• No results found

DE AVONTUREN AAN DE BERGBEEK

In document MIe ATUUR OVORM: SIG (pagina 61-94)

Jhr. Mr. Lieven Povell Godijn, de Muziek-Godijn van het stille oude stadje nabij de mondingen der rivier, maar in de groote fa-briekstad tusschen de watervallen en het Meer Godijn van de

B~nk voor Beursmannen. voor zoekers van zomergenoegens Go-dIJn van Flumen Sanat, het groote, onder zijn leiding tot middel-punt van een zomerstad geworden sanatorium aan de bergbeek, waarvan hij de oprichter was. de mede-eigenaar. en de meest ge-zaghebbende bestuurder. was zoekende naar een tweeden dirigent van zijn Casino-concerten. ontredderd door het plotselinge heen-gaan van den eersten dirigent dien de beste leden van het groote orkest waren gevolgd. Hij had den tweeden dirigent tot eersten benoemd. de ledige plaatsen in het groote orkest bezet met de bes-te spelers van het kleine. en dit aangevuld met wat er op de zomer-sche muziekmarkt te krijg was. Maar een tweeden dirigent, te-vreden met den bescheiden post aan het Casino en toch bekwaam genoeg voor de Odeon-concerten van het winterseizoen, zijn vor-stelijke gift aan de fabriekstad die hem tot haar eereburger had gemaakt. had hij tot nog toe niet gevonden bij zijn zoeken onder de allerjongste musici. Daar hoorde hij van Allard. pas van het Conservatorium gekomen met den Grooten Prijs voor zijn Lied van de Klok. sinfonie voor soli, koren en orkest. Hij bood hem den post aan.

" Allar.d aarzelde eerst; een badplaats-Casino was geen begeer-lIJk begm. Maar hij moest aan het verdienen. Dat Povell Godijn, de man van den beiaard in het stille stadje. de machthebber aan het Casino was, scheen een waarborg voor goede muziek. Hij kon de ben~eming tot eerste viool verkrijgen van een bijzonder be-gaafd Jong kunstenaar. zijn besten vriend aan het Conservato-rium. Hij nam aan.

Compenius aan wien hij. als aan zijn moeder had geschreven:

"Ik ga goede muziek maken aan de Bergbeek" antwoordde met heilwenschen:

.. Ik wensch je geluk met werk dat gezag en verantwoord elijk-heid oplegt en kameraadschap schenkt."

Maar hij eindigde: .. Wees op je hoede!"

Allard dacht verwonderd:

.. Waartegen?"

Vol moed en vertrouwen begon hij het werk.

En wat vreugde. toen hij in het oude grauwe gehucht tegen-over de zomerstad. een dorp van vioolbouwers vroeger. onderdak vond in een huis dat. als dat vroege op het Eiland. was door-blonken en doorzongen van levende wateren!

Hij kende het grijze uit het gesteente van den berg opgebouwde gehucht dat hem van verre een bult van den berg had geschenen uit een tocht daarheen met zijn vriend Ferdinand Lassen den vio-list. om diens schoone Pieter Rombouts. het geschenk van een be-schermster. te brengen aan een vioolbouwer daar. wien bezitters van kostbare instrumenten uit geheel Europa hun kleinood kwa-men toevertrouwen voor herstel en verzorging. En hij had er van gedroomd daar te wonen in een van die groote huizen met figuren van heiligen en uit wolken neerstralende engelen beschilderd. aan pet driekante marktpleintje. waar in het midden het bronzen beeld zat. zijn bronzen viool beproevend. van dien dorpeling. die voor driehonderd jaren uit de werkplaats van Gasparo da Salo het edele ambacht naar zijn geboorteplaats had gebracht.

Het huis dat nu zijn woning werd. was een van die oude hui-zen. gebouwd op ruimte-eischend bedrijf. akkerbouw in den zo-mer. viool bouw des winters. Het eene venster van zijn kamer. de werkplaats van den vioolbouwer vroeger. zag uit op de markt met het beeld van den luisterenden muzikant en de schoon beschilder-de huizen. het anbeschilder-dere op de groen-en-witte bergbeek. vol schuim.

glans. gedruiseh, tuimelende buitelende drift, en op de steenen brug waar, in bisschops-mijter en mantel Sint Nepomuk, be-schermheilige der wateren. waakte. Boven den brief aan zijn moe-der. met het verhaal van dat alles. schreef hij het begin van het stukje uit Robert Schumanns Kinderszenen, dat zij gespeeld had dien avond toen de vleugel van thuis op het Eiland aankwam:

"Glückes Genug!"

En daaronder:

.. Moeder mijne, haast geluk te veel! Als alleen nog U maar hier waart om het met mij te deelen! Als ons oude huis op het Eiland is dit, waar ik nu woon, vol glans en gerucht van water. En de bergen en het steile woud gelijken op de donker begroeide bergen waarover wij zoo dikwijls te samen de zon hebben zien opgaan,

luisterend naar de éene stem in de stilte. den waterval uit het ra-vijn. Een waterval hoor ik ook hier. uit de verte. bij Noordewind.

Wat een land voor mijn muziek! Ik behoef maar naar de beek on-der mijn venster te luisteren, die zingt mij alles voor. Hier, zeker zal ontkiemen en gedijen wat dien zomer op het eilandje in de Plassen, toen ik den Midzomernachtsdroom las onder den hoogen populier, als een zaadje uit den suizelenden boom in mijn hart viel."

De nieuwe leden van het kleine orkest die Povell Godijn bijeen gehaald had van hier en ginder op de muzikantenmarkt. waar zij in den gedwongen lediggang van den zomer slenterden. op werk wachtend voor den kost. hadden gevedeld en gepijpt in variétés.

in cabarets. in kleine theaters. in hátels. restaurants. nachtclubs waar hazardspel werd gespeeld. in schipperskroegen van de ha~

venwijken en danshuizen waar politie aan de deur bleef. - mu-ziek gemaakt als toegift op ander genot dat het eigenlijk~begeerde

was.

Allard. die dit slag muzikanten nog niet kende. dacht hen aan te moedigen tot beter. met te zeggen dat zij nu. zij en hij samen.

muziek gingen maken die er was om zichzelve: geen groote. wel is waar. maar goede toch. verheugelijk als bloempjes in het gras.

een beek. een kinderlach. en die den velen die op Flumen Sanat gezondheid kwamen zoeken, goed zou doen aan het gemoed zoo~

als de bergbeek hun goed deed aan het gestel. Zij zagen hem aan;

verbaasd de eenen. spotachtig enkelen. bot~onverschillig de ande-ren, de meesten.

Al spoedig had hij ondervonden dat hij met het begin van het begin beginnen moest om die veelsoortige ruwheid te effenen tot een samenklank dien het mogelijk zou wezen te veredelen; ieder had zijn eigen manier van slecht spelen en verdedigde met lijde~

lijken tegenstand zijn gewoonte en gemak tegen dien veeleischen-den dirigent. Een jongen niet ouder dan de zoons van dezen en genen onder hen, die grijs was geworden in het vak! Een spring-in-'t-veld die van gedachten sprak en bedoelingen en nuances en van eerbied jegens een componist en voor de muziek! En die zijn repetities rekte tot aan de alleruiterst toelaatbare minuut!

Allard ving blikken op naar de klok waaruit hij begreep dat die strijkers op violen, blazers op hoorns en fluiten, beukers op bek-ken en trom, die hun speeltuig hanteerden als een stomp-gewerkt ambachtsman zijn gereedschap. en met zoo logge zwaarte de vaart tegenhielden waarin hij trachtte hen mede te voeren. als werklui op een karwei de kwarturen van overwerk. zijn lange repetities maten voor straks aan de kas klinkende munt. En eens leek het hem of een norsch kijkende cellist bij den slag van het uur op het punt was van opstaan. in plaats van zijn partij ten einde te spelen.

Maar hij deed of hij niets zag, vroeg om nog een weinigje geduld, een kleine inspanning nog eens terwille van de zuivere wedergave der gedachte van den componist die zij immers allen bestreefden, en liet overnieuw beginnen en herhalen. tot hij eindelijk, zich het voorhoofd afwisschend verklaren kon:

"Zóo moet het zijn!"

Aan Compenius schreef hij:

Ik houd vol! Misschien kan ik in de ziel van die arme men-sch'en toch nog een vonkje ontsteken van het heilige vuur."

Het leek hem ook of hij de violen - die leidde zijn goede vriend Ferdinand Lassen - op zijn hand had, en hij geloofde ook wel de blazers, laar of dat daarom vanzelf sprak "het slagwerk" was ttgpn hem. Eens, na een repetitie waarop hij een in vierstemmige fuga geschreven passage tot in het eindelooze had doen herhalen _ er kwam maar geen klaarheid in die warreling van klanken -zag hij bij het heengaan langs den grooten spiegel die den artis-ten-foyer weerkaatste. den paukenist te midden van een lachen-den kring de fuga parodieeren in dans. Bij de eerste stem zwaaide hij met den rechterarm bij het inzetten der tweede met den linker.

zijn rechtervoet schopte de derde omhoog. voor de vierde sloeg de linker achteruit. ten slotte was hij vier woest wervelende molen~

wieken.

Niettemin: op de uitvoering werd de passage goed gespeeld.

Twee leden van het orkest waren Allards bondgenooten: zijn vriend Ferdinand; en een bassist, evenals Ferdinand een uitste~

kend muzikant.

Ferdinand was zijn vriend geweest van de eerste dagen aan het Conservatorium af. Zij hadden elkander leeren kennen in de Uni-versiteitsbibliotheek. Daar. in plaats van op zijn bevroren zolder-kamertje. werkte Allard aan die transcriptie van oude Ita1iaan~

sche en Fransche kamermuziek die de groote uitgever betaalde met minder nog dan wat Compenius het droge dagelijksche brood had genoemd, minder dan wat hij den zetter van die muziek moest betalen, die lid was van een sterke vakvereeniging. De behendige zakenman. een menschenkenner, die in een gunsteling van Com~

penius al bij voorbaat een aan alle wereldwijsheid .. overvloedig gebrek hebbende" had vermoed en bij het eerste gesprek met Al-lard voor vermoeden zekerheid gewonnen. handelde naar die we-tenschap. En Allards wiskunde-lessen konden hem aan éen van beide maar helpen: aan meer voedsel of aan warmte. De afgrond van zijn jongensmaag riep naar voedsel. Hij ging warmte halen op de Bibliotheek.

EIken dag vond hij daar, ook zoo dicht mogelijk bij den hitte

uitblazenden rooster, een grauwbleeken holoogigen jongen in schunnige kleeren, en schoenen onder de lappen al weer stuk, die met een hongerige heftigheid muziekgeschiedenis las en uit sta-pels boeken aanteekeningen maakte. Zijn blauwroode hand, mis-vorm door winterbuilen en bloedige keenen kwam hem telkens voor oogen bij het reiken naar den intkoker.

Op een morgen dat hij om de opsteJlen over Méhul en Fiora-vanti die hij wilde lezen om een beter begrip van die oude muziek waarmee hij doende was, E. T. A. Hoffmanns Musikalische Auf-sätze zat te lezen, zag Allard den jongen geheel verdiept in een boek over Bach. De woorden kwamen hem te binnen die Hoff-mann als die van een geestig vriend heeft neergeschreven over den grooten toondichter. Hij toonde den jongen de regels:

"Sebastian Bachs muziek staat tot de muziek der oude Italia-nen, z~o als de Dom in Straatsburg staat tot de Pieterskerk in Rome.

De jongen las, knikte verheugd, sloeg de bladzijde om en wees Allard een regel:

"Er zijn oogenblikken - vooral wanneer ik veel in de werken van den grooten Sebastian Bach heb gelezen - dat de verhou-dingen der getallen in de muziek, ja, de mystieke wetten van het contrapunt. mij een innerlijke huivering aanjagen."

Zij zagen elkander aan, glimlachend met den blik van het voor gelijk en eigen herkennen dat vriendschap zal worden. Bij het heengaan bleven zij samen, elkander naar huis brengend, en om -keerend telkens weer voor de deur. tot Allard lachend zei, nu moest hij naar de uitgeverij. hij was al tien minuten over tijd, en de jongen. zijn moeder wachtte op hem met het eten.

Zij begonnen te samen muziek te maken. Ferdinand kwam met zijn viool op Allards zolderkamer bij de rammelige piano die tel-kens weer gestemd moest worden spelen wat Allard medebracht van de uitgeverij. Hoffmanns Undine eerst, en wat hij nog meer vond van den dichter-componist in wiens kritiek en vertellingen de twee vrienden zich verdiepten; toen van allerlei andere. Daar-onder was veel dat aan het Conservatorium niet meer werd ge-hoord, sedert de uitnemende kenner van oude muziek wiens boek over Bach AlJard uit het stille stadje aan de rivier herwaarts had getrokken. tengevolge van een hevigen strijd aan de hoogeschool was heengegaan en opgevolgd geworden door zijn felsten tegen-stander. Een Anthologie der Oude Meesters waarvan Allard op de uitgeverij de proeven in handen kreeg. was hun gids naar on-bekende landen van schoonheid. En van die strenge muziek ver-poosden zij zich met volkswijzen en dansen bij boerenbruiloften,

op kermissen en schuttersfeesten bijeengegaard door denzelfden vorscher, die uit het stof van kloosterboekerijen die oude missen, en geestelijke gezangen aan het daglicht had gebracht. en wiens naam, Delpont, zij nu voor het eerst hoorden. Ernstig en jolig bij beurten speelden zij dikwijls tot in den nach t.

Toen hij ver genoeg was gevorderd met het vioolspel dat deel van zijn opleiding was, ging Allard ook bij Ferdinand aan huis spelen. Hij bracht lange avonden door in den kring van zijn gezin.

Daar zag en hoorde en doorvoelde hij een leven waarvan hij nog niet geweten had. Wat was zijn armoe in vergelijking met deze armoede?

Ferdinands moeder, die haar man aan een bedrijfs-ongeluk had verloren. verbruikte en vernielde zich aan lijf en ziel in het wan-hopige pogen om acht kinderen te voeden, te kleeden, te verwar-men, te laten leeren. van wat zij verdiende met het naaien van fijn ondergoed. Ferdinand had van vaders dood af medeverdiend, eerst als begeleider op de viool van een straatzanger, die een kwaden dronk had en hem raakte, als hij. laat in den nacht, in een hoek van de brullende kroeg moede gewacht. schuchter vroeg om zijn loon; toen als solist in een danshuis aan de haven, waar-uit hij pas tegen den morgen thuis kwam met een ketel vol kliek.

jes en een zak brood brokken dien een goedhartige kellner hem toe-stopte als het beste deel van zijn verdienste. Een rijke vrouw. goe-de klant van goe-den winkel waarvoor de moeder naaide. kreeg daar toevaJlig met de maakster van haar sierlijk ondergoed te doen.

Zij hielp Ferdinand naar het Conservatorium. Terwijl hij verdien-de met muziek copieeren en met vioolles geven studeerde hij met een woedende vlijt.

De twee werden vrienden. Allard leende Ferdinand het éene van zijn twee paar schoenen tot tijd en wijle een "nieuw" gekocht kon worden bij den uitdrager, en nam hem mede naar de gaarkeu-ken van tijd tot tijd.

Toen bij de verschijning van zijn Geschiedenis van den Speel-man die beroemde Froberger-beurs hem toeviel, die niet door na-ijverige mededinging is te verwerven maar uit der beste rechters handen gewordt aan een veelbelovenden beginneling. deed hij zijn vriend in dien rijkdom deelen met dagelijksche maaltijden. Tege-lijk legden Ferdinand en hij het eindexamen af. en kregen ieder den eersten prijs, Ferdinand voor viool als hij voor compositie.

Nu maakten ze dan overnieuw samen muziek.

De tweede goede muzikant. de bassist. dronk. Maar zoo goed had hij zich geoefend in het een dronkeman-bas!;ist betamende leven bewegen en zijn, dat, als hij zwaaiend uit De Drie Mooren

gekomen, met zijn geheele ton-ronde, ton-zware lichaam tegen de orkest achterdeur van het casino was aangevallen en struike-lend naar binnen gebarsten, hij toch met een vasten stap de zaal binnenkwam, recht op zijn plaats af ging en onwankelbaar naast zijn instrument zich handhaafde. Hij maakte niet de minste fout in zijn spel. Allard noemde hem in gedachte bij den naam van den goedhartigen drinkebroer in den Storm aan wien hij wel zoo lief als aan dien wrangen Stefano het vat malvazij tusschen de knie-en had gegeven om over de brullende golven welgemoed aan wal te schommelen, geen te eenenmale onwaardig gast op Prospero's eiland van tooverij en gezang.

Trinculo hield van de muziek. hij had een eigen gevoel. een eigen inzicht daaromtrent, en kon het driftig verdedigen. Allard was verwonderd eens op een repetitie hem anders te hooren spe-len dan in zijn partituur stond. Hij liet zich de bas-partij geven, vond de fout die den dissonant door den componist bedoeld In

een ietwat banaal accoord veranderde, en herstelde die. Maar de waterige oogen zagen hem smeekend aan.

"Laat het mij toch als het U belieft, zoó spelen; het klinkt zoo lief zoo!"

Van dat oogenblik aan was hij van Trinculo gaan houden. En hij trachtte hem van het bier af te krijgen tegen de waarschuwing in van Ferdinand, die sprak van onbegonnen werk. Hij had erva-ring omtrent dronkaards en wist: deze dronk uit verdriet. Zijn vrouw was een kattig wijf.

Allard trachtte Trinculo bang te maken met boeten; maar d slimmerd merkte dadelijk dat hij maar kwansuis een kruisje ach-ter zijn naam zette op de boeten-lijst. Toen verzocht hij den bas-sist hem zijn gage te laten inhouden telkens tot aan den Zaterdag, en dan met een vollen zak recht naar het station te gaan. Trin -culo stemde toe. En hij ging waarlijk De Drie Mooren voorbij.

Maar van zijn vollen zak bedronk hij zich te overvloediger in het café vlak naast zijn deur in stad.

Het bijhouden van de boetenlijst was deel van een taak die Allard niet had vermoed toen hij den post van tweeden dirigent met zooveei blijdschap aanvaardde. Terwijl hij hem die op de schouders legde had de eerste dirigent die haar vroeger had ge-torscht, hem verklaard hoe zeer belangrijk zij was,en,op den duur, hoe bevredigend voor den nauwgezetten behartiger van de belan-gen van Flumen Sanat. Maar het vaststellen van den werkroos-ter, iederen dag, met de uren voor de repetities van het groote orkest en van het kleine, en het program onder aan de bladzijde van de uitvoeringen voor de week; het uitrekenen van de

hoogst-mogelijke bate die maar te halen zou zijn uit het bij contract vast-gestelde aantal van vijf en dertig werkuren van iederen muzikant;

de schikkingen met "extra's", artisten van naam, die bij het syn-dicaat der muzikanten in de fabriekstad "besteld" moesten wor-den als de bonbons voor het Parkhotel-diner bij den confiseur, dat alles, dat de eerste dirigent "de keuken van het Casino"

noemde en dat Allard spoedig genoe'g leerde kennen voor geld-sparen, geldwinnen, geldmaken, zoo gretig als in eenige ha ndels-zaak, drukte hem in zijn dagelijks terugkomen met een bijna

noemde en dat Allard spoedig genoe'g leerde kennen voor geld-sparen, geldwinnen, geldmaken, zoo gretig als in eenige ha ndels-zaak, drukte hem in zijn dagelijks terugkomen met een bijna

In document MIe ATUUR OVORM: SIG (pagina 61-94)