• No results found

Dataverzameling

In document Werk maken van taal in het mbo (pagina 39-43)

3. Methode

3.3 Dataverzameling

De drie diepte-interviews voorafgaand aan bovenstaande focusgroepgesprekken zijn gehouden met Hans, Sonja en Melissa. Hans is docent Nederlands bij de opleidingen Handel en Ondernemerschap en is taalcoördinator van ROC Friese Poort, vestiging Leeuwarden/Dokkum. Tevens zit Hans in de vaststellingscommissie voor de instellingsexamens en is hij voorzitter van de vakgroep Nederlands (25-30 docenten) van de vier locaties van de vestiging Leeuwarden/Dokkum van ROC Friese Poort. De kernleden van deze vakgroep waren eerder de taalcoaches (onderdeel van het taalbeleid: de Drieslag Taal) en zij vergaderen tegenwoordig over onderwerpen als de methodes voor het vak Nederlands en de examinering. Sonja is projectleider taal en rekenen bij FC Extra, school voor Volwasseneducatie van het Friesland College. Melissa is docent Nederlands binnen het cluster Transport & Logistiek en zit in de werkgroep Nederlands van de school voor Techniek & Technologie van het Friesland College. Sonja en Melissa zitten ten slotte beide in de kwaliteitsimpulsgroep Nederlands van het Friesland College.

3.2.2 Deelnemende mbo-instellingen

ROC Friese Poort is een mbo-instelling die christelijk middelbaar beroepsonderwijs aanbiedt aan jongeren en volwassenen, en heeft de volgende vestigingen: Leeuwarden/Dokkum, Sneek, Drachten en Emmeloord/Urk. Bovendien verzorgt ROC Friese Poort een groot aantal opleidingen en trainingen voor bedrijven en instellingen om een leven lang leren te faciliteren (ROC Friese Poort, z.d.). Het onderwijs varieert van korte, intensieve trainingen op maat tot meerjarige opleidingen, die individueel of in groepsverband gevolgd worden (ROC Friese Poort, z.d.). Volgens ROC Friese Poort vraagt en verwacht de samenleving in de toekomst andere vaardigheden van (jonge) mensen; het werkveld is constant in beweging en onderhevig aan sterke veranderingen (ROC Friese Poort, z.d.). Als mbo-instelling wil ROC Friese Poort daarom vooroplopen bij de ontwikkelingen in het beroepenveld en ziet het als haar maatschappelijke opdracht om belang te hechten aan persoonsvorming van studenten tot flexibele, empathische en ondernemende mensen.

Ook het Friesland College is een ROC dat middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie verzorgt. Het beroepsonderwijs kun je volgen in de vestigingen in Leeuwarden en Heerenveen. Het Friesland College is zelfgezegd een grote school, omdat er keuze is uit meer dan 200 opleidingen in bijna alle richtingen. Tegelijkertijd is de mbo-instelling klein, omdat het Friesland College alle opleidingen in kleine afdelingen verzorgt, met persoonlijke begeleiding. Elke afdeling of ‘school’ binnen het Friesland College is gespecialiseerd in een bepaald vakgebied. Het Friesland College wil naast vakkennis en persoonlijke ontwikkeling ook de praktijk centraal stellen. De opleiding bestaat dan ook grotendeels uit praktijkopdrachten en stage. Ten slotte vindt het Friesland College uitwisseling van kennis erg belangrijk; er is veel samenwerking met het bedrijfsleven, instellingen en andere onderwijsorganisaties (Friesland College, 2017).

3.3 Dataverzameling

In het begin van het onderzoekstraject zijn verkennende bezoeken gebracht aan het Friesland College en ROC Friese Poort. Deze twee dagen stonden in het kader van kennismaking met het mbo en met het taalonderwijs binnen de mbo-instellingen. Vervolgens zijn drie diepte-interviews, twee focusgroepgesprekken en negen schriftelijke interviews gehouden die in deze paragraaf worden toegelicht.

3.3.1 Diepte-interviews

Ter oriëntatie op de opleidingen en de organisatie van het onderwijs, en ter voorbereiding van de focusgroepgesprekken zijn twee voorgesprekken gehouden. Interviews kunnen namelijk ook gebruikt

39 worden voor het verzamelen van feitelijke informatie (Denscombe, 2010). Interviews - in het bijzonder diepte-interviews - lenen zich goed voor de verzameling van kennis en opvattingen van een participant over een specifiek onderwerp (Denscombe, 2010). Het doel van deze interviews was om zo gedetailleerd mogelijke informatie in te winnen over de praktische zaken van het middelbaar beroepsonderwijs en meer inzicht te krijgen in de organisatie van de opleidingen waarvan de opleidingsteams deelnamen aan de focusgroepgesprekken. Omdat de onderzoekers een duidelijke lijst met vastgestelde vragen hadden, maar er voldoende ruimte was voor eigen inbreng en doorvragen, spreken we van semigestructureerde interviews. Waar nodig zijn verdiepingsvragen gesteld. Het interview vond plaats in de natuurlijke setting van de participanten: op de werkplek. De interviews zijn opgenomen met een audiorecorder om uitwerking van de interviews mogelijk te maken.

De diepte-interviews begonnen met informatie over de onderwijsinstellingen ROC Friese Poort/Friesland College, en over de organisatie van de opleidingen en de studentenpopulatie, gevolgd door een korte beschrijving van het onderwijsconcept. De eerste vragen van het interview waren zeer relevant voor dit onderzoek en focusten op de organisatie van de opleiding: het curriculum, de verbinding met het beroepenveld, taalonderwijs, het vak Nederlands en taalbeleid (zie Bijlage 3). Het tweede deel van het interview ging dieper in op de toetsing en examinering van taalvaardigheid van mbo-studenten. De verslagen van deze voorgesprekken zijn opgenomen in Bijlage 4.

Om een compleet beeld te krijgen van de opvattingen en ervaringen van taal- en vakdocenten met betrekking tot de taaleisen van de dynamische arbeidsmarkt en de aansluiting van het mbo-onderwijs op die eisen, zijn aansluitend op deze interviews focusgroepgesprekken gehouden. De diepte-interviews leverden input voor (de voorbereiding van) de focusgroepgesprekken.

3.3.2 Focusgroepgesprekken

Dataverzameling vond plaats met behulp van focusgroepgesprekken, omdat de participanten zo in groepsverband ondervraagd konden worden. Zij gingen met elkaar in gesprek en konden hun eigen attitudes, ideeën, wensen en persoonlijke ervaringen verwoorden met betrekking tot taaleisen van de arbeidsmarkt en de aansluiting van het curriculum op die eisen. Het uitwerken, analyseren, coderen en rapporteren van focusgroepgesprekken en notities is tijds- en arbeidsintensief, maar in relatief korte tijd konden kennis, opvattingen en waarden binnen het opleidingsteam achterhaald worden (Denscombe, 2010). Een groter aantal participanten heeft ook een voordeel in de representativiteit van de data (Denscombe, 2010). Een breder spectrum van docenten is betrokken bij het onderzoek en er is meer variatie in opvattingen en ervaringen aan bod gekomen (Denscombe, 2010). Om verschillende inzichten te verzamelen, is gekozen voor een selectie van taal- én vakdocenten.

Tijdens de focusgroepgesprekken werden de participanten aangemoedigd gezamenlijk te discussiëren over de onderwerpen die werden aangedragen door de onderzoekers. De gespreksleider had de rol van facilitator en liet alle participanten spreken (Denscombe, 2010). De gespreksleider bewaakte de lijn van het gesprek en zorgde ervoor dat alle onderwerpen aan bod kwamen. Deze persoon zag erop toe dat de gespreksdeelnemers niet slechts reageerden op de vraag, maar stimuleerde de groepsdynamiek. Focusgroepgesprekken zijn zo een goede manier om te onderzoeken in hoeverre er gedeelde visies over een bepaald onderwerp binnen een groep zijn (Denscombe, 2010).

Idealiter bestaat de focusgroep uit een kleine groep van zes tot negen participanten die door de onderzoeker bij elkaar worden gebracht (Denscombe, 2010). De focusgroepgesprekken bestonden uit gemiddeld zes leden van een opleidingsteam. Volgens Denscombe is deze samenstelling groot genoeg

40 om een scala aan standpunten en meningen mogelijk te maken in een groep en tegelijkertijd niet te groot om met de discussie om te gaan. Volgens Baxter en Babbie (2003) moet de groep klein genoeg zijn, zodat alle participanten uitgebreid kunnen spreken, maar groot genoeg om verschillende meningen te genereren.

Het is gebruikelijk om meerdere focusgroepen te organiseren, omdat een enkele focusgroep wellicht te atypisch is om inzichten te bieden (Baxter & Babbie, 2003). Daarom worden twee opleidingen onderzocht en kan er een vergelijking gemaakt worden. Beroepsopleidingen brengen volgens onderzoek van Elbers (2012) immers uiteenlopende taaleisen met zich mee. En ook De Groof (2003) deed in zijn onderzoek met behulp van ‘profielen van taaleisen’ bevindingen dat taalcompetenties verschillen per vakgebied: op mondelinge dan wel schriftelijke communicatie georiënteerd.

Aangezien de onderzoekers gezamenlijk een themalijst hebben samengesteld met thema’s die aan bod moeten komen, was het focusgroepgesprek een semigestructureerd interview. Tijdens het interview introduceerde de gespreksleider geregeld thema’s om de discussie te bevorderen. De participanten kregen zo de gelegenheid om zelf over antwoorden na te denken en we maakten interactie mogelijk door participanten op elkaar te laten reageren. Het semigestructureerde interview was flexibel in de volgorde van de onderwerpen en er was voldoende ruimte voor de participanten om eigen ideeën aan te dragen en uitgebreid over kwesties te praten (Denscombe, 2010). De gesprekken hebben twee uur geduurd, wat in de lijn der verwachting lag bij de onderzoekers. De sessies van focusgroepgesprekken duren doorgaans anderhalf tot twee uren (Denscombe, 2010). Volgens Denscombe moeten onderzoekers proberen een rustige locatie met privacy te zoeken in de natuurlijke omgeving van de participanten, met een goede akoestiek voor eventuele opnames. De focusgroepgesprekken hebben daarom plaatsgevonden in een leslokaal, in een setting die iedere gespreksdeelnemer de kans bood om alle aanwezigen te zien (Denscombe, 2010). De gespreksleider zat op een centrale plaats, zoals Denscombe aanbeveelt.

Twee onderzoekers waren als observator aanwezig bij het interview en hebben tijdens de focusgroepgesprekken aantekeningen gemaakt. Deze observaties dienen tijdens het onderzoeksproces als field notes van relevante informatie die bijvoorbeeld een audio-opname mist: informatie over de context van de locatie en non-verbale communicatie (Denscombe, 2010). Tijdens de focusgroepen werd gebruik gemaakt van audio-opnames, zodat de onderzoekers een permanente opname van het interview hebben en waardoor ook transcripten van het gesprek gemaakt konden worden (zie Bijlage 7). Hoewel video-opnames een compleet beeld van het gesprek geven met non-verbale communicatie en contextuele factoren, is het vaak - en ook in dit geval - het beladen effect van video-opnames die onderzoekers doet besluiten een audio-opname te maken (Denscombe, 2010).

3.3.3 Interviewvragen

De interviewvragen voor de diepte-interviews en focusgroepgesprekken zijn tot stand gekomen door theoretische concepten en indicatoren van de te onderzoeken onderwerpen te definiëren (Emans, 2002, p. 124). Allereerst zijn er drie theoretische concepten afgeleid van de onderzoeksvragen. Deze drie theoretische concepten vormen tevens de thema’s van de onderzoeksvragen (hoofdstuk 2.7). De volgende stap na het vormen van theoretische concepten is het ontwikkelen van indicatoren, ook wel hulpvariabelen genoemd (Emans, 2002). Deze indicatoren zijn in interviewvragen om te zetten en hangen tegelijkertijd zodanig met de theoretische concepten samen dat zij geacht kunnen worden deze te representeren (Emans, 2002, p. 125). Naar aanleiding van de literatuur in het theoretisch kader

41 (hoofdstuk 2) zijn dertien indicatoren van de theoretische concepten in vraagvorm ontworpen. In figuur 3.3 worden de theoretische concepten en indicatoren schematisch gepresenteerd.

Theoretische concepten

Indicatoren

- Welke kennis hebben taal- en vakdocenten van de taaleisen die de dynamische arbeidsmarkt stelt aan mbo-studenten bij entree op de arbeidsmarkt en op de langere termijn?

- Welke kennis hebben taal- en vakdocenten van de aansluiting van het taalniveau dat mbo-studenten hebben aan het einde van de opleiding op die taaleisen?

- In hoeverre weten taal- en vakdocenten wat de taaleisen/-competenties zijn die beschreven staan in kwalificatiedossiers en het Referentiekader taal?*

- Weten taal- en vakdocenten of de taaleisen van de arbeidsmarkt aansluiten bij de eindnormen beschreven in kwalificatiedossiers en het Referentiekader taal?*

- Hoe worden de taalcompetenties van mbo-studenten getoetst?*

- Hebben mbo-docenten verbindingen met het beroepenveld, en zo ja: welke verbindingen?

- In hoeverre is er sprake van een taalbeleid en taaldoelen binnen de mbo-opleiding en hoe worden deze nagestreefd?

- In hoeverre is er sprake van taalgericht vakonderwijs en een samenwerking tussen taal- en vakdocenten?

- Eventueel: hoe wordt het vak Nederlands vormgegeven?

- Welke opvattingen hebben taal- en vakdocenten over de huidige aansluiting van het curriculum op de taaleisen van de arbeidsmarkt?

- En ook: welke opvattingen hebben zij over de aansluiting van de opleidingspraktijken op de taaleisen van de arbeidsmarkt? - Welke visie hebben taal- en vakdocenten op hun rol en

verantwoordelijkheid in het taalonderwijs?

- Welke opvattingen hebben taal- en vakdocenten over de expertise van het opleidingsteam?

Figuur 3.3: Theoretische concepten en indicatoren

Uiteindelijk zijn tien van deze indicatoren meegenomen in dit onderzoek. De overige drie indicatoren (*) worden in een ander onderzoek binnen het TDA-project opgenomen (Van der Meulen). Naar aanleiding van de indicatoren zijn interviewvragen ontwikkeld voor de diepte-interviews en de focusgroepgesprekken. De oorspronkelijke lijst met interviewvragen die is aangeleverd als input voor de focusgroepgesprekken is opgenomen in Bijlage 5. Uit deze lijst zijn bovendien een aantal vragen voor het diepte-interview geselecteerd (zie Bijlage 3). De onderzoekers van het TDA-project hebben met alle gezamenlijke input een definitieve vragenlijst voor de focusgroepgesprekken ontworpen, welke te vinden is in Bijlage 6.

Kennis van taal- en vakdocenten over taaleisen arbeidsmarkt

Wat doen taal- en vakdocenten om aan

taaleisen van de arbeidsmarkt te tegemoet

te komen

Opvattingen van taal- en vakdocenten over aansluiting curriculum op taaleisen arbeidsmarkt (en mogelijkheden/wensen om

42

3.3.4 Schriftelijke interviews

Na het focusgroepgesprek bij ROC Friese Poort bleek er nog onvoldoende informatie verzameld te zijn over bepaalde thema’s uit de lijst met theoretische concepten en indicatoren. Om de dataverzameling compleet te maken is een schriftelijk interview opgezet. Aan de hand van de lijst met indicatoren (figuur 3.3) en de oorspronkelijke interviewvragen (Bijlage 5) zijn interviewvragen ontworpen. De volgende thema’s zijn verwerkt tot interviewvragen:

 Kennis van taaltaken: in opleiding, beroep (op korte en lange termijn) en voor een leven lang leren

belang van generieke en beroepsspecifieke taalvaardigheden  Rol en verantwoordelijkheid van taal- en vakdocenten bij de taalontwikkeling van studenten  Opvattingen over de aansluiting van het curriculum/de opleidingspraktijken op de taaltaken

die de arbeidsmarkt vereist, voor doorstroom naar een hoger onderwijsniveau en een leven lang leren

Het schriftelijke interview, te vinden in Bijlage 8, is per e-mail verstuurd naar twaalf docenten van het opleidingsteam Handel en Ondernemerschap. Negen docenten hebben daadwerkelijk deelgenomen aan het schriftelijke interview. Er is gekozen voor een schriftelijk interview, om de docenten op deze manier de kans te bieden om na te denken over de vragen en hen concrete antwoorden te laten formuleren op de vragen, die als quotes kunnen worden meegenomen in het onderzoek. Daarnaast is rekening gehouden met de tijdsplanning van het onderzoek.

In document Werk maken van taal in het mbo (pagina 39-43)