelfs Taliban behandeld.138 Van de al genoemde 40% (1.101 slachtoffers) was ruim de helft

136Hoencamp, Task force Uruzgan, 13.

137R. Hoencamp e.a., ‘Incidence and Epidemiology of Casualties Treated at the Dutch Role 2 Enhanced Medical Treatment Facility at Multi National Base Tarin Kowt, Afghanistan in the Period 2006–2010’, World

Journal of Surgery 38 (2014) 1713-1718, 1713.

138Hoencamp e.a., ‘Incidence and Epidemiology of Casualties Treated at the Dutch Role 2 Enhanced Medical Treatment Facility at Multi National Base Tarin Kowt, Afghanistan in the Period 2006–2010’, 1714.

door een explosie gewond geraakt (55%) en ruim een derde had één of meerdere schotwonden (35%).139 Dit geeft aan met wat voor situaties het geneeskundige personeel op een dagelijkse

basis te maken kreeg. In totaal waren er continu ongeveer 50 man geneeskundig personeel van meerdere nationaliteiten op Kamp Holland aanwezig. Zij waren dus verantwoordelijk voor het behandelen van de 2.736 slachtoffers en hebben in die hoedanigheid veel te verduren gekregen. Tijdens de gehele duur van de missie zijn er 41 chirurgen en anesthesiologen in Afghanistan gestationeerd geweest, waarvan er één overleden is tijdens de missie en dus geen evaluatie heeft kunnen geven. Van de overige 40 hebben er 11 aangegeven dat de missie een negatieve impact heeft gehad op hun mentale gezondheid en sociale netwerk.140 24 hebben een

neutraal effect aangegeven en maar 5 een positief effect. Aan de andere kant hebben wel alle 40 aangegeven dat de missie een positieve invloed had op hun professionele ontwikkeling en 33 dat het een positief effect had op hun persoonlijke ontwikkeling.

Effect op mentale gezondheid en sociaal netwerk Effect op professionele ontwikkeling Effect op persoonlijke ontwikkeling Positief 5 40 33 Neutraal 24 0 7 Negatief 11 0 0

Tabel 3. Respons chirurgen en anesthesiologen. (Bron: Proefschrift Medical Aspects Challenges.)

Vrijwel alle chirurgen en anesthesiologen (35) hadden het gevoel goed voorbereid te zijn voor de uitzending, maar voor 32 van hen was dit ook niet de eerste uitzending en hadden over het algemeen ook minstens vijf jaar ervaring.141 Vooral voor degenen die voor het eerst

uitgezonden waren was het gevoel van niet genoeg voorbereid zijn erg hoog. Dit komt overeen met onderzoeken die onder de US Army zijn gedaan.142 Wat dit zegt is dat ondanks de

voorbereiding en ervaring van het merendeel van de veteranen, de uitzending toch een grote invloed heeft gehad op de persoon. Ook is er een discrepantie tussen de effecten op de

139Ibidem, 1713.

140Hoencamp, Task force Uruzgan, Afghanistan 2006-2010, 88. 141Ibidem, 94 & 97.

mentale gezondheid en de effecten op de professionele en persoonlijke ontwikkeling. Een militair, en in het bijzonder een medicus, kan dus tijdens de uitzending wel beter worden op het professionele vlak, maar daarbij ook het gevoel hebben schade op te lopen op het persoonlijke vlak.

Gebeurtenissen

Net als bij de combattante veteranen zijn er overeenkomsten tussen de gebeurtenissen die non-combattante TFU veteranen noemen. De meeste nadruk wordt over het algemeen gelegd op de voorbereiding en aankomst, gebeurtenissen die te maken hebben met collega’s, de omgang met de lokale bevolking en het nut die een militair tijdens zijn of haar uitzending had. Omdat de militairen veel verschillende en vaak ook specialistische taken hadden zijn er ook een aantal typen gebeurtenissen die vooral door een specifieke categorie militairen genoemd zijn. Zo hebben bijvoorbeeld verpleegkundigen het uiteraard vaker gehad over gewonden dan militairen van een Technische Dienst. Mede hierom is er een onderscheid gemaakt in de drie categorieën. Desondanks zijn er wel degelijk ervaringen die deze onderverdeling overstijgen. Voorbereiding en aankomst

In vergelijking tot de combattante militairen hebben hun non-combattante collega’s het meer over de voorbereiding voor de uitzending en beduidend minder vaak over de HOTO. Voor veel militairen was de voorbereiding niet goed of uitgebreid genoeg. Vooral voor militairen die individueel in plaats van met hun (eigen) eenheid werden uitgezonden werd de voorbereiding niet goed genoeg bevonden. Daarnaast hadden gemilitariseerde burgers veelal moeite met de korte tijd waarin ze klaar werden gestoomd voor de uitzending. Aangezien veel non-combattante militairen deze achtergrond hadden was dit een veel voorkomend verschijnsel. Zo vertelt basegenist “Peter”143 hoe de voorbereiding niet alleen vol zat met

miscommunicaties, maar hem ook totaal geen informatie gaf over wat hij in Afghanistan aan zou treffen.144 Hij kreeg ook pas drie weken van tevoren zijn eerste militaire training, samen

met 180 mariniers waarmee hij uitgezonden zou worden. Ondanks dat dit ‘heel gaaf’ voelde was het volgens hem niet voldoende. Tijdens zijn tweede uitzending kreeg hij überhaupt pas een maand van tevoren te horen dat hij zou worden uitgezonden, het rooster was namelijk enkele maanden vervroegd. Aan de andere kant had veel geneeskundig personeel zoals gezegd

143Naam gefingeerd.

over het algemeen vaker het gevoel voorbereid te zijn. Toch is ook hier niet altijd het gevoel geweest dat er voldoende was geoefend, maar dat betrof met name verpleegkundigen die met de Battlegroup optrokken.145

Militairen die individueel uitgezonden werden naar niet-Nederlandse bases zoals Kandahar Air Field (KAF) hadden soms zelfs geen idee wat hun taken zouden zijn. Op KAF waren onder meer de Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen van de Air Task Force gestationeerd die TFU ondersteunden. Hier werd gebruik gemaakt van zogenaamde Jingle-teams die als eerste beveiligingslaag de (Afghaanse) trucks controleerden voordat ze de basis op mochten.146 Deze

term was alleen lang niet altijd uitgelegd aan de militairen die deze taak kregen, waardoor ze zich hier ook niet op hebben kunnen voorbereiden. Toen de Nederlandse militaire leiding erachter kwam wat deze teams deden, organiek stonden de teams onder Amerikaans bevel op Kandahar Airfield, kregen de teams ook direct betere voorzieningen en speciale schietlessen.147 Bij de teams op de Nederlandse bases was dit dan ook over het algemeen beter

geregeld dan in Kandahar. Over de aankomst zelf zegt een militaire vrachtwagenchauffeur dat zijn eerste gedachte was dat hij niet wist wanneer je wel en niet moest uitkijken.148 Moest je

bijvoorbeeld continu een scherfvest en helm op of niet? Volgens hem was iedereen in het begin nog wel voorzichtig, maar na een maand of drie werd dit minder. Vlak voor de terugkeer werden militairen juist weer voorzichtiger omdat ze dan wel zeker wilde weten dat ze heel terugkwamen.

Collega’s

Hoe de omgang met collega’s was loopt sterk uiteen. Waar de een juist een hechte band had met veel van zijn of haar (non-)combattante collega’s was de ander juist behoorlijk op zichzelf aangewezen. Artillerist “Mahdi”149 werd bijvoorbeeld als tolk naar Afghanistan

uitgezonden omdat hij een Iraanse achtergrond had en Perzisch sprak.150 Hij werd dus

individueel uitgezonden en niet als deel van een eenheid. In Afghanistan werd hij bij het Korps Commandotroepen en een Luchtmobiele eenheid ingedeeld, maar hij voelde zich er absoluut niet bij horen. Hij mocht bijvoorbeeld ook niet bij de evaluaties zijn en werd van de ene patrouille op de andere meegenomen, vaak zelfs meerdere keren per dag. Ondanks zijn

145Groen, Task Force Uruzgan, 288.

146A. Van der Veen, Interview J.A. Jansen, Veteraneninstituut nr. 812 (15 juli 2009). 147Van der Veen, Interview J.A. Jansen.

148Van der Veen, Interview R. Wolfswinkel. 149Naam gefingeerd.

militaire achtergrond en een belofte in Nederland dat dit wel het geval zou zijn, mocht hij ook geen wapen dragen, waardoor hij nog minder bij de eenheden hoorde. Aan de andere kant had de al genoemde basegenist “Peter” juist een erg goede band met zijn collega’s van het Korps Mariniers.151 Hun mensen van de Technische Dienst hielpen hem bij zijn taken, en hij werd de

‘kampopa’ genoemd, omdat hij als oudste op het kamp als een soort extra geestelijke verzorger werd beschouwd. Tijdens een latere uitzending als basegenist in Kandahar had hij juist weer aanvaringen met zijn collega’s van de Luchtmacht. Deze waren erg denigrerend tegen de genisten en TD’ers en toonden pas respect toen ze erachter kwamen dat hij kapitein was. Ook is vaak de spanning tussen de civiele taken en de militaire belangen genoemd. Zo verteld een CIMIC specialist dat een wegenbouw project bij Tarin Kowt al twee jaar stil lag omdat de veiligheid niet gegarandeerd kon worden.152 Hij bleef zich afvragen waarom dit dan

niet een hogere prioriteit had, gezien de potentiële effecten op de ontwikkeling van de regio. Hetzelfde geldt voor een telefoonnetwerk wat het PRT wilde uitrollen, maar waar Defensie eerst niet van gediend was vanwege het gebruik hiervan bij IED’s.153 Uiteindelijk is het er

toch gekomen en had het een erg positief effect, over de gevolgen voor het aantal IED strikes is niets gezegd. De CIMIC specialist vertelt ook hoe een granaatinslag op Kamp Holland de soldaat Azdin Chadli doodde en enkele anderen (zwaar) verwondde.154 Ondanks dat hij Chadli

in kwestie niet persoonlijk kende raakte het hem toch, maar het veranderde zijn ervaring op het kamp ‘absoluut niet’. Wel weet hij dat de eenheid waar Chadli bij hoorde er wel enorm kapot van was. Het overlijden van iemand die een militair niet persoonlijk kende lijkt vaak er vaak toe te hebben geleid dat dit de militair wel emotioneel raakte, maar niet dat het een extreme schok voor diegene was. Wellicht dat dit komt doordat de militair in kwestie niet in die hechtheid was meegenomen en daardoor toch minder binding met de ander had.

Lokale bevolking

De gebeurtenissen waar vrijwel elke veteraan over verteld heeft als grootste gemene deler het omgaan met de Afghaanse bevolking. In het geval van medici betreft het veelal de behandeling of verzorging van lokale bewoners. In sommige gevallen zelfs de behandeling van vermoedelijke Talibanstrijders op een ISAF kamp.155 Genisten hadden voornamelijk met

151Van Zoelen, Interview “Peter”.

152B. Wagenaar, Interview W.J. Pos, Veteraneninstituut nr. 1274 (24 januari 2011). 153B. Wagenaar, Interview C.J.D. Havermans.

154Wagenaar, Interview W.J. Pos. 155Groen, Task Force Uruzgan, 240-241.

de lokale bevolking te maken bij het uitbesteden van opdrachten of de aanschaf van materialen. Al werd de aanschaf van bouwmaterialen voornamelijk via een Nederlandse tussenpersoon geregeld die meestal deel uitmaakte van het PRT.156 De militairen van de

Jingle-teams hadden continu te maken met Afghanen aangezien, zeker op KAF, zij de meeste bevoorrading leverden. De Jingle-teams werden zelfs zo genoemd vanwege de uitbundig versierde Afghaanse trucks die vanwege de vele belletjes en dergelijke Jingle-trucks werden genoemd.157 Bij aankomst werden de trucks door de teams aangehouden en doorzocht waarna

ze, in het geval van KAF, door mochten naar de volgende beveiligingsring. Deze taak werd als ‘bedreigend’ en ‘gevaarlijk’ ervaren aangezien elke truck een mogelijke aanslag kon zijn.158 Een militair van een dergelijk team vertelt ook hoe zij veel met hoge Afghaanse

militairen omgingen, waardoor hij bij hen thuis goed te eten had. Ook met de chauffeurs was over het algemeen, zeker als de chauffeur vaak langskwam, een redelijk goede band ondanks de taalbarrière.

Veel veteranen, zeker degenen die moesten onderhandelen met Afghaanse verkopers of aannemers, vertellen dat de bevolking erg slim en inventief is, maar ook slecht te vertrouwen. Een voorbeeld hiervan is een aannemer die op Pol-e-Khomri het een en ander zou bouwen, maar nooit is komen opdagen.159 Uiteindelijk bleek de aannemer door de Afghaanse politie te

zijn opgepakt. Ook was het samenwerken af en toe lastig en zelfs gevaarlijk aangezien Afghaanse chauffeurs zich bijvoorbeeld niet aan de Nederlandse drills hielden.160 Niet

iedereen kon ook zomaar met de Afghanen praten, maar ‘je kreeg de signalen van de experts’, zoals een reserveofficier het uitdrukte.161 De experts waren in dit geval de leden van het PRT

die de poort uitgingen. Opbouwen

Minder wijdverbreid zijn de verhalen over het nut van hun persoonlijke uitzending bij het opbouwen van de regio. Vooral genisten, medici en militairen die zich bezighielden met CIMIC vermelden dit. Het PRT hield zich bijvoorbeeld bezig met lokale projecten als het neerzetten van een waterpomp, de bouw van een waterput of het herstel van een Karez (een

156Zoelen, Interview “Peter”.

157SUBS, ‘Jingle trucks, jingle trucks, jingle all the way… All the way to Afghanistan’ (versie 20 oktober 2009), http://subspvkm.blogspot.com/2009/10/all-way-to-afghanistan.html (11 juni 2018).

158Van der Veen, Interview J.A. Jansen. 159Van Zoelen, Interview “Peter”.

160Van der Veen, Interview R. Wolfswinkel. 161Wagenaar, Interview W.J. Pos.

ondergronds watersysteem).162 Ook voor medici was het helpen van de bevolking een

belangrijk punt tijdens de missie, dit zorgde echter soms ook voor moeilijke ethische dilemma’s zoals verpleegkundige sergeant-majoor Yvonne meemaakte.163 Er werd namelijk

een kind naar de poort gebracht wat door een slang was gebeten, maar er mocht geen tegengif worden verstrekt omdat er te weinig van in het gebied aanwezig was. Hoewel dit erg moeilijk was voor haar geeft ze toch aan dat haar collega’s haar eerste prioriteit waren. Dat was namelijk de taak waarom ze naar Afghanistan is gegaan. Ook genist “Peter” zag het werk voor de Nederlandse militairen als eerste prioriteit, maar ‘hielp waar het kon’.164 Zo werd er onder

meer veel afvalhout en afgewerkte olie op het kamp te Pol-e-Khomri weggegooid of opgestookt, maar dit kon de plaatselijke bevolking erg goed gebruiken: ‘die Afghaanse auto’s rijden echt overal op’. Daarom heeft hij geregeld dat de lokale bevolking het hout, de olie en nog meer op kon halen zodat zij erop vooruit gingen en het kamp er schoner op werd.

Trauma’s

De zware momenten voor non-combattante Uruzgan-veteranen lopen sterk uiteen. Hier zijn de verschillen tussen de drie categorieën het duidelijkst zichtbaar. Bij de categorie militairen die voornamelijk binnen de poort bleven speelden de zware en traumatische momenten zich ook voornamelijk op het kamp af. Voor de Jingle-teams was de constante dreiging een continue bron van angst en stress. Zeker in Kandahar werd er geprobeerd IED’s naar binnen te smokkelen, waardoor er een continue dreiging uitging van de trucks die KAF in probeerden te komen om hun goederen te leveren.165 De meest genoemde heftige momenten hadden te

maken met de raket- en granaataanvallen van de Taliban. Ondanks dat vrijwel elke veteraan er ook bij vermeld dat de aanvallen over het algemeen hun doel misten, bleef de dreiging wel hangen. Als je er namelijk niet continu op zou letten dan zou je het ook niet aan zien komen.166 Desondanks maakte het feit dat de aanvallen over het algemeen mislukten veel

goed, omdat veel militairen de kans op slachtoffer worden konden relativeren. De aanval op Kamp Holland waarbij soldaat Azdin Chadli sneuvelde was dan ook een unicum, het was de enige keer dat een granaat daadwerkelijk in het kamp belandde, met direct ook desastreuze