• No results found

Hoofdstuk 5: Conclusies

5.3 Conclusies over het onderzoek

5.2 Conclusies van het onderzoek

5.2.1 Risicomanagement

De verwachting bij dit onderzoek was dat hogescholen nog niet ver zijn met de implementatie van risicomanagement. Uit de afgenomen interviews blijkt dat risicomanagement pas de afgelopen jaren wat meer is gaan „leven‟ bij hogescholen. Dit komt voor een groot deel door de ingestelde wet- regelgeving op het gebied van risicomanagement. Alle vijf geïnterviewde hogescholen zien het belang van risicomanagement wel in. Zij geven aan dat risicomanagement noodzakelijk is om de gestelde doelen te kunnen bereiken en ze zijn op dit moment ook bezig risicomanagement in te bedden in de organisatie.

De geïnterviewde hogescholen zijn momenteel voornamelijk bezig met de bewustwording omtrent risicomanagement. Op basis van het risicomanagementsysteem zoals Emanuels en de Munnik (2006) deze beschrijven, zou je kunnen zeggen dat hogescholen zich nog in de beginfase bevinden wat betreft risicomanagement. Het bewustwordingsproces omtrent risicomanagement, ofwel het creëren van een cultuur waarin iedereen op de afgesproken wijze omgaat met kansen en risico‟s, is namelijk een randvoorwaarde voor effectief risicomanagement.

Dat hogescholen zich nog in de beginfase van risicomanagement bevinden zie je onder andere terug in de functies en verantwoordelijkheden bij risicomanagement. Hogescholen geven in de interviews aan dat voornamelijk het bestuur, de hogere managementlaag en de toezichthoudende commissies zijn betrokken bij risicomanagement. Het lijnmanagement en andere werknemers binnen de organisatie worden slechts in specifieke situaties betrokken bij risicomanagement. Ook in het jaarverslagonderzoek komt dit naar voren. Hogescholen rapporteren nog weinig tot niets over de functies en verantwoordelijkheden bij risicomanagement in het jaarverslag. Hetzelfde blijkt uit de interne rapportage met betrekking tot risicomanagement richting werknemers en de Raad van Toezicht. Deze rapportages vinden op dit moment ad hoc plaats. Als hogescholen risicomanagement volledig hadden geïntegreerd in de organisatie, dan zouden ze ook met een bepaalde

frequentie en volgens een bepaalde structuur rapporteren. Dit geldt ook voor risicoanalyses, die op dit moment ook nog niet gestructureerd worden uitgevoerd. Hogescholen hebben aangegeven dat ze dit in de toekomst wel gaan doen. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of dit ook gebeurt.

Alle vijf hogescholen hebben op dit moment een beleid voor risicomanagement opgesteld. Drie van de vijf geïnterviewde hogescholen hebben hun plan voor risicomanagement op dit moment gedeeltelijk uitgevoerd. Waarbij de hogeschool die het verst is met de implementatie van risicomanagement, heeft aangegeven dat ze risicomanagement zo goed als volledig heeft ingebed in de organisatie. Risicomanagement maakt bij deze hogeschool onderdeel uit van de Planning en Control cyclus.

Op basis van dit resultaat kan worden geconcludeerd dat de meerderheid van de hogescholen zich nog in de beginfase bevindt wat betreft de implementatie van integraal risicomanagement. Tussen hogescholen zijn wel verschillen waar te nemen wat betreft de mate van implementatie. Maar ook de hogescholen die in vergelijking met andere hogescholen risicomanagement al verder hebben geïntegreerd in de organisatie, moeten nog stappen maken om tot effectief risicomanagement te komen.

De resultaten van dit onderzoek komen overeen met onderzoek van Crawford en Stein (2004). Een uitkomst van hun onderzoek naar risicomanagement bij locale overheden in Groot-Brittannië, is dat locale overheden wel bezig zijn om risicomanagement te implementeren in hun organisatie maar dat ze zich vaak nog in de eerste fase van implementatie bevinden.

Dat hogescholen verbeteringen in risicomanagement aan het doorvoeren zijn en ook verder willen doorvoeren, kwam in de interviews verschillende keren naar voren. Hogescholen willen hun beleid met betrekking tot risicomanagement de komende jaren verder doorvoeren, zodat zij op den duur over een goed werkend risicomanagementsysteem beschikken. De aangebrachte verbeteringen in risicomanagement kunnen ook bijdragen aan een betere verslaglegging over risico‟s. Maar is dit bij de onderzochte hogescholen werkelijk het geval?

De verwachting is dat hogescholen de komende jaren wel meer gaan rapporteren over risico‟s in het jaarverslag. Drie van de vijf geïnterviewde hogescholen geven namelijk aan dat zij rond 2011/2012 een in-control verklaring willen gaan afgeven in het jaarverslag. Op basis hiervan kun je stellen dat hogescholen de komende jaren wel flinke stappen (moeten) gaan nemen omtrent de implementatie van risicomanagement. Een hogeschool kan namelijk alleen aangeven dat zij in-control is, indien ze haar risicomanagement adequaat heeft ingebed in de organisatie. Jaarverslagen zullen vanaf 2011/2012 hoogstwaarschijnlijk vaker een in-control verklaring bevatten, waarin de belangrijkste zaken met betrekking tot risicomanagement worden besproken. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of deze verwachting uitkomt.

Op basis van de resultaten van het onderzoek onder Nederlandse hogescholen kan worden gesteld dat hogescholen nog veel verbeteringen in risicomanagement moeten doorvoeren om tot adequaat risicomanagement te komen. De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de resultaten van het onderzoek van Paape et al. (2009). Zij concludeerden op basis van hun onderzoek dat er bij organisaties in alle branches, dus ook in de (semi-)publieke sector, nog veel ruimte is voor verbetering in risicomanagement.

5.2.2 Risicoverslaggeving en de waarde hiervan voor belanghebbenden

Hogescholen kunnen op verschillende manieren verslagleggen over risico‟s. In dit onderzoek is ingegaan op de rapportage over risico-informatie in het jaarverslag van de hogeschool.

Verplichte toelichting ontstaat als gevolg van het instellen van wet- en regelgeving, zoals de branchecode governance en RJ 660 voor onderwijsinstellingen. Uit de afgenomen interviews komt naar voren dat hogescholen voornamelijk verslagleggen over risico‟s als gevolg van de verplichting die de ingestelde wet- en regelgeving met zich meebrengt. Geïnterviewde hogescholen hebben aangegeven dat het voor hen een bewuste keuze is om slechts de verplichte risico-informatie en daarnaast in beperkte mate vrijwillige risico-informatie op te nemen in het jaarverslag. Dit antwoord sluit aan bij de resultaten van het onderzoek van Gordon et al. (2010). Zij geven aan dat organisaties in de non-profit sector bij de verslaglegging voornamelijk een lijst met de belangrijkste punten afwerken.

Op basis van het feit dat hogescholen vrijwel alleen rapporteren over verplichte risico-informatie, zou je kunnen stellen dat hogescholen meer doen aan risicomanagement dan waar ze over rapporteren. Hogescholen beschikken op dit moment nog niet over een effectief risicomanagementsysteem, maar zijn wel volop bezig met risicomanagement. Dit is niet altijd zichtbaar is in het jaarverslag van de hogescholen. Als voorbeeld hierbij kan de risicohouding van de hogeschool nogmaals worden genoemd. Deze is door de meeste hogescholen al wel bepaald, zo blijkt uit de interviews. Maar hogescholen rapporteren hier weinig tot niets over in het jaarverslag.

Belangrijke belanghebbenden van een hogeschool zijn de overheid, studenten, personeel, het aanleverend onderwijs en werkgevers van afgestudeerden. Alle zojuist genoemde belanghebbenden willen voornamelijk weten of het onderwijs wel van voldoende kwaliteit is. Zij willen ook weten welke risico‟s impact kunnen hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast wensen zij informatie over de mate waarin deze risico‟s op dit moment door de hogeschool worden beheerst.

De verwachting bij de mate van risicoverslaggeving door hogescholen, was dat hogescholen over het algemeen erg weinig rapporteren over risicomanagement. Op basis van de conclusies over het jaarverslagonderzoek, aangevuld met informatie uit de afgenomen interviews kan het volgende worden opgemerkt. Hogescholen verstrekken informatie over bijna de helft van de elementen in het jaarverslag, wat niet voldoende is om te spreken over een transparant jaarverslag, maar wat ook niet als „erg weinig‟ kan worden aangemerkt. Aangezien hogescholen lang niet al hun risico-informatie openbaar maken in het jaarverslag, krijgen belanghebbenden geen totaalbeeld van het risicomanagement bij hogeschool. Belanghebbenden kunnen op dit moment dus in beperkte mate waarde ontlenen aan de risico-informatie in het jaarverslag.

Wat opvalt is dat hogescholen weinig toelichting geven over risico-elementen, waaronder bijvoorbeeld de belangrijkste risico‟s. Daarnaast zijn hogescholen niet consistent in de wijze waarop zij rapporteren over bijvoorbeeld risico‟s. Over sommige risico‟s wordt wel een toelichting gegeven, terwijl dit bij andere risico‟s niet gebeurd. Voor andere elementen als interne beheersmaatregelen en het kwaliteitszorgsysteem geldt dit ook. Dit kan ertoe leiden dat belanghebbenden belangrijke informatie over het hoofd zien of relevante risico-informatie niet kunnen vinden in het jaarverslag. Belanghebbenden hebben op dit moment dus veelal een beperkt inzicht in de belangrijkste risico‟s die bij de hogeschool spelen en de beheersmaatregelen die zijn genomen om deze risico‟s terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau.

Er zijn ook verschillen waar te nemen tussen hogescholen met betrekking tot de wijze waarop zij rapporteren over risico‟s in het jaarverslag. Dit resultaat komt overeen met het resultaat van het onderzoek van Linsley en Shrives (2005a) en Dobler (2005). Zij concluderen op basis van hun onderzoek dat organisaties op een verschillende manier invulling geven aan de informatie met betrekking tot risico in jaarverslagen. Voor belanghebbenden is het op dit moment nog niet altijd duidelijk waar in het jaarverslag ze bepaalde risico-informatie kunnen bemachtigen. Verder is het voor de gebruiker van het jaarverslag ook niet in alle gevallen helder wat hogescholen bedoelen met bepaalde informatie, omdat de inhoud van de informatie niet altijd duidelijk wordt toegelicht. Hierdoor voegt deze risico-informatie niet altijd waarde toe voor belanghebbenden en kunnen zij op basis van deze informatie in sommige gevallen moeilijk beslissingen nemen of bepalen wat de kwaliteit van het risicomanagement van de hogeschool is.

Naar aanleiding van dit resultaat wordt hogescholen aanbevolen risico-elementen gestructureerd weer te geven in het jaarverslag, zodat het jaarverslag voor de gebruiker overzichtelijker en helderder is. Dobler (2005) beveelt aan een standaardindeling te ontwerpen voor risicoverslaggeving, zodat de begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid van risicorapportages wordt vergroot. Dit kan voor hogescholen ook zinvol zijn. Hogescholen hebben dan een houvast voor de risicorapportage en het is voor de gebruiker van het jaarverslag helder waarover wordt gerapporteerd en op welke plaats in het jaarverslag dat gebeurd. Belanghebbenden kunnen dan ook een betere vergelijking maken tussen het risicomanagement van hogescholen.

De meeste hogescholen tonen slechts een lichte verbetering in de risicorapportage in het jaarverslag van 2009 ten opzichte van het jaarverslag van 2008. Verwacht werd dat er een behoorlijke verbetering zichtbaar zou zijn in de rapportage over risico-informatie in 2009 ten opzichte van 2008. Elementen waarbij een lichte verbetering is waargenomen in het jaarverslag van 2009 ten opzichte van 2008 zijn, opname van een risicoparagraaf,

rapportage over interne beheersmaatregelen, informatie over het kwaliteitszorgsysteem, verbeteringen in het interne beheersingsysteem en de toelichting over uitgevoerd toezicht die is gegeven met betrekking tot risicomanagement. De verbetering is niet groot te noemen, maar de verbetering in verslaglegging over risico‟s is toch positief vanuit het oogpunt van belanghebbenden. Belanghebbenden kunnen meer waarde hechten aan het jaarverslag van 2009 dan aan het jaarverslag van 2008, gezien de grotere hoeveelheid risico-informatie dan het jaarverslag van 2008.

Een opmerkelijk resultaat van dit onderzoek is de volgende. Alle geïnterviewde hogescholen hebben aangeven dat zij (zo goed als volledig) voldoen aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot risicomanagement en risicoverslaggeving. Dit blijkt echter niet uit de risicoverslaggeving in het jaarverslag. Elementen waar een hogeschool als gevolg van de branchecode governance of de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving over dient te rapporteren, ontbreken regelmatig in jaarverslagen. Zo geven lang niet alle scholen informatie over aanwezigheid van een risicomanagementsysteem, doorgevoerde verbeteringen en uitgevoerde evaluaties met betrekking tot het risicomanagementsysteem. Ook ontbreken de risicohouding en het risicoprofiel, met een beschrijving van de belangrijkste risico‟s en onzekerheden, in het jaarverslag van een redelijk aantal hogescholen. Hogescholen die op dit moment nog niet rapporteren over verplichte risico-onderdelen zullen dit wel moeten gaan doen. Naast de verplichting waar aan moet worden voldaan, zijn het ook de belanghebbenden van deze hogescholen die informatie wensen over deze risico elementen. Op dit moment is deze informatie van geringe waarde voor belanghebbenden bij het maken van beslissingen, aangezien de informatie waarover wordt gerapporteerd slechts gedeeltelijk inzicht geeft van de wijze waarop hogescholen voldoen aan wet- en regelgeving.

Een mogelijke reden voor de beperkte rapportage over zowel verplichte als niet-verplichte risico-elementen kan de mate van implementatie van risicomanagement bij de hogescholen zijn. Gezien het feit dat hogescholen nog niet beschikken over een effectief risicomanagementsysteem, is het is voor hen ook niet mogelijk om volledig te rapporteren over alle risico-elementen. Wel kunnen de hogescholen in het jaarverslag aangeven hoe ver ze op dit moment zijn en welke verbeteringen zij hebben doorgevoerd en van plan zijn het komende jaar te gaan doorvoeren. Dit gebeurt op dit moment nog maar weinig, waardoor belanghebbenden de kwaliteit van het risicomanagement bij hogescholen moeilijk kunnen beoordelen. Als hogescholen de verbeteringen in risicomanagement voortaan wel gaan opnemen in het jaarverslag, dan vergroot dit de informatiewaarde van de risico-informatie voor belanghebbenden.

5.2.3 Eindconclusie

Concluderend kan op basis van de interviews worden opgemerkt dat hogescholen op dit moment nog niet beschikken over een effectief risicomanagementsysteem, maar dat risicomanagement wel een hot topic is bij hogescholen. Op basis van het jaarverslagonderzoek kan worden geconcludeerd dat de hogescholen voor een groot deel de belangrijkste risico-informatie in het jaarverslag noemen. Er is echter veel verbetering mogelijk in het toelichten van bepaalde risico-informatie. Ook kunnen hogescholen stappen maken wat betreft het gestructureerd weergeven van de risico-informatie in het jaarverslag. Daarnaast is het zorgwekkend dat een behoorlijk aantal hogescholen nog niet rapporteert over verplichte risico-elementen. Hier zal verandering in moeten komen. Belanghebbenden kunnen op dit moment slechts in beperkte mate waarde ontlenen aan de informatie uit het jaarverslag voor het maken van beslissingen. Als hogescholen de verplichte risico-informatie de komende jaren gaan verstrekken in het jaarverslag en in grotere mate vrijwillig gaan rapporteren over risicomanagement, kan dit ten goede komen aan de informatiewaarde die deze risico-informatie heeft voor belanghebbenden.

5.3 Conclusies over het onderzoek

De Leeuw (2003) beschrijft in zijn boek dat relevantie, betrouwbaarheid en validiteit, de belangrijkste criteria voor goed onderzoek zijn. In deze paragraaf worden deze criteria eerst toegelicht en vervolgens wordt bekeken in hoeverre het uitgevoerde onderzoek al dan niet voldoet aan deze criteria.

Een probleemstelling dient volgens de Leeuw (2003) duidelijk aan te geven waarom het onderzoek relevant is ofwel wat het doel is van het onderzoek. Relevantie duidt volgens de Leeuw (2003) op de vraag of je met de probleemstelling ook wat kunt bereiken in het kader van het probleem dat je wilt onderzoeken.

Betrouwbaarheid kan in een onderzoek worden gewaarborgd door een meetprocedure op dusdanige wijze uit te voeren dat herhaalde meting dezelfde uitkomst genereert. Dit onder de voorwaarde dat de meetprocedure niet is aangepast of andere zaken zijn gewijzigd. (De Leeuw, 2003).

Bij validiteit gaat het om de vraag of je met de gegeven probleemstelling het verschijnsel werkelijk te pakken hebt, zo geeft de Leeuw (2003) aan. Hij onderscheidt hierbij onder andere inhoudelijke validiteit die beoogt dat alle aspecten van het concept in het onderzoek worden behandeld.

Allereerst kan worden opgemerkt dat de probleemstelling van dit onderzoek relevant is. In paragraaf 1.2 van het onderzoek wordt duidelijk beschreven waarom dit onderzoek relevant is en wat dit onderzoek kan toevoegen aan de bestaande wetenschappelijke literatuur. Verder geeft paragraaf 2.2 duidelijk aan wat het doel is van het onderzoek.

Geïnterviewde personen hebben aangegeven dat risicomanagement een actueel onderwerp is bij hogescholen. Dit blijkt ook uit de toenemende mate waarin wet- en regelgeving met betrekking tot risicomanagement wordt ingesteld. Omdat risicomanagement op dit moment een belangrijk onderwerp is voor hogescholen, is dit onderwerp ook relevant voor de belanghebbenden. Informatie uit dit onderzoek kan door belanghebbenden worden gebruikt bij het vormen van een beeld van de mate waarin hogescholen risicomanagement toepassen en verslagleggen over risico‟s. Op basis van het voorgaande kan worden gesteld dat de probleemstelling van dit onderzoek relevant is.

Dat de probleemstelling van het onderzoek relevant is blijkt ook uit de beperkte mate waarin informatie over de wijze waarop hogescholen op dit moment omgaan met risicomanagement beschikbaar is. De bestaande literatuur met betrekking tot risicomanagement bestond tot nu toe bijna geheel uit informatie over de private sector. In dit onderzoek is door middel van het afnemen van vijf interviews gepoogd belanghebbenden en andere geïnteresseerden een eerste inzicht te geven in het beleid dat hogescholen hanteren op het gebied van risicomanagement. Het blijkt dat hogescholen nog lang niet altijd voldoende informatie verstrekken over risico‟s in hun jaarverslag. De resultaten van dit onderzoek zijn relevant, omdat er informatie wordt toegevoegd aan de bestaande literatuur met betrekking tot risicomanagement in het algemeen en specifiek voor de publieke en semipublieke sector. Ook kunnen hogescholen op basis van dit onderzoek zien op welke onderdelen van risicoverslaggeving zij voornamelijk verbeteringen kunnen aanbrengen en deze verbeteringen vervolgens doorvoeren.

In dit onderzoek is gekozen voor een structuur waarin eerst een literatuurstudie is uitgevoerd om een goede informatiebasis te krijgen voor het afnemen van de interviews en het uitvoeren van het jaarverslagonderzoek. Deze structuur heeft eraan bijgedragen dat de validiteit van het onderzoek gewaarborgd kan worden. Dit onderzoek is inhoudelijk valide, omdat onder meer het literatuurgedeelte zowel over risicomanagement, als over risicoverslaggeving en het belang van belanghebbenden gaat. Deze onderwerpen komen namelijk ook naar voren in de probleemstelling.

De vijf interviews met personen van hogescholen zijn afgenomen nadat de resultaten van het jaarverslagonderzoek bekend zijn geworden. Hierdoor werd het mogelijk om bepaalde uitkomsten van het jaarverslagonderzoek te vergelijken met antwoorden uit de interviews. In de interviews kon onder andere dieper worden ingegaan op de resultaten van het jaarverslagonderzoek. Nadat uit het jaarverslagonderzoek is gebleken dat hogescholen niet rapporteren over alle risico-elementen is aan de geïnterviewden bijvoorbeeld de vraag gesteld waarom zij ervoor kiezen om niet alle risico-informatie openbaar te maken. Vooral de diepgang die is verkregen door het afnemen van de interviews ten aanzien van het beleid dat hogescholen hanteren omtrent risicomanagement en risicoverslaggeving heeft er voor gezorgd dat de validiteit van het onderzoek werd vergroot.

Het jaarverslagonderzoek is uitgevoerd met behulp van een vooraf opgestelde vragenlijst. Deze vragenlijst is zorgvuldig samengesteld op basis van de geraadpleegde wetenschappelijke literatuur omtrent risicomanagement en risicoverslaggeving. Ook informatie uit voorgaand onderzoek op het gebied van risicomanagement is gebruikt bij het opstellen van de vragenlijst. Bij elke vraag van de vragenlijst is vooraf een aantal antwoordmogelijkheden bepaald. Een gestructureerde vragenlijst heeft ertoe bijgedragen dat de resultaten van het jaarverslagonderzoek betrouwbaar zijn. De vragenlijst heeft ervoor gezorgd dat jaarverslagen van verschillende hogescholen op risico-elementen uit de vragenlijst met elkaar konden worden vergeleken. Ook was het met behulp van deze vragenlijst mogelijk om de jaarverslagen van hogescholen van 2008 met de jaarverslagen van 2009 te vergelijken. De vragenlijst voor het jaarverslagonderzoek is ook bruikbaar voor toekomstig onderzoek naar risicoverslaggeving in het jaarverslag van hogescholen.

In het jaarverslagonderzoek zijn 38 van de 40 bekostigde hogescholen in Nederland betrokken. Dit is bijna de volledige populatie. Op basis van deze steekproef kunnen dan ook relatief betrouwbare uitspraken worden gedaan ten aanzien van de mate van risicoverslaggeving door hogescholen in het jaarverslag.