• No results found

Correlaties met effect

DEEL 3 EFFECTEN

7. Methode en technieken

7.4.4 Correlaties met effect

[3]

7.4.4 Correlaties met effect

In dit deel van de methode wordt beschreven op welke manier de data-analyse van deelvragen D en E heeft plaatsgevonden. De laatste twee deelvragen zijn respectievelijk:

56

‘Wat is de mate van samenhang tussen waardering van kinderen die meedoen aan de interventie Cool 2B Fit en het effect van de interventie Cool 2B Fit op gewichtsstatus en welzijn van kinderen?’

‘Wat is de mate van samenhang tussen opkomstpercentage van de kinderen tijdens kinderbijeenkomsten en sportlessen, en het effect van de interventie Cool 2B Fit op gewichtsstatus en welzijn van kinderen?’

De doelstelling van deelvraag D is erachter komen of een verband aanwezig is tussen waardering die kinderen geven aan de interventie Cool 2B Fit en het effect van de interventie op gewichtsstatus en welzijn. De doelstelling van deelvraag E is erachter komen of er samenhang bestaat tussen opkomstpercentages van kinderen tijdens kinderbijeenkomsten en sportlessen, en het effect van de interventie op de gewichtsstatus en het welzijn van deelnemende kinderen.

Voor effecten wordt onderscheid gemaakt in gewichtsstatus en welzijn. De gewichtsstatus is bepaald met de volgende continue variabelen: SD-scores van gewicht en BMI, vetpercentage (in %) en conditie (in m (x 100)). Het welzijn van de kinderen is bepaald met de CBSK en de SDQ. De SDQ wordt echter niet meegenomen als effect van de interventie, aangezien deze uitgedrukt is als categorische variabele waardoor het niet mogelijk is om de correlatie te onderzoeken. Er is geen onderscheid gemaakt naar de verschillende fasen in het programma, omdat dan te veel correlaties berekend moesten worden, waardoor de kans op significantie op basis van toeval groter wordt. In plaats daarvan is gekeken naar het effect van het programma als geheel. Dit is gedaan door het verschil in effect van de verschillende uitkomstmaten tussen start van de interventie en einde van de follow-up te meten.

Middels Pearson’s correlatiecoëfficiënt (r-waarde) in SPSS, versie 22, is gekeken of er samenhang bestaat tussen de verschillende variabelen. De correlatiecoëfficiënt is een maat voor de sterkte van de lineaire afhankelijkheid tussen de x- en y-variabele. De coëfficiënt kan een waarde aannemen tussen de -1 en 1. Hoe dichter de coëfficiënt bij -1 of 1, hoe sterker het gevonden verband. Een waarde van -1 houdt in dat er sprake is van een perfect negatief verband tussen de standaarddeviaties van x-variabele en de y-variabele, een waarde van 0 houdt in dat er geen verband is en een waarde van 1 houdt in dat er een perfect positief verband is tussen de standaarddeviaties van de x-variabele en de y-variabele. (Twisk, 2014; Van Houwelingen, Stijnen & Van Strik, 2000) Pearson’s correlatiecoëfficiënt wordt berekend met het programma SPSS. De vuistregel die gebruikt is om de correlatiecoëfficiënt om te zetten in de sterkte van het verband is weergegeven in Tabel 27.

57

Tabel 27 Grenswaarden van correlatiecoëfficiënt voor het bepalen van sterke van het verband tussen variabelen (Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, 2014)

Waarde bereik van de coëfficiënt Sterkte van het verband

1,00 Perfect verband

± 0,81 tot ± 0,99 Zeer sterk

± 0,51 tot ± 0,80 Sterk

± 0,31 tot ± 0,50 Redelijk

± 0,11 tot ± 0,30 Zwak

± 0,00 tot ± 0,10 Geen verband/zeer zwak

Naast de correlatiecoëfficiënt wordt gekeken naar het significantieniveau van de correlatiecoëfficiënt. Het significantieniveau is hierbij gelijk aan het significantieniveau in deelvraag A, namelijk α = 5%.

Samenhang waardering en effect

Waardering wordt gemeten met behulp van de eindwaardering van de kinderen na anderhalf jaar, aan de hand van de vraag: ‘Welk rapportcijfer zou jij het Cool 2B Fit programma in zijn geheel willen

geven?’ uit de vragenlijst ‘Kind anderhalf jaar’. De samenhang is geanalyseerd aan de hand van Pearson’s correlatiecoëfficiënt, omdat de samenhang tussen twee continue variabelen is geanalyseerd.

Waardering van kinderen wordt uitgedrukt in een getal met een waarde van 1 tot en met 10 wat een continue variabele is.

Samenhang opkomstpercentage en effect

In deze deelvraag is er door middel van de Pearson’s correlatiecoëfficiënt gekeken of de opkomstpercentages van de kinderen samenhangen met het effect van de interventie, net zoals bij deelvraag D is hier ook het effect verdeeld in gewichtsstatus en welzijn. De opkomstpercentages van de kinderen bij sportlessen en kinderbijeenkomsten is verkregen door de percentages na te vragen aan de coördinatoren van de teams.

58

8. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt het effect van de interventie Cool 2B Fit onderzocht. De hoofdvraag die hierbij beantwoord wordt luidt: Wat zijn de effecten van deelname aan de interventie Cool 2B Fit bij kinderen

van 7 tot en met 14 jaar met overgewicht en obesitas op hun gewichtsstatus en welzijn? De resultaten

zullen per deelvraag weergegeven worden.

8.1 Het effect in verloop van tijd

‘Wat is het verschil in gewichtsstatus en welzijn bij deelnemers van de interventie Cool 2B Fit tussen start en einde van follow-up?’

Om een schatting te maken van het effect van de interventie Cool 2B Fit in verloop van tijd is voor gewicht, BMI, vetpercentage, conditie en de subschalen van de CBSK een zo goed mogelijk model gekozen met behulp van Mixed Model analyses. In Bijlage 14 is de onderbouwing voor de keuze van de verschillende modellen weergegeven. Aan de hand van de residuenplots in Bijlage 15 is gecontroleerd of de modellen daadwerkelijk passend zijn. Daarnaast is middels beschrijvende statistiek en Chi2-toetsen het effect op de subschalen van de SDQ in kaart gebracht. Hieronder zullen de resultaten respectievelijk voor gewichtsstatus en welzijn beschreven worden.