• No results found

Cultuurhistorische en archeologische waarden

Businesspark Drechtsteden

3. Inhoudelijke motivering

3.5. Cultuurhistorische en archeologische waarden

Cultuurhistorische waarden zijn waarden die refereren aan het ontstaan en het vroegere gebruik van het gebied. Het aantal cultuurhistorische elementen binnen het plangebied is beperkt.

Genoemd kunnen worden:

de dijk langs de rivier en de Wieldrechtse Zeedijk. Plaatselijk wordt aan de Wieldrechtse Zeedijk het beeld mede bepaald door de bestaande dijkbebouwing;

de twee takken van de Sluiskil, die herinneren aan het vroegere getijdenlandschap op dit deel van het Eiland van Dordrecht. Mogelijk is ook de zuidelijke waterloop, die het plangebied in oost-west richting doorsnijdt, een restant van een voormalige kil;

30

de Rijksstraatweg, aan weerszijden begeleid door essen. Voor de komst van Rijksweg Al 6 en de Moerdijkbruggen was de Rijksstraatweg de hoofdroute van Dordrecht naar het zuiden, met ter hoogte van Willemsdorp een veerverbinding naar Brabant.

Er bevinden zich in het gebied geen beschermde monumenten of zaken die geïnventariseerd zijn in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project 1850-1940. De bebouwing in het gebied heeft geen cultuurhistorische waarde, wellicht met uitzondering van de na de watersnoodramp herbouwde woning bij het gemaal. Bezien zal moeten worden of deze woning gehandhaafd kan worden.

Dijkbebouwing langs de Wieldrechtse Zeedijk

In archeologische zin is Dordtse Kil IV een relatief onbekend gebied. Uit het gebied zijn

archeologische vondsten bekend van de archeologische amateurvereniging. Het was de bedoeling dat de vindplaatsen verwerkt zouden worden op de kaart van de Cultuurhistorische Hoofd-structuur. Deze verwerking heeft echter tot op heden niet plaats gevonden.

Op de bovenstaande kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid Holland (2003), is te zien dat zich -voor zover bekend- geen oude (zandige) geulafzettingen in de ondergrond bevinden. Dus evenmin oeverwallen van oude rivieren, waarop zich in het verleden bewoning centreerde en waar momenteel een grote kans zou bestaan op aantreffen van archeologische resten. Het is dus een gebied -conform de aanduiding op de kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur- met een lage kans op archeologische sporen', een gebied met 'wadplaat- en kwelder-afzettingen' (occupatie vanaf de Middeleeuwen mogelijk).

31

Het betekent echter niet dat een 'lage kans op archeologische sporen' de kans op dergelijke sporen geheel uitsluit. In overleg met de Provincie is bepaald dat het juist voor deze gebieden zeer nuttig kan blijken te zijn archeologische vooronderzoeken (verkennende onderzoeken) uit te laten voeren, als het gaat om grotere bouwplannen. Bij dergelijk inventariserend onderzoek kan in dit geval waarschijnlijk worden gedacht aan een booronderzoek, waarbij de bodemopbouw in kaart wordt gebracht en gelet wordt op de aanwezigheid van archeologische indicatoren in de boorkern. Een verkennend archeologisch onderzoek is dus wenselijk en valt ook te verantwoor-den binnen het gemeentelijk archeologie beleid (archeologie-nota). De kosten hiervan zullen ten laste komen van de verstoorder, conform de Europese regelgeving (Malta).

3.6. Water

Met de aandacht voor de waterhuishouding in het plangebied zelf en in de omgeving daarvan wordt ernaar gestreefd een bijdrage te leveren in de aanpak van milieuproblemen als toenemende pieken in neerslag en rivierafvoeren, verontreiniging van grond- en oppervlaktewater, toenemende problemen met de winning van schoon (drink)water, verschraling van flora en fauna.

Het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid is erop gericht het watersysteem te integreren in de ruimtelijke planvorming. De visie op het water in Dordrecht is recent neergelegd 'm het Stedelijk Waterplan. Het Stedelijk Waterplan beperkt zich tot het gebied ten noorden van de Zeedijk. Waterhuishoudkundig is er geen relatie tussen de gebieden ten noorden en ten zuiden van de (Wieldrechtse) Zeedijk; het plangebied is een afzonderlijk peilgebied. Het gebied ligt bovenstrooms ten opzichte van het landbouwgebied van De Biesbosch en watert af via het gemaal Prinsenheuvel aan de rand van dit landbouwgebied. De afvoer van water gaat onder de A16 door. Het plangebied is in verband met een versnelde afvoer vanuit het gebied een ongunstige plek om te verharden, omdat daardoor de waterbergingsproblemen zouden kunnen toenemen, tenzij binnen het plangebied voldoende bergingscapaciteit wordt aangelegd.

Uitgangspunt is dan ook dat de benodigde waterberging binnen het gebied moet plaatsvinden.

Voor Dordtse Kil IV zal een watervisie moeten worden opgesteld, als onderdeel van de totale visie op het gebied. In de lijn van het Stedelijk Waterplan Dordrecht is doelstelling daarbij dat het plangebied in de toekomst in de eigen bergingsbehoefte voorziet. De mogelijkheden voor

scheiding van 'schoon' en 'vuil' water dienen optimaal te worden benut. Uitgangspunt en tevens minimale eis is de aanleg van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel of een stelsel dat qua vuiluitworp minimaal daaraan gelijk is. Vanwege de negatieve effecten van veenlagen op de waterkwaliteit zal onderzoek van de bodemopbouw moeten plaatsvinden. Afhankelijk van de uitkomsten van een dergelijk onderzoek kunnen nieuwe eisen worden gesteld ten gunste van de waterkwaliteit.

Op grond van eerder geformuleerde uitgangspunten biedt het plangebied in potentie mogelijkheden voor berging van water:

in de bestaande (eventueel te verbreden) kil(len), in de zone tussen A16 en Rijksstraatweg

in de vrij te houden zones langs de dijken (in combinatie van water en groen), waarbij dient te worden opgemerkt dat het Waterschap de wenselijkheid van handhaving en uitbreiding van dijksloten op dit moment betwijfelt in verband met het gevaar van afschuiven van de dijk.

Een verkennende berekening geeft aan dat vooralsnog vanuit het watersysteem een

wateroppervlak van circa 10% ( = 9,8 ha) van het bruto plangebied noodzakelijk en mogelijk is.

Daarbij is gerekend met de volgende gegevens:

circa 67 ha verharding (bedrijfspercelen en wegen), 80% van de verharding watert af op het oppervlaktewater,

in het gebied wordt een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd,

er wordt 0,12 m peilstijging geaccepteerd in het oppervlaktewater (dit is gelijk aan de huidige peilstijging).

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de noodzakelijke waterberging binnen de globale voorgestane planopzet ruimschoots kan worden gerealiseerd.

32

De aanleg van water in het plangebied biedt tevens kansen om te voorzien in de behoefte van de brandweer aan bekkens voor bluswater, ter besparing op leidingwater.

In de lijn van het Stedelijk Waterplan kan als ontwerpprincipe voor de waterstructuur in het plangebied worden ingespeeld op de typerende landschapstypen voor het rivierenlandschap en de watertypering 'kil'.