• No results found

culminerend in de idee van het Neerlands Israël. Daarover in het volgende hoofdstuk

In document G. Groenhuis, De predikanten · dbnl (pagina 76-80)

Met deze samenvatting is een sociale structuur gegeven waarin we de positie van

de predikanten kunnen gaan bepalen. Voordat we daartoe overgaan, willen we echter

eerst aandacht schenken aan een voor die positiebepaling uiterst belangrijke ideële

structuur in de Republiek; uiterst belangrijk omdat daarin de achtergrond belicht

wordt waartegen met name de politieke positie van de predikanten gezien moet

worden. Bedoelde ideële structuur wordt gevormd door de gereformeerde traditie

143

culminerend in de idee van het Neerlands Israël. Daarover in het volgende hoofdstuk.

Eindnoten:

1 Van der Linde, Gereformeerd protestantisme, 23. 2 Cragg, The Church and the Age of Reason, 281.

3 Tussen 1668 en 1671 verrees in Amsterdam de bekende Ronde Kerk als eerste officieel openbare kerkgebouw van de lutheranen. Ongeveer in dezelfde tijd werd, na voorspraak van de lutherse kerkeraad van Amsterdam, in Nijmegen toestemming verleend voor de bouw van een lutherse kerk. De doopsgezinden, althans een deel ervan, werden van socianisme verdacht; zij genoten minder vertrouwen dan de lutheranen.

(Evenhuis, Amsterdam, III, 110. Van Schevichaven, Kerken en kloosters, 231.) Vgl. voor de positie van de rooms-katholieken: Knuttel, De toestand der katholieken. 4 A.G.N. II, 402.

Fruin, ‘Stad in de Middeneeuwen’, 70. 5 Reitsma, Acta, III, 93.

6 Stapel, Nederlandsch-Indië, 88. 7 Itterzon, Gomarus, 273. 8 Ibidem, 409.

9 Ibidem, 272.

10 Vgl. bijvoorbeeld Register Picardt, 16. 11 Gonnet, Briefwisseling Van der Goes, 108. 12 Ibidem, 188.

13 Ibidem, 192.

14 Ibidem, 192.

15 Ibidem, 192.

16 Violet Barbour, Capitalism, 140.

17 Van Reyd, Nederlandtsche Oorloghen, 2e boeck fol. 26. 18 Deductie Cap. VI, 42 en tweede deel Cap. I, 58. 19 Roorda, ‘The ruling classes’, 119.

20 Faber, Friesland, I, 361.

21 Elias, Amsterdams regentenpatriciaat, 102. 22 Faber, Friesland, II, 530-531.

23 Japikse, De Witt, 57. In 1668 werd De Witt's tractement nog verdubbeld van ƒ 3000,- tot ƒ 6000,-.

24 Blokland, Sluiter, 7.

Wumkes, Gereformeerde kerk in de Ommelanden, 167. 25 Posthumus, Leidse lakenindustrie, II, 170 en 213. 26 Smetius, Chronyck, 182-183.

31 Slicher van Bath, Agrarische geschiedenis, 230. 32 Gonnet, Briefwisseling Van der Goes, 20. 33 Poortman, Meppel, 104.

34 De Bosch Kemper, Armoede, 84.

35 Mollema, ‘Compaen’, 180-182. Zumthor geeft een iets ander beeld van de levensavond van Compaen. Hij zegt van de piraat: ‘Het was overigens een brave borst die na een goede vangst (hij had er 358 op zijn kerfstok) nooit naliet een zak geld en juwelen aan zijn vrouw te sturen bij wie hij zijn leven vredig eindigde in zijn huisje te Oostzaan...’ (Zumthor, Dagelijks leven, II, 117.)

36 Romein, Erflaters, 282. 37 Roorda, Partij en factie, 40. 38 Register Picardt, 16.

39 Vgl. Ogburn, Technology and the changing family. 40 Mees, Gregorius Mees, 36.

41 Doopboek Nijmegen 29-4-1608.

42 De studie van een student filosofie kostte de familie Graswinckel in 1664 250 gulden per jaar. (Gonnet, Briefwisseling Van der Goes, 203.)

43 Mulder, ‘Drentse studenten’, 90.

44 Faber, Friesland, I, 369. Later komt Faber tot dezelfde conclusie. 45 Huizinga, ‘Nederland's beschaving’, 444.

46 Schotel, Maatschappelijk leven, 411.

47 De chirurgijns staan in de vierde en vijfde vermogensgroep in Faber's overzicht van de vermogensverhoudingen te Harlingen in 1672. (Faber, Friesland, II, 530.)

48 Schotel, Oud-hollands huisgezin, 88. Op deze plaats worden schoolmeesters en schoolvrouwen door een tijdgenoot ‘meestendeel onwetende en botte menschen’ genoemd.

49 Van der Woude, Noorderkwartier, II, 293-294.

50 De gegevens over de Utrechtse dorpsschoolmeesters zijn afkomstig uit de in 1977 verschenen Utrechtse dissertatie van mevrouw E.P. de Booy, Alfabet, Bijbel en Catechismus. Bijdrage tot

de geschiedenis van het onderwijs op het platteland van de provincie Utrecht in de tijd der Republiek, waarvan ik, dankzij de welwillendheid van de schrijfster, het manuscript mocht

lezen.

Over de frustraties van de schoolmeesters, veroorzaakt door hun uiterst zwakke economische positie, een uitvoerige uiteenzetting van de Friese schoolmeester Foeke Sjoerds, aangehaald door: Guibal, Johan Willem Friso, 34-37.

51 Foeke Sjoerds geciteerd bij Guibal, Johan Willem Friso, 37. 52 Der Kinderen-Besier, Spelevaart der mode, 17.

53 Ibidem, 23. 54 Ibidem, 86. 55 Ibidem, 105. 56 Ibidem, 165. 57 Ibidem, 164. 58 Ibidem, 205. 59 Ibidem, 39. 60 Ibidem, 164.

61 Schotel, Maatschappelijk leven, 235. 62 Oudschans Dentz, Sommelsdijck, 38. 63 Vgl. Valeton, Nederlandse klederdrachten. 64 Schotel, Maatschappelijk leven, 247. 65 Franciscus Ridderus, Historisch A-B-C, 376. 66 Schotel, Openbare Eeredienst, 173.

67 Aangehaald door: Krelage, Bloemenspeculatie in Nederland, 46. 68 Schotel, Maatschappelijk leven, 248.

69 Der Kinderen-Besier, Spelevaart der mode, 164. 70 Muylwijk, Gouda, 93.

74 Joachim Oudaan huurde in 1659 het huis ‘De Vergulde Werelt’, een vervallen tegelbakkerij voor 225 gulden per jaar. (Melles, Oudaan, 55.)

75 Fruin, ‘Nederlanders door Engelsen geschetst’, 7.

76 Zeelieden die uit de Oost terugkeerden werden ‘heren van zes weken’ genoemd, omdat zij in die korte tijd hun zuurverdiende geld verbrasten. (Boxer, Zeevarend Nederland, 125.) 77 Fruin, ‘Nederlanders door Engelsen geschetst’, 6.

78 In de Betouw, Quartierlijke Academie, 8.

79 Vorsterman van Oyen, Berenning Aardenburg, 52. 80 Van der Kemp, Kerkelijk leven in Arnhem, 53. 81 Van Schevichaven, Stephenskerk, 85.

82 Romein, Lage landen, II, 129. Zie ook blz. 2. Romein is kennelijk afgegaan op de negentiende-eeuwse situatie.

83 Huizinga, ‘Nederland's beschaving’, II, 446.

84 Vgl. Van Deursen, Bavianen en Slijkgeuzen, 137. Van Deursen schrijft o.i. niet helemaal juist dat het gebruik doopgetuigen te laten optreden ingang vond om kinderen van ‘ongelovige’ ouders te kunnen dopen en gaat voorbij aan het bestaan van de rooms-katholieke traditie. 85 Van Duinkerken, ‘Rooms-Katholiek volksleven’, 173.

86 Rutgers, Acta, 146.

87 Olthuis, Doopspraktijk, 195. 88 Reitsma, Acta, III, 115. 89 Olthuis, Doopspraktijk, 201. 90 Ibidem, 203.

91 Ibidem, 204.

92 Reitsma, Acta, IV, 206-207.

93 Schotel, Oud-hollands huisgezin, 60. 94 Olthuis, Doopspraktijk, 234-235.

95 Oomius, Pracktycke der Sacramenten, 79. 96 Doopboek Nijmegen 2-11-1608.

97 Olthuis, Doopspraktijk, 224.

98 Meindersma, Gereformeerde gemeente 's Hertogenbosch, 16-17. 99 Doopboek Nijmegen 3-11-1682.

100 In het geval van de optekening van de doop van een dochter van dominee Schaick van Westerbork krijgt het doopboek daardoor haast het karakter van een dagboek. Ds. Schaick noteerde in februari 1672:

den ii Februarij is onse Dogter Gertruy gedoopt getuige onse suster Gertruy, en is op vrijdag den 9 'savonds tussen 8 en 9 geboren.

101 Renier, Noord-Nederlandse Natie, 115-118. 102 Roorda, Partij en Factie, 39-58.

103 Van Dijk, ‘Sociale mobiliteit onder regenten’, 306-329. 104 Renier, Noord-Nederlandse Natie, 115.

105 Ibidem, 115-123.

106 Roorda, Partij en factie, 39-58.

107 Mousnier, ‘Problèmes de Méthode’, 552. 108 Ibidem, 560.

109 Meegedeeld door Oldewelt in ‘De zelfkant van de Amsterdamse samenleving’, 39. De hier genoemde sociale groepen lijken het beeld van de Nederlandse samenleving enkele eeuwen te hebben bepaald. Het zijn deze ‘menschensoorten’ die volgens Hildebrand in 1839 's zondags ieder hun eigen wandeltijd in de Haarlemmerhout hadden (Camera Obscura, 29). De sociale stratificatie die de kunstenaar Leo Braat van Arnhem omstreeks 1930 geeft, wijkt er ook nog nauwelijks van af (De indeling van Braat bij De Jong, Koninkrijk der Nederlanden I, 104-105). 110 Barber, Social stratification, 7.

111 Roorda, Partij en factie, 8.

112 Van Dillen, ‘Dreigende hongersnood’, 193. 113 Halbertsma, Amersfoort, 69.

119 Posthumus, ‘Kinderarbeid in Delft’, 57-59. 120 Guyot, Doopsgezinden, 30.

121 Oldewelt, ‘Zelfkant’, 43. 122 Ibidem, 43.

123 Schotel, Maatschappelijk leven, 338-340. 124 Roorda, Partij en factie, 8.

125 Voorbeelden in: Elias, Amsterdams regentenpatriciaat, 38 en 52. 126 Van Dijk, ‘Sociale mobiliteit onder regenten’, 328.

127 Wagenaar, Amsterdam, III, 483. 128 Mees, Gregorius Mees, 112.

129 Macaulay, History of England, I, 238. 130 Boxer, Zeevarend Nederland, 113. 131 Ibidem, 126.

132 Wasowski S.J., ‘Reisverslag’, 27. 133 Oudschans Dentz, Sommelsdijck, 31. 134 Terpstra, Nederlanders in Voor-Indië, 191. 135 Godée Molsbergen, Van Riebeeck, 8-9.

136 ‘Bedenckingen op de Deductie van de Ed. Gr. Mog. Staten van Hollandt, noopende den Artijckel van Seclusie van den Heere Prins van Orangie; inghesteldt door een Patriot van 't Vaderlandt’ en ‘Korte aenteeckeninge, dienende tot Antwoordt, opseecker Libel, genoemt Bedenckingen op de Deductie van de Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt, Noopende den Artijckel van Seclusie, van den Heere Prince van Orangien’, beide pamfletten in: Aitzema, Staet en

Oorlogh, III, 1027 en 1045.

137 Deductie, 2e deel Cap. I.

138 Aitzema, Staet en Oorlogh, III, 1040. 139 Ibidem, 1064.

140 Van der Wee, ‘De economie als factor bij den Opstand’, 31. 141 Roorda, Partij en factie, 55.

142 Perkin, Origins English Society, 17.

143 Over deze traditie: Fahner, De Gereformeerde Traditie. Aspecten van een ideële structuur in

In document G. Groenhuis, De predikanten · dbnl (pagina 76-80)