• No results found

7.1. Het aan de macht komen van de AKP

De Adalet ve Kalkinma Partisi (AKP), ofwel de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling is een partij die voortkomt uit de islamistische traditie binnen de Turkse politiek. Alhoewel er voor de jaren zeventig ook wel partijen waren met een islamitische oriëntatie, kan de oorsprong van het islamisme waar de AKP uit voortkomt gevonden worden in 1970. In dit jaar werd de Partij van Nationale Orde, ofwel de Milli Nizam Partisi (MNP) opgericht door Necmettin Erbakan. Vanwege de religieuze oriëntatie van de MNP stond de partij echter al onmiddellijk op gespannen voet met de seculiere kemalistische staatsideologie. Een jaar na de oprichting werd de MNP dan ook verboden door het Constitutionele Hof (Gumuscu & Sert, 2009: 953). Alle islamistische partijen die hierop volgden (Erbakan speelde de hoofdrol in al deze partijen) hebben een manier moeten vinden om binnen de door de kemalistsche ideologie gedomineerde Turkse staat te handelen.

Na het verbod op de MNP werd de Milli Selamet Partisi (MSP), ofwel de Partij van de Nationale Verlossing (1972-1980) opgericht met een nieuw ideologisch (anti-westers,

islamistisch en nationalistisch) raamwerk met de naam Milli Gorus (Nationaal Vooruitzicht), dat ook de basisideologie werd van alle volgende islamistische partijen: Refah Partisi (RP), ofwel Welvaartspartij (1983-1998), Fazilet Partisi (FP), ofwel Partij van de Deugd (1998- 2001) en Saadet Partisi (SP), ofwel Gelukzaligheidspartij (2001- heden).

Alhoewel met de coup in 1980 de MSP verboden werd, kwam er in de periode na de coup meer ruimte voor islamitische elementen in het publieke discours (Cizre & Cinar, 2003: 312). Vanaf eind jaren tachtig begon de RP aan populariteit te winnen, wat zich in de jaren negentig voortzette. In 1995 won de partij de landelijke verkiezingen en vanaf 1996 maakte de RP dan ook onderdeel uit van de regeringscoalitie met Erbakan als minister president. Deze coalitie werd echter alweer snel beëindigd door een ‘post-moderne coup’ tijdens een bijeenkomst van de Nationale Veiligheidsraad op 28 februari 1997 (Gumuscu & Sert, 2009: 953). De militairen trachtten het politieke landschap van Turkije terug te vormen langs kemalistische lijnen zonder direct de macht over te nemen. De normale politiek werd stopgezet totdat de seculiere correcties voltooid zouden zijn (Cizre & Cinar, 2003: 310). Hierbij werd Erbakan samen met enkele andere leiders van de partij de volgende vijf jaar verboden deel te nemen aan politieke activiteiten.

Na deze militaire ingreep werd de FP opgericht door oud RP leden, maar ook deze partij werd na een paar jaar door de Veiligheidsraad verboden. In de periode van de FP kwam

met het verbod op politieke activiteiten van de partijleiders meer ruimte voor interne kritiek, wat als gevolg had dat er twee kampen ontstonden: het traditionele kamp, dat bestond uit aanhangers van Erbakan en het reformistische kamp. De reformisten vormden na het verbod op de FP de AKP in 2001 en de traditionalisten de SP in datzelfde jaar (Ibid.: 323).

Er was een duidelijke breuk zichtbaar tussen de politiek van de AKP en het islamisme van de Milli Gorus beweging waaruit de AKP is voortgekomen. De Milli Gorus beweging was sterk antiwesters en zag de achteruitgang van de islamitische beschaving als een gevolg van hervormingen in de Tanzimat periode waarin de Turkse samenleving geïntroduceerd zou zijn aan ‘de materialistische ziekte’ van het westen. Genezing was in deze visie mogelijk via een proces van morele ontwikkelijking, of anders gezegd, islamisering. Een moreel

ontwikkeld Turkije zou vervolgens de islamitische wereld kunnen leiden in het opbloeien van de islamitische beschaving en het formeren van een islamitisch blok tegenover het westen (Cinar, 2006: 474).

De AKP zag in de islam niet langer de oplossing voor alle problemen in de

samenleving. In plaats daarvan lag vooral in het eerste regeringstermijn de nadruk in het discours van de AKP op democratie, mensenrechten en pluralisme, en lag de prioriteit op de toetreding tot de Europese Unie (EU). Deze doelen werden in deze termijn ook nagestreefd: De AKP speelde en belangrijke rol in de beslissing van de EU om de onderhandelingen met Turkije over toetreding te starten, basisrechten werden verbeterd (zoals een zero tolerance houding van de regering ten opzichte van martelingen, het afschaffen van de doodstraf en betere bescherming van vrouwen tegen geweld), de Koerdische minderheid kreeg een aantal culturele rechten en de invloed van het leger in de politiek werd ingeperkt (Toprak, 2005: 183).

De AKP profileerde zichzelf met deze nieuwe koers als een conservatieve

democratische partij naar westers voorbeeld en wees daarmee het islamisme af. Religieuze belangen stonden wel op de agenda, maar maakten volgens de AKP onderdeel uit van een bredere pluralistische visie op de samenleving. In deze eerste regeringsperiode van de partij vroegen veel academici zich af of Turkije als voorbeeld kon dienen voor andere islamitische landen als een land waarin democratie en een nieuwe vorm van politieke islam goed samen kon gaan (Tepe, 2005; Cavdar, 2006; Toprak, 2005). Deze invalshoek is ook erg bepalend geweest voor het type onderzoek dat over het algemeen gedaan is naar de politiek van de AKP; veel onderzoeken hebben betrekking op relatie tussen de AKP en religie, tussen de

AKP en liberalisme en democratie of op de verhouding tussen religie en democratie onder de AKP8

Vanaf de derde termijn van de AKP is er echter een negatieve trend rondom het democratiseringsproces van Turkije zichtbaar welke in een rapport van Freedom House als volgt wordt beschreven: “Turkey’s democracy is in crisis…Prime Minister Erdogan is advocating the reversal of important democratic reforms his own party championed just a few years ago” (Susan Corke et al., 2013: 3). De negatieve ontwikkelingen vormden een

voedingsbodem voor hevige protesten, ook wel de Gezi protesten genoemd, die plaatsvonden in verschillende steden door heel Turkije in 2013. De politieke situatie heeft mensen met verschillende achtergronden en belangen tegelijkertijd op de been weten te brengen waardoor niet één enkele ontwikkeling als belangrijkste genoemd kan worden. Ontwikkelingen die in de bestaande literatuur over dit onderwerp veelal genoemd worden zijn het steeds

autoritairder worden karakter van de AKP, de beperking op de persvrijheid, het conservatieve beleid van de AKP, het buitenlandse beleid van de AKP (vooral met betrekking tot Syrië), het neo-liberale kapitalistische beleid van de AKP en het beleid van de AKP met betrekking tot natuur en milieu waar het protest oorspronkelijk mee begon; als actie tegen bouwplannen van een winkelcentrum dat het Gezi-park zou vervangen (Abbas, 2013; Ozbudun, 2014; Atay, 2013; Gurcan & Peker, 2014). Na de Gezi protesten bleef de AKP echter de meerderheid behouden in verkiezingen en deze aanhoudende populariteit onder een groot deel van de Turkse bevolking gebruikte Erdogan in zijn reactie op de protesten. Zijn boodschap was duidelijk: in een democratie wordt de wil van het volk bepaald in de stembus en niet door 'tuig' op de straat (Taspinar, 2014: 52).

Interessant voor deze scriptie is dat onder de demonstranten de alevi in groten getale aanwezig waren. Ook alle zes doden die tijdens de protesten zijn omgekomen waren alevi, waarvan drie alawieten uit Hatay (Bardakci, 2015: 366; Tastekin in: al-Monitor, 2014).

7.2. De oorzaken van onvrede over de AKP onder de alawieten

In dit deel van dit hoofdstuk zal de vraag waar de onvrede van alawieten over de Turkse regering vandaan komt beantwoord worden. In lijn met de voorgaande delen in deze scriptie zal hierbij gekeken worden naar het nationalisme van de AKP, de manier waarop de AKP de 8 Zie onder anderen: Insel, A. (2003). The AKP and normalizing democracy in Turkey. The South Atlantic Quarterly, 102(2), 293-308.; Tepe, S. (2005). Turkey's AKP: A Model" Muslim-Democratic" Party?.Journal of Democracy, 16(3), 69-82.; Nasr, S. V. R. (2005). The Rise of" Muslim Democracy". Journal of Democracy, 16(2), 13-27.; Hale, W., & Ozbudun, E. (2009). Islamism, democracy and liberalism in Turkey: The case of the AKP. Routledge.; Dagi, I. (2008). Turkey's AKP in Power. Journal of Democracy, 19(3), 25-30.

natie en de nationale identiteit definieert en de gevolgen hiervan voor de alawieten . 7.2.1 Het nieuwe nationalisme van de AKP

In de bestaande literatuur over de AKP is nationalisme een onderbelicht onderwerp. Zoals hierboven al is gesteld hebben veel onderzoeken namelijk betrekking op de relatie van de partij met islamisme, liberalisme en democratie. Een van de weinige onderzoeken die wel betrekking hebben op het nationalisme van de AKP is een recent onderzoek, gedaan door Saracoglu en Demirkol (2015). Zij stellen dat de AKP een nieuw nationalistisch project heeft geprobeerd op te bouwen, waarin binnenlands en buitenlands beleid sterk met elkaar

samenhangen. De veranderingen in het buitenlandse beleid laten volgens hen zien dat de partij de opbouw van een ideologische hegemonie al grotendeels heeft weten te consolideren, waardoor het nationalisme van de AKP binnen het discours van de staat als dominant kan worden gezien. Dit volgt uit de aanname dat het buitenlandse beleid van een land gezien kan worden als een verlenging van de officiële staatsideologie, welke stabieler is dan de meer flexibele, pragmatische en populistische partijgebonden ideologieën (Saracoglu & Demirkol, 2015: 302-303).

Volgens Saracoglu en Demirkol heeft de AKP het kemalistische begrip van een natie veranderd op een manier die beter past bij het eigen politieke project. De belangrijkste verandering is het islamitische karakter dat aan de nationale identiteit gegeven wordt. Waar in het kemalisme de islam als een van verschillende culturele eigenschappen van het Turks zijn werd gezien, is in de visie van de AKP de islam het kern element geworden in de definiëring van wat een natie is. Hiermee verschilt de visie van de AKP volgens de schrijvers ook van de Turks-islamitische synthese van de jaren tachtig, omdat het niet om een combinatie gaat waarbij de islam gebuikt wordt om het Turks zijn te definiëren, maar islam voorop komt te staan als nationalistische kernwaarde (Ibid.: 306-307). Dat de islam voorop is komen te staan in de definiëring van de nationale identiteit betekent echter niet dat de visie van de AKP een voortzetting is van het islamisme van de Milli Gorus beweging. Waar de Milli Gorus

beweging erg antiwesters en antikapitalistisch is, ziet de AKP de neoliberale strategie voor economische groei als een noodzakelijke vereiste om de positie van de natie in de

internationale arena te versterken (Ibid.: 308).

Dit nieuwe nationalistische project van de AKP, zoals beschreven door Saracoglu en Demirkol, wordt goed duidelijk wanneer gekeken wordt naar de omgang van de AKP met de Koerdische minderheid. De islam diende in de visie van de AKP als bindmiddel tussen Koerden en Turken. Door de gemeenschappelijke islamitische banden en het begrip

‘islamitisch broederschap’ te benadrukken heeft de AKP geprobeerd het Koerdische

nationalisme en separatisme te beheersen. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk uit een toespraak van voormalig premier en tegenwoordig president (sinds 2014) Recep Tayyip Erdogan tijdens een bezoek aan de stad Diyarbakir (waar voornamelijk Koerden wonen), waarin hij stelt: “I am against both Turkish and Kurdish nationalisms. All the Kurds and Turks are my brothers…We turn our faces towards the same qibla [de Kaaba in Mekka]”(Sarigil & Fazlioglu, 2013: 560). In uitspraken van de huidige minister van Justitie en voormalig onderminister van Religieuze Zaken, Bekir Bozdag, kan daarnaast de aanname worden gevonden dat een vrome moslim niet betrokken zou raken in nationalisme en terrorisme. Volgens Bozdag zou de promotie van de islam in de maatschappij tendensen richting nationalisme en terrorisme kunnen bedwingen. Zo stelt hij bijvoorbeeld:

If a son of a Muslim husband and wife goes to the mountains and joins the terrorist

organization to kill innocent people, it is because our men of religion do not really do their duty. If we could teach people Islam very well and if our officials, imams and Koran instructors do their duty appropriately, no terrorist organization would be able to recruit terrorists among the Muslims (Ibid.).

De pro-Koerdische Baris ve Demokrasi Partisi (BDP), ofwel Partij voor Vrede en

Democratie zag het succes dat de AKP met deze islamitische koers had bij de Koerdische kiezers en begon zelf de islam milder te benaderen. Ook de BDP zag kansen in het betrekken van religie in de politiek en zo organiseerde de partij bijvoorbeeld alternatieve

vrijdagsgebeden (gebeden die niet werden gehouden onder leiding van door de staat aangewezen imams). Erdogan reageerde hierop door te stellen dat de BDP met deze actie religie uitbuitte om stemmen te winnen, maar dat de BDP niet daadwerkelijk religieus was: For instance, we see females among those who participate in their Friday Prayers. They also consider Apo [Abdulllah Ocalan] as a Prophet. These also show that they do not have

anything to do with Islam. Actually they still follow Marxist-Leninist understandings (Ibid.).

Daarbij betoogde Erdogan dat deze alternatieve gebeden een bedreiging vormden voor de eenheid en de integriteit van religie en religieuze gemeenschappen, wat een ontwrichtend en verdelend effect zou hebben op de islam (Ibid.).

Uit het bovenstaande kan opgemaakt worden dat de AKP aan de ene kant de islam als een bindmiddel tussen Turken en Koerden ziet, maar dat aan de andere kant de islam van de Koerden wel in lijn moet zijn met de islam van de staat (dat wil zeggen de islam van de

AKP). Op deze manier tracht de AKP een nieuwe nationale identiteit te creëren die een groot deel van de bevolking met elkaar verbindt, maar die tegelijkertijd een ander deel van de bevolking, het deel dat een bedreiging vormt voor het bindmiddel, uitsluit.

Zoals door Saracoglu en Demirkol is gesteld bestaat er een verbondenheid tussen het nationalistische project van de AKP en het Turkse buitenlandse beleid. Dit buitenlandse beleid is in sterke mate beïnvloed door de huidige premier, voormalig minister van

Buitenlandse Zaken en hoogleraar in de Internationale Betrekkingen Ahmet Davutoglu. In zijn visie zou Turkije ernaar moeten streven een centrale positie binnen de internationale arena te bemachtigen aan de hand van het door hem uitgewerkte concept stratejik direnlik, wat ‘strategische diepte’ betekent (Davutoglu in Foreign Policy: 2010). Waar het

buitenlandse beleid van Turkije in de kemalistische periode zich zoveel mogelijk afzijdig hield van de politiek in het Midden Oosten, speelt dit gebied een belangrijke rol in het concept stratejik direnlik. Dit legt Davutoglu uit aan de hand van twee ‘dieptes’ die onder

stratejik direnlik vallen; de ‘geografische diepte’ en de ‘historische diepte’. Waar de

‘geografische diepte’ staat voor de ligging van Turkije als buurland van verschillende landen in het Midden Oosten, staat de ‘historische diepte’ voor de gedeelde Ottomaanse

geschiedenis met het gebied en de culturele en religieuze overeenkomsten die hieruit zijn voortgekomen (Ibid.). De missie van Turkije als grootmacht in de regio beschrijft Davutoglu als volgt:

The other states say to us, ‘do not engage in adventures in foreign policy, do not follow an active politics.’ And we keep saying ‘Turkey has always been a subject, can never be objectified. We have always been a subject, and no one can make this nation an object. Today, could anyone, particularly Palestine, oppose anything in the Middle East without the presence of Turkey? We should do what our history necessitates. This nation has always been a subject of history and will continue to be so (Saracoglu & Demirkol, 2015: 315).

Wanneer gekeken wordt naar de manier waarop de nationale identiteit in Turkije tot stand is gekomen kan worden vastgesteld dat de weergave van de geschiedenis altijd een belangrijk onderdeel is geweest in de vormgeving van deze identiteit. De visie van de AKP op de positie van Turkije als belangrijke grootmacht in de internationale politiek en de Ottomaanse

geschiedenis van waaruit deze positie voortvloeit laten echter een hele nieuwe kijk op de geschiedenis van de Turkse natie zien. De Ottomaanse geschiedenis speelde nooit een rol in het vormen van een nationale identiteit in de kemalistische periode. Kemalisten benadrukten daarentegen de geschiedenis van het tot stand komen van de Turkse Republiek en voerden de

oorsprong van de Turkse natie terug op eeuwen oude Anatolische beschavingen. De nieuwe rol die de Ottomaanse geschiedenis heeft gekregen onder de AKP ondersteunt en versterkt de op de (soennitische) islam gebaseerde nationale identiteit en toont tegelijkertijd een breuk aan met de kemalistische staatsideologie.

Demirkol en Saracoglu stellen dat met deze nieuwe koers het voor de AKP steeds moeilijker is geworden om te claimen dat de partij de gehele natie representeert doordat verschillende groepen worden uitgesloten in de nieuwe definitie van wat de natie is (Ibid.: 317). In het volgende deel van dit hoofdstuk zal gekeken worden in hoeverre deze conclusie geldt voor de alawieten.

7.2.2. Het nieuwe nationalisme van de AKP en de ‘alevi opening’

Vanaf de tweede regeringstermijn van de AKP in 2007 heeft de partij verschillende

initiatieven genomen om Turkije verder te democratiseren. Hierbij werden vraagstukken met betrekking tot minderheden geïntroduceerd aan het publieke debat, waaronder ook het vraagstuk met betrekking tot de alevi (Ozkol, 2015: 81). In deze eerste periode omarmde de AKP een tolerant en inclusief discours met betrekking tot minderheden waarmee de partij meer publieke zichtbaarheid van deze groepen creëerde (Akdemir, 2014: 66). De

democratische hervormingen moeten in het licht van de uitgesproken toewijding van de AKP aan het volbrengen van de toetredingseisen van de EU gezien worden. Een context die de

alevi meer dan ooit motiveerde om voor hervormingen te pleiten (Pinar, 2013: 512).

Alhoewel er binnen de alevi beweging als geheel veel verschillende perspectieven bestonden op de manier waarop alevi zouden moeten onderhandelen met de politieke elite, waren de verschillende stromingen het in ieder geval eens over de volgende zes eisen: Ten eerste zouden cem huizen (gebedshuizen voor Turkse en Koerdische alevi) een legale status moeten krijgen als erkende gebedshuizen; ten tweede zou een gedeelte van het budget van de DIB besteed moeten worden aan het ondersteunen van deze cem huizen; ten derde zou de DIB trainingen en diensten moeten verlenen aan alevi religieuze leiders, net zoals deze verleend worden aan soennitische imams; ten vierde zouden alevi vertegenwoordigd moeten worden in de DIB, of de DIB zou in zijn geheel moeten worden afgeschaft; ten vijfde zouden religieuze lessen informatie over alevi moeten bevatten en deze lessen zouden optioneel gemaakt moeten worden voor studenten; ten slotte zou van het Madimak hotel, de plek van het bloedbad in Sivas, een gedenkplaats en een museum gemaakt moeten worden (Ibid.: 511).

De AKP startte vanaf 2007 een politiek programma dat de 'alevi opening' werd genoemd, waarbij eerst een serie van zeven workshops georganiseerd werd met als doel het

creëren van een arena waarbinnen verschillende organisaties, leden van het parlement, intellectuelen en religieuze geleerden (alevi en niet-alevi) de eisen van de alevi konden bespreken. Daarnaast werd er in de op middelbare scholen gebruikte tekstboeken informatie over de alevi religie toegevoegd, werd er op televisie en radio programma's uitgezonden met betrekking tot de geschiedenis en religie van de alevi en ten slotte werden verschillende iftar maaltijden (de eerste maaltijd na zonsondergang in de vastenmaand ramadan) georganiseerd waar leiders van alevi organisaties voor waren uitgenodigd (Ibid.: 513).

Alhoewel de initiatieven van de AKP in eerste instantie op een positieve manier werden ontvangen, kan worden vastgesteld dat de 'alevi opening' uiteindelijk is mislukt. Deze

mislukking kan worden teruggevoerd op de manier waarop de AKP met de alevi is omgegaan binnen het programma van de ‘alevi opening’. Ozkul stelt dat de AKP religie heeft

geprobeerd te controleren in plaats van religieuze vrijheid te vestigen en dat het falen van de 'alevi opening' in grote mate hiermee te maken had (Ozkul, 2015: 81).

De genoemde workshops waarin de eisen van de alevi besproken zouden worden laten