• No results found

Om goed onderzoek te kunnen doen dient het onderzoek te voldoen aan een aantal voorwaarden (de Jong en van der Voordt, 2000):

A) Betrouwbaarheid: Belangrijk daarbij is dat onder dezelfde omstandigheden, herhaling van het onderzoek dezelfde resultaten laat zien. Daarnaast is het belangrijk dat andere onderzoekers in dezelfde situatie hetzelfde beoordelen;

B) Geldigheid: Wordt datgene gemeten wat beoogt wordt te meten;

C) Kritiseerbaarheid: Hierbij gaat het er om dat de conclusies weerlegd kunnen worden. Andere onderzoekers moeten de mogelijkheid hebben om te komen met tegenvoorbeelden. D) Wenselijkheid: Dit gaat in op de wetenschappelijke relevantie van het onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek moet bijdragen aan de ontwikkeling en verdieping van het vakgebied.

De betrouwbaarheid van het onderzoek lijkt gewaarborgd. Voor de statistische analyse is gebruik gemaakt van de standaard robustness standard error en voor de data is gebruik gemaakt van data checks. Daarnaast verwacht ik dat andere onderzoekers de resultaten hetzelfde

beoordelen. Daarnaast is het onderzoek reperformable, andere onderzoekers zouden op basis van de onderbouwing vanuit de theorie tot dezelfde hypotheses komen en de variabelen op dezelfde wijze operationaliseren. In het onderzoek is op basis van het onderzoek van Baeten en anderen (2010) aangegeven welke kapstok theorieën gebruikt worden voor het fenomeen belonen. Daarnaast staat in het stuk van Baeten en anderen (2010). aangegeven welke auteurs de relatie tussen contingentie factoren en het belonen op niet-financiële maatstaven eerder hebben

onderzocht. Andere auteurs zullen daarom waarschijnlijk voor eenzelfde onderzoek komen met dezelfde papers als referentie.

Wat opvalt, is dat het onderzoek nauw aansluit bij de Amerikaanse onderzoeken van Bushman en anderen (1996), Ittner en Larcker (1997) en Said en anderen (2003).

Andere onderzoekers komen dus tot dezelfde conclusies, ondanks de verschillende markten. Aangezien de onderbouwing van de hypotheses voor een groot deel steunt op deze drie

onderzoeken van Amerikaanse bodem, was de steun vanuit de literatuur niet optimaal. Het effect van de verschillende Europese en Amerikaanse markten was vooraf lastig in te schatten.

Na het uitvoeren van het onderzoek blijkt dit verschil nauwelijks aanwezig. Maar literatuur van een Europese onderzoeksgroep was welkom geweest, om langs die weg tot een sterker

beargumenteerde hypothese formulering te komen en om mijn argumenten te vergelijken met andere onderzoeken van Europese bodem. Literatuur vanuit de agentschapstheorie was

ruimschoots aanwezig, wat ook bleek uit het onderzoek van Baeten en anderen (2010) die een opsomming gaven van de theorieën die gebruikt worden om het fenomeen niet-financiële maatstaven te verklaren

De steun vanuit de stakeholder theorie was minder sterk aanwezig. Wel werd expliciet

aangegeven dat wil een CEO handelen naar de interesses van de stakeholders, een beloning een instrument is om dit te bewerkstelligen. De link met niet-financiële maatstaven werd echter niet concreet gelegd in de meeste artikelen.

De kritiseerbaarheid is aanwezig; het aantal meegenomen ondernemingen in het onderzoek op zich is al een kritiek punt. Door het geringe aantal ondernemingen hebben individuele

ondernemingen een relatief grote impact op de resultaten. Dit blijkt bijvoorbeeld bij de factor vrouw. Ahold heeft een hoog percentage vrouwen in de Raad van Commissarissen ten opzichte van andere ondernemingen. Doordat zij hierop uitzonderlijk hoog scoren hebben ze een grote impact op de uitkomst van de resultaten.

De geldigheid is een sterk punt. De validiteit van de gegevens wordt via een aantal controles gewaarborgd en doordat er twee soorten van statistische analyse worden toegepast, kunnen de uitkomsten met elkaar worden vergeleken. Daarnaast wordt enkelvoudige en meervoudige regressie analyse toegepast. Hoe meer deze uitkomsten overeenkomen, hoe sterker het bewijs. Kijkend naar de resultaten kan gesteld worden dat wat beoogd wordt te meten, ook

daadwerkelijk wordt gemeten.

De validiteit voor de product levenscyclus is een minder sterk punt. Deze factor correleert sterk met de factor product ontwikkelingscyclus. Dat blijkt ook uit de multicollineariteitstabel, zie bijlage 3.

Het onderzoek is wetenschappelijk relevant, doordat het invulling geeft aan het fenomeen niet- financiële maatstaven. Een onderzoeksgebied waar nog maar weinig auteurs aandacht aan hebben besteed en wat verder dient te worden onderzocht om het fenomeen beter te verklaren. Dergelijke onderzoeken zijn tot hiertoe enkel gevoerd op de Amerikaanse markt. Dit onderzoek heeft daarop een nieuwe markt toegevoegd. Daarnaast is ook de factor vrouw toegevoegd. Wel zijn er nog de volgende beperkingen van toepassing op dit onderzoek:

1) De verkrijgbaarheid van de gegevens. Niet alle ondernemingen zijn even transparant over hun beloningsbeleid en vooral wat betreft de maatstaven die gebruikt worden in het bonusplan van de CEO. De leesbaarheid van de remuneratie paragrafen is lastig. Veel remuneratieverslagen zijn ondoorzichtig en gaan niet diep in op details. Daarom is voor het onderzoek ook gebruik gemaakt van separate remuneratieverslagen.

2) R&D Uitgaven. Deze zijn lastig uit jaarrekeningen te halen. Bedrijven geven aan wel onderzoeks- en ontwikkelingkosten te hebben, maar de specificatie en de omvang van deze kosten worden niet altijd weergegeven in de jaarrekening.

3) Verslaggevingkeuzes van ondernemingen. De verslaggevingkeuzes hebben invloed op de waardering van jaarrekeningposten. Doordat ondernemingen verschillende verslaggevingkeuzes maken zijn, de ratio’s zoals bijvoorbeeld de ROA daar gevoelig voor.

Omdat het effect van verslaggevingkeuzes niet wordt meegenomen, bevat de onderlinge vergelijkbaarheid een sterke vorm van subjectiviteit.

In deze paragraaf zijn de conclusies over het onderzoek gegeven. Vooral wat betreft de vraag in hoeverre er wordt voldaan aan de criteria voor goed wetenschappelijk onderzoek.

Het onderzoek geeft daarnaast diverse mogelijkheden voor aanvullend onderzoek. Deze zullen in de volgende paragraaf worden besproken.

5.3 Vervolgonderzoek

Uit de beperkingen van het onderzoek en de conclusies over het onderzoek komen ook meteen de mogelijkheden voor vervolgonderzoek naar voren. Ten eerste zal het voor de stelligheid van de uitspraken en de vergelijking van dit onderzoek met eerdere onderzoeken uit de Verenigde Staten wetenschappelijk relevant zijn om te kijken of dezelfde onderzoeksresultaten ook in andere landen worden behaald. Een mogelijkheid ligt hier voor de hand om het onderzoek uit te voeren in andere West-Europese landen en opkomende industrieën.

Een ander punt is het aantal meegenomen variabelen. De meegenomen variabelen zijn limitatief in die zin dat ze aansluiten bij eerdere onderzoeken en dat er met de factor vrouw een nieuwe variabele is toegevoegd. Er zijn echter meer dan alleen deze variabelen. Dat blijkt alleen al uit afbeelding 2.3 waarin een opsomming wordt gegeven van factoren die samenhangen met de contingentietheorie.

Een andere aanbeveling kan zijn dat ook niet-beursgenoteerde ondernemingen bij het onderzoek worden betrokken, om te kijken of de gevonden resultaten ook voor niet-beursgenoteerde ondernemingen gelden.

Een volgende aanbeveling, met name voor de ondernemingsleiding is dat ondernemingen transparanter en beter inzicht dienen te verschaffen in de bestuursverslagen van ondernemingen. Dat blijkt ook al uit onderzoek van Nivra (2010), waaruit blijkt dat investeerders steeds meer behoefte hebben aan niet-financiële informatie. Beloningen zijn een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk debat en bestuurders dienen zich steeds meer te verantwoorden voor de

ontvangen beloningen. Door meer inzicht te verschaffen in de beloningen, heeft het maatschappelijk verkeer meer inzicht in hoe de beloning tot stand komt.

Daarnaast kan een verdere transparantie bijdragen aan de validiteit van onderzoeken op het gebied van bestuursbeloning. Een onderzoek naar de transparantie van remuneratieverslagen kan hier aan bijdragen.

Tot slot is er nog de volgende aanbeveling: voor het onderzoek zijn vanuit de theorie alleen positieve verwachtingen gegeven. Er was wel een negatieve verwachting voor de mate van financiële stress.

Maar deze variabele was praktisch niet uitvoerbaar. Uit Amerikaanse onderzoeken kwam hieruit een negatieve relatie met niet-financiële maatstaven naar voren. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of dat resultaat ook geldt voor andere landen.

Referentielijst

Baeten, X., Balkin, D., Van den Berghe., L. (2011). Beyond Agency Theory: A Three-Paradigm Approach to Executive Compensation. IUP Journal of Corporate Governance 4: 7-36

Balkin, D.B., Gomez-Mejia, L.R. (1987). Toward a Contingency theory of Compensation Strategy. Strategic Management Journal 8: 169-182.

Banker, R.D., Datar, S.M. (1989). Sensitivity, Precision and Linear Aggregation of Signals for performance evaluation. Journal of Accounting research 27: 21-39

Barkema, H.G., Gomez-Mejia, L.R. (1998). Managerial Compensation And Firm Performance: A General Research Framework. Academy of Management Journal 41: 135-145.

Baron, D.P. (2006). Managerial contracting and Corporate Social Responsibility. Stanford University

Bear, S., Rahman, N., Post, C. (2010). The Impact of Board diversity and Gender Composition on Corporate Social Responsibility and Firm Reputation.

Journal of Business Ethics 97: 207-221.

Bebchuk, L.A., Fried, J.M. (2003) Executive Compensation as an Agency Problem.

Journal of Economic Perspectives 17: 71-92.

Berman, S.L., Wicks, A.C., Kotha, S. Jones, T. (1999). Does Stakeholder Orientation Matter? The relationship between Stakeholder Management Models and Firm Financial Performance.

Academy of Management Journal 42: 488-506.

Beronne, P., Gomez-Mejia. (2009). The Pros and Cons Of Rewarding Social Responsibility At The Top. Human Resource Management 48: 959-971.

Boatright, J.R. (2002) Contractors as stakeholders: Reconciling stakeholder theory with the nexus-of-contracts firm. Journal of Banking & Finance 26: 1837-1852.

Campbell, J.L. (2007). Why would corporations Behave In Socially Responsible Ways? An Institutional Theory Of Corporate Social Responsibility.

Academy of Management Review 32: 946-967.

Caroll, A.B., (1979). A Three- Dimensional Conceptual Model of Corporate Performance.

Academy of management Review 4: 497-505.

Caroll, A.B., (1991). The pyramid of Corporate Social Responsibility: Toward the moral management of Organizational Stakeholders. Business Horizon 34.

Clarkson, M.B.E. (1995). A Stakeholder Framework For Analyzing And Evaluating Corporate Social Performance. Academy of management review 20: 92-117.

Davilla, T. (2000). An empirical study on the drivers of management control systems’ design in new product development. Accounting Organizations and Society 25: 383-409.

Donaldson, T., Preston, L.E. (1995). The Stakeholder Theory Of The Corporation: Concepts, Evidence And Implications. Academy of management review 20: 65-91.

Fama, E.F., French, K.R. (1992). The Cross Section of Expected Returns.

The Journal of Finance 20: 427-465.

Fama, E.F., Jensen, M.C. (1983). Seperation of ownership and control.

Journal of law and Economics 26: 301-325.

Farrell, K.A., Hersch, P.L. (2005). Additions to Corporate Boards: The effect of genders.

Journal of Corporate Finance 11: 85-106.

Finkelstein, S., Boyd, B.K. (1998). How Much Does The CEO Matter? The Role Of Managerial Discretion In The Setting Of CEO Compensation.

Academy of Management Journal 41: 179-199.

Freeman, R.E. (1984) Strategic Management: A Stakeholder Approach. Marshfield: Pitman publishing.

Friedman, M. (1970, September 13). The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits. The New York Times Magazine.

Frye, M.B., Nelling, E.,Webb, E. (2006). Executive Compensation in Socially Responsible Firms. Blackwell published. Oxford.

Gaggero, A. A. (2012). Regulation and RISK: A Cross Country Survey Of Regulated Companies. Buletin of Economic Research 64: 226-238.

Hicks, J.R. (1939). The Foundations of Welfare Economics. The Economic Journal 49: 696-712. Hill, C.W.L., T.M., Jones. (1992). Stakeholders- Agency Theory.

Journal of management studies 29: 131-154.

Hölmstrom, B. (1979). Moral hazard and observability.

The Bell Journal of Economics 10: 74-91.

Ittner, C.D., Larcker, D.F., Rajan, M.V. (1997). The Choice of Performance Measures in Annual Bonus Contracts. The Accounting Review 72: 231-255.

Jensen, M.C., Meckling, W.H. (1976) Theory Of The Firm: Managerial Behavior, Agency Costs And Ownership Structure. Journal of Financial Economics 3: 305-360.

Jensen, M.C., Murphy, K.J. (1990) CEO Incentives – It’s Not How Much You Pay, But How.

Harvard Business Review 68: 138-153.

Jensen, M.C. (2001). Value Maximisation, Stakeholder Theory, and the Corporate Objective Function. European Financial Management 7: 291-317.

Jensen, M.C., Murphy K.J. (2004) Remuneration: Where we’ve been, how we got to here, what are the problems, and how to fix them. Finance Working Paper 44: 1-116.

Brussels: European corporate governance institute.

Jones, M.J. (2010). Accounting for the environment: Towards a theoretical perspective for environmental accounting and reporting. Accounting forum 34: 123-138.

Kleef, J. van. (2012, Februari) Who’s the Boss. Quote.

Knight, F.H. (1921). Risk Uncertainity and Profit. New York: Houghton.

Kosterman, R. (2011, 4 juni) Het blijft moeilijk uit te leggen; Waarom krijgt de CEO van Reed Elsevier meer dan de Unilever baas? Elke logica ontbreekt. Elsevier.

Van der Laan, G., Van Ees, H., Witteloostuijn (2010). Is pay related to performance in the assurances an analysis of Dutch Executive compensation 2002-2006.

De Economist 158: 123-149.

Lewellen, W., Loderer, C., Loderer en Martin, K.(1987). Executive compensation and Executive incentive problems. Journal of Accounting and Economics 9: 287-310. Lilling, M.S. (2006). The Link Between CEO Compensation and Firm Performance: Does Simultaneity Matter? Atlantic Economic Journal 34:101-114.

Lovata, L.M., Costigan, M.L. (2002). Empirical analysis of adopters of economic value added.

Management Accounting Research 13: 215-228.

Luthans, F., Stewart, T.I. (1977). A General Contingency Theory of Management.

Academy of management review 2: 181-195.

Lückerath-Rovers, M. (2011). The Dutch Female Board Index 2011: Female executive and non-executive directors on corporate boards of Dutch listed companies.

Nyenrode Universiteit Breukelen.

van Manen, J.A., de Waard, D.A. (2010). Duurzaamheid geagendeerd: Duurzaamheid op de agenda van de Raad van Commissarissen.

Caleidoscoop van accounting onderzoek, Rijksuniversiteit Groningen.

Mitchell, R.K., Agley, B.R., Wood, D.J. (1997). Toward A Theory Of Stakeholder Identification And Salience: Defining The Principle Of Who And What Really Counts.

Academy of Management Review 22: 853-886.

Murphy, K.J. Performance standards in incentive contracts. (2000).

Journal of Accounting and Economics 30: 245-278.

NIVRA (2010). Meer dan euro’s alleen; Nieuwe kaders voor de verantwoording en assurance

Perera, S., Harrison, G., Poole, M. (1997). Customer-focused Manufacturing Strategy and the use of Operations-Based Non-Financial Performance Measures A Research Note.

Accounting Organizations and Society 22: 557-572.

Pirsch, J., Gupota, S., Grau, S. L. (2007). A Framework for Understanding Corporate Social Responsibility Programs as a Continuum an Exploratory Study.

Journal of Business Ethics 70: 125-140.

Porter, M. (1980). Competive strategy: Techniques for Analyzing Industries and Competitors. New York, NY: The Free Press.

Said, A.A., HassabElnaby, H.R., Wier, B. (2003). An Empirical Investigation of the Performance Consequences of Non-financial Measures.

Journal of Management Accounting Research 15: 193-223.

Schiehll, E., Bellavance, F. (2009). Boards of Directors, CEO Ownership, and the Use of Non- Financial Performance Measures in the CEO Bonus Plan.

Corporate Governance an International Review 17: 90-106.

Schiehll, E., André, P. (2003). Corporate governance and the information gap: The use of financial and non-financial information in executive compensation. Ivey Business Journal. Scott, W.R. (2012). Financial Accounting Theory. Toronto: Pearson Prentice Hall.

Singh, V., Vincombe, S., Johnson, P. (2001). Women directors on top UK boards.

Corporate governance 3: 206-216.

Smith, A. (1776). The Wealth of Nations. New York: Bantam Books.

Veen, M. van der, Moratis, L. (2010). Maatschappelijk verantwoord ondernemen (3e herz. Druk). Assen: van Gorcum.

Vijselaar, J. (26 januari, 2012). Peter Bakker gelooft in duurzaamheid: ‘Ik ben hier om de wereld te redden.’ Forum.

Internetbronnen:

- Jong, T. de, Voordt, T. van der (2000). Criteria voor wetenschappelijk onderzoek en ontwerp. Geraadpleegd op 10 juli 2012 via:

http://team.bk.tudelft.nl/Publications/2000/Ways%20to%20study%20prelininary%20Dutch%20versio ns/02Criteria%20HYBRIDE04.htm