• No results found

4. Resultaten

4.4 Coupling

In dit hoofdstuk zullen de resultaten over coupling worden besproken. In coupling wordt gepoogd om de conflicterende waarden te verbinden. Drie coupling-mechanismen zullen besproken worden, namelijk hybridisatie, incrementalisme en bias.

Hybridisatie: Vormt het combineren en uitvoeren van twee praktijken of vormen van beleid met

afwijkende onderliggende waarden. Naast het lijfsbehoud voor de netbeheerder treden managers graag in een adviserende rol voor het faciliteren van de huidige dagelijkse problemen. In deze adviserende rol staat het beter en slimmer inrichten van het netwerk centraal. Daarmee wordt de wettelijke taakomschrijving voorbijgestreefd. In deze rol wordt een pioniersrol aangemeten waarmee twee verschillende conflicterende systemen toch bediend worden. Enerzijds wordt gesteld dat ‘we heel graag bij de besluitvorming betrokken willen zijn, omdat het vaak slimmer en goedkoper kan’ (P7, 2016). Anderzijds vechten zij juist de bestaande ideeën rondom slimmer en goedkoper aan door ‘soms bewust buiten de lijntjes te kleuren’ (p3, 2016). Door deze twee rollen te combineren kan een manager een extra laag op het beleid vormen waardoor zowel de

35 energietransitie als het efficiëntiedenken bediend kan worden. Een voorbeeld hiervan is het weghalen van windmolens in een windrijkgebied die in de jaren 90 zijn geplaatst. Deze windmolens worden weggehaald om een groter en gecentreerd windpark te vormen. De aangelegde infrastructuur is nog niet afgeschreven en tegelijkertijd moet er geïnvesteerd worden in het nieuw aan te leggen windpark. Hiermee ontstaat een direct treffen tussen het idee van een roekeloze investeerder en het bedienen van de energietransitie. Om in deze situatie beide doelen te bedienen wordt voorbij de wettelijke taakomschrijving getreden. Er wordt een rol van adviseur aangenomen en er wordt gesuggereerd om de oude aansluitingen van de windmolens een andere bestemming te geven. ‘Daar komen nu aansluitingen, daar zou je eventueel zonneweides kunnen zetten’ (P5, 2016). In deze extra laag beleid wordt vaak gerefereerd naar de maatschappelijke businesscase.

Door gebruik te maken van dit copingmechanisme kunnen managers bij netbeheerders het spanningsveld verlichten en in sommige gevallen zelfs gebruiken om de transitie verder te bedienen of te versnellen. Door het slechte element van het efficiëntiedenken te combineren met het streven naar duurzaamheid kunnen extra investeringen gestimuleerd worden die hun eigen verdienmodel kennen. In deze vorm worden zowel het NPM-denken en de energietransitie in zeer grote mate bediend.

Incrementalisme: Bij incrementalisme staan de handelingen centraal waarin nagestreefd wordt

naar een getrapte verandering om zo de druk op het systeem te verlichten. Hierbij kan de behoefte aan verandering worden bediend, maar er kan vermeden worden om een allesomvattende oplossing te formuleren. Voor de managers bij netbeheerders hangt de incrementalistische benadering in zeker opzicht samen met de case-by-casebenadering die eerder benoemd is. Echter wordt bij de deze benadering geprobeerd om de strijdende waarden te ontkoppelen, waarbij hier

juist een verbinding centraal staat. De basis voor het

incrementalistische copingsmechanisme wordt gevormd door het karakter van de wetgeving waar netbeheerders onder vallen. Het beleid is gebaseerd op de ervaringen en gebeurtenissen in het verleden, echter stelt de energietransitie de gebeurtenissen en praktijken ter discussie. Het vastgestelde beleid en deze praktijken moeten doorbroken worden zodat managers samen met hun klanten naar de facilitering van nieuwe vormen van energie toe kunnen werken.

De incrementalistische

stapjes maken het voor de managers mogelijk om zowel de energietransitie als het efficiëntiedenken te kunnen bedienen. Doordat de kleine stappen niet het gehele efficiëntiedenken van het NPM vernietigen, is het mogelijk om innovatie te kunnen laten plaatsvinden. Hiervoor moeten aan de bestaande wet- en regelgeving aanpassingen gedaan worden. Om niet een grenzeloos systeem te

36

creëren worden kleine stapjes gezet. Een voorbeeld van deze kleine stapjes

vormen de investeringen in praktijken waarbij de zekerheid minder hoog is. ‘We weten als managers gewoon niet wat er gaat gebeuren. De investeringen worden onzekerder en daar is binnen de prestatiemeting van de ACM nu nog heel erg weinig ruimte voor om je investeringen in te kunnen veranderen. En daarom blijven we op de traditionele manier investeren’ (P6, 2016). Om deze vaste praktijken met grote economische belangen te kunnen veranderen, ‘moet je gaan kijken of het de moeite waard is, of is de impact om het te veranderen op al die verschillende maatschappelijke taken die we hebben zodanig dat we het zouden willen veranderen?’ (P3, 2016). De kleine stapjes kunnen gevormd worden binnen de huidige praktijken en hebben niet direct grote invloed op het bestaan en de financiering van de infrastructuur. Door de wens om te willen verduurzamen tegen het licht van de huidige financieringsstructuur te houden wordt gezocht naar een oplossing die past in het huidige handelen van de netbeheerders. Hiermee wordt niet de discussie ontweken, maar ook niet een allesomvattende landelijke (politieke) discussie over de te

voeren energiepolitiek ontketend. De incrementalistische benadering van managers bij

netbeheerders dient de energietransitie als publiek doel voor een deel. In de handelingen staat een getrapte verandering centraal om een allesomvattende discussie te ontwijken. In zekere mate wordt de energietransitie hierdoor bediend doordat er gestreefd wordt om het doel te bereiken en het hoogst haalbare te realiseren binnen de bestaande kaders. Anderzijds wordt de grote publieke discussie ontweken en worden mogelijke alternatieve oplossingen uit deze discussie niet aangeboord.

Bias: In dit mechanisme staat het prefereren van één waarde centraal, door gebruik te maken van

het bestaande dominante discours. Door de aard van de netbeheerder is het verklaarbaar dat dit mechanisme zich vaak vertoont in het handelen van managers. De bias als copingmechanisme is onder te verdelen in een technische en financiële bias.

De investeringen in de infrastructuur worden bepaald voor 40 jaar en moeten daarmee technische aansluiting vinden bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Zo kunnen zaken ingepast worden ‘die zich iets anders gedragen op het net, maar prima passen binnen de bandbreedte van wat nu al kan’ (P7, 2016). Deze bias sluit in zekere mate aan bij een incrementalistische copingstrategie: doordat investeringen in kleine stapjes gedaan moeten worden en aansluiting moeten vinden bij de dagelijkse praktijk en toekomstige wensen, wordt de dieperliggende discussie ontweken.

De financiële bias wordt gevormd door het bestaande NPM-kader waarin doelmatigheid en efficiency belangrijk geacht worden. Vanuit dit kader wordt gekeken naar innovaties en ‘wil je altijd die open blik houden om te kijken of er goedkopere of makkelijkere manieren zijn’ (P3, 2016) en ‘het elektriciteitsnetwerk moet betrouwbaar zijn, dus alles wat nieuw is moet je eigenlijk niet willen’ (P4, 2016). Door

37 andere mogelijkheden die buiten het NPM-kader met efficiëntie en doelmatigheid vallen uit te sluiten, maar mogelijk wel een grote bijdrage kunnen hebben in het bedienen van de energietransitie als publiek doel, wordt een bias gecreëerd.

Dit uitsluiten vindt in optima forma plaats als het simpelweg verzwaren van het huidige

netwerk wordt vergeleken met mogelijk innoveren naar een netwerk waarvan de kosten voor de gemeenschap hoger zijn. Tijdens het interview met een innovatiemanager werd gesteld: ‘als jij een idee hebt en op papier werkt het allemaal te gek en in de werkelijkheid lijkt het ook nog te werken, maar op den duur blijkt het duurder dan simpelweg verzwaren van de infrastructuur, dan is het maatschappelijk niet uit te leggen dat je het op die manier gaat doen. Want je geeft weer gemeenschapsgeld uit voor hetgeen dat je goedkoper met hetzelfde

effect had kunnen bereiken’ (P3, 2016). In dit

copingmechanisme wordt de energietransitie als publiek doel slechts zeer beperkt bediend. Door de technizification in het handelen van de managers, wordt enkel gedacht aan mogelijkheden die binnen het huidige financiële en technische raamwerk passen. Gezien de complexe technische infrastructuur van de netbeheerders kan verwacht worden dat deze bias in bepaalde mate logisch is. Echter vormen de technische en financiële bias samen een blinde vlek voor mogelijke oplossingen en creëren ze samen een ernstige beperking voor het bedienen van de energietransitie als publiek doel.

4.5 Conclusie

Uit de resultaten dit onderzoek blijkt dat enkele decoupling-mechanismen vaker gebruikt worden dan andere mechanismen. Het creëren van een consistente werkomgeving is een vaak gebruikt mechanisme om technische en financiële onzekerheden te minimaliseren. Ook wordt geprobeerd met het aannemen van een rol als grensbewaker de strijdende waarden apart te bedienen. Door kennis en ervaring te gebruiken wordt ingezet op een oplossing die mogelijk alle partijen een bevredigende oplossing biedt, zonder dat het waardeconflict opgelost of bediend wordt. Tijdens het informeren of het optreden als expert worden meerdere identiteiten aangenomen en kan mythevorming plaatsvinden. Het schetsen van ongunstige scenario’s voor de eigen bedrijfsvoering kan één van de identiteiten zijn die aangenomen kan worden. Het aannemen van verschillende identiteiten is een regelmatig terugkerend mechanisme en wordt ingezet om de consistente werkomgeving te creëren. Ten slotte kan gesteld worden dat casuïstiek ook een vaak gebruikt mechanisme is. Het gebrek aan wettelijke raamwerken om de energietransitie te beoordelen en te bedienen maakt het doorbereken van iedere case noodzakelijk.

Coupling is minder vaak gevonden dan decoupling. Hybridisatie van strijdende waarden vormt voor de managers een zeer lastig scenario door de strakke financiële kaders. Het gebrek aan ruimte binnen deze kaders maakt het vaak onmogelijk om een extra laag op het beleid te creëren.

38 Een andere manier om iets te kunnen bereiken binnen de beperkende wettelijke kaders is het incrementalisme. De getrapte veranderingen maken het mogelijk om wijzigingen te kunnen toepassen zonder dat er een grote invloed wordt uitgeoefend op de stabiliteit van de infrastructuur. Ten slotte kan gesteld worden dat binnen het vinden van oplossingen voor de energietransitie een bias waar te nemen is. Door de beperkende financiële kaders wordt enkel gedacht aan oplossingen die binnen het NPM-denken passen.

39