deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Studenten worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.
De Minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een belangrijke schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepson-derwijs en het hoger beroepsonberoepson-derwijs.
Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsum bekostiging van de onderwijs-instellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, prestatieafspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren
Doelstelling/indicator Sector Basiswaarde
(jaartal)
1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt a) Alle leerlingen en studenten
b) Vergroten studiesucces • Percentage
mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat,
3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties • Aantal voortijdig
Doelstelling/indicator Sector Basiswaarde
• Studenten-tevredenheid mbo (Rapportcijfer 2014)
(2016) (2020) JOB-monitor
– Opleiding 7,0 7,1 7,5
– Instelling 6,5 6,5 7,0
% tevreden over school en studie
49% (2014) 52% (2016) 55% (2020)
4 Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren • Aandeel mbo-studenten
techniek
mbo 28% (2011) 28,0% (2015) 30% (2016) DUO
• Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)
mbo/ho 16,6% (2010) 18,9% (2015) 20% (2020) Eurostat, Labour Force survey
• Percentage gediplo-meerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was
mbo 79% (2012) 77% (2015) Hoger ROA, BVE-monitor
• Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft
mbo 76% (2016) –1 –1 SBB
• Percentage leerbedrijven dat over
beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft
mbo 76% (2016) –1 –1 SBB
1 Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende leerbedrijven. Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen.
Tabel 4.2 Kengetallen
Indicator 2016 2017 2018 2019 2020 2021
1. Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs»,
vavo)1 448.700 448.300 450.300 451.700 449.700 444.600
Bol 354.900 354.600 357.700 359.500 358.700 354.300
Bbl 93.700 93.700 92.600 92.200 91.100 90.400
vavo 9.100 9.400 9.500 9.500 9.300 9.000
Bron: OCW-Referentieraming 2016
2. Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.000)2 8,1 8,1 8,1 8,1 8,2 8,2
1 (Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.
2 De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2016
2017 zal in het teken staan van het versterken van de kansengelijkheid in het onderwijs. Het beroepsonderwijs speelt een belangrijke rol in het bieden van kansen voor sociale mobiliteit. Voor grote groepen jongeren uit het vmbo kan het mbo een goede start op de arbeidsmarkt verzorgen of de mogelijkheid bieden naar het hoger onderwijs door te stromen. In de staat van het onderwijs (2016) schetst de Onderwijsinspectie een groeiende kansenongelijkheid, waarbij het opleidingsniveau van ouders bepalend is voor de ontplooiingsmogelijkheden voor kinderen. Daarom zal een Gelijke Kansen Alliantie geïnitieerd worden. Daarnaast bestaat er het voornemen om in het schooljaar 2017/18 de wet «Vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs» in werking te laten treden. Hierin wordt geregeld dat een aanmelddatum in Beleidswijzigingen
het mbo wordt ingevoerd, een plicht tot het uitwisselen van gegevens betreffende de overstap, de introductie van een toelatingsrecht tot het mbo evenals het recht op een studiekeuzeadvies voor aankomende mbo-studenten. De aanpak van vsv krijgt een krachtig vervolg, met een nieuwe doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2021 (gemeten over schooljaar 2019/2020). In de RMC-regio’s vormen scholen en gemeenten samen een regionaal programma aan maatregelen om deze doelstelling te bereiken. De aanpak wordt verbreed naar de
domeinen arbeidsmarkt en jeugdhulp, om tot een sluitend vangnet voor jongeren in een kwetsbare positie te komen. Hiermee worden concrete stappen gezet om de kansengelijkheid in het mbo te verbeteren. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Beleidsagenda.
De afgelopen jaren is de kwaliteit in het mbo zichtbaar verbeterd. Met de kwaliteitsafspraken wordt hieraan door het kabinet een extra impuls gegeven. In 2017 zullen extra middelen beschikbaar komen om te werken aan de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. De beroepspraktijk-vorming is cruciaal voor het mbo en zorgt ervoor dat de student na het afstuderen makkelijker een plek weet te vinden op de arbeidsmarkt.
Naast een goede kwaliteit moet het mbo ook responsiever worden om aansluiting te vinden bij de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt.
Daar waar overheden, bedrijven en onderwijsinstellingen elkaar goed kunnen vinden, zijn zij beter in staat om snel in te spelen op nieuwe (technologische) ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven. Dit betekent dat de regionale uitdagingen voor de onderwijsinstellingen centraal moeten staan. Met het Techniekpact en Zorgpact wordt gestimu-leerd dat regionale netwerken ontstaan waarin de maatschappelijke opgaven centraal staan. Deze beweging wordt financieel gestimuleerd met het Regionaal investeringsfonds mbo.
2017 is ook het jaar waarin alle scholen het onderwijs moeten vormgeven op basis van de herziene kwalificatiestructuur. Met de herziening van de kwalificatiestructuur en in het bijzonder met de introductie van de
keuzedelen wordt een stimulans gegeven aan het vernieuwen, vereenvou-digen en flexibiliseren van het mbo. Ook zal in 2017 het experiment met de cross-over van start gaan. Scholen die meedoen met het experiment krijgen meer ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe en innovatieve opleidingen op het snijvlak van verschillende sectoren. Hiermee wordt bevorderd dat het onderwijs beter en sneller aansluit op innovaties.
Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Verplichtingen 3.964.746 4.223.816 4.229.244 4.291.633 4.281.330 4.251.055 4.207.533
Waarvan garantieverplichtingen 34.560 5.812
Totale uitgaven 4.065.903 4.137.282 4.217.206 4.317.696 4.290.481 4.275.743 4.248.239
Waarvan juridisch verplicht (%) 99,7%
Bekostiging 3.686.725 3.719.793 3.702.062 3.753.446 3.742.258 3.744.147 3.713.300 • Hoofdbekostiging 3.381.312 3.265.991 3.208.232 3.231.965 3.226.522 3.234.255 3.210.864
– Bekostiging roc’s/overige
regelingen 3.268.662 3.195.672 3.140.259 3.163.992 3.158.549 3.166.282 3.142.774 Budgettaire gevolgen van beleid en
budgetflexibiliteit
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
– Bekostiging Caribisch Nederland 6.600 9.129 6.933 6.933 6.933 6.933 7.050
– Bekostiging vavo 60.037 61.190 61.040 61.040 61.040 61.040 61.040
• Kwaliteitsafspraken 214.086 328.700 383.320 390.336 390.336 390.336 390.336 – Investeringbudget 187.449 189.100 183.600 191.600 191.600 191.600 191.600 – Resultaatafhankelijk budget 26.637 139.600 199.720 198.736 198.736 198.736 198.736 • Aanvullende bekostiging 91.327 125.102 110.510 131.145 125.400 119.556 112.100
– Schoolmaatschappelijk werk in
het mbo 13.939 15.000 15.000 15.000 15.000 15.000 15.000
– Regionaal Investeringsfonds 11.218 18.152 22.810 43.445 37.700 31.856 24.400 – Salarismix Randstadregio’s 0 42.400 42.300 42.300 42.300 42.300 42.300
– Regionaal Programma 0 0 30.400 30.400 30.400 30.400 30.400
– Plusvoorzieningen overbelaste
jongeren en wijkscholen 30.400 30.400 0 0 0 0 0
– Programmagelden Regio’s 19.150 19.150 0 0 0 0 0
– Convenanten met RMC-regio’s 16.620 0 0 0 0 0 0
Subsidies 229.039 272.706 290.290 345.749 332.587 331.626 335.657
– Subsidieregeling praktijkleren 188.825 196.500 196.500 196.500 196.500 196.500 196.500
– Permanent Leren 0 0 0 82.320 82.320 82.320 82.320
– Actieplan Laaggeletterdheid/Tel
mee met Taal 3.930 10.750 10.750 10.750 7.000 7.000 7.000
– Pilots laaggeletterdheid 5.000 0 0 0 0 0 0
– Loopbaanorientatie 1.700 1.300 1.800 1.300 1.300 1.300 1.300
– ROC Leiden 0 32.458 7.017 525 0 0 0
– Sectorplan mbo-hbo techniek 0 82 1.585 0 0 0 0
– Overige subsidies 29.584 31.616 72.638 54.354 45.467 44.506 48.537
Opdrachten 17.351 3.794 2.232 2.252 2.252 2.311 2.311
– In- en uitbesteding 3.644 3.794 2.232 2.252 2.252 2.311 2.311
– Caribisch Nederland1 13.707 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen 21.191 29.752 22.095 21.504 21.391 21.386 21.389 – Dienst Uitvoering Onderwijs 17.372 27.252 19.595 19.004 18.891 18.886 18.889 – Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland 3.819 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s 20.833 4.480 64.545 63.189 63.083 62.583 62.583
– College voor Toetsen en Examens 0 315 4.365 4.365 4.365 4.365 4.365
– Wet SLOA 0 205 9.760 8.604 8.698 8.198 8.198
– SBB 20.833 3.960 50.420 50.220 50.020 50.020 50.020
Bijdrage aan medeoverheden 90.764 106.757 135.982 131.556 128.910 113.690 112.999
– RMC’s 32.550 33.350 33.297 33.296 33.300 33.300 33.300
– Educatie 56.700 57.790 57.650 57.650 57.650 57.650 57.650
– Caribisch Nederland1 1.514 15.617 23.185 18.760 18.760 3.540 2.849
– Regionaal Programma 0 0 21.850 21.850 19.200 19.200 19.200
Ontvangsten 10.875 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
1 Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland. Zie overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland van het BES-fonds
Van het totale budget voor artikel 4 is in 2017 99,7 procent juridisch verplicht.
Bekostiging
Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.
Budgetflexibiliteit
Subsidies
Van het beschikbare budget is in 2017 95 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsge-gevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten
Van het beschikbare budget is in 2016 75 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsge-gevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar. In de subsidieregeling praktijkleren is geregeld dat deze regeling door het RVO wordt uitgevoerd.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
Het budget voor 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van SBB en de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Toetsen en Examens.
Bijdrage aan medeoverheden
Van het beschikbare budget is in 2016 99 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsge-gevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.
Bekostiging Hoofdbekostiging
Bekostiging roc’s/overige regelingen
De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In deze wet is een aantal maatregelen uit het actieplan «Focus op vakmanschap» opgenomen. Deze maatregelen zijn per 1-8-2014 in werking getreden (Stb 2013, 288). Ook is de basis gelegd voor aanpassing in van het bekostigingsmodel. Deze aanpassingen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit WEB (Stb 2014, 142). De nieuwe bekostigingssystematiek is voor het eerst toegepast voor het bekostigingsjaar 2015. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is nog voorzien in een overgangsbekostiging om de instellingen in de
gelegenheid te stellen hun bedrijfsvoering af te stemmen op de nieuwe bekostiging.
Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en een budget voor de niveaus 2 t/m 4. Het budget voor de entreeopleidingen wordt verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Het budget voor de niveaus 2 t/m 4 wordt verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarop een student meetelt, is afhankelijk van de Toelichting op de financiële
instrumenten
diploma meetelt is afhankelijk van het niveau en of de student al eerder een mbo-diploma heeft behaald.
Bekostiging Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden (Bonaire, St.
Eustasius en Saba) middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden wordt alleen een beperkt aantal
entree-opleidingen en entree-opleidingen op niveau 2 aangeboden. Op Bonaire worden op alle mbo-niveaus opleidingen aangeboden. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekos-tiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.
Bekostiging vavo
Vanaf het bekostigingsjaar 2015 is het nieuwe bekostigingsmodel toegepast (Stb 2014, 148). Tot 2017 is sprake van een overgangsbekos-tiging. Vanaf het bekostigingsjaar 2017 wordt de nieuwe bekostiging volledig toegepast. Voor de verdeling van de beschikbare middelen voor het vavo wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s.
Kwaliteitsafspraken
Investeringsbudget
Per 2015 is de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken in werking getreden, die betrekking heeft op kwalitatieve afspraken waarbij
mbo-instellingen hun verbeterambities ten aanzien van de onderwijskwa-liteit formuleren in een kwaonderwijskwa-liteitsplan. De volgende thema’s staan hierbij centraal: professionele ontwikkeling van het onderwijzend personeel (waaronder examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellent vakmanschap, vsv en kwetsbare jongeren en studiewaarde. Het integrale kwaliteitsplan en de maatregelen die daarin opgenomen zijn, staan in dienst van de opgave van het mbo:
de drievoudige kwalificering, nodig voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en een goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs.
Aan de mbo-instellingen wordt voor de kwalitatieve afspraken een investeringsbudget beschikbaar gesteld.
Resultaatafhankelijk budget
Naast een resultaatafhankelijke beloning voor voortijdig schoolverlaten worden vanaf 2016 mbo-instellingen die goede resultaten laten zien op het gebied van studiewaarde beloond. Vanaf 2017 worden verbeteringen van de kwaliteit van de bpv beloond voor die mbo-instellingen die er in slagen de in hun verbeterplan bpv beoogde verbetering van de resultaten daadwerkelijk te realiseren. In het kader van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken, vindt vanaf 2017 een taakstelling van structureel € 16 miljoen plaats op de resultaatafhankelijke beloning voor studiewaarde. Hiermee komt de oploop voor de beloning voor studiewaarde, die vanaf 2017 beschikbaar zou komen, deels te vervallen.
Aanvullende bekostiging
Schoolmaatschappelijk werk
Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan de mbo-sector ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen
mbo-instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.
Regionaal Investeringsfonds
Met het Regionaal investeringsfonds mbo, onderdeel van het Techniekpact, zal in de periode 2014 tot en met 2017 € 100 miljoen beschikbaar worden gesteld voor duurzame publiek-private samen-werking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen.
Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en, bij voorkeur,
regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage.
Salarismix Randstadregio’s
In het Actieplan Leerkracht zijn afspraken vastgelegd over onze gezamen-lijke ambities op het gebied van professionalisering en de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. In deze regio’s kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de markt-sector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen.
Regionaal Programma
Dankzij de inzet van scholen en gemeenten is de doelstelling uit het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 behaald. Dat is een prestatie van formaat. De urgentie om school-uitval aan te pakken blijft echter onverminderd hoog. Daarom krijgt de aanpak van vsv een krachtig vervolg, met een nieuwe doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2021 (gemeten over schooljaar 2019/2020). De succesvolle elementen uit de vsv-aanpak worden voortgezet.
In elk van de 39 RMC-regio’s (RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie) vormen scholen en gemeenten – op grond van de in voorbereiding zijnde regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (verwachte inwerkingtreding 1 oktober 2016) – samen een regionaal programma aan maatregelen voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een
kwetsbare positie. Met ingang van schooljaar 2016–2017 (dus kalenderjaar 2017) is er geen apart budget voor de plusvoorzieningen meer, maar wordt dit onderdeel van de regionale programmagelden. De middelen mogen ook op andere voorzieningen en vsv-doelgroepen worden ingezet, mits er in de regio wel minimaal één plusvoorziening geboden blijft. Voor de uitvoering van die maatregelen is in 2017 € 52,2 miljoen. beschikbaar.
Deze middelen komen deels via de contactschool naar de regio (€ 30,4 miljoen) en deels via de contactgemeente (€ 21,8 miljoen, zie instrument bijdrage aan medeoverheden).
Subsidies
Subsidieregeling praktijkleren
De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van
werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen en is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor
begeleiding in de praktijk van de leerling/student.
De regeling is vooral gericht op de groep jongeren in een kwetsbare positie, studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort aan gekwalificeerd personeel wordt verwacht en wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor onze kenniseconomie.
Permanent Leren
Het voornemen is om de Fiscale aftrekpost scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting vanaf 1 januari 2018 af te schaffen en te vervangen door een uitgavenregeling. Hiervoor is in 2018 een budget van € 82,3 (programmadeel) miljoen beschikbaar. Over de invulling van deze regeling wordt u op Prinsjesdag 2016 geïnformeerd.
Tel mee met Taal
Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid wordt in 2017 middelen beschikbaar gesteld als bijdrage aan het actieplan «Tel mee met Taal 2016–2018» dat door de Ministeries van OCW, SZW en VWS wordt uitgevoerd en gefinancierd. Met dit actieprogramma worden onder andere gemeenten, aanbieders van cursussen, bibliotheken en maatschappelijke organisaties ondersteund om laaggeletterden te herkennen, door te verwijzen en te scholen. Ook worden taalhuizen en taalpunten opgericht en taalvrijwilligers getraind. De activiteiten worden door verschillende partijen uitgevoerd.
Loopbaanoriëntatie
LOB gelden worden voornamelijk geïnvesteerd in ondersteuning van mbo-instellingen zodat zij (aanstaande) mbo-studenten beter kunnen begeleiden bij hun studieloopbaan, studiekeuzes en persoonlijke bewustwording en ontwikkeling. Loopbaanoriëntatie moet het risico op uitval en switchgedrag beperken.
ROC Leiden
In het kader van de problematiek rondom ROC Leiden zal in totaal een (maximale) financiële bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar gesteld worden. Dit bedrag zal in tranches in 2016 t/m 2018 verstrekt worden.
Sectorplan mbo-hbo techniek
Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd (eerste generatie). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.
Overige subsidies
Hieronder vallen posten zoals JOB, Combo en kwaliteitsbeleid. Vanaf 2017 zijn hier de enveloppemiddelen voor kansengelijkheid (€ 25 miljoen per jaar) en schoolkosten mbo (€ 10 miljoen per jaar) aan toegevoegd. Zie hiervoor ook de overzichtstabel in de beleidsagenda.
Opdrachten
In- en uitbesteding
Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onder-zoeken.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatie-voorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden middelen verstrekt voor het uitvoeren van de subsidieregeling praktijkleren.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
College voor Toetsen en Examens
Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO die verantwoor-delijk is voor de examens rekenen en taal in het beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.
Wet SLOA
Op basis van de Wet SLOA worden middelen toegekend aan Stichting Cito, voor het ontwikkelen van de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo.
SBB
De SBB ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijgedragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs.
Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatie-structuur. Tevens werft en accrediteert de SBB leerbedrijven, zorgt voor voldoende praktijkplaatsen en bevordert de kwaliteit van de praktijk-plaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie draagt bij aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to- date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.
Bijdrage aan medeoverheden
RMC’s
Dit betreft de bekostiging van de uitvoering van de taken van de
Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC). Daarvoor is jaarlijks € 33,4 miljoen beschikbaar. De taken bestaan uit o.a. registreren, begeleiden en doorverwijzen van jongeren zonder startkwalificatie van 18 tot 23 jaar.
Elke RMC-contactgemeente ontvangt de middelen (in de vorm van een specifieke uitkering) en verdeelt deze onder de andere gemeenten in de RMC-regio.
Educatie
Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een
arbeids-afgelopen jaren geleidelijk afgebouwd en bedraagt voor elke regio in 2017 nog 25 procent van het toegekende budget. Zo kunnen gemeenten beter maatwerk bieden voor de diverse doelgroepen van de volwassenenedu-catie.
Caribisch Nederland
Deze middelen worden ingezet voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het gehele onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzie-ningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch
Deze middelen worden ingezet voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het gehele onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzie-ningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch