• No results found

De context van de PI als organisatie met een werkklimaat, regels en procedures67

In document Onbenut potentieel (pagina 67-70)

4. Procesevaluatie deel 2: praktijkervaring met de ISD

4.3 Contextfactoren van de PI (onderzoeksvraag 12)

4.3.5 De context van de PI als organisatie met een werkklimaat, regels en procedures67

Een belangrijke contextfactor die door geïnterviewden herhaaldelijk werd benoemd betreft het beheers- en beveiligingsklimaat van de PI: “We hebben hier zoveel te maken met de PI. Het BAD bijvoorbeeld, de receptiezone. Dat zijn allemaal regels voor het gevangeniswezen, niet specifiek voor de ISD’er.”

(ZBIW’er, 10-5). De ISD loopt regelmatig aan tegen de grenzen van dat klimaat. In vergelijking met andere regimes zien geïnterviewde medewerkers op de ISD zichzelf meer op zorg georiënteerd en minder denkend vanuit repressie, beheersing en straf: “Maar ja, je valt wel onder regulier en zit binnen die kaders.” (ZBIW’er, 20-5). Over het algemeen hebben ISD’ers, naarmate hun traject vordert, meer bewegingsvrijheid ten opzichte van andere gedetineerden in de PI. Zoals eerder uitgelegd, heeft dit proces als doel om toegang tot zorg te verlenen en om daarmee gedragsverandering en

recidivevermindering te bewerkstelligen. Dat gegeven is vaak niet bekend bij alle medewerkers van PI.

Zodoende lopen medewerkers van de ISD regelmatig aan tegen onbegrip van collega’s of krijgen zij in sommige gevallen geen toestemming voor het verlenen van vrijheden: “Ik kan me nog wel herinneren dat ik met deelnemers naar buiten ging met een busje vol. Nou de beveiliging stond op zijn achterste poten. Die hadden zoiets van ‘wat ga jij doen met die boeven?’ Jij komt de toko niet uit. Die begrepen er helemaal niks van.” (ZBIW’er, 14-4).

Op een andere ISD-locatie werd de huidige situatie van de ISD vergeleken met die van de SOV om duidelijk te maken dat in de SOV de medewerkers beter wisten met wie ze te maken hadden: “Er stond onverwachts een ISD’er bij de voorportier. Dan kon de voorportier zeggen: ‘Hé, maar Jantje, je gaat niet op verlof. Nee, je moet naar de badmeester [Binnenkomst Afdeling Delinquenten], want je gaat op transport.’ Die kende die persoon [de ISD’er]. Als je hier vraagt wat een ISD’er is bij de portier, dan weet 90% niet eens wat ISD überhaupt inhoudt, laat staan dat ze de inwoners kennen.” (Afdelingshoofd, 10-5). De grootte van de inrichting speelt dus ook een rol, des te meer omdat de ISD vaak één van de kleinste regimes in een PI is. Hierdoor moeten ISD’ers soms ook activiteiten doen met andere

gedetineerden of verblijven op reguliere afdelingen, bijvoorbeeld omdat er geen plek voor is op de ISD-afdeling: “Dat werkt niet, want daar gaan de dingen weer anders en dat kan veel agressie oproepen. Ze zijn ook eigenlijk te kwetsbaar voor die afdelingen.” (Plaatsvervangend directeur, 16-3).

De ISD heeft voor het verkrijgen van toestemming voor vrijheden binnen de PI te maken met de vrijhedencommissie (VC) van de PI205 en voor extramurale plaatsingen met de selectiefunctionaris van DJI206 die daarover beslissingen nemen. De ervaringen van geïnterviewden met VC’s en

selectiefunctionarissen in de bezochte locaties zijn wisselend. Een aantal geïnterviewden geeft aan dat de VC vooral kijkt naar veiligheid en onvoldoende naar re-integratiedoelen: “Dat belemmert gigantisch, het is een continue strijd en vaak past het niet bij het traject wat wij voor ogen hadden.” (Afdelingshoofd, 21-3). Andere geïnterviewden geven juist aan dat het “meestal” goed gaat. Over de selectiefunctionaris zeggen geïnterviewden dat of deze meegaat met de aanvragen van de ISD afhangt van wie er op dat moment in die functie zit. Een geïnterviewde selectiefunctionaris geeft aan dat zij over het algemeen mee gaat met de verzoeken van casemanagers. Een afweging om niet mee te gaan met een verzoek tot plaatsing in een kliniek kan een eerder incident zijn dat heeft plaatsgevonden: “Bijvoorbeeld bij een ernstig incident in de kliniek [geweld tegen een andere patiënt of behandelaar, red]. Je moet ook

205 Dit betreft de VC van de PI waar de ISD zich bevindt. In een aantal bezochte locaties bestaat een aparte VC voor de ISD. Het is bij ons onbekend of dit voor alle PI’s met ISD-locaties geldt.

206 Selectiefunctionarissen zijn niet verbonden aan bepaalde PI’s maar functioneren landelijk. Zij verdelen verzoeken op basis van thematische portefeuilles, bijvoorbeeld de portefeuille ‘gevoelige zaken’.

rekening houden met de risico’s en verstoring voor andere patiënten en de medewerkers in de kliniek.”

(Selectiefunctionaris, 4-8).

Tegelijk heeft de selectiefunctionaris een bepalende stem bij de beslissing of een ISD’er wordt teruggeplaatst vanuit een extramurale setting. Als een ISD’er bijvoorbeeld drugs heeft gebruikt in een (verslavings)kliniek, dan dient dat gemeld te worden aan de casemanager (soms via de reclassering).

Dan kan een verzoek tot terugplaatsing naar de PI volgen, het initiatief voor zo’n verzoek kan vanuit de kliniek of vanuit de PI207 komen. Een casemanager van de ISD bespreekt dit verzoek vervolgens met de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris kan afwijken van zo’n verzoek. Bijvoorbeeld wanneer de selectiefunctionaris vindt dat er nog onvoldoende geprobeerd is om het behandeltraject voort te zetten en de ISD’er te snel wordt teruggestuurd. Het kan ook voorkomen dat een selectiefunctionaris juist besluit om een ISD’er terug te plaatsen tegen het advies van de kliniek en de casemanager in. Een terugplaatsing kan definitief zijn met grote impact tot gevolg. In zo’n geval kan de behandeling niet worden afgemaakt en in de resterende tijd die de ISD-maatregel nog biedt, is niet altijd genoeg ruimte om een nieuw (zorg)traject op te starten. Het komt echter vaak voor dat de ISD en de kliniek onderling afspreken om een bed in de kliniek vast te houden bij een terugplaatsing. De eerste 14 dagen wordt het bed doorbetaald en binnen die tijd kan een nieuw verzoek tot plaatsing in de kliniek worden gedaan bij de selectiefunctionaris.

De uitvoering van de ISD-maatregel wordt in de huidige situatie dus aangepast aan de heersende normen, procedures en regels van de PI en de daarbinnen geldende reguliere regimes. Dit terwijl de ISD, volgens de geïnterviewden208, afwijkend is van deze reguliere regimes. Het komt regelmatig voor dat hier geen rekening mee wordt gehouden door personeel van andere afdelingen of dat zij niet weten welke regels er gelden voor de ISD:

“Een ISD’er moest een bepaalde training volgen en daardoor kon hij niet naar de arbeid. Ja, dan wordt hij niet betaald, want deze training valt niet onder de ‘Arbeidsdoorbrekende trainingen’. En toen zei ik: ‘Nee, het is geen arbeidsdoorbrekende training voor het GW [Gevangeniswezen], maar wij zijn niet het GW. Wij zijn een maatregel. Maar er wordt al gelijk door heel veel afdelingen gelijk getrokken met het GW. Arbeid, het RIC [Re-integratie centrum], noem maar op.” (Afdelingshoofd, 10-5)

Zodoende moeten ISD-medewerkers op hun hoede zijn en nagaan of de door de PI gestelde grenzen wel daadwerkelijk gelden voor de ISD’ers. De strenge procedures omtrent het verkrijgen van vrijheden, of het dagprogramma dat ook op de ISD leidend is, belemmert de medewerkers op de ISD om meer volgens een zorg- en trajectgerichte manier te werken, “waardoor je veel sneller tot die doelgroep kan komen. Door allerlei dingen te ondernemen en te experimenteren en te kijken wat past wel, wat past niet. Hierbinnen zit je vaak toch gevangen.” (ZBIW’er 14-4). Deze context geeft beperkt de ruimte om de ISD’er te laten oefenen en het voorbereiden op het leven buiten. Er is bijvoorbeeld weinig ruimte om een keer de fout in te gaan en daarvan te leren.209

Verder zijn de mogelijkheden om te rapporteren en om een dossier bij te houden over ISD-trajecten beperkt. Volgens een aantal geïnterviewden komt dit omdat de ISD onder de reguliere regimes valt.

Deze regimes rapporteren in Tulp210. Dat systeem is volgens één van de geïnterviewde

afdelingshoofden “echt gemaakt voor gevangenis en HvB” (20-5), maar voor de ISD te beperkt. Zo kan het afdelingspersoneel het verblijfsplan, signaleringsplannen, rapportages van psychologen of senior casemanagers er niet in opnemen. Dit betekent bijvoorbeeld dat afdelingspsychologen moeten zoeken in verschillende systemen (PPC werkt bijvoorbeeld met User, het NIFP met Pro Justitia en de reclassering en het OM met JD-online) om cliënten te kunnen overdragen naar een kliniek. Daarnaast is er ook geen plek om voortgangs- of eindverslagen van ISD-trajecten te registreren: “Wij mogen geen

persoonsgegevens bewaren op de G-schijf. Dus je informatie, je dossiervorming kun je nergens kwijt.

207 Hier gaat zowel de casemanager van de ISD als de directie van de PI over. Zij komen in samenspraak tot een dergelijk verzoek.

208 Volgens de wetgeving is de ISD een op zichzelf staande autonome penitentiaire inrichting en wijkt het daarmee inderdaad af van de reguliere regimes.

209 Het belang hiervan wordt bijvoorbeeld onderschreven in Barendregt, Wits & De Haan 2021.

210 Tenuitvoerlegging persoonsgebonden straffen.

Het is echt versnipperd.” (Psycholoog, 20-5). Dit kan betekenen dat iemand voor de tweede keer (of vaker) een ISD-traject krijgt opgelegd, maar dat in de systemen van de ISD niet meer terug te vinden is hoe het vorige traject is verlopen.

4.3.6 Het Drugsontmoedigingsbeleid van de PI

Met behulp van diverse maatregelen wordt er met het drugsontmoedigingsbeleid (DOB) in de PI gestreefd naar handhaving van de orde en veiligheid (beheersbaarheid), zorg voor de fysieke en geestelijke gezondheid van gedetineerden (zorgdoelstelling) en het motiveren van gedetineerden om hulp te zoeken (re-integratiedoelstelling). De ISD heeft ook te maken met dit PI-brede DOB. Een deel van onderzoeksvraag 12 gaat over hoe dit DOB zich verhoudt tot het aanpakken van de onderliggende problematiek van de ISD’ers die in hoge mate met drugsverslaving kampen.

Om het DOB uit te voeren hebben medewerkers verschillende controlemiddelen tot hun beschikking, zoals speekselanalysetesten, urinecontroles, fouillering, visitatie en celinspecties. Deze middelen zijn bedoeld om overtredingen van het DOB te kunnen vaststellen, zodat op basis van de uitkomst iemand gesanctioneerd kan worden volgens sanctierichtlijnen.211 De geïnterviewde medewerkers van de ISD hebben uiteenlopende ervaringen als het gaat om de uitvoering en praktijk van het DOB in de ISD. Een aantal geïnterviewden ziet voordelen van het streven naar een drugsvrije detentie in de ISD. Volgens hen komen ISD’ers die niet onder invloed zijn van drugs bijvoorbeeld eerder tot inzichten over hun gedrag. Ook het zoeken en gebruiken van middelen kan voor onrust zorgen op de afdeling. ISD’ers die gebruiken kunnen bijvoorbeeld schulden aangaan en dat kan tot onderlinge conflicten leiden. De controlemiddelen stellen medewerkers daarnaast in staat om belangrijke inzichten te verzamelen over de problematiek van de ISD’er en daarmee aanknopingspunten voor het traject.

Andere geïnterviewden ervaren juist moeilijkheden bij het toepassing van het DOB. Zij beschrijven het als een zoektocht naar een balans tussen enerzijds het ontwikkelen van een goede (behandel)relatie met de ISD’er, en anderzijds consequent (en rechtvaardig) zijn tegenover iedereen op de afdeling. Een moeilijkheid hierbij is dat ISD’ers zich onderling met elkaar vergelijken: als bij de ene persoon geen sanctie wordt toegepast maar bij de andere wel, dan kan dat voor onrust zorgen. Het is daarom van belang om het wel of niet sanctioneren goed uit te leggen. Een tegenstrijdigheid die wordt benoemd met betrekking tot het DOB, is het ontbreken van hulp bij (het herstellen van) verslaving in de ISD:

“De ISD bestaat voor een heel groot gedeelte uit mensen die verslaafd zijn. Bij het hek staat een afbeelding dat drugs verboden zijn. Maar vervolgens zit er binnen de maatregel officieel niet inbegrepen hoe dat je dat dan doet om van die middelen af te blijven en welke

ondersteuning je daarbij kan krijgen.” (Ervaringsdeskundige, 30-5)

Het DOB vraagt van ISD’ers dat ze zich houden aan een regel waar ze zich door hun

verslavingsproblematiek juist heel moeilijk aan kunnen houden. De ISD, noch de PI, biedt daarbij toereikende hulpmiddelen om hen te helpen zich aan die regel te kunnen houden. Daarnaast zijn er buiten de PI opvangplekken en beschermd wonen plekken waar cliënten mogen blijven gebruiken omdat abstinentie of het verhelpen van de verslaving niet haalbaar blijkt. Deze mogelijkheid is er binnen het DOB niet.

Over het algemeen ervaren geïnterviewden in de ISD meer ruimte voor maatwerk bij het toepassen van de sanctierichtlijnen voor een drugsovertreding dan op reguliere afdelingen: “Ik denk dat wij zeker als afdelingspersoneel altijd even geraadpleegd worden: ‘hebben jullie er al over nagedacht?’” (ZBIW’er, 20-5). Waar in andere regimes elk geconstateerd gebruik kan leiden tot een sanctie, hangt het bij de ISD vaak van meerdere factoren af dan enkel het gebruik, bijvoorbeeld: “welk gedrag zit eraan vast en is hij daar open en eerlijk over? Dan heb ik zoiets van, laat hem buiten zitten of laat hem weer aan de gang gaan. Of het moet zo zijn dat er een delict aan gekoppeld zit, dan is het een ander verhaal” (senior casemanager, 30-5). Er wordt dus wel gesanctioneerd in de ISD met disciplinaire straffen: “Het gaat over het je houden aan regels en afspraken.” (afdelingshoofd, 10-5).

211 De voorheen bestaande sanctiekaart is per 1 juli 2021 ingetrokken met de nieuwe Wet Straffen en Beschermen.

Aanwezigheid PPC

In drie van de vijf bezochte locaties is een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) aanwezig. Deze wordt bij de tenuitvoerlegging van de ISD op verschillende manieren ingezet, met name tijdens de intramurale fase. De meest gebruikelijke toepassing van een PPC-plaatsing is bij het ontstaan van een psychische ‘crisissituatie’ (decompenseren). Het doel van de plaatsing is dan stabilisatie. Door

geïnterviewden wordt aangegeven dat bij een PPC-plaatsing de ISD’er ‘uit het traject’ is. Dat wil zeggen dat de persoon officieel niet meer onder de verantwoordelijkheid van de ISD valt en het traject als het ware tijdelijk stil komt te staan tijdens het verblijf in de PPC.

Hoewel een PPC normaal gesproken vooral wordt ingezet voor psychiatrische crisissituaties en

stabilisering daarvan, wordt deze in sommige gevallen ook ingezet als behandelplek (zonder crisis) voor ISD’ers. Bijvoorbeeld als een ISD’er wordt teruggeplaatst uit een extramurale setting en er onvoldoende tijd is om een nieuwe plaatsing te realiseren en er nog wel zorgbehoefte is. Opmerkelijk is dat, in het verlengde daarvan, in één van de bezochte locaties een zogenoemde ISD-PPC afdeling is ingericht waar de eerste intramurale fase al meer op een behandelsetting lijkt. In één van de groepsinterviews wordt het verschil tussen de ISD-PPC-afdeling en de reguliere ISD-afdeling als volgt uitgelegd: “Op de PPC-afdeling zijn er meer mogelijkheden om intramuraal al wat behandelingen vorm te geven” (Senior Casemanager, 30-5). “Vaktherapie, muziektherapie, dat soort dingen hebben ze daar.” (ZBIW’er, 30-5).

“Terwijl de reguliere ISD’er een ambulante behandeling vanuit – [zorginstelling] krijgt.” (Senior Casemanager, 30-5). De PPC kent verder enkel interne zorg en geen extern ingekochte (forensische) zorg die op de ISD wel mogelijk is. Verder wordt, in het kader van de ISD, het niet kunnen oefenen met vrijheden als een nadeel genoemd van de PPC.

Naast de mogelijkheden voor behandeling blijkt de al dan niet aanwezige PPC ook gevolgen te hebben voor de mate waarin er intramuraal aan diagnostiek kan plaatsvinden. In één van de PI’s mét een PPC wordt daar het volgende over gezegd: “Ik weet dat daar qua diagnostiek hele grote verschillen zitten. Wij kunnen het doen, omdat je met best wel veel psychologen bent, maar in andere PI’s.. Heel vaak gaat iemand meteen de kliniek in; ‘doe daar de diagnostiek maar’. Terwijl de meerwaarde hier is dat je, vóórdat je iemand het traject in stuurt, best wel een gedegen beeld hebt.” (Psycholoog, 30-5).

Gedragsdeskundigen die op een PPC werken zijn in principe in dienst van de PI. In de meeste gevallen kunnen deze derhalve ook op andere afdelingen ingezet worden, inclusief de ISD. Dit biedt een voordeel voor ISD-afdelingen mét een PPC in de PI. Tegelijk is dergelijke inzet van gedragsdeskundigen meer een gelegenheidsvoorziening dan een structurele oplossing voor het tekort aan gedragsdeskundigen op de ISD. In twee bezochte locaties wordt de ISD-doelgroep vergeleken met die op de PPC: “Wij zijn eigenlijk een PPC met verslaving.” (Psycholoog, 20-5). Medewerkers ervaren het als frustrerend dat ze wel met een vergelijkbare doelgroep zitten, maar niet de middelen krijgen die eigenlijk nodig zijn om hiermee om te gaan. Ten slotte heeft de nabijheid van een PPC als voordeel voor de ISD dat er goede netwerken bestaan met ketenpartners die behandeling kunnen bieden.

In document Onbenut potentieel (pagina 67-70)