• No results found

De non-consensuele toediening van psychofarmaca in het licht van de psychologische, morele en mentale integriteit

In document De integriteit van het brein (pagina 36-51)

3.1 Inleiding

In het eerste hoofdstuk is bekeken wat de huidige stand van zaken is betreffende de mogelijke toepassing van psychofarmaca in strafrechtelijke context. Hieruit is gebleken dat psychofarmaca in de toekomst voornamelijk aan veroordeelde zeden- en geweldsdelinquenten kunnen worden toegediend. Vervolgens is in het tweede hoofdstuk inzicht gegeven in de jurisprudentie van het EHRM betreffende de psychologische, morele en mentale integriteit. In dit hoofdstuk wordt beoordeeld of de non-consensuele toepassing van deze medicijnen op deze categorie delinquenten een inbreuk op de psychologische, morele dan wel mentale integriteit op grond van artikel 8 lid 1 EVRM met zich meebrengt. Vervolgens wordt, aan de hand van de theorie uit paragraaf 2.4, beoordeeld of deze inbreuk eventueel kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 8 lid 2 EVRM. Op deze manier wordt de vraag beantwoord hoe de non-consensuele toediening van psychofarmaca in strafrechtelijke context zich tot de psychologische, morele en mentale integriteit verhoudt. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie.

3.2 Inbreuk

De hypothetische situatie waarin een wettelijke bepaling bestaat waardoor bepaalde psychofarmaca zonder toestemming aan een veroordeelde zeden- of geweldsdelinquent kunnen worden toegediend, kan een inbreuk op artikel 8 lid 1 EVRM opleveren. De gedraging zou dan ten eerste onder de reikwijdte van een van de vier rechten genoemd in artikel 8 EVRM moeten vallen. Ten tweede moet worden vastgesteld dat de gedraging het respect voor dit recht niet eerbiedigt waardoor kan worden gesproken van een inbreuk op dit recht.211

Het non-consensueel toedienen van medicijnen aan veroordeelden kan onder de reikwijdte van het recht op respect voor het privéleven van artikel 8 lid 1 EVRM vallen. Zoals in hoofdstuk 2 besproken, maken de psychologische, morele en mentale integriteit deel uit van het privéleven. De gedraging in de hypothetische situatie kan meer specifiek onder de reikwijdte van de psychologische dan wel morele integriteit vallen. Het toedienen van psychofarmaca kan

211 EHRM 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD001496789 (Guerra en anderen/Italië), par. 57; zie ook Van Toor 2017, p. 281.

36

namelijk mentale instabiliteit veroorzaken, nu deze medicijnen de geest van individuen veranderen.212 Juist het behoud van deze mentale stabiliteit is volgens het EHRM een onmisbare voorwaarde voor een effectief genot op het recht op respect voor het privéleven.213 Daarnaast wordt het toedienen van medicijnen gezien als een medische behandeling. Zo stelde het Hof in de zaak Solomakhin tegen Oekraïne dat een verplichte vaccinatie, als onvrijwillige medische behandeling, het privéleven aantast, dat mede de lichamelijke en psychologische integriteit van een individu bevat.214 De mentale integriteit wordt in de jurisprudentie van het EHRM in dit kader niet genoemd.215 Nu de morele en psychologische integriteit inwisselbare termen lijken te zijn,216 valt niet met zekerheid te zeggen welke integriteitsvorm in de hypothetische situatie aan de orde is. Wel lijkt het non-consensueel toedienen van psychofarmaca aan veroordeelden blijkens de jurisprudentie van het EHRM onder de reikwijdte van het recht op respect voor het privéleven van artikel 8 EVRM te vallen.

Het non-consensueel toedienen van medicijnen aan veroordeelden zou daarnaast het recht op respect voor het privéleven niet eerbiedigen. Indien een veroordeelde delinquent de medicijnen krijgt toegediend, ondergaat diegene een medische behandeling wat kan leiden tot mentale instabiliteit. Hierdoor is sprake van een inmenging in de psychologische dan wel morele integriteit, omdat direct in de geest van de betrokkene wordt ingegrepen.217 Nu de betrokkene bij non-consensuele toediening van medicijnen wordt gedwongen de controle over zijn of haar integriteit op te geven,218 wordt het recht op privéleven niet gerespecteerd.

Vermoedelijk is bij de non-consensueel toediening van psychofarmaca daarom sprake van een inbreuk op het recht op respect voor het privéleven volgens artikel 8 lid 1 EVRM, nu het EHRM ook in zijn rechtspraak heeft aangegeven dat een onvrijwillige medische interventie, zowel gezien de lichamelijke als de psychologische integriteit, een inbreuk op het privéleven van de betrokkene oplevert.219

Samenvattend kan worden gesteld dat sprake is van een inbreuk op het recht op privéleven volgens artikel 8 lid 1 EVRM indien zonder toestemming psychofarmaca aan een

212 Bublitz, Journal of Applied Philosophy 2016, p. 89.

213 EHRM 6 februari 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0206JUD004459998 (Bensaid/Verenigd Koninkrijk), par. 47;

EHRM 26 november 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:1126JUD002528206 (Dolenec/Kroatië), par. 165; EHRM 23 april 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:0423JUD003803012 (Khan/Duitsland), par. 35.

214 EHRM 15 maart 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0315JUD002442903 (Solomakhin/Oekraïne), par. 33.

215 Zie paragraaf 2.3.2.2, 2.3.2.3 en 2.3.2.4.

216 Zie paragraaf 2.3.2.1.

217 Lippert-Rasmussen 2018, p. 140.

218 Shaw 2014, p. 1390-1391.

219 EHRM 15 maart 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0315JUD002442903 (Solomakhin/Oekraïne), par. 33.

37

veroordeelde worden toegediend. In de volgende paragraaf wordt beoordeeld of deze inbreuk eventueel kan worden gerechtvaardigd.

3.3 Rechtvaardiging

De meeste mensenrechten zijn relatief, waardoor zij onder bepaalde omstandigheden kunnen worden beperkt mits die beperkingen noodzakelijk zijn en op proportionele wijze een legitiem doel dienen. Slechts bepaalde rechten, zoals het recht op vrijheid van gedachte uit artikel 9 EVRM,220 kunnen niet aan uitzonderingen worden onderworpen en zijn dus absoluut.221 Het recht op respect voor het privéleven, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM, is relatief, hetgeen (daarom) dus ook geldt voor het recht op psychologische, morele en mentale integriteit.222 Dit betekent dat dit verdragsrecht in principe aan beperkingen of inmengingen kan worden onderworpen.223 Bij deze afweging moeten de belangen van de gemeenschap tegen de belangen van het individu worden afgewogen.224 Volgens artikel 8 lid 2 EVRM kunnen bepaalde inbreuken worden gerechtvaardigd indien de voorwaarden voor deze inbreuk bij wet zijn voorzien, de inbreuk een legitieme doelstelling heeft en noodzakelijk is in een democratische samenleving.225 In deze paragraaf wordt ieder vereiste afzonderlijk behandeld.

3.3.1 Bij wet voorzien

Ten eerste dient de inbreuk op artikel 8 lid 1 EVRM bij wet te zijn voorzien. Zoals benoemd in paragraaf 2.4, moet een aantal criteria worden beoordeeld om aan deze voorwaarde te voldoen.

In de hypothetische situatie wordt ervan uitgegaan dat sprake is van een wettelijke bepaling die het mogelijk maakt om psychofarmaca aan een bepaalde groep veroordeelde delinquenten toe te dienen. De inbreuk zal daarom een grondslag in het nationale recht hebben. Daarnaast zal de inbreuk naar verwachting voldoen aan het toegankelijkheidsvereiste, nu de wettelijke regeling in het Staatsblad zal zijn gepubliceerd.226 Ook zal worden voldaan aan het voorzienbaarheidsvereiste indien de wettelijke bepaling voldoende nauwkeurig is opgesteld,

220 Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 93.

221 Ienca & Andorno, Life Sciences, Society and Policy 2017, vol. 13(5).

222 Ryberg 2020, p. 92.

223 Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 92.

224 Jacobs, White & Ovey 2010, p. 308-309.

225 Van Toor 2017, p. 290.

226 EHRM 9 november 1999, ECLI:CE:ECHR:1999:1109JUD002644995 (Spacek, s.r.o./Tsjechië), par. 58-59; zie ook Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 128.

38

zodat de betrokkene een duidelijk beeld heeft van de regels die mogelijk op hem van toepassing zijn.227 Belangrijk hierbij is dat de wettelijke bepaling niet te vaag is opgesteld.228 Zeker nu een relatief grote inbreuk op artikel 8 EVRM wordt gemaakt, dient de wettelijke regeling bijzonder nauwkeurig te zijn en moeten strenge voorwaarden worden gesteld.229 Eveneens zal worden voldaan aan het rechtsstaatvereiste indien de wettelijke bepaling voldoende waarborgen tegen statelijke willekeur bevat.230 Daarnaast moet de inbreuk in overeenstemming met deze wettelijke bepaling hebben plaatsgevonden.231 In het geval de inbreuk steun vindt in een wettelijke bepaling en de verzoeker niet klaagt over de kwaliteit van deze bepaling, onderwerpt het EHRM de voorwaarde dat de inbreuk bij wet moet zijn voorzien doorgaans niet aan een strikte beoordeling.232 Daarom wordt in deze scriptie ervan uitgegaan dat de wettelijke bepaling voldoet aan de genoemde eisen, waardoor de inbreuk bij wet is voorzien. De toetsing kan echter niet volledig zijn nu een dergelijke wettelijke bepaling (nog) niet bestaat.

3.3.2 Legitieme doelstelling

Ten tweede moet de inbreuk een van de legitieme doelstellingen die zijn opgesomd in lid 2 van artikel 8 EVRM dienen. In de geschetste hypothetische situatie kan het legitieme doel ‘het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten’ zijn. Mochten de medicijnen die aan een delinquent worden toegediend namelijk op het moment van inwerkingtreding van de wettelijke regeling voldoende veilig en effectief zijn, dan kunnen deze de recidive mogelijk terugdringen.233 In theorie kunnen hiermee wanordelijkheden en strafbare feiten worden voorkomen. Zeker nu de legitieme doelstellingen breed geïnterpreteerd mogen worden, is de kans groter dat het Hof dit legitieme doel van de staat aanneemt.234 Daarnaast is uit de jurisprudentie van het EHRM gebleken dat dit legitieme doel het meest door een staat als

227 EHRM 24 april 1990, ECLI:CE:ECHR:1990:0424JUD001180185 (Kruslin/Frankrijk), par. 30-36; zie ook Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 130.

228 EHRM 25 november 1999, ECLI:CE:ECHR:1999:1125JUD002559494 (Hashman en Harrup/Verenigd Koninkrijk), par. 31.

229 Keulen & Knigge 2010, p. 95.

230 EHRM 2 augustus 1984, ECLI:CE:ECHR:1984:0802JUD000869179 (Malone/Verenigd Koninkrijk), par. 67;

EHRM 26 maart 1987, ECLI:CE:ECHR:1987:0326JUD000924881 (Leander/Zweden), par. 51; EHRM 25 november 1996, ECLI:CE:ECHR:1996:1125JUD001741990 (Wingrove/Verenigd Koninkrijk), par. 40; zie ook Vande Lanotte

& Haeck 2005, p. 132.

231 EHRM 8 april 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:0408JUD003933998 (M.M./Nederland), par. 45; zie ook Van Toor 2017, p. 290-294.

232 EHRM 10 juli 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:0710JUD004417998 (Murphy/Ierland), par. 62; zie ook Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 127.

233 Zie paragraaf 1.4.

234 Van Toor 2017, p. 294.

39

rechtvaardiging wordt aangehaald en het meest door het Hof wordt aangenomen. Veel klachten die zich voordienen gaan namelijk over strafrechtelijke maatregelen en het doel van dergelijke maatregelen is juist om wanordelijkheden en strafbare feiten te voorkomen.235 Voor strafvorderlijk overheidsoptreden geldt zelfs dat de legitieme doelstelling bijna per definitie is gegeven.236 De inbreuk op de psychologische dan wel morele integriteit van de veroordeelde aan wie psychofarmaca zonder zijn of haar toestemming worden toegediend dient naar verwachting dan ook een legitiem doel.

3.3.3 Noodzaak in een democratische samenleving

Om te kunnen spreken van een gerechtvaardigde inbreuk op het recht op respect voor het privéleven moet de inbreuk ten derde noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.

Inhoudelijk gezien is dit het belangrijkste criterium waaraan de inbreuk moet worden getoetst.237 Eerst toetst het EHRM of de wettelijke regeling in algemene zin voldoet aan het noodzakelijkheidsvereiste.238 Vervolgens beoordeelt het Hof of de toepassing van deze wettelijke regeling op een specifiek individu in een concreet geval ook noodzakelijk was.239 Het Hof neemt hierbij een aantal niet strikt gescheiden criteria in overweging, namelijk de margin of appreciation, de dringende maatschappelijke behoefte en proportionaliteit.240 Deze criteria vormen een geheel van instrumenten aan de hand waarvan het EHRM de noodzaak van een inbreuk kan beoordelen.241 Deze criteria worden achtereenvolgens behandeld.

3.3.3.1 Margin of appreciation

Verdragsluitende partijen hebben enige beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag hoe ver de door het EVRM geboden bescherming zich uitstrekt; de zogenaamde margin of appreciation.242 Desalniettemin is het uiteindelijk aan de rechter om definitief te beslissen of deze beperking verenigbaar is het met verdrag.243 Het EHRM houdt bij het bepalen van de

235 Jacobs, White & Ovey 2010, p. 320.

236 Keulen & Knigge 2010, p. 95.

237 Van Toor 2017, p, 295.

238 Gerards 2011, p. 146.

239 Gerards 2011, p. 150.

240 Van Toor 2017, p. 295-296.

241 Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 138.

242 Keulen & Knigge 2010, p. 72.

243 EHRM 25 maart 1983, ECLI:CE:ECHR:1983:0325JUD000594772 (Silver en anderen/Verenigd Koninkrijk), par.

97.

40

breedte van de margin of appreciation rekening met een aantal factoren. Hierbij geldt dat hoe breder de margin of appreciation is, des te meer vrijheid de staten hebben om een evenwicht tussen de betrokken belangen te vinden.244

Ten eerste wordt gekeken naar de consensus tussen lidstaten van de Raad van Europa omtrent het belang van het recht in kwestie en de beste manier om dit recht te beschermen.245 Over het algemeen bestaat een brede margin of appreciation indien verschillende lidstaten beschikken over vergelijkbare patronen in de praktijk of in regelgeving en de lidstaat binnen dit kader blijft.246 Voor een lidstaat bestaat dan weinig ruimte om van deze consensus af te wijken.247 Tegelijkertijd bestaat een brede beoordelingsmarge indien tussen de lidstaten geen consensus over het onderwerp in kwestie bestaat.248 Zo blijkt het toedienen van psychofarmaca vooralsnog vrij controversieel, voornamelijk wanneer een strafrechtelijke instantie de verplichting oplegt om deze middelen te nemen.249 Wel pleiten steeds meer Europese politici voor het non-consensuele gebruik van dergelijke middelen. Dit heeft ertoe geleid dat onder andere Polen250 en Moldavië251 wetten hebben aangenomen om non-consensuele chemische castratie onder bepaalde omstandigheden mogelijk te maken.252 Andere landen, zoals Engeland en Duitsland, staan daarentegen slechts vrijwillige toediening van psychofarmaca in strafrechtelijke context toe.253 Desalniettemin lijkt vooralsnog geen consensus tussen de lidstaten te zijn over de vraag of en hoe de non-consensuele toediening van psychofarmaca moet worden gereguleerd. Er zal dan eerder een brede beoordelingsmarge worden toegekend.254 Daaruit kan ook worden afgeleid dat geen consensus bestaat over de vraag hoe de psychologische dan wel morele integriteit in dit kader het beste kan worden beschermd.

Daarnaast zorgt de discussie omtrent dit onderwerp voor ethische en morele discussies.

Hierdoor lijkt de margin of appreciation voor staten die de non-consensuele toediening van psychofarmaca mogelijk willen maken breder te zijn.255 Echter, het EHRM heeft bepaald dat staten die vooroplopen in de toepassing van bepaalde nieuwe technieken, zoals

neuro-244 Ligthart, Journal of Law and the Biosciences 2019, p. 300.

245 EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par.

102; EHRM 24 januari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0124JUD002535812 (Paradiso en Campanelli/Italië), par. 182.

246 De la Rasilla del Moral, German Law Journal 2006, p. 617.

247 Van Toor 2017, p. 297.

248 De la Rasilla del Moral, German Law Journal 2006, p. 617.

249 Forsberg & Douglas, Mecial Law Review 2017, p. 454.

250 Easton, BBC News 27 november 2009.

251 Rusnac, Huffington Post 6 maart 2012.

252 Forsberg & Douglas, Mecial Law Review 2017, p. 454.

253 Harrison, Sexual Offender Treatment 2008, vol. 3(2); zie ook paragraaf 1.3.

254 EHRM 16 april 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0416JUD003443804 (Egeland en Hanseid/Noorwegen), par. 54-55.

255 Ligthart, Journal of Law and the Biosciences 2019, p. 300-301.

41

interventies, een bijzondere verantwoordelijkheid dragen om een balans tussen de betrokken belangen te vinden.256 Hoewel andere landen Nederland zijn voorgegaan in de non-consensuele toepassing van psychofarmaca in strafrechtelijke context, dient Nederland dus voorzichtig met deze toepassing om te gaan.257 Samenvattend kan worden gesteld dat op dit moment een overwegend brede beoordelingsmarge voor de lidstaten van de Raad van Europa bestaat, nu geen consensus bestaat over het belang van het recht in kwestie of over de beste manier om dit recht te beschermen, zeker nu de non-consensuele toediening van psychofarmaca een gevoelige morele en ethische kwestie is.258

Om de breedte van de margin of appreciation vast te stellen, wordt ten tweede gekeken naar het belang van het grondrecht voor het individu.259 Wanneer sprake is van een recht dat van cruciaal belang is voor het genot van essentiële rechten van een individu, is de margin of appreciation van staten normaliter beperkt.260 Bij de vaststelling van de margin of appreciation bij inbreuken op artikel 8 EVRM is dus van belang of de kern van het privacyrecht wordt aangetast, waardoor een burger niet autonoom beslissingen over de kwaliteit van zijn of haar leven kan nemen.261 Dat de lichamelijke en morele integriteit essentiële aspecten zijn voor de uitoefening van het privéleven blijkt uit de zaak X en Y tegen Nederland. Gezien het belang van deze rechten voor het individu bood het EHRM de staat slechts een beperkte beoordelingsmarge.262 Ook uit de zaak Connors tegen het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat een ernstige inbreuk op het recht in kwestie leidt tot een verkleining van de beoordelingsmarge.263 Daarnaast beargumenteren auteurs als Bublitz264 en Shaw265 dat de mentale integriteit een sterke bescherming moet krijgen. Andere auteurs betogen juist dat een neuro-interventie, zoals de toediening van psychofarmaca, de mentale stabiliteit juist

256 EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par.

112.

257 Ligthart, Journal of Law and the Biosciences 2019, p. 301.

258 EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par.

102; EHRM 24 januari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0124JUD002535812 (Paradiso en Campanelli/Italië), par. 182.

259 EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par.

102.

260 EHRM 27 mei 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:0527JUD006674601 (Connors/Verenigd Koninkrijk), par. 82; EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par. 102; zie ook Ligthart, Journal of Law and the Biosciences 2019, p. 301.

261 EHRM 24 april 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0424JUD002544606 (Yordanova en anderen/Bulgarije), par. 118; zie ook Van Toor 2017, p. 298.

262 EHRM 26 maart 1985, ECLI:CE:ECHR:1985:0326JUD000897880 (X en Y/Nederland), par. 24 en 27.

263 EHRM 27 mei 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:0527JUD006674601 (Connors/Verenigd Koninkrijk), par. 86.

264 Bublitz 2013, p. 249-250.

265 Shaw 2014, p. 1390-1391.

42

vergroot.266 Hoewel het innemen van psychofarmaca het gedrag en de mentale stabiliteit van de delinquent kan verbeteren, worden de gedachtes van de delinquent hierdoor wel gemanipuleerd, waardoor de persoonlijke autonomie wordt aangetast.267 Mijns inziens zijn de psychologische en morele integriteit daarom van cruciaal belang voor genot van het recht op respect voor het privéleven, nu de burger hierdoor in staat is zijn persoonlijkheid zonder inmenging van buitenaf te ontwikkelen.268 Nu het belang van de psychologische en morele integriteit groot is, is de margin of appreciation beperkter.

Ten derde neemt het EHRM bij het vaststellen van de margin of appreciation het legitieme doel dat met de inbreuk wordt gediend in overweging.269 In dit geval kan het doel het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten zijn,270 waarvoor een zekere margin of appreciation bestaat.271 Hierbij geldt dat de beoordelingsmarge kleiner is indien de inbreuk strekt tot het bestrijden van lichtere delicten.272 De breedte van de beoordelingsmarge is derhalve afhankelijk van het specifieke delict dat met de inbreuk wordt voorkomen.273 De toepassing van neuro-interventies, meer specifiek het toedienen van psychofarmaca, ter voorkoming van ernstige delicten zorgt dan ook voor een zekere beoordelingsmarge. Zoals gezegd, is de wettelijke regeling in de hypothetische situatie voornamelijk gericht op veroordeelde zeden- en geweldsdelinquenten. Indien de psychofarmaca worden toegediend aan veroordeelden van ernstige zeden- en geweldsdelicten teneinde dergelijke ernstige delicten in de toekomst te voorkomen, bestaat dus een zekere margin of appreciation.

Wat betreft de margin of appreciation kan worden geconcludeerd dat een zekere margin of appreciation voor de Nederlandse staat bestaat, nu de inbreuk beoogt strafbare feiten te voorkomen. Desalniettemin bestaat nog geen Europese consensus omtrent dit onderwerp waardoor de beoordelingsruimte breder is. De beoordelingsruimte wordt echter wel weer

266 Bublitz & Merkel, Bioethics 2009, p. 367; Vincent, Criminal Law and Philosophy 2014, p. 47; Gilbert &

Focquaert, International Journal of Law and Psychiatry 2015, p. 58.

267 Bublitz & Merkel, Bioethics 2009, p. 372.

268 EHRM 24 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0224JUD002143993 (Botta/Italië), par. 32; EHRM 2 augustus 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0802JUD003711997 (N.F./Italië), par. 39; EHRM 7 februari 2002,

ECLI:CE:ECHR:2002:0207JUD005317699 (Mikulić/Kroatië), par. 53.

269 EHRM 4 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), par.

102.

270 Zie paragraaf 3.3.2.

271 EHRM 6 september 1978, ECLI:CE:ECHR:1978:0906JUD000502971 (Klass en anderen/Duitsland), par. 46 en 49; EHRM 28 oktober 1994, ECLI:CE:ECHR:1994:1028JUD001431088 (Murray/Verenigd Koninkrijk), par. 90; zie ook Van Toor 2017, p. 299.

272 EHRM 8 juli 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:0708JUD000391013 (M.P.E.V. en anderen/Zwitserland), par. 58; zie ook Van Toor 2017, p. 299.

273 Van Toor 2017, p. 299.

43

beperkt nu het belang van de psychologische en morele integriteit erg groot is. Nu sprake is van tegenstrijdige factoren bij het bepalen van de margin of appreciation, kent het Hof de staat vaak

‘een zekere’ margin of appreciation toe. De toetsing van de inbreuk op het recht in kwestie door het Hof is dan niet streng, maar ook niet terughoudend.274

3.3.3.2 Dringende maatschappelijke behoefte

Het tweede criterium dat van belang is in de toets of de inbreuk noodzakelijk is in een democratische samenleving is of een dringende maatschappelijke behoefte bestaat. Hiervan is volgens de jurisprudentie van het EHRM sprake indien de inbreuk meer dan wenselijk of redelijk is, maar de inbreuk hoeft niet in strikte zin onmisbaar te zijn.275 Dit kan zo worden uitgelegd dat de inbreuk op het recht een bepaalde urgentie zou moeten hebben.276 De staat oordeelt, gezien de vastgestelde margin of appreciation, in de eerste plaats of sprake is van de noodzaak in de democratische samenleving. Het oordeel van de staat is echter wel onderworpen aan het toezicht van het Hof.277

In de hypothetische situatie bestaat de dringende maatschappelijke behoefte uit het willen terugdringen van de recidive van ernstige misdadigers. Zoals genoemd in de inleiding, blijkt uit de meest recente cijfers van het WODC dat maar liefst 47% van de ex-gedetineerden

In de hypothetische situatie bestaat de dringende maatschappelijke behoefte uit het willen terugdringen van de recidive van ernstige misdadigers. Zoals genoemd in de inleiding, blijkt uit de meest recente cijfers van het WODC dat maar liefst 47% van de ex-gedetineerden

In document De integriteit van het brein (pagina 36-51)