• No results found

Een zorgethisch perspectief op zorgprofessionals als getuige deskundige in de alledaagse omgang met lvb-jongeren

hoofdstuk 3 de zorgprofessional als drager van publieke moraal

3.3 De alledaagse omgang tussen Hanja en Richard

De casus betreft een interactie tussen Richard en zijn begeleidster Hanja. Richard is een jongen met een licht verstandelijk beperking. Hij is 18 jaar en woont in een leefgroep op een instel- lingsterrein. Hij werkt als stagiaire enkele dagen in de week bij een houtzagerij. Richard gaat stoppen met school nu hij 18 is en moet op zoek naar vast werk. Op de houtzagerij heeft hij het goed naar zijn zin. Hij wil daar graag blijven werken.

hoofdstuk 3

de zorgprofessional als drager van publieke moraal

98 99

rijden? Is het wel of niet wijs om vakantie nemen? Mag je wel of niet blowen? Moet je wel of niet sparen voor een 45 km auto? De genoemde reflecties en evaluaties, die vaak maar uit korte momenten bestaan, laten zien hoe het doen en laten van de twee hoofdrolspelers zèlf de morele aard van hun betrekking vormgeeft. Wat ‘het goede is’ voor Richard in deze context, is niet alleen in allerlei institutionele eisen en verwachtingen vastgelegd, maar komt voor een belangrijk deel dus ook in de alledaagse omgang met zijn begeleidster Hanja naar voren. Een alledaagse omgang die zoals we zien wordt gekenmerkt door complexiteit en ambivalentie.

Op de eerste plaats zien we Hanja afstemmen op Richard. Ze zoekt en creëert daarmee ruimte in de alledaagse omgang. Dat doet ze door scherp waar te nemen, zonder meteen daaruit de conclusie te trekken dat ze tot actie over moet gaan. Ze aanvaardt de complexiteit en ambi- valentie die ze tegenkomt. Zo hanteert ze bijvoorbeeld het anti-drugsbeleid van de instelling maar wijst vooral op het gevaar van teveel blowen. Tegelijkertijd lopen er, omdat Richard 18 wordt, allerlei regelingen af waardoor soepele toegang naar de arbeidsmarkt stopt, terwijl het het beste zou zijn als hij doorgaat met werken op de werf. Emoties, zoals onzekerheid, schaam- te, verontwaardiging en bezorgdheid die hierdoor aan de orde kunnen komen, worden niet genegeerd of meteen veroordeeld. Deze emoties verwijzen ook naar de morele dimensie van de alledaagse omgang. Ze verwijzen naar wat er voor Richard voor ‘goed’ op het spel staat: werk, een zekere zelfstandigheid, achting. Zo heeft Hanja oog en oor voor de onzekerheid van Richard over de vraag of zijn baas hem wel wil houden; voor de schaamte niet aan de verwach- ting van zijn collega’s te voldoen; voor de kwetsbaarheid omdat hij beseft dat hij misschien dat certificaat niet kan halen; voor zijn verontwaardiging omdat het zijn eer te na komt tijdens het werk te blowen. Wat er voor Richard toe blijkt te doen, laat zij staan, het wordt erkend in de ruimte die beiden in deze alledaagse omgang maken. Het zijn echter niet alleen emoties van Richard die er toe doen, ook Hanja brengt haar eigen bezorgdheid in, als ze waarschuwt niet zonder certificaat te rijden, dat ze de pineut zijn als er iets gebeurt, als ze verzucht dat Richard door de week niet moet blowen. In de alledaagse omgang wordt duidelijk wat er voor zowel Hanja als Richard op het spel staat en wordt de spanning daartussen met elkaar uitgehouden.

Op de tweede plaats doet Hanja in relationeel opzicht nog iets anders. Ze probeert Richard in te weven in het web van sociale relaties om hem heen. Zo appelleert ze aan mogelijkheden van lotgenootschap in contact met de collega met één oog, betrekt een vrijwilliger die Richard komt helpen bij het leren en schakelt een collega in om mee naar de winkel voor gehoorbe- scherming te gaan. Hanja koestert de relationele kracht van het team op de werf, wijst Richard op ‘bronnen’ die hem kunnen helpen zoals de aardige mevrouw van de administratie. Het zijn deze verbanden waarbinnen ook morele oriëntatie kan plaatsvinden, waarbinnen het principe ‘door schade en schande wijs geworden’ ruimte krijgt en waarin Richard door anderen hande- lingsalternatieven krijgt aangeboden. Tot slot kan indien nodig binnen die relationele verban- den iemand ook behoed worden voor al te schadelijke gevolgen van eigen handelen of dat van anderen. Hanja is zich bewust dat die verbanden gekoesterd moeten worden omdat daarin de ervaring van erbij horen, van geliefd zijn, van erkenning kan plaatsvinden.

bel van de woonvoorziening en de derde keer komt de medebewoner die vrij is even binnen- lopen om iets uit de keuken te halen. Als hij opvangt dat Richard een heftruckcertificaat moet gaan halen roept hij: ‘Ik rijd al maanden heftruck zonder certificaat.’ Richard reageert meteen met: ‘dat doe ik ook’. De waarschuwing van Hanja dat als er iets gebeurt ze vreselijk de pineut zijn, wimpelen ze schouderophalend weg.

Hanja informeert naar de plannen van Richard voor de zomervakantie. Richard wil liever geld verdienen en zegt geen vakantie nodig te hebben. Toch adviseert Hanja hem twee weken vrij te nemen. Richard negeert dit advies en stelt de vraag wat hij precies gaat verdienen per uur. Tevens wil hij zijn overuren contant uitbetaald krijgen. Hanja reageert dat als hij straks geld genoeg heeft verdiend, dat zijn financiën dan niet meer door een ander hoeven te worden gedaan. De nood blijkt echter hoog te zijn, want Richard belt meteen zijn bewindvoerder met de vraag of hij het geld voor zijn overuren op kan nemen van zijn bankrekening. Hanja laat dit gebeuren. Wel zegt ze trots dat Richard net zoals zijn collega’s conform de cao betaald wordt. Richard reageert echter fel door te stellen dat hij het met dertig euro in de week niet redt. Dan verzucht Hanja: ‘Richard, ik zou door de week gewoon niet blowen als ik jou was’. Richard rea- geert als door een wesp gestoken: ‘Ik blow nooit op mijn werk, dan zou ik mij schamen, maar als ik de avond van te voren blow heb ik daar echt geen last van.’ Hanja laat het onderwerp rusten. Wel legt ze uit dat hij zijn salaris altijd op de 23e van de maand krijgt, maar dat zijn overuren altijd pas een maand later uitbetaald worden.

Tot slot informeert Hanja nog even naar een op handen zijnde bedrijfsfeest. Meteen vertelt Ri- chard enthousiast hoe in de grote bedrijfshal met pakketten hout ‘muurtjes’ worden gebouwd waarmee een feestruimte wordt gecreëerd. Het is Richard’s taak deze pakketten te maken. Hanja geeft Richard een groot compliment en zegt: ‘Ik ben echt super blij voor je. Jij bent zelf degene die dit voor elkaar gekregen heeft.’ Om hem nog net even een suggestie mee te geven: ‘Jij wilde toch zo’n 45 kilometer auto? Als je goed spaart, zie ik je over twee jaar wel zo’n ding rijden’. Ze ronden hun gesprek af en gaan samen een sigaretje roken.

3.3.2 Analyse van de casus

3.3.2.1 Wat zien we aan doen en laten bij Hanja?

In de analyse van bovenstaande casus focussen we ons op de alledaagse omgang tussen Hanja en Richard. We zoeken daarin naar de morele dimensie en stellen ons de vraag welke institu- tionele invloeden daarop hun uitwerking hebben. Het is precies deze dynamiek die voor ons van belang is voor ons betoog over het herdefiniëren van het dragerschap van publieke moraal. Wat we bijvoorbeeld in bovenstaande casus vanuit zorgethisch perspectief zien, is dat Hanja en Richard in hun alledaagse omgang voortdurend reflecteren op wat hun ter harte gaat en dat evalueren (Sayer 2011, p.1). Begeleidt de baas Richard nu wel of niet op een goede manier? Moet je nu wel of niet je verhaal delen met een collega? Mag je wel of niet zonder heftruckcertificaat

hoofdstuk 3

de zorgprofessional als drager van publieke moraal

100 101

alledaagse omgang en niet louter op het realiseren van institutioneel gewenste effecten. Sayer wijst er in dit verband op dat juist bij zorg een ’one size fits all’ benadering niet past: de zorgre- latie zèlf heeft ook betekenis (Sayer 2011, pp.82-83). Als we bovenstaande inzichten betrekken op onze vraag naar een herdefinitie van het dragerschap van publieke moraal dan zien we in deze casus een ander ethos zichtbaar worden: een ethos waarin het niet gaat om het het im- plementeren van een abstract institutioneel beleidsideaal zoals ‘actief burgerschap’, maar een ethos dat het al aanwezige alledaagse ‘burgeren’ van de lvb-jongeren zelf mogelijk en zichtbaar maakt. De lvb-jongeren zijn immers al burgers. De alledaagse omgang tussen zorgprofessional en lvb-jongere is daarmee een vindplaats van publieke moraal. De zorgprofessional maakt op de eerste plaats in zijn of haar rol deel uit van die vindplaats en is getuige van wat zich daar in alle complexiteit en ambivalentie afspeelt. Op de tweede plaats probeert hij of zij met behulp van ervarings-deskundigheid in de omgang met de lvb-jongere letterlijk samen uit te vinden wat het goede is om te doen. Hiermee hebben we een eerste stap gezet op weg naar een herdefinitie van het professioneel dragerschap van publieke moraal. In de volgende paragraaf helpt de theorie van politicoloog Edyvane (2012) ons deze andere kijk op het dragerschap van publieke moraal scherp te stellen om daarmee uiteindelijk tot een herdefinitie van dragerschap van publieke moraal te komen.