• No results found

Continuïteitsparagraaf

In document Hogeschool Inholland (pagina 68-76)

3. Verslag van College van Bestuur

3.9 Continuïteitsparagraaf

3.9 Continuïteitsparagraaf

De continuïteitsparagraaf geeft inzicht in het gevoerde en toekomstige beleid en de gevolgen daarvan voor de financiële positie. Hogeschool Inholland stelt elk jaar een meerjarenbegroting op waarmee de organisatie inzicht krijgt in het te verwachte exploitatieresultaat in de komende jaren en de ontwikkeling van de vermogenspositie.

De meerjarenbegroting maakt deel uit van de P&C cyclus van Hogeschool Inholland. De Raad van Toezicht heeft de begroting 2016 en de meerjarenraming 2017-2021 vastgesteld.

Werkelijk Begroot Werkelijk

2015 2015 2014

Resultaat volgens staat van baten en lasten 16.146 36 29.149

Vrijval/ dotatie reorganisatievoorziening -4.300 0 1.435

Vrijval/ vorming reservering BTW buitenlandse crediteuren

2009-2014 -263 0 1.045

Afwikkeling waarborgfonds 0 0 -2.040

Vrijval voorziening MEM/CE 0 0 -400

Vrijval leegstandsvoorziening i.v.m locatie Amstelveen 0 0 -314

Vorming reservering kosten verhuizing Composieten lab 1.900 0 0

Vorming reservering aanpassingen brandveiligheid panden 1.135 0 0

Vorming reservering duurzame inzet 900 0 0

Resultaat exclusief incidentele baten en lasten

15.518 36 28.875

De continuïteitsparagraaf is opgebouwd uit de Gegevensset (A) en de Overige Rapportages (B).

De meerjarenraming is gebaseerd op een scenario waarin voor 2016 wordt uitgegaan van een instroomstijging van 6,8%, dat is 3,8% hoger dan de referentieraming. De jaren daarna wordt de referentieraming aangehouden. De plus ten opzichte van de referentieraming is gebaseerd op de inzet en ambitie van Inholland om de instroom te verhogen. Uit de meerjarenraming blijkt dat een stijging van het aantal studenten ten opzichte van de huidige situatie noodzakelijk is voor het realiseren van een meerjarig sluitende exploitatie. Het beleid van Inholland is o.a. gericht op het vergroten van de instroom. Om de kwaliteit van het onderwijs te versterken zullen extra middelen, opgebouwd uit de positieve resultaten in de afgelopen jaren worden ingezet. Deze worden aan de reserve onttrokken. Daarnaast zal geld worden vrijgemaakt voor het uitvoeren van instroombevorderende activiteiten. Op grond van deze beleidsmaatregelen achten wij het gekozen scenario realistisch.

Behalve de benodigde instroomstijging zijn van belang de versterking van het onderwijs, de focus op studenttevredenheid en de benodigde ondersteuning hierbij. Op basis van de

doorrekening is het van belang om te investeren in onderwijs. Om dit te financieren zal op basis van voorliggende meerjarenraming bezien worden hoe een mogelijke herverdeling van

middelen dient plaats te vinden. De vertaling hiervan vindt plaats in de kaderbrief 2017 e.v. en is nog niet verwerkt in de cijfers.

A GEGEVENSSET

De meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling van de Regeling

jaarverslaggeving onderwijs. Aangezien de meerjarenbegroting is december in opgesteld gaat deze uit van de verwachtte balansposities ultimo 2015 en het verwachte resultaatoverzicht over 2015. In de gegevensset wordt uitgegaan van de enkelvoudige cijfers van Hogeschool

Inholland.

A1. Kengetallen

Kengetal

2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Personele bezetting in FTE 1.771 1.864 1.820 1.777 1.791 1.794 1.800 - Bestuur / management * 17 15 15 15 15 15 15 - Onderwijzend personeel (OP) 1.087 1.160 1.118 1.072 1.082 1.082 1.085 - Ondersteunend personeel (OOP) 667 689 686 691 694 697 700

Aantal inschrijvingen van studenten 26.859 26.326 25.758 25.224 24.940 24.785 24.803

Onderwijzendpersoneel/Totaal 61% 62% 61% 60% 60% 60% 60%

* College van Bestuur, domeinen directeuren en stafhoofden

Toelichting op de kengetallen:

In de begroting van 2016 is een aantal van 1.160 fte OP opgenomen, rekening houdend met een verbetering van de ratio gewogen studenten: OP van gemiddeld 1 op 17,4 voor de interne profielvergoeding. In 2015 was het aantal fte 1087 en bedroeg de ratio 1 op 18,7. De stijging van het aantal fte en de sterke verbetering van de ratio is mede het gevolg van het beschikbaar stellen van incidentele beleidsgelden in 2016, welke na 2016 weer afnemen. Het aantal fte zal zich vanaf 2018 stabiliseren rond 1080 fte. Deze daling wordt enerzijds veroorzaakt door de verlaging van de beleidsgelden en is anderzijds het gevolg van de daling van het aantal gewogen studenten (maximaal 4 verblijfsjaren). De ratio gewogen studenten: OP zal vanaf 2018 stabiliseren op 1 op 18,2. In 2013 was de ratio 1 op 22,8. Met de ratioverlaging heeft Inholland een goede stap gezet in de richting van de gewenste investering in het onderwijs.

De in 2016 begrote formatie OOP bedraagt 689 fte, deze daalt naar 686 fte in 2017. Vanaf 2018 stijgt de OOP formatie geleidelijk. Deze stijging wordt veroorzaakt door het aanstellen van Wajongers, als gevolg van de Participatiewet die per 1 januari 2015 is ingegaan

Tot 2016 stijgt het aandeel OP ten opzichte van het OOP als gevolg van de inzet van OP op projecten, gefinancierd middels incidentele beleidsgelden. Vanaf 2017 daalt de OP formatie, doordat er minder beleidsgelden beschikbaar zijn. Doordat gelijktijdig de OOP formatie stijgt, verslechtert de verhouding OP:OOP. Deze komt echter niet onder het gewenste niveau van 60:40%.

Het aantal ingeschreven studenten is dalende in de meerjarenprognose. Dit wordt veroorzaakt doordat de relatieve omvang van het stuwmeer (5 jaar en hoger) afneemt. Tevens is het aantal inschrijvingen in september 2015 fors gedaald. Inholland is niet de enige hogeschool met minder eerstejaars op de bachelor opleidingen. Voor het hele HBO geldt dat er gemiddeld 8%

minder aanmeldingen zijn geweest.

A2. Balans (enkelvoudig)

1De Meerjarenraming is eind 2015 opgesteld en bevat derhalve voor 2015 een raming (latest estimate). Deze wijkt af van de cijfers in de definitieve jaarrekening.

Toelichting op de balans:

De materiële vaste activa nemen toe als gevolg van voorgenomen investeringen in het pand in Alkmaar en het laboratoriumonderwijs. Deze investeringen worden volledig gefinancierd vanuit de eigen middelen waardoor een daling van de vlottende activa plaatsvindt. De vorderingen blijven op een constant niveau rond de € 23 miljoen. Dit betreft voornamelijk studentdebiteuren door de vorderingen op collegegelden bij gespreid betalen in termijnen.

Het eigen vermogen van de hogeschool is door de positieve exploitatieresultaten uit het

verleden toegenomen. Gezien het ruim aanwezige eigen vermogen biedt dit mogelijkheden om

FINANCIELE KENGETALLEN Gemiddelde

HBO 2013 2015 1 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Solvabiliteit I 43% 48% 48% 48% 51% 53% 54% 57%

Solvabiliteit II 48% 57% 54% 54% 55% 56% 56% 58%

Liquiditeit (current ratio) 1,03 1,63 1,29 0,99 0,86 0,94 1,00 1,15

Rentabiliteit 2,80% 18,5% -6,07% -6,55% 3,86% 1,01% 0,62% 4,93%

Debt Service Coverage 4,45 0,93 1,39 4,21 3,70 4,06 6,06 BALANS

(bedragen x € 1.000) 2015 1 2016 2017 2018 2019 2020 2021

ACTIVA VASTE ACTIVA

Immateriële VA 100 100 0 0 0 0 0

Materiële VA 162.000 168.600 176.500 183.300 171.400 160.800 150.900

Financiële VA 800 800 900 1.200 1.600 2.200 2.900

TOTAAL VASTE ACTIVA 162.900 169.500 177.400 184.500 173.000 163.000 153.800

VLOTTENDE ACTIVA

Vorderingen (a) 24.700 23.400 22.600 23.400 23.200 23.000 23.600

Liquide Middelen (b) 97.000 80.100 53.200 40.800 47.400 52.300 62.800

TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA 121.700 103.500 75.800 64.200 70.600 75.300 86.400

TOTAAL ACTIVA 284.600 273.000 253.200 248.700 243.600 238.300 240.200

PASSIVA

EIGEN VERMOGEN

Algemene reserve 138.500 130.600 122.500 127.100 128.000 128.200 134.200

Bestemmingsreserve (privaat) -500 -500 -400 -100 300 900 1.600

TOTAAL EIGEN VERMOGEN (c) 138.000 130.100 122.100 127.000 128.300 129.100 135.800

VOORZIENINGEN (d) 23.800 18.300 13.900 10.800 7.800 4.900 2.900

LANGLOPENDE SCHULDEN 48.300 44.300 40.300 36.300 32.400 29.200 26.300

KORTLOPENDE SCHULDEN (e) 74.500 80.300 76.900 74.600 75.100 75.100 75.200

TOTAAL PASSIVA (f) 284.600 273.000 253.200 248.700 243.600 238.300 240.200

meer middelen in het onderwijs te investeren, wat in de bedrijfsvoering leidt tot een negatief resultaat in 2016 en 2017. Deze bewuste keuze is afgestemd met stakeholders en beantwoordt aan de afspraak die het HBO met minister Bussemaker heeft gemaakt om vooruitlopend op de studievoorschotmiddelen een impuls uit eigen middelen te geven aan de kwaliteit van het onderwijs.

De voorzieningen dalen door de onttrekking van reorganisatievoorziening. Het grootste onderdeel in de reorganisatie zijn de meerjarige WW en BW lasten. De

reorganisatievoorziening bedroeg in totaal € 51 miljoen.

De langlopende schulden nemen af doordat er een tweetal langlopende leningen afgelost wordt.

De liquiditeitsratio daalt onder de 1 doordat de financiering van de verbouwing in Alkmaar en het laboratorium uit eigen middelen wordt voorzien. De rentabiliteit is in 2016 en 2017 negatief doordat er meer middelen in het onderwijs worden geïnvesteerd. Daarna bevindt de ratio zich op een gewenst niveau.

A3. Staat/raming van baten en lasten (enkelvoudig)

1De Meerjarenraming is eind 2015 opgesteld en bevat derhalve voor 2015 een raming (latest estimate). Deze wijkt af van de cijfers in de definitieve jaarrekening

De Rijksbijdrage, exclusief de inkomsten vanuit de wet studievoorschot, neemt af van € 160 miljoen in 2016 tot € 149 miljoen in 2021. In 2017 is rekening gehouden met een derving in verband met het niet behalen van de rendementsdoelstelling uit de prestatieafspraken ten

EXPLOITATIE

(bedragen x € 1.000) 2015 1 2016 2017 2018 2019 2020 2021

BATEN

Rijksbijdragen 170.600 159.900 152.800 153.900 152.200 149.500 149.500

Rijksbijdragen (vanuit w et Studievoorschot) 0 0 0 6.600 6.600 7.600 12.900

Collegegelden 50.800 50.100 50.100 49.600 49.100 48.700 48.500

Baten w erk i.o.v. derden 1.600 1.800 2.000 2.200 2.400 2.600 2.800

Overige baten 7.300 6.800 6.300 6.300 6.300 6.300 6.300

TOTAAL BATEN 230.300 218.600 211.200 218.600 216.600 214.700 220.000

LASTEN

Personeelslasten 155.700 171.700 165.800 159.800 160.900 161.000 161.300

Afschrijvingen 16.200 17.100 18.700 19.700 20.300 19.100 18.400

Huisvestingslasten 13.700 16.200 14.100 14.100 14.100 14.100 14.100

Overige lasten 17.500 19.900 19.200 19.100 19.200 19.200 19.200

TOTAAL LASTEN 203.100 224.900 217.800 212.700 214.500 213.400 213.000

Saldo Baten en Lasten 27.200 -6.300 -6.600 5.900 2.100 1.300 7.000

Saldo financiële baten en lasten 1.700 1.600 1.400 1.000 800 500 300

Saldo buitengew one baten en lasten 0 0 0 0 0 0 0

TOTAAL RESULTAAT 25.500 -7.900 -8.000 4.900 1.300 800 6.700

TOTAAL RESULTAAT (excl. Studievoorschot) 25.500 -7.900 -8.000 -1.700 -5.300 -6.800 -6.200

bedrage van -/- € 3,4 miljoen. Vanaf 2018 stijgt de rijksbijdrage door de verwachte rijksbijdragen die voortkomen uit de wet studievoorschot. Deze opbrengsten lopen op van € 6,6 miljoen in 2018 tot € 12,9 miljoen in 2021. De effecten zijn berekend op basis van de verwachtingen van de Vereniging Hogescholen. Het marktaandeel van Inholland heeft invloed op de hoogte van deze opbrengsten. Er is echter grote onzekerheid over de omvang van deze middelen. Ook toekomstige politieke ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de wet studievoorschot.

De collegegelden houden gelijke tred met de ontwikkeling van de studentenaantallen.

De schommeling in de personele lasten in 2016 en 2017 komt voort uit de extra te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. De loonkosten zijn gerelateerd aan de omvang van de formatie.

De overige lasten stijgen als gevolg van kosten ten behoeve van de instroomverbetering en extra ICT kosten. Vanaf 2017 blijven de kosten constant.

In de afschrijvingen en rentelasten wordt rekening gehouden met incidentele investeringen in Alkmaar en het laboratorium in de planperiode 2015-2018 van in totaal € 51 miljoen.

De meerjarenbegroting geeft inzicht in het toekomstige beleid en de gevolgen daarvan voor de financiële positie. Aangezien de praktijk weerbarstig is, zal de realisatie van de

meerjarenprognose altijd afwijken. De meerjarenprognose gaat uit van ‘on going business’.

Toekomstige, nog niet gemaakte, strategische keuzes waaronder nieuwbouw zijn niet in dit model verwerkt. Afhankelijk van de keuzes die hierin gemaakt gaan worden zullen verschillende impact berekeningen gemaakt worden. Als de studievoorschotmiddelen (deels) uitblijven zullen scherpe keuzes noodzakelijk zijn.

B OVERIGE RAPPORTAGES

B1 Aanwezigheid van het interne risicobeheersings- en controlesysteem

Risicoanalyses op hogeschoolbrede risico’s zoals financiële risico’s, risico’s op het gebied van organisatie en sociale veiligheid, risico’s op het gebied van wet- en regelgeving worden

geïntegreerd in een risicorapportage. Het College van Bestuur rapporteert over de interne risicobeheersing en controlesystemen aan de Raad van Toezicht en zijn Auditcommissie.

Inholland heeft het risicomanagementproces tevens geïntegreerd in de planning- en control systematiek. In de jaarplannen is een risicoanalyse opgenomen en over de risico’s en beheersmaatregelen rapporteren de directeuren per triaal aan het College van Bestuur.

Aanscherping van de verbeterinitiatieven wordt in de triaalgesprekken besproken. In 2016 zal Risicomanagement binnen Inholland worden versterkt, waarbij de dialoog over risico’s een vast onderdeel wordt in de bestuurlijke P&C-cyclus.

B2. Risico’s en onzekerheden

Uit de risicoanalyse zijn onderstaande risico’s gebleken:

 Imago

Negatieve gebeurtenissen die in de pers komen kunnen het imago van Inholland

beschadigen, met negatieve effecten op de studentenaantallen (instroom) en docenten.

Het instellingsplan 2016-2022 geeft de focuspunten aan waarop gestuurd en rekenschap wordt afgelegd o.a. ter voorkoming van imago schade.

 Studentenaantallen/instroom

In 2015 is de instroom meer gedaald dan de landelijke trend. Als deze daling zich

doorzet betekent dit dat de budgetten dalen en dat sommige opleidingen te klein worden om kostendekkend hoogwaardig onderwijs te verzorgen.

In de begroting zijn middelen gereserveerd voor instroombevorderende activiteiten.

Communicatie stuurt vanuit een instellingsbreed masterplan de activiteiten aan. Bij uitblijven van resultaten zal er bezuinigd moeten worden.

 Kwaliteit van onderwijs/accreditatie

Het risico dat de kwaliteit van sommige opleidingen onvoldoende is voor het verkrijgen van een accreditatie.

Inholland geeft veel aandacht aan het verbeteren van de kwaliteit van opleidingen. In de begroting zijn middelen voor diverse projecten opgenomen die kwaliteit als doelstelling hebben, zowel binnen domeinen als instellingsbreed.

 Prestatieafspraken / stuwmeer langstudeerders

Het risico dat de prestatieafspraken niet worden gehaald, met eventuele korting van het selectieve budget tot gevolg.

Een reeks van maatregelen en monitoring is ingezet om te voldoen aan de

prestatieafspraken. In 2016 zal duidelijk worden welk oordeel er over de door Inholland behaalde resultaten zal worden geveld.

Het project Langstuderen wordt voortgezet. Onderdelen van dit beleid worden voor zover van toepassing ook doorgevoerd in lagere leerjaren. Er zijn diverse

projectmiddelen toegekend aan projecten die verhogen van studiesucces als doelstelling hebben.

 Studenttevredenheid

Het risico dat de studenttevredenheid (in vergelijking met andere hogescholen)

onvoldoende toeneemt, waardoor de aantrekkingskracht op nieuwe studenten afneemt.

Dit heeft ook een effect op de gepercipieerde diplomawaarde bij afgestudeeerden.

In de domeinplannen zijn diverse plannen opgenomen om de studenttevredenheid te verbeteren.

 Kwaliteit personeel / Medewerkerstevredenheid-werkdruk

Het risico op dalende prestaties van docenten als gevolg van de ervaren werkdruk, met als gevolg een hoog ziekteverzuim, hoger verloop en lagere studenttevredenheid.

Inholland werkt aan een strategisch personeelsplan. Via teamontwikkeling en professionalisering geeft Inholland invulling aan het beleid om de werkdruk te

verminderen en de docenten de middelen te geven die nodig zijn voor het uitvoeren van hun taak.

 Innovatiekracht

Het risico dat de organisatie niet in staat is om de hoeveelheid noodzakelijke

verbeterprojecten tijdig uit te voeren, met als gevolg een vertraging in de verbetering van kwaliteit en tevredenheid.

Projecten zullen vanaf de start worden gemonitord, zodat kan worden bijgestuurd als een project uit de planning loopt. Bij instellingsbrede projecten is de regie centraal belegd.

 Huisvesting

Het risico dat door omstandigheden (instroom, digitalisering, veranderende onderwijsconcepten) de huisvestingssituatie niet voldoende aansluit bij de huisvestingsbehoefte.

Plannen ten aanzien van nieuw- of verbouw zullen zorgvuldig worden afgewogen, waarbij de meest actuele trends in het hoger onderwijs zullen worden meegenomen.

 Informatievoorziening

Het risico dat als gevolg van het project Management Informatie, belangrijke informatie niet of niet tijdig voorhanden is.

Tijdige beschikbaarheid van informatie is van groot belang voor de besluitvorming en sturing binnen de organisatie. Het project heeft als doel om de ontsluiting te verbeteren.

In de transitiefase zal worden geborgd dat oude systemen blijven gehandhaafd totdat onomstotelijk vaststaat dat de nieuwe systemen stabiel en betrouwbaar zijn.

 Informatieveiligheid

Onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Inholland is in hoge mate afhankelijk van informatie en communicatie. Informatie is daarmee een belangrijke risicofactor voor het functioneren en de continuïteit van de hogeschool. Verkeerd of frauduleus gebruik van informatie kan ernstige gevolgen hebben voor Inholland.

Studenten en medewerkers moeten erop kunnen vertrouwen dat informatie binnen de hogeschool op een adequate wijze is beveiligd. Ook moet de continuïteit van de instelling en het onderwijs worden gegarandeerd. Daarvoor neemt Inholland allerlei maatregelen, die samenvallen onder het begrip informatieveiligheid. Binnen Inholland wordt gekozen voor een integrale aanpak, waarbij niet alleen wordt gekeken naar ICT-beveiliging, maar ook naar processen, gedrag, juridische zaken, fysieke veiligheid en bewustzijn.

In document Hogeschool Inholland (pagina 68-76)