• No results found

Conclusies op basis van literatuurstudie en workshops

5. Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies op basis van literatuurstudie en workshops

Wanneer gekeken wordt naar openstelling van agrarische gronden voor recreatief medege- bruik komen een aantal zaken naar voren.

Ten eerste, lijkt het onjuist bij openstelling alleen te denken aan agrarische gronden maar daarentegen te kiezen voor een breder perspectief waarin het gaat om een op de be- hoeften van recreanten toegesneden ontsluiting en openstelling van het landelijk gebied (waaronder agrarische gronden). De vraag naar routegebonden en cultuurgerichte recreatie neemt toe en de huidige bos- en natuurgebieden zijn niet in staat om een toereikend recre- atief product te bieden. De uitgestrektheid van het agrarische gebied is zeer geschikt voor de routegebonden recreatie. Het is daarom van belang dat het gehele agrarische gebied be- ter wordt ontsloten voor recreatief medegebruik.

Ten tweede, lijken wandelpaden voorlopig de beste invulling van openstelling gelet op consequenties voor de agrarische bedrijfsvoering. Wandelen gaat namelijk minder ten koste van het agrarisch grondgebruik dan andere vormen van recreatief medegebruik en door de kleine actieradius en het routegebonden karakter is het ruimtebeslag hiervan be- perkt.

Ten derde, is de behoefte aan 'buiten wandelen' het grootst in de nabijheid van ste- den. Daarentegen zijn juist in deze gebieden agrariërs het meest terughoudend met betrekking tot openstelling vanwege mogelijke massaliteit en heterogeniteit van het wan- delende publiek. Dit betekent dat in de gebieden waar de behoefte aan openstelling het meest dringend is, realisatie het meest gecompliceerd is. Er moet worden voorkomen dat een boer bij de stad die tot openstelling overgaat het gevoel krijgt als het ware in het diepe te worden gegooid. Oplossingen kunnen worden gezocht in een geleding waarbij zonder enige afscheiding betreden van agrarische percelen pas begint na een 'lus' over meer ge- baande paden, en in experimenten waarin wordt nagegaan of de stroom wandelaars valt te sturen en voor de boer eventueel de mogelijkheid om met openstelling te stoppen.

Om tot openstelling van agrarische gronden te komen, eventueel als deel van een wandelroute, is het noodzakelijk een idee te hebben van het proces dat hiertoe kan leiden en welke partijen hierbij zijn betrokken.

Samenwerking lijkt in dit verband het sleutelwoord te zijn. Partijen moeten elkaar vinden in een gemeenschappelijk belang, misschien zelfs in een strategische alliantie om bij een derde partij (bijvoorbeeld de overheid) iets gedaan te krijgen. Welke partijen dit precies zijn hangt af van de specifieke situatie, maar essentieel is de samenwerking tussen agrariërs en wandelaars. Verder kunnen hier nog bij betrokken worden de overheid en de recreatiesector. Het ligt voor de hand aan te nemen dat deze beide partijen in meer of min- dere mate sowieso een rol spelen in het proces.

De overheid in dit land waar de inwoners in overgrote meerderheid wonen in be- bouwde kommen terwijl een groepje grondgebonden landbouwers ongeveer 60% van de

ruimte beheert, zou 'openstelling agrarisch gebied' kunnen verheffen tot een belangrijke beleidsdoelstelling tot vergroting van het publieke domein. Een conclusie uit deze studie houdt in dat het uitdragen van een dergelijke doelstelling, vooral op regionaal niveau, ge- makkelijk werkt als een boemerang. Dit geldt met name wanneer de overheid in materiële zin de betreffende agrariërs niet meer heeft te bieden dan het schadeloosstellen voor op- brengstderving zoals in de huidige Mac Sharry-regeling. Het proces van openstelling vindt het gemakkelijkst doorgang wanneer het vanaf het begin wordt gebracht als een initiatief (mede) van boeren. Voor de overheid sluit dit aan bij de keuze voor transactiesturing in hoofdstuk 3, waarbij verschillende vormen mogelijk zijn, afhankelijk van de situatie. Ook uit de workshops bleek dat de overheid een belangrijke rol kan vervullen, doch niet als ini- tiatiefnemer maar meer als faciliterende partij gedurende het proces.

Op basis van de workshops is gekomen tot een model (zie figuur 5.1) waarin 6 fasen worden onderscheiden die zich kunnen afspelen in het proces om tot openstelling van agra- rische percelen te komen voor wandelaars.

- Fase 1: Draagvlak creëren

In deze fase komen de agrariërs en de wandelaars samen en wisselen motivaties uit (zie 4.2.2). Wanneer er sprake is van een gezamenlijk draagvlak om te werken aan openstelling kunnen de andere partijen (overheid en recreatiesector) worden bena- derd om ook onder deze partijen draagvlak te creëren.

- Fase 2: Concretiseren

Het uitwisselen van concrete ideeën, staat in deze fase centraal. Alle partijen kunnen hierbij betrokken zijn, maar de ideeën van wandelaars en agrariërs zullen centraal staan.

- Fase 3: Voorwaarden

Tijdens deze fase worden de voorwaarden per partij naast elkaar gelegd en zal wor- den gezocht naar mogelijke oplossingen waar deze niet overeenstemmen.

- Fase 4: Financieel-juridisch kader

Op basis van de voorwaarden die in de voorgaande fase worden geformuleerd wordt in deze fase een financieel-juridisch kader samengesteld. Alle partijen kunnen hierbij betrokken zijn, en op verschillende wijzen hun steentje bijdragen.

- Fase 5: Realisatie

Wanneer de vorige fasen naar tevredenheid zijn afgerond, kan worden begonnen met de realisatie van openstelling. Wanneer het gaat om onverharde paden zal deze fase niet veel tijd in beslag nemen, maar wanneer het gaat om andere paden kan dit een langdurige fase zijn. De bebording zal tevens in deze fase moeten worden gereali- seerd. Ook de promotie en opname in wandelnetwerken en publicaties zal moeten worden geregeld in deze fase.

- Fase 6: Beheer

Deze fase hangt samen met het gebruik van de paden. Bijsturing kan noodzakelijk blijken, en hierover zullen onderling goede afspraken moeten worden gemaakt door de partijen. Ook het onderhoud moet degelijk geregeld zijn.

Het gehele proces hoeft niet perse volgtijdelijk te zijn. Wanneer er in een bepaalde fase moeilijkheden ontstaan is het mogelijk dat de partijen teruggrijpen naar een vorige fa- se en wederom om de tafel gaan zitten om zaken door te spreken om vervolgens opnieuw te proberen het proces te voltooien.

De rol van de betrokken partijen is in iedere fase verschillend. In onderstaand sche- ma is (cursief) aangegeven bij welke partij(en) in de betreffende fase de belangrijkste verantwoordelijkheid of betrokkenheid ligt. Met betrekking tot de overheid kan onder- scheid gemaakt worden tussen de rol van de lokale overheden en de rol van de rijksoverheid. Ook zal waar nodig dit onderscheid verder worden uitgewerkt en de aanbe- velingen aan de betreffende overheid worden geformuleerd.

In de volgende paragraaf worden de verschillende procesfasen nog verder uitge- werkt, en worden aanbevelingen gedaan per fase aan de vier betrokken partijen. Omdat tevens naar voren is gekomen dat communicatie tijdens het gehele proces van essentieel belang is, is hier in de volgende paragraaf ook speciale aandacht aan besteed. Een bijzo n- der onderdeel van communicatie is promotie, hierbij gaat het om het onder de aandacht brengen van de wandelpaden over agrarische grond bij de potentiële gebruikers van de nieuwe wandelpaden.

5.2 Fase 1: Opkomende gedachte en pilot openstelling