• No results found

BOX 5 VOORBEELD VAN COMMUNITY SUPPORTED AGRICULTURE IN DUITSLAND

10 D ISCUSSIE EN AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK

Doel en beperkingen

Dit onderzoek is een casestudy van initiatieven die onderling sterk verschillen. Daarom zijn niet alle uitkomsten van dit onderzoek generaliserbaar naar alle korte keten initiatieven, maar dat was ook niet het doel van dit onderzoek. Het doel was om een beeld te krijgen van nieuwe vormen van verbinding tussen boer en burger en welke mogelijkheden daardoor kunnen ontstaan, maar ook eventuele uitdagingen die erbij komen kijken. Dat doelis bereikt. Door praktische beperkingen echter kan dit onderzoek geen volledig én gedetailleerd overzicht bieden van alle korte keten initiatieven in Nederland. Zo is de categorie markten om praktische redenen niet behandeld en ook

De Boe de ij i kel i is niet nader bekeken. Deze winkel is een samenwerkingsverband van 11 boeren. Door een winkel in een stad in plaats van op het platteland, bieden zij voor de burger in de stad ee i te essa t alte atief oo ge o e oe de ij i kels. Bovendien opent in september een winkel voor biologische streekproducten (tot 25 km rond Amersfoort) waar klanten lid kunnen worden van de coöperatie, vergelijkbaar met de Lazuur in Wageningen. Een vervolg casestudy zou zich op dergelijke winkels kunnen richten en hun bijdrage aan voedselsoevereiniteit in Nederland. Daarnaast zijn de initiatieven LOCOtuinen Maastricht en Herenboeren Nederland nog te jong om hier onderzocht te kunnen worden. Ze worden door de onderzoeker wel gezien als een belangrijke stap in het verder ontwikkelen van de CSA-gedachte in Nederland en co-productie van ons voedsel.

De keten begint vóór de boer

Een zwak punt van de ketenmodellen die in dit onderzoek zijn gepresenteerd (p. 14 en p. 39) is dat zij beginnen bij de boeren en tuinders, terwijl daarvoor nog zaad- en andere input-bedrijven zitten. Maar het gaat voorbij aan het doel van deze studie om de macht van deze schakels in de keten te onderzoeken en het effect daarvan op boer, burger en duurzaamheid.

Validiteit en betrouwbaarheid

Bij kwalitatief onderzoek is begripsvaliditeit vaak een punt van kritiek. Het kan namelijk zijn dat geïnterviewden een sociaal wenselijk antwoord geven, vooral als ze weten dat ze deel uitmaken van een onderzoek (Verhoeven, 2010). Dat is ook hier niet uit te sluiten. Hoewel de concrete

onderzoeksvragen niet gedeeld zijn, was voor de meeste geïnterviewden het onderzoeksthema wel duidelijk. Hier had tijdens de voorbereiding op de interviews al rekening mee gehouden moeten worden. Er is wel ernaar gestreefd om door te vragen en onderwerpen vanuit verschillende ooghoeken te bekijken om de respectievelijke antwoorden te valideren. Dit was mogelijk voor de diepte-interviews met de representanten van de initiatieven, maar de interviews met de leden hadden hiervoor langer moeten zijn. Verder is de onderzoeker tijdens de dataverzameling ook begonnen de data te analyseren om daarna nog een keer naar het bedrijf te gaan en aanvullende informatie te verzamelen. Deze procedure verhoogt tevens de betrouwbaarheid (ibid.) Daarnaast zijn de resultaten voor zover mogelijk vergeleken met resultaten uit de literatuur.

Definitie tussenschakel en andere initiatieven

De onderzoeksgroep van deze casestudy zijn korte voedselketen initiatieven waar een directe verbinding tussen boer en burger kan ontstaan. Er is ervan uitgegaan dat het hiervoor van belang is, dat bij de initiatieven tussen boer en burger geen tussenschakel zit. De afbakening van de term tussenschakel blijft echter een uitdaging. Het is i e dit o de zoek gedefi iee d als iemand of

De verbinding tussen boer en burger in alternatieve voedselnetwerken

56|

een bedrijf of organisatie die een eigen belang heeft in de keten e iemand met een eigen belang haalt (meer dan 50% van) zijn inkomen uit zijn activiteiten in de keten . Het inkomen is hierbij echter minder van belang als dat deze tussenpersoon of –organisatie het contact tussen boer en burger niet in de weg staat. Contact is immers belangrijk om een verbinding op te bouwen en te verdiepen (Veen, Vermeulen, Wolf, & Schoorlemmer, 2010). Er kan gediscusseerd worden of de leveranciers van BioRomeo een tussenschakel vormen, omdat ze er een inkomen uit halen. Maar eigenlijk fungeren de leveranciers puur als chauffeurs en niet als in- of verkoper. Ze staan dus ten dienst van boer en burger en daarmee de communicatie niet in de weg. Dat regelen boer en burger onderling. Bij het ‘otte da se i itiatief Rechtstreex is het minder duidelijk of er sprake is van een

tussenschakel volgens deze afbakening. Aan de ene kant lijkt het op een groot voedselcollectief dat werkt met wijkcoördinatoren, aan de andere kant is er een overkoepelend team en is niet duidelijk hoe contact tussen boer en burger mogelijk is. Aan deze mogelijkheid willen ze in de toekomst wel werken (Arkenbout & Prause, 2014). Een voordeel tegenover voedselcollectieven is het gemak voor de burger; hierdoor wordt een bredere doelgroep bereikt.

Nadat uit dit onderzoek is gebleken dat communicatie en contact tussen boer en burger tijdsintensief zijn en uitdagingen kunnen vormen, komt de vraag op of (een deel van) de geobserveerde

mogelijkheden ook te realiseren zijn in een keten met wél één tussenschakel. Dat kan zijn een persoon of organisatie die uitdagende taken overneemt, ten dienst van boer en burger, zoals

Arkenbout en Prause (2014) het ook adviseren. Er moet wel transparantie zijn over waar het voedsel vandaan komt met een duidelijk verhaal. Zijn er dan voor beide partijen vergelijkbare mogelijkheden waar te nemen zoals in deze casestudy? Hoe zou een dergelijk initiatief er concreet uitzien? Zijn die e al? Is ‘e htst ee e elli ht ee ? Wat zij de uitdagi ge a de gelijke i itiatie e ? )ulke initiatieven zouden een oplossingen kunnen zijn voor boeren die minder behoefte hebben aan contact met de burger, en ook burgers die minder behoefte hebben aan contact en participatie, maar die wel een transparante keten willen en eerlijke handel. Daardoor zou uiteindelijk een bredere doelgroep bereikt kunnen worden en zodoende een bijdrage geleverd aan de voedselsoevereiniteit in Nederland.

Praktische aanbevelingen |57