• No results found

Daling der rantsoenen

In document 1939 - I 945 (pagina 171-178)

Regel was dat het door ir. Louwes geleide rijksbureau voor de voedsel­ voorziening in oorlogstijd telkens voor een periode van vier weken de rantsoenen vaststelde en via de dagbladpers bekendmaakte. Uiteraard kon die vaststelling pas geschieden nadat het rijksbureau van o f via de Pro­ vinciale Voedselcommissarissen had vernomen, welke hoeveelheden voedsel ter beschikking gesteld waren o f zouden worden (zowel door de boeren en tuinders als door de levensmiddelen-industrie) en o f het transport en de opslag dusdanig waren geregeld dat in elke z.g. distribu- tiekring voldoende levensm iddelen aanwezig zouden zijn om de groot- en kleinhandel regelmatig te bevoorraden; de kleinhandelaren konden dan van de grossiers voldoende voorraden ontvangen en de consumenten konden vervolgens de rantsoenbonnen die zij op vertoon van hun distributiestamkaart bij de gem eentelijke distributiediensten hadden af­ gehaald, aan de kleinhandelaren presenteren. Tot en met de bevoorrading van de kleinhandel waren bij dit alles de in ’42 ingestelde agrarische hoofdbedrijf- en bedrijfschappen ten nauwste betrokken; er waren drie hoofdbedrijfschappen: voor zuivel, margarine, vetten en oliën, voor akkerbouwproducten, en voor tuinbouwproducten, en twee bedrijf­ schappen: voor vee en voor vlees en (maar dat laatste bedrijfschap speelde doordat de pluimveestapel in de eerste bezettingsjaren goeddeels was opgeruimd, nauwelijks een rol) voor pluimvee en eieren.

D eze gehele organisatie droeg een landelijk karakter en de rantsoenen werden van '40 a f ook voor het gehele land vastgesteld, verschillend voor de verschillende groepen consumenten (voor kinderen van nul tot vier jaar, voor personen die zware resp. zeer zware arbeid verrichtten, voor zwangere vrouwen alsook voor sommige zieken golden afwijkende

R A N T S O E N E N V O O R D E D U I T S E R S

rantsoenen) maar binnen die groepen waren de rantsoenen gelijk.1 Met die uniformiteit werd als gevolg van de noodtoestand in twee opzichten gebroken: ten eerste bepaalde het Reichskommissariat dat de nog in bezet Nederland aanwezige Rijksduitse burgers en familieleden van O ost- front-vrijw illigers dubbele rantsoenen moesten krijgen (de betrokkenen kregen daartoe elk twee exemplaren van de in september ingevoerde z.g.

1 D e Duitse m ilitaire en politie-form aties vielen buiten de gehele regeling: te hunnen behoeve w erd hetzij uit de veilin gen en abattoirs, hetzij uit de opslagplaatsen van de hoofdb ed rijf- en bedrijfschappen, hetzij uit de fabrieken rechtstreeks al datgene aangevoerd wat door de Oberquartier- o f Quartiermeister was besteld. D e Duitse formaties kregen in de hongerw inter m inder dan zij tevoren gew end waren maar vergeleken met de burgers in de drie w estelijke provincies werden zij in hoge mate bevoorrecht. D ie burgers hadden van eind decem ber a f per w eek recht op niet veel m eer dan een brood, een h alf ons vet (boter en margarine waren uit de distributie genom en) en ruim een ons vlees, ‘ en dan te zien’ , zo noteerde een inw oner van Schagen, ‘dat de M offen een h alf brood per dag krijgen m et een klont boter en een stuk w o rst!’ (aangehaald in A. van Graafeiland en K. H oltrop: Schagen in oorlogstijd (1947), p. 53). In het W estland kregen de Duitse troepen in novem ber volgens een plaatselijk relaas ‘elke dag 40 gram boter vo o r de boterham, 1 ons worst, 1 ons vleeswaren, aardappelen in o vervloed, rijst, griesm eel, suiker, erwtensoep met worst, karbonades, pudding, m elk . . . Het is om razend te w orden.’ (‘R eb el’ : Het mes op de

keel. Een Westlands dorp [H onselersdijk] in bezettingstijd (1946), p. 83, 84). ‘ D agelijks’,

aldus een waarnem er in Am sterdam , ‘ ergerde m en zich aan de grote voorraden levensm iddelen, vrachtauto’s vol, die bij de gebouw en waar Duitsers in huisden, gelost werden. D e Duitsers hielden kippen, varkens, geiten, zodat ze niets te kort kw am en’ (het feit dat ze die dieren hielden, w ijst toch w el op verstoringen in de aanvoer). ‘ H un vuilnisem m ers waren gevuld met lege groenteblikken en kartonnen dozen van maizena en van allerhande lekkernijen die een Am sterdam m er in geen maanden gezien had . . . Toen niem and m eer uien kon krijgen, w erden er bij de Duitse gebouw en wagens vol binnengebracht. O ok dranken hadden ze volop. Naast het Duitse ontspanningsgebouw ‘ Erika’ tegenover het Concertgebouw ’ (dat ontspan- ningsgebouw was het vroegere clubhuis van de Am sterdamse Ijsclub op het z.g. IJsclubterrein, later het M useum plein) ‘lagen meters hoge stapels lege flessen van w ijn en likeur, terw ijl m en er a f en toe vrachtauto’s volgeladen met kruiken jen ever zag lossen.’ (G. de Clercq: Amsterdam tijdens de hongerperiode. Van Dolle Dinsdag tot de

capitulatie (1945), p. 26-27).

M erkw aardig genoeg schijnen ook de gevangenen van de S D geprofiteerd te hebben van de naar verhouding royale D uitse bevoorrading, althans: in de C ellenba­ rakken te Scheveningen (het ‘O ran jehotel’) kregen zij per w eek m eer dan 5 kilo aardappelen en 1 400 gram brood, ‘ en dat in een tijd’ , schrijft E. P. W eber in het door hem samengestelde gedenkboek van het ‘ O ranjehotel’ , ‘dat in D en Haag het rantsoen aardappelen bestond uit 1 kg per w eek o f helemaal niets en 800, soms zelfs 400 gram brood per w e ek !’ (E. P. W eber: Gedenkboek van het ‘Oranjehotel’. Celmuren spreken.

H O N G E R W I N T E R

distributienoodkaart1) en ten tweede bleek het onm ogelijk, rantsoenen vast te stellen die voor het gehele bezette gebied golden. Dat gebied werd in tweeën gesplitst: de drie westelijke provincies en de overige, tenm in­ ste: dat was de belangrijkste scheiding die werd aangebracht. Z ij vloeide voort uit het feit dat het voedselem bargo slechts de drie westelijke provincies tro f en die provincies bovendien toch al ‘tekort-gebieden’ waren — de overige provincies waren ‘overschot-gebieden’. Binnen die hoofdindeling bestonden onder-indelingen, ja eigenlijk viel de gehele landelijke opzet van het distributiestelsel in zoverre in duigen dat van oktober '44 a f de rantsoenen per provincie o f per deel van een provincie, soms zelfs per gemeente, werden vastgesteld. D ie vaststelling geschiedde ook niet langer voor vier weken, maar in beginsel voor twee, ook wel voor één — in die laatste gevallen was het voor de plaatselijke voedsel - autoriteiten onm ogelijk geweest om langer dan een week vooruit te zien. Aflevering vond plaats op bonnen van de al genoemde distributienood­ kaart; toen de bonnen van die eerste kaart alle gebruikt waren, werd begin novem ber een tweede noodkaart uitgereikt, van de derde (en laatste) vond de uitreiking in januari plaats — de problemen waarvoor de illega­ liteit zich speciaal door die derde noodkaart zag gesteld, zullen w ij in hoofdstuk 6 behandelen.

Maar nu de rantsoenen.

W ij kunnen wat de provincies Gelderland, O verijssel, Drente, G ro­ ningen en Friesland betreft, kort zijn. Er is daar geen echte honger geleden en w ij achten het dan ook niet nodig, de rantsoenering in bijzonderheden te schetsen. Er was voldoende graan (en dus voldoende meel) en er waren voldoende aardappelen. Het weekrantsoen aardappelen is, behalve plaat­ selijk in de vorstperiode, niet beneden de 3 kilo gekomen en bovendien kon men in grote delen van de drie noordelijke provincies geruime tijd lang zonder moeite aardappelen buiten de distributie om kopen, zulks

1 Begin 45 profiteerden van deze regeling in het westen des lands ca. vijfduizend Rijksduitsers en ca. dertigduizend fam ilieleden van O ostfro n t-vrijw illigers.T e hunnen behoeve w aren aparte centrale keukens opgericht, de z.g. Deutsche Volksküchen, waar kw alitatief beter voedsel werd toebereid dan in de ‘ N ederlandse’ centrale keukens. In februari '45 kregen die Rijksduitsers en fam ilieleden van O ostfron t-vrijw illigers bovendien een h a lf pond boter en een ons kaas extra.

O ok de gezinnen van personen die zich in het kader van de Liese-Aktion van 4 tot 8 januari '45 bij de Fachberater der G A B ’s hadden aangemeld, hadden recht op een extra noodkaart; w ij weten slechts dat in Am sterdam aan die gezinnen een kleine 3 000 noodkaarten zijn uitgereikt — cijfers v o o r andere steden ontbreken.

Tabel I : Gem iddelde weekratitsoenen der 'normale verbruikers ’ in de hongerprovincies,

i oktober—2 3 december 1944 (in grammen, tenzij anders aangegeven)

O V E R Z I C H T DE R R A N T S O E N E N

1 —28 okt. 29 okt.- 2 5 nov. 26 nov.— 2 3 dec.

S u ik er 250 6 2 'A '

B ro o d 1 800 1 600 I 100

M argarin e/b o ter/o lie/vet 12 5 106%

55

V lees 12 5 12 5 12 5

H averm ou t/go rt 12 5

93

3/<

Peu lvruchten 62 y2

93

%

Aardappelen 2 000 2 0 0 0 1 000

K o ffiesu rro gaat 4 1% 4 1% 4 1%

B lo e m 7 0 2 70

35

V e rm ice lli 25 25 25

Kaas

50 50 50

Jam /stro o p 12 5 12 5 12 5

T ap tem elk (in liters) 1% 7/>‘ i 3

Z o u t 25

1 W ie suiker kocht, kreeg geen jam o f stroop (en omgekeerd). 2 Benevens 62V2 gram extra voo r de vier- tot tw intigjarigen. 3 U itsluitend vo o r de v ie r- tot veertienjarigen.

n ie t e e n s ‘ g r i j s ’ , la a t staan ‘ z w a r t ’ — e r w e r d o p straat m e e g e v e n t te g e n d e n o r m a le p r ijs : e e n d u b b e l t je p e r k ilo . V le e s w a s d a a r e n te g e n in d e o o s t e lij k e e n n o o r d e li jk e p r o v in c ie s m a a r w e i n i g b e s c h ik b a a r , aan s u ik e r k w a m e n e r g r o t e te k o r te n e n z o u t w a s e n k e le m a a n d e n la n g n e r g e n s te k r ijg e n . N a t u u r li jk k r e g e n v e e l s t e d e lin g e n h e t e r w è l m o e i l i jk : la n g n ie t a l le n h a d d e n v o l d o e n d e r e la t ie s o p h e t o m r in g e n d e p la tte la n d e n w i e lo u t e r a f h a n k e l ijk w a s v a n w a t d e d is t r ib u t ie v e r s c h a ft e , d o o r s t o n d m a a n ­ d e n d ie in v e e l o p z ic h te n g e k e n m e r k t w a r e n d o o r sch a a rste , n ie t e v e n w e l d o o r d e b itte r e n o o d w e l k e z ic h in d è d r ie w e s t e li jk e p r o v in c ie s g i n g a fte k e n e n . D e r a n t s o e n e n w e e r g e v e n d (z ie T a b e l I) w a a r o p d a a r d e z.g. ‘ n o r m a le v e r b r u ik e r s ’ r e c h t h a d d e n (d a t w a r e n d i e g e n e n d ie v i e r ja a r o f o u d e r w a r e n e n d ie g e e n re c h t h a d d e n o p t o e s la g e n o f a n d e r e a p a rte r a n t s o e n e n ) , w i l l e n w i j e e r s t d e c ijf e r s v e r m e ld e n d i e v a n 1 o k t o b e r '4 4 a f g o ld e n in

H O N G E R W I N T E R

de eerste drie vierwekelijkse perioden1 : de perioden van i tot 28 oktober, van 28 oktober tot 25 novem ber en van 25 novem ber tot 23 december — op laatstgenoemde datum was een nogal strenge winter ingevallen die een nieuwe, nog m oeilijker situatie deed ontstaan.

In de eerste vierwekelijkse periode (van 1 tot 28 oktober) golden de volgende weekrantsoenen: 250 gram suiker, 1 800 gram brood (een klef baksel!), 125 gram margarine, 125 gram vlees (inclusief been!), 125 gram havermout o f gort, 62 V2 gram peulvruchten, 2 000 gram aardappelen (veelal van matige kwaliteit), ruim 40 gram koffiesurrogaat, 70 gram bloem (benevens voor de vier- tot twintigjarigen 62% gram bloem extra), 25 gram verm icelli, 50 gram kaas en 125 gram jam o f stroop, 1% liter taptemelk en 25 gram zout. Het voornaamste verschil met de voorafgaan­ de periode was dat het aardappelrantsoen was verlaagd; het was in de loop van '44 gedaald van 5 tot 3 kilo, de verlaging tot 2 kilo was een zware slag — de eerste van vele; 2 kilo kwam neer op vier o f v ijf kleine aardappelen per dag, en het waren in de eerste plaats aardappelen welke voor de nodige maagvulling moesten zorgen.

In de tweede vierwekelijkse periode (van 29 oktober tot 25 november) verviel het rantsoen zout (dat zou de gehele hongerwinter door zo blijven), werd het suikerrantsoen verlaagd (tot 62V2 gram, en w ie die suiker kocht, kreeg geen jam o f stroop) en verlaagd werden voorts het margarinerantsoen (tot 62V2 gram, maar dat werd aangevuld met 25 gram vet en bijna 20 gram olie), het rantsoen havermout o f gort (tot ruim 90 gram) en het rantsoen taptemelk (dat werd tot een kwart teruggebracht) — verhoogd werd in die tweede periode het rantsoen peulvruchten: van 62 V2 tot ruim 90 gram.

In de derde periode (van 26 novem ber tot 23 december) werd aan de consumenten een aantal zware slagen toegebracht: het wekelijks brood­ rantsoen werd verlaagd van 1 600 tot 1 100 gram, het wekelijks aardap­ pelrantsoen van 2000 tot 1 000 gram; voorts verdwenen suiker, haver­ mout, gort en peulvruchten geheel uit de distributie, suiker, havermout en gort definitief; het bloemrantsoen werd gehalveerd, taptemelk was alleen beschikbaar voor de vier- tot veertienjarigen: 1 liter.

1 Aan zijn nota ‘M ijn beleid tijdens de Duitse bezetting van N ederland’ (Doc I-1080,

2-2) heeft Louw es een ‘O verzicht van de rantsoeneringen over de periode 1 oktober 19 4 4 -12 m ei 1945, voor W est-N ed erlan d’ toegevoegd waarin de rantsoenen der ‘norm ale verbruikers’ per vierw ekelijkse periode w orden weergegeven. Dat zijn gem iddelden: de regionale en plaatselijke verschillen zijn in het ‘ O verzicht’ geëlim i­ neerd.

O V E R Z I C H T DER R A N T S O E N E N

In de eerste vierwekelijkse periode hadden de dagelijkse rantsoenen een verbrandingswaarde van ca. i 300 calorieën, in de tweede van ca. 950, in de derde van ca. 550. Daarbij dient men te bedenken dat, naar over het algemeen wordt aangenomen, een volwassene die lichte werkzaam­ heden verricht, per dag om zijn energie op peil te houden behoefte heeft aan voedsel met een verbrandingswaarde van op zijn minst 2400 calo­ rieën — in oktober naderden de rantsoenen de helft daarvan, in december waren zij minder dan een kwart.

W ij tekenen bij die drie vierwekelijkse perioden nog aan dat, wat de groente betrof, alleen peulvruchten in distributie kwamen (in de eerste twee perioden) maar dat a f en toe, althans voor diegenen die ze konden betalen, andere groenten verkrijgbaar waren. Voor fruit gold hetzelfde. Zeevis (evenals alle fruit en bijna alle groente viel ook de vis buiten de distributie) was er niet meer (er mocht van eind augustus a f niet meer op de Noordzee worden gevist), vis van de binnenwateren was uiterst schaars.

N u hebben w ij in het voorafgaande de vastgestelde rantsoenen w eer­ gegeven, maar waren die inderdaad met regelmaat beschikbaar? Onze gegevens zijn schaars maar zij wijzen alle in de richting van hetzelfde antwoord: neen. Daarbij houde men in het oog dat het niet beschikbaar zijn van slechts één artikel van de bonnenlijst al een ramp was. In de provincie Utrecht bijvoorbeeld kreeg men in oktober zo grote m oeilijk­ heden met de broodvoorziening dat voor de eerste week van de tweede vierwekelijkse periode geen broodbon werd aangewezen en dat de bon voor bloem vervallen werd verklaard; margarine kon in die tweede periode in de provincie Utrecht in het geheel niet meer in distributie worden gebracht. In Den Haag schreef oud-minister mr. P. J. M. Aalberse begin december in zijn dagboek: ‘D e vorige w eek’ (dat was de eerste week van de derde vierwekelijkse periode) ‘waren er vrijw el geen aard­ appelen te krijgen’ (het weekrantsoen was toen 1 kilo) ‘en als enige groente witte kool. Vlees’ (rantsoen: 125 gram per week) ‘is ook bijna niet meer te krijgen. In een winkel, waarin nog aardappelen waren en er daarom een queue van wel 50 mensen stond, kwam een M o f binnen, die de verkoop stop zette en even later werden de aardappelen weggevoerd.’ 1 In Amsterdam stonden in novem ber '44 volgens een rapport van de Voedselcommissaris van Louw es’ dienst (als weergegeven in dr. G. J. Kruijers studie over de hongertochten)

H O N G E R W I N T E R

‘ b ij het b egin van d e n ie u w e b o n n en p erio d e reeds ’s v rijd a g sm o rg e n s lange rijen m en sen v o o r de k ru id e n ie rs w in k e ls . . . te w achten. H et p u b liek w as w a n tro u w en d g e w o rd e n , o m d at in d e v o o rafg aa n d e p eriod e so m m ig e b o n n en n iet k o nden w o rd e n geh o n o reerd , daar alles w as u itverkocht. H et ‘w ie het eerst ko m t, het eerst m aalt’ had de m en sen te pakken. V o o r so m m ig e w in k e ls steld e m en zich reeds o m v ie r u ur ’ s m o rgen s o p ’ —

(dat betekende dat men, deels nog in het donker, vier uur moest wachten totdat de w inkel openging en dan misschien nog wel één o f twee uur langer totdat men aan de beurt was).

‘T o e n in n o v e m b e r 1944 n o g een sn o ep b o n v o o r v o lw asse n en w e rd aan ge­ w e zen , stonden rijen m en sen in d e strom en d e regen v o o r de w in k e ls te w achten. H et m eren d eel m o est w o rd e n tele u rgeste ld ’ 1 —

een Rotterdamse tramconducteur vroeg zich a f o f die snoepbon (voor anderhalf ons zuurtjes) ‘een poging was om deze jam m erlijke groteske op de spits te drijven.’2

W ij achten vooral die rijvorm ing, als uit Amsterdam en Den Haag gerapporteerd, een belangrijk symptoom. Waarom waren er mensen die om vier uur ’s nachts hun w oning verlieten om, het kille weer en de regen ten spijt (op de weersomstandigheden komen w ij nog terug), urenlang in de rij te staan bij de kruidenierswinkels? Omdat de ervaring had aangetoond dat de distributie haar eigen aankondigingen niet steeds kon waarmaken: het bekendmaken van bepaalde rantsoenen betekende nog niet dat ze beschikbaar waren. Daar stond tegenover dat er in het westen des lands ook in de grote en kleine steden in oktober en november velen waren die nog wat levensmiddelen in reserve hadden liggen — de grootscheepse materiële hulp w elke geboden werd aan de tienduizenden slachtoffers van de Wehrmacht-razzia’s mag men als een aanwijzing daar­ voor zien, want op basis van de rantsoenen kon men die hulp bepaald niet bieden. Intussen: die reserves kunnen, behalve in geïsoleerde geval­ len, niet groot zijn geweest en zij werden, dat was onverm ijdelijk, sneller aangesproken naarmate de rantsoenen daalden. In de derde vierwekelijkse periode die met de laatste w eek van novem ber begon, zag het er hopeloos uit: de distributie kon aan kinderen en volwassenen per week niet meer toezeggen dan 1 100 gram brood (drie sneden per dag), 55 gram olie, 125

1 G. J . Kruijer: Hongertochten. Amsterdam tijdens de hongerwinter (19 5 1), p. 87. 2 (RvO )

N I E T A L L E R A N T S O E N E N B E S C H I K B A A R

gram vlees, i ooo gram aardappelen (twee, hoogstens drie kleine aardap­ pelen per dag), ruim 40 gram koffiesurrogaat, 35 gram bloem, 25 gram vermicelli, $0 gram kaas, 125 gram jam o f stroop en, alleen voor de vier- tot veertienjarigen, 1 liter taptemelk.

M et die cijfers is de om zich heen grijpende ellende nog maar ten dele aangegeven, want als gevolg van het afsnijden van de gastoevoer was de gebruikelijke methode om de warme maaltijd te bereiden: het koken op gas, komen te vervallen.

In document 1939 - I 945 (pagina 171-178)