Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.
De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.
Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen.
Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Tabel 1.1 Indicatoren
Doelstelling/indicator Basiswaarde (jaartal)
1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt a) Alle leerlingen en
studenten worden uitgedaagd
• Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun leerlingen dat drie of meer maanden thuis
b) Vergroten studiesucces • Aandeel leerlingen
Doelstelling/indicator Basiswaarde
2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat
a) Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders ten minste drie jaar ervaring dat de ten minste tien jaar ervaring dat de
dat zich veilig voelt
95% (2012) Stabiel of 3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties
• Aandeel scholen dat
Doelstelling/indicator Basiswaarde zich binnen een jaar verbetert
27%
(2012–2013)
60% (2016) 100%
(2017–2018)
SA Onderwijsverslag;
Inspectie van het
1 SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.
2 Het percentage betreft de po-leerlingen incl. (v)so-leerlingen.
3 Basis-, tussen- en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook Jaarverslag 2015).
4 Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 3 jaar ervaring.
5 Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 10 jaar ervaring.
6 Door afronding is de basiswaarde met één procentpunt gewijzigd ten opzichte van begroting 2016.
7 Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80 procent ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.
Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Leerlingen in het basisonderwijs
• geen gewicht 1.309,2 1.306,6 1.302,0 1.298,1 1.292,2 1.284,1 1.276,6 Leerlingen in het (voortgezet) speciaal
onderwijs 68,1 66,0 64,1 62,1 60,1 58,4 57,1
Totaal PO 1.546,1 1.530,5 1.518,2 1.507,8 1.495,7 1.482,8 1.471,3
1 (Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.
2 Dit zijn leerlingen op rijdende scholen.
Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. Uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Primair onderwijs1 6,5 6,7 6,7 6,8 6,8 6,8 6,8
Bekostiging2 6,1 6,4 6,4 6,4 6,4 6,4 6,5
Exclusief ondersteuningsmiddelen3 5,1 5,3 5,3 5,3 5,3 5,3 5,3
1 De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
2 De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
3 De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Het kabinet heeft besloten extra middelen beschikbaar te stellen voor politieke prioriteiten. Zie hiervoor de overzichtstabel in de beleidsagenda.
Beleidswijzigingen
D e b e l e i d s a r t i k e l e n ( a r t i k e l 1 )
Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Verplichtingen 10.342.863 10.275.715 10.245.604 10.205.501 10.108.905 10.036.019 9.979.171 Waarvan
garantieverplich-tingen 3.700 700
Totale uitgaven 10.032.762 10.275.015 10.245.604 10.205.501 10.108.905 10.036.019 9.979.171 Waarvan juridisch verplicht
(%) 99,5%
Bekostiging 9.508.229 9.732.997 9.707.888 9.710.613 9.613.933 9.550.970 9.494.643 • Hoofdbekostiging 9.362.138 9.570.658 9.486.866 9.428.179 9.341.699 9.278.736 9.222.409
– Bekostiging
Primair Onderwijs 9.347.550 9.557.734 9.473.978 9.415.291 9.328.811 9.265.848 9.209.903 – Bekostiging
Caribisch
Nederland 14.588 12.924 12.888 12.888 12.888 12.888 12.506
• Prestatiebox 128.675 156.296 220.822 282.234 272.234 272.234 272.234
• Aanvullende
bekos-tiging 17.416 6.043 200 200 0 0 0
– Overig 17.416 6.043 200 200 0 0 0
Subsidies 95.901 121.194 116.589 114.252 114.394 114.394 114.419
– Regeling Onder-wijsvoorziening
jonggehandicapten 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000
– Nederlands onderwijs
buitenland 13.369 13.486 10.394 10.394 10.394 10.394 10.394
– Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta
Techniek) 6.089 8.642 6.500 0 0 0 0
– Humanistisch vormend en
godsdienston-derwijs 10.442 10.130 10.130 10.130 10.130 10.130 10.130
– Overig 43.001 65.936 66.565 70.728 70.870 70.870 70.895
Opdrachten 8.100 10.071 11.867 12.538 12.497 12.581 12.035
Bijdrage aan agentschappen 33.902 26.158 23.951 23.025 23.008 23.001 23.004
– Dienst Uitvoering
Onderwijs 33.902 26.158 23.951 23.025 23.008 23.001 23.004
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s 25.180 23.121 7.636 7.400 7.400 7.400 7.397
– Stichting Vervan-gingsfonds en
Participatiefonds1 15.229 20.758 5.275 5.062 5.062 5.062 5.059
– Stichting
Vervangingsfonds/
Bedrijfsgezondheid 8.040 0 0 0 0 0 0
– UWV 1.911 2.363 2.361 2.338 2.338 2.338 2.338
Bijdrage aan
medeover-heden 361.450 361.450 366.750 326.750 326.750 316.750 316.750
– Gemeentelijk
onderwijsachter-standenbeleid 261.750 261.750 266.750 321.750 326.750 316.750 316.750
– Aanvulling GOA
convenant G37 95.000 95.000 95.000 0 0 0 0
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
– Verhoging taalniveau pedagogisch medewerkers
kleine gemeenten2 4.700 4.700 5.000 5.000 0 0 0
Bijdrage aan sociale fondsen
– Brede Scholen 0 24 10.923 10.923 10.923 10.923 10.923
Ontvangsten 17.530 16.661 8.661 17.661 8.661 8.661 8.661
1 In 2015 en 2016 is dit bedrag inclusief het deel dat is/wordt teruggestord vanwege onterecht gedeclareerde kosten voor wachtgelden bij het Parti-cipatiefonds.
2 Voor 2015 en 2016 zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de G-86. Voor 2017 en 2018 zijn de middelen bestemd voor de kleine gemeenten. In 2017 en 2018 is dit bedrag inclusief € 0,3 miljoen voor de implementatie van de kwaliteitsverbetering VVE.
Van het totale budget voor artikel 1 is voor 2017 99,5 procent juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de lumpsumbekos-tiging aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies: Het beschikbare budget in 2017 is voor 77,2 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en wordt ingezet voor beleidsprioriteiten van het kabinet, waaronder digitalisering van het onderwijs, uitvoering lerarenontwikkelfonds en de herijking van het curriculum
(Onderwijs2032). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten: Het beschikbare budget in 2017 is voor 8,3 procent juridisch verplicht. Het gaat hierbij onder andere om de uitvoering van de boven-wettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en betreft beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder projecten in het kader van voor- en vroeg-schoolse educatie (VVE), onderwijsachterstanden, functiemix en transitie-atlas PO. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben verplicht.
Budgetflexibiliteit
Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om middelen die beschikbaar worden gesteld in het kader van het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid.
Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
Bijdrage aan sociale fondsen: Het beschikbare budget in 2017 is niet juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en de VNG. Deze bijdrage wordt door OCW jaarlijks overge-boekt naar het Gemeentefonds.
Bekostiging
Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren.
Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de kleinescho-lentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de directietoeslag circa € 215 miljoen en met de kleinescholentoeslag circa € 105 miljoen.
Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachter-standenbeleid waar in totaal circa € 280 miljoen mee is gemoeid. Dit betreft de «gewichtenregeling» en de «impulsregeling».
In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao).
Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsver-banden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.
De tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.
Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
2017 2018 2019 2020 2021
Lichte ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs 355 355 355 350 350
Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2 245 245 245 245 245
Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs 530 535 535 540 545 Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet
onderwijs1 560 560 555 550 550
Totaal ondersteuningsmiddelen 1.690 1.695 1.690 1.685 1.690
1 Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.
Bekostiging Caribisch Nederland
Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Toelichting op de financiële instrumenten
Prestatiebox
Voor het realiseren van de afspraken in het Bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen met ingang van 2017 extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering, professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».
Aanvullende bekostiging
Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2017 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs en de pilot peuters.
Subsidies
Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland en de subsidies voor
«Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»).
Daarnaast wordt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs subsidie verstrekt. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basis- tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het Bestuursakkoord worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict».
Opdrachten
Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroeg-schoolse educatie (VVE) en de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatie-voorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuit-gaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbe-sturen afdragen. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.
Bijdrage aan medeoverheden
Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid.
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere
instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.
Bijdrage aan sociale fondsen
Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur»
(combinatiefuncties).
Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen x € 1 miljoen)
2016 2017 2018 2019 2020 2021
1. Ontvangende partij(en)
Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten is op 1-10-2009
groter dan 0). 361,5 366,8 326,8 326,8 316,8 316,8
Korte omschrijving uitkering
Het betreft de specifieke uitkeringen onderwijsach-terstandenbeleid (inclusief aanvulling convenant G37 en budget voor verhoging taalniveau pedago-gisch medewerkers kleine gemeenten).