• No results found

Conflicten over inlichtingen- inlichtingen-diensten worden vaak beslist

In document Praktisch én principieel (pagina 75-78)

door handig bureaucratisch

manoeuvreren

zicht liggen van de andere diensten, maar die vaak wel Nederlandse vitale belangen raken, een rol meer op afstand dus. Nu al fungeert de NCTV als kenniscentrum en dat zou deze ook namens de twee grote diensten kunnen doen, zoals in de evaluatie en / of certificatie van de vakopleidingen en de universitaire opleidin-gen. Deze zijn nu bij diverse instellingen ondergebracht of een initiatief van universi-teiten, zonder enige samenhang of kwaliteits-controle. De meeste analisten worden ‘on the job’ getraind, een moeizame en kwalitatief ondermaatse wijze van opleiden. Een bijko-mend voordeel van de positie van de NCTV is dat deze deel uitmaakt van het ministerie van Veiligheid en Justitie, het derde ministerie op dit terrein. Logisch is dan dat de NCTV de rol van arbiter, beleidsvertaler en beleidsvoorbe-reider op zich neemt. De hiërarchie tussen de ministeries verandert nauwelijks, maar de onderlinge verantwoordelijkheden liggen beter vast.

Het nadeel van deze aanbeveling is dat de diensten tot dusver een coördinator of arbiter niet wilden accepteren; vooral bij de AIVD bestond grote weerstand tegen alles wat naar ambtelijke concurrentie zweemde. Geleidelijk verandert dit beeld: in een recente persconfe-rentie over terugkerende jihadisten traden de chefs van de NCTV en de AIVD gezamenlijk op.

Aanbeveling 3: Pas het toezicht aan

Voor het toezicht bestaat geen ideaal stelsel. Opvallend is dat het in Nederland de laatste jaren vooral om de rechtmatigheid van het optreden gaat — namelijk de vraag of de diensten hun bijzondere bevoegdheden wel volgens de letter van de wet inzetten. Op dit gebied is de CTIVD bevoegd. Die rechtmatig-heidsvraag is van belang, maar toezicht kent nog meer aspecten, zoals doelmatigheid en parlementair toezicht. Doelmatigheid en rechtmatigheid zijn met elkaar vervlochten, constateert Dessens. Ad absurdum gerede-neerd: als je niets doet en geen vuile handen maakt, ben je 100 % rechtmatig bezig. Maar

doelmatigheid wordt in de praktijk niet be-sproken en dat maakt het toezicht oneven-wichtig. Dit zou beter in balans raken als an-dere disciplines dan de juridische in de CTIVD werden gehonoreerd. Expertise op het gebied van inlichtingen en veiligheid plus informa-tietechnologie is daar merkwaardig genoeg afwezig.

De controle op doelmatigheid ligt nu bij de ministeries zelf en de Algemene Rekenkamer, die alleen achteraf vaststelt. Er bestaan drie soorten doelmatigheid: de output van een dienst (kwalitatief en kwantitatief), het voor-komen van duplicaties tussen de diensten onderling en de samenwerking met buiten-landse diensten. Alleen het laatste aspect ge-niet nu de belangstelling van de politiek. Het vermijden van duplicaties is met een schei-ding tussen een inlichtingendienst en een veiligheidsdienst geregeld. Blijft over de eer-ste soort, die bij uiteer-stek een minieer-steriële ver-antwoordelijkheid wordt geacht. Juist daar zou de CTIVD ook normen kunnen stellen die vooraf gelden, maar dan moet je wel deskun-dig zijn.

Ook de parlementaire controle kan beter. Het probleem is hier dat de Tweede Kamer kiest voor een constructie van gedelegeerd vertrouwen: via de fractievoorzitters. Door zijn huidige bezetting kan de CIVD geen echte controle uitoefenen. CIVD-bijeenkomsten zijn nu krampachtig geheim, wat een dilemma oplevert tussen controle en staatsveiligheid. De aanwijzing van fractiespecialisten zou in elk geval meer inhoudelijke betrokkenheid opleveren, zoals ook Dessens signaleert.

Fractiespecialisten kunnen het zich, beter dan fractievoorzitters, veroorloven opgeleid te worden in de basisbeginselen van het I&V-werk, bijvoorbeeld bij de NCTV. Ook verdient de CIVD een betere ondersteuning dan een enkele griffier, liefst een (kleine) staf met een directe link naar de CTIVD. Zo’n staf kan ook (samen met de diensten) het aantal geheime documenten minimaliseren. In het verlengde hiervan lijkt een rol weggelegd voor het Natio-naal Archief, waar gederubriceerd materiaal

zo snel mogelijk moet worden ondergebracht. Dat bevordert de geschiedschrijving en daar-door de maatschappelijke en wetenschappe-lijke inbedding van de diensten. Waarom ver-minderde geheimhouding goed is bleek onlangs bij de Noorse dienst. Meteen na het bekend worden van een enorm aantal aftap-pingen, zoals in de openbaarheid gebracht door Snowden, constateerde die dienst dat hij zelf inbreuk had gepleegd en niet de Amerika-nen. Bij ons lag de zaak vast op geheime infor-matie aan de Kamer, waarmee de deur op slot werd gezet.

Kortom, de parlementaire controle wordt bevorderd door de deskundigheid op te voe-ren en de geheimhouding te minimalisevoe-ren. Dat komt ook de doelmatigheid waar de Ka-mer weleens op heeft gehaKa-merd, ten goede. Verder zou de band tussen CIVD en CTIVD steviger worden door de toezichthouders door de CIVD te laten benoemen en niet via een uiterst complexe procedure met inschake-ling van de Raad van State. Staatsrechtelijk is daar niets op tegen.

Geen aanscherping bevoegdheden, maar beter organiseren

Met deze drie aanbevelingen proberen wij de aandacht te verleggen van een op bevoegdhe-den gerichte discussie naar de totstandko-ming van een gezondere organisatie. Door over structuurwijzigingen te delibereren, wor-den we gedwongen om ook op een fundamen-teler niveau na te denken over de publieke en

politieke verwachtingen ten aanzien van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In op-mars naar een wetswijziging, komend najaar, moet die discussie gevoerd worden.

De nieuwe wet dient de doelstellingen van de diensten en hun globale organisatie te re-gelen vanuit een integrale kijk op nut en noodzaak van het inlichtingenbestel.

In de nieuwe wet moet ook de bevoegd-heidskwestie omtrent kabelintercepties wor-den geregeld. Aangezien tegenwoordig 90 % van de communicatie via de kabel loopt — dat was maar enkele procenten bij het in werking treden van de oude wet in 2002 en nog veel minder in 1995 toen de voorbereiding begon — lijkt een bevoegdheidsuitbreiding in combi-natie met adequaat toezicht achteraf op de uitoefening hiervan een voor de hand liggen-de keuze. Gerichte kabelintercepties zijn al toegestaan, voor ongerichte intercepties gel-den overtuigende argumenten zoals een ster-ke positie tegenover buitenlandse diensten en een beter inzicht in de communicatiestro-men. Gegeven de toenemende intensiteit van de dreigingen lijkt het ons niet moeilijk voor een bewindsman om de Kamer hierin mee te krijgen. Een opvolger van de WIV 2002 mag vooral niet technologiespecifiek zijn, zoals bijvoorbeeld de Grondwet in artikel 13 geda-teerde rechten als het briefgeheim en het tele-graafgeheim regelt.

Ons pleidooi komt erop neer dat wij geen heil zien in een aanscherping van de bevoegd-heden van de diensten, maar in een betere organisatie en opener communicatie.

Noten

1 ‘Evaluatie Wet op de inlichtin-gen- en veiligheidsdiensten 2002. Naar een nieuwe balans tussen bevoegdheden en waarborgen’, september 2013. 2 AIVD, ‘Transformatie van het

jihadisme in Nederland: Zwermdynamiek en nieuwe slagkracht’, Zoetermeer 2014.

3 Nationaal Archief, Den Haag, Archieven van de Ministeries van Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk, het Kabi-net van de Minister-President en Algemene Zaken, 2.03.01, inv.nr. 1840, Tekst van en stuk-ken betreffende een inleiding van de Coördinator F.J. Kist over ‘Inlichtingen- en Veilig-heidsdiensten en hun

coördi-natie in het Nederlandse staatsbestel’.

4 Em. prof. dr. Cyrille Fijnaut, ‘Het toezicht op de inlichtin-gen- en veiligheidsdiensten: de noodzaak van krachtiger samenspel: de vertrekpunten en uitkomsten van een ge-spreksronde’, Den Haag 2012.

Oekraïne: meer continuïteit

In document Praktisch én principieel (pagina 75-78)