• No results found

Cultuurhistorie en archeologie

In document Ruimtelijke Onderbouwing Diesdonk 41 (pagina 36-40)

Diesdonk 45: intensieve veehouderij (varkenshouderij)/paardenhouderij/ opslag en drogen van graan, categorie fokken en houden van varkens en overige graasdieren (paarden),

4.7 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden in een stedelijk gebied kunnen betrekking hebben op:

1. bebouwde cultuurhistorie (monumenten/historische stedenbouw/molenbiotoop);

2. archeologische waarden.

Ad 1.

Het boerderijpand is gebouwd in 1765. De voorgevel van de boerderij, met het authentieke

voorhuis van circa 675 m³, is door gericht onderhoud met oog voor de authentieke details nagenoeg ongewijzigd gebleven. Ook in de boerderij zijn veel herinneringen aan het verleden. Het pand is geen rijks-of gemeentelijk monument, maar heeft wel cultuurhistorische waarde. De functieverandering van een agrarische bedrijfswoning naar een niet-agrarische bedrijfswoning heeft geen gevolgen voor dit boerderijpand. Dit pand blijft in zijn huidige uiterlijke vorm gewoon gehandhaafd en ook inpandig vinden er geen wijzigingen plaats.

Het besluitgebied is verder niet gelegen in een molenbiotoop van een windmolen.

Ad 2.

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de (nieuwe) Erfgoedwet (2016). Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden.

De gemeenteraad van Asten heeft haar archeologiebeleid vastgelegd in de ‘gemeentelijke

archeologiekaart van Asten 2010’ (Vestigia-rapport V692) en de ‘Nota Archeologiebeleid gemeente Asten’ (ArchAeO rapport-1005). De Nota en de beleidskaart van Asten (vastgesteld door de raad op 6 juni 2011) vormen tezamen de basis van het gemeentelijk archeologiebeleid. De gemeente Asten heeft er verder voor gekozen om via een facetbestemmingsplan (‘Asten Archeologie 2012’) het gemeentelijk archeologiebeleid ook juridisch te verankeren.

In dit facetbestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming ‘Waarde-Archeologie 2’

gekregen. Op grond van deze planregels is het verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor

a. de vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en/of parkeergarages; of gebouwen tot maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;

b. een bouwwerk dat geen bodem verstorende activiteiten met zich meebrengt;

c. een bouwwerk waarvan de oppervlakte kleiner is dan 250 m² of minder diep reikt dan 0,4 meter beneden maaiveld.

uitsnede verbeelding BP ‘Asten Archeologie 2012’

Het onderhavige project ziet alleen op een inpandige functiewijzing van de bestaande agrarische bedrijfswoning en agrarische bedrijfsgebouwen naar een niet-agrarisch bedrijfsmatige gebruik van de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder de omzetting van één gebouw in een recreatiewoning. De bebouwde oppervlakte verandert niet en de bodem wordt niet geroerd in het kader van dit project, zodat nader archeologisch onderzoek niet aan de orde is.

4.8 Natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wn) ingegaan. Deze vervangt drie wetten;

de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora - en Faunawet. Doel van de Wet

natuurbescherming is drieledig: 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland, 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden en 3. vereenvoudiging van regels. Vanaf 1 januari bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. De provincie is primair verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen.

4.8.1 Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen alle bestaande

natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken. Verder gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee en tenslotte alle 164 aangewezen Natura 2000-gebieden.

Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen

achterwege te laten of te beperken.

Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

In de nieuwe Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt wel te vervallen. Provincies kunnen ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De

provincie voegt dan gebieden toe aan het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.

4.8.2 Soortenbescherming

Zowel in de oude Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan

verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categorie staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De

bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria 2: Is er een ‘andere bevredigende oplossing’ mogelijk?

Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?

Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort ?

Daarmee verandert er weinig in vergelijking met de huidige toetsingspraktijk.

4.8.3 Ecologische voortoets Gebiedsbescherming

Het besluitgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plangebied omvat geen landschapselementen of bomen met een beschermde status. Er is geen sprake van lichtvervuiling of het inbrengen van vervuil water in de bodem en het grondwater.

Tevens worden er geen bomen gekapt. Ook voor plannen buiten Natura 2000-gebieden die

afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied moet alvorens het plan wordt vastgesteld een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de

instandhoudingsdoelstellingen, tenzij de gevolgen kunnen worden uitgesloten.

Het besluitgebied is op ca. 4,2 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Strabrechtse Heide &

Beuven’ gelegen. Verder ligt het besluitgebied op ca.375 meter van de Oostappense bossen

(NNN/EHS). De beoogde inpandige functiewijzigingen van de bestaande gebouwen zijn ruimtelijk (en dan met name verkeerskundig) zodanig kleinschalig dat het voornemen – zeker op de genoemde afstanden tot de Natura 2000- en EHS-gebieden - geen nadelige consequenties voor de natuur-en landschappelijke waarden en de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden heeft.

Soortenbescherming

Fauna Consult BV te Belfeld heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hieruit blijkt dat in het besluitgebied mogelijk zoogdieren en amfibieën voorkomen, die onder de Wn zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Noord-Brabant een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud (Provinciale staten van Noord-Brabant, 2016). Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wn): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.

Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten tijdens het werk worden aangetroffen dieren zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Vleermuizen

Het noordelijk deel van de vliering van de oostelijke schuur fungeert als zomerverblijf van de gewone grootoorvleermuis, maar niet als paar-, kraam- of winterverblijf. Om de functionaliteit van het besluitgebied voor de gewone grootoorvleermuis te behouden, dient het noordelijk deel van de oostelijke schuur te worden voorzien van een vliering (zoals aanwezig in de westelijke schuur). Door de isolatie onder de vloer van deze vliering aan te brengen, zal de ruimte erboven zijn functie als zomerverblijf voor de gewone grootoorvleermuis behouden. Het is daarbij van belang dat er geen dakbeschot boven de vliering wordt aangebracht (de gewone grootoorvleermuizen kunnen tussen de kierende pannen naar binnen).

Door in de periode 1 november – 30 april te werken (in de winterperiode van de gewone grootoorvleermuis) kan verstoring worden voorkomen. Indien werken in deze periode niet is te voorkomen, kan verstoring worden voorkomen door gedurende een week voor de aanvang van de renovatie een lamp op de zolder te laten branden. Hiermee wordt voorkomen dat er tijdens de renovatie gewone grootoorvleermuizen aanwezig zijn. Tijdens de renovatie kunnen de gewone grootoorvleermuzen uitwijken naar de vliering van de westelijke schuur.

Doordat de functionaliteit van het leefgebied van de gewone grootoorvleermuis intact blijft en verwonding of sterfte van gewone grootoorvleermuizen worden voorkomen, is er geen ontheffing voor de gewone grootoorvleermuis nodig (Provincie Noord-Brabant, 2017).

Algemene vogels

Verstoring en vernietiging van vogelnesten is te vermijden, door de werkzaamheden buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 5 integraal deel uitmaakt van deze ruimtelijke onderbouwing.

In document Ruimtelijke Onderbouwing Diesdonk 41 (pagina 36-40)