• No results found

Conclusies en aanbevelingen

In de paragrafen 5.1 t/m 5.4 zal er antwoord op de deelvragen worden gegeven, naar aanleiding van de in het vorige hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten. In paragraaf 5.5 worden deze antwoorden vergeleken met de resultaten van het literatuuronderzoek. In paragraaf 5.6 wordt het antwoord op de hoofdvraag geformuleerd.

Tenslotte zullen in paragraaf 5.7 enkele aanbevelingen worden gedaan naar aanleiding van de conclusie.

§5.1 Antwoorden op deelvraag 1

Wat houdt family-mediation in en wat zijn de sterke en zwakke kanten van deze interventie?

- Family-mediation is een mediationtraject van 6 of meer gesprekken tussen een jongere en zijn gezin van herkomst, gefaciliteerd door een mediator. Tijdens deze gesprekken wordt het conflict wat ervoor zorgde dat de jongere van huis wegliep of van huis weggestuurd werd, besproken en wordt geprobeerd de onderlinge relatie te verbeteren en een mogelijke terugkeer naar huis te onderzoeken. Ook als de mediation ertoe leidt dat de jongere bij familie of vrienden kan intrekken of gesteund door het gezin van herkomst op zoek gaat naar een zelfstandige woonruimte, is de interventie geslaagd.

- Een sterke kant van family-mediation is ten eerste dat het de belangrijkste oorzaak van zwervend gedrag onder jongeren aanpakt; conflicten in de thuissituatie. Een tweede sterke kant van family-mediation is dat naast een mogelijke terugkeer naar huis, het mediationproces de deelnemers ook stimuleert hun eigen bronnen aan te boren (zelfrespect, zelfvertrouwen), handvatten geeft om te handelen vanuit wederzijds begrip en empathie en de partijen probleemoplossende technieken en communicatieve vaardigheden leert.

- Het herstellen van sociale contacten is voor zwerfjongeren nauwelijks een hulpvraag. Het aansluiten op de hulpvraag van jongeren is een zwakke kant van de interventie. Daarnaast is het moment waarop family-mediation het meest effectief zou zijn, namelijk als jongeren nog thuis wonen en het conflict nog niet onherstelbaar geëscaleerd is, de doelgroep moeilijk te herkennen.

§5.2 Antwoorden op deelvraag 2

Voor welke doelgroep is family-mediation geschikt en komt dit overeen met het reeds vastgestelde profiel van deze doelgroep?

- Family-mediation is geschikt voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar, waarbij het conflict tussen hen en hun ouders/verzorgers dusdanig dreigt te escaleren, dat weglopen of weggestuurd worden tot de mogelijkheden behoort. Noodzakelijk is dat zowel de jongere als de ouders/verzorgers het gesprek met elkaar willen en kunnen aangaan en daarbij niet gehinderd worden door bijvoorbeeld psychische problematiek.

Dit komt niet overeen met het profiel van de gekozen doelgroep. Het profiel van de gekozen doelgroep luidt als volgt: ‘Van huis weggelopen jongeren tussen 17 en 23 jaar oud waarbij geen sprake is van

verslavingsproblematiek, acute psychiatrische problematiek en bij wie geen sprake is van huiselijk geweld.’

Vooral het feit dat jongeren bij voorkeur nog thuis wonen als family-mediation wordt ingezet is een groot verschil met het voor de pilot vastgestelde profiel.

§5.3 Antwoorden op deelvraag 3

Op welke manier kan family-mediation het beste worden ingezet binnen het huidige zorgaanbod voor deze doelgroep in Nederland?

- Family-mediation past goed in het huidige zorgaanbod waarin systeemgericht werken een steeds grotere plek inneemt. Scholen en wijkteams zijn de belangrijkste potentiële verwijzers naar family-mediation. Family-mediation is dan één van de eerste interventies die binnen het hulpverleningstraject worden ingezet. Na het mediationtraject is nazorg van belang, eventueel aangevuld door een contactpersoon of behandeling bij GGZ.

- Verwijzers moeten over de nodige kennis, houdingsaspecten en vaardigheden beschikken om adequaat en in een vroeg stadium naar family-mediation te verwijzen. Verwijzers kunnen, eventueel via een

bemiddelingsbureau, een zelfstandig mediator inschakelen. Gemeenten worden door de respondenten gezien als de aangewezen partij om family-mediation te financieren. De inspanning van deze mediator wordt verantwoordt richting de financier door de resultaten van het mediationtraject vast te leggen en deze te vergelijken met de opgestelde doelen, het maatschappelijk rendement van de interventie te berekenen en/of onderzoek te doen naar de effecten van family-mediation op lange termijn.

§5.4 Antwoorden op deelvraag 4

Welke ervaringen met mediation zijn er in de zorg- en welzijnssector die relevant zijn voor de haalbaarheid van de introductie van family-mediation?

In de theorie zijn de volgende ervaringen met mediation besproken: buurtbemiddeling,

jongerenbuurtbemiddeling, scheidingsmediation, Eigen Kracht-conferentie en systeemtherapie. De

respondenten vulden deze ervaringen aan met: bemiddeling via Jeugdzorg, herstelbemiddeling, bemiddeling via schoolmaatschappelijk werk en Nieuwe Perspectieven.

Naar aanleiding van deze genoemde ervaringen zijn aandachtspunten geformuleerd voor de haalbaarheid van de introductie van family-mediation. Deze aandachtspunten kunnen samengevat worden rondom drie

onderwerpen: implementatie, invulling en communicatie.

- De respondenten noemen twee mogelijke manieren om family-mediation te implementeren. Ten eerste kan family-mediation onderdeel uitmaken van de reguliere hulpverlening aan de doelgroep. Een hulpverlenende instantie heeft dan mediators in dienst. Ten tweede kan er een mediationbureau worden opgericht, deze kan bemiddelen tussen verwijzers en zelfstandige mediators.

- Uit verschillende ervaringen blijkt dat family-mediation in Nederland anders ingevuld kan worden dan in Groot-Brittannië. Is een mediationtraject altijd tussen een jongere en zijn ouders, of kunnen er ook anderen uit het netwerk van de jongere betrokken worden? Is er bij een mediationtraject één mediator betrokken, of kunnen de gesprekken beter door twee mediators gefaciliteerd worden?

Uit deze ervaringen zijn een aantal kenmerken van geschikte mediators geformuleerd. Een voor family-mediation geschikte mediator heeft een NMI-gecertificeerde opleiding gevolgd en heeft relevante ervaring met de doelgroep. Daarnaast heeft het de voorkeur geschikte mediators voor de afzonderlijke casussen te selecteren. Vooral als er sprake is van cultuurverschillen, heeft dit meerwaarde.

- Uit de ervaringen komt naar voren dat het belangrijk is dat voor verwijzers duidelijk is wat family-mediation onderscheidt van andere vergelijkbare interventies (zoals een Eigen Kracht-conferentie) en wat de

meerwaarde is van family-mediation ten opzichte van het bemiddelen door hulpverleners als onderdeel van een hulpverleningstraject.

§5.5 Conclusies en literatuuronderzoek aan elkaar verbinden

Zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Methoden van onderzoek’ speelde literatuuronderzoek bij de beantwoording van alle deelvragen een grote rol. In de komende alinea’s worden de resultaten van het literatuuronderzoek gekoppeld aan de, in de vorige paragrafen beschreven, antwoorden op de 2e, 3e en 4e deelvraag.

Deelvraag 2. Voor welke doelgroep is family-mediation geschikt en komt dit overeen met het reeds vastgestelde profiel van deze doelgroep?

Uit de theorie blijkt dat zwerfjongeren gemiddeld op hun 16e jaar hun oorspronkelijke woonsituatie verlaten.

Jongeren vinden dan vaak eerst onderdak bij vrienden, familie of kennissen en melden zich pas later bij de hulpverlening. Schots onderzoek wijst uit dat family-mediation vooral effectief is als de problemen nog niet onherstelbaar geëscaleerd zijn. Aan de andere kant blijkt het moeilijk om problemen in dit stadium te herkennen en wordt slechts een klein percentage van de jongeren die weglopen zwervend. Family-mediation zou volgens de literatuur al aan effectiviteit inleveren op het moment dat een jongere erover nadenkt de thuissituatie te verlaten.

Opvoedings- en relationele problemen zijn een belangrijke kenmerk van de thuissituatie van zwerfjongeren.

Het gaat daarbij, volgens de theorie, naast conflicten, om de minder grote responsiviteit (mate waarin ouders gericht zijn op de signalen van hun kinderen) van ouders. Uit de theorie blijkt echter dat als de jongeren eenmaal hun thuissituatie hebben verlaten, deze relationele problemen nauwelijks meer deel uit maken van hun

hulpvraag. Dit bevestigd de resultaten van het onderzoek en scherpt de noodzaak om family-mediation zo snel mogelijk in te zetten, bij voorkeur nog voor jongeren hun thuissituatie hebben verlaten.

De theorie bevestigd de voor family-mediation geformuleerde voorwaarde ‘het is noodzakelijk dat zowel de jongere als de ouders/verzorgers het gesprek met elkaar willen en kunnen aangaan en daarbij niet gehinderd worden door bijvoorbeeld psychische problematiek.’ In de theorie worden vooral de vrijwilligheid van de deelnemers genoemd. In de theorie komt echter ook nog een andere belangrijke voorwaarde naar voren: de afwezigheid van misbruik en geweld in de thuissituatie. Interventies gericht op het geweld en/of misbruik hebben in dat geval prioriteit.

Deelvraag 3: Op welke manier kan family-mediation het beste worden ingezet binnen het huidige zorgaanbod voor deze doelgroep in Nederland?

Uit de theorie blijkt dat in Groot-Brittannië family-mediation gezien wordt als een eerste interventie. Cullen (2004) benadrukt het belang van een goede planning en ondersteuning op de lange termijn. Een gezin heeft na de mediation ondersteuning en monitoring nodig om de gestelde doelen en gemaakte afspraken na te kunnen komen.

Ook in de theorie wordt reeds gesproken over de mogelijkheid om systeemtherapie als vervolg op family-mediation in te zetten als blijkt dat de oorzaken van het conflict in het verleden een grote rol blijven spelen en een belemmering vormen om zich op de toekomst van de relatie te richten.

Er wordt in de theorie niet gesproken over verwijzen naar family-mediation maar over verwijzen naar mediation. Brenninckmeijer noemt, overeenkomstig de bovengenoemde resultaten, onder andere het belang van kennis over mediation in theorie en praktijk en mogelijke resultaten van mediation. Ook is het volgens hem van belang dat de verwijzer over de vaardigheden beschikt om samen met de conflictpartijen te onderzoeken of mediation passend zou zijn. De in de resultaten genoemde houdingsaspecten en vaardigheden sluiten daarop aan. Tenslotte wordt in de theorie gesproken over het belang van het feit dat een verwijzer de weg weet naar een goede mediator of verwijzingsvoorziening.

Deelvraag 4: Welke ervaringen met mediation zijn er in de zorg- en welzijnssector die relevant zijn voor de haalbaarheid van de introductie van family-mediation?

In het kader van het literatuuronderzoek werden de volgende interventies nader bestudeerd: buurtbemiddeling, jongerenbuurtbemiddeling, scheidingsmediation, eigen-kracht conferentie en systeemtherapie. Elk van deze interventies heeft raakvlakken met family-mediation en vertegenwoordigt ervaringen die leerzaam zijn voor de introductie van family-mediation. Deze ervaringen vormen een aanvulling op de ervaringen van de respondenten.

Bij buurtbemiddeling wordt gebruik gemaakt van getrainde vrijwillige bemiddelaars die in tweetallen worden ingezet. Een mediationbureau heeft tot taak om bemiddelaars te zoeken passen bij de betreffende casus. Bij jongerenbuurtbemiddeling worden jongeren ingezet als bemiddelaars bij conflicten waarbij jongeren betrokken zijn. Zij blijken beter aan te sluiten bij de conflictpartijen. Bij family-mediation wordt veel minder moeite gedaan om de bemiddelaars aan te laten sluiten bij de casus.

Bemiddelaars bij scheidingsmediation en bij family-mediation krijgen te maken met heftige emoties en moeten rekening houden met de continuïteit van de relatie tussen de conflict partijen (de partijen moeten na de mediation nog met elkaar verder). Scheidingsmediators zouden daarom passende ervaring hebben om ingezet te worden als family-mediator.

§5.6 Antwoorden op de hoofdvraag

In hoeverre is de introductie van family-mediation, in het Nederlandse zorgaanbod voor zwerfjongeren, haalbaar?

Family-mediation past goed in het huidige zorgaanbod waarin systeemgericht werken een steeds grotere plek inneemt. Family-mediation heeft in Groot- Brittannië zijn waarde bewezen. Voor een succesvolle introductie van family-mediation in het Nederlandse zorgaanbod worden vanuit de antwoorden op de deelvragen echter een aantal voorwaarden gesteld. Het antwoord op de hoofdvraag luidt daarom als volgt:

Een introductie van family-mediation in het Nederlandse zorgaanbod is haalbaar mits:

- De juiste doelgroep wordt aangesproken.

Family-mediation is geschikt voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar waarbij het conflict tussen hen en hun ouders/verzorgers dusdanig dreigt te escaleren dat weglopen of weggestuurd worden, tot de mogelijkheden behoort. Noodzakelijk is dat zowel de jongere als de ouders/verzorgers het gesprek met elkaar willen en kunnen aangaan en daarbij niet gehinderd worden door bijvoorbeeld psychische problematiek.

- De interventie preventief wordt ingezet.

Family-mediation kan het beste als één van de eerste interventies binnen een hulpverleningstraject worden ingezet. Belangrijk is dat verwijzers, zoals scholen en wijkteams, eenvoudig en snel een family-mediator kunnen inschakelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er duidelijke afspraken zijn over de inzet van family-mediation met de financier. Een snelle en eenvoudige inzet van een mediator kan gerealiseerd worden als hulpverlenende instanties of wijkteams mediators in dienst zouden hebben. Ook het realiseren van een mediationbureau die bemiddeld tussen verwijzers en zelfstandig mediators, zou voor een snelle en eenvoudige inzet van de interventie zorgen.

- Verwijzers op de hoogte zijn van de mogelijkheden van family-mediation.

Family-mediation is een preventieve interventie die veel vraagt van mogelijke verwijzers. Het herkennen van geschikte casussen vraagt oplettendheid van o.a. scholen en wijkteams. Verwijzers moeten goed

geïnformeerd worden over wat family-mediation precies inhoudt en wat het doel ervan is. Ook moeten verwijzers beschikken over de nodige houdingsaspecten en vaardigheden om jongeren en hun ouders op basis van gelijkwaardigheid te benaderen, hun bereidwilligheid in te schatten en deze mogelijk te vergroten.

Het mediationbureau kan het informeren en trainen van de verwijzers organiseren en coördineren.

- Er geschikte mediators worden ingeschakeld.

Een voor family-mediation geschikte mediator heeft een NMI-gecertificeerde opleiding gevolgd en heeft relevante ervaring met de doelgroep. Daarnaast heeft het de voorkeur geschikte mediators voor de afzonderlijke casussen te selecteren. Expertise, ervaring, geslacht, culturele achtergrond en talenkennis van de mediator, kunnen in bepaalde casussen van meerwaarde zijn.

- Er nazorg mogelijk is.

Family-mediation mag niet op zichzelf staan, maar moet worden gevolgd door professionele nazorg. De conflictpartijen moeten ook na het traject een beroep kunnen doen op een contactpersoon en zo nodig worden doorverwezen naar individuele- of systeemtherapie bij een lokale GGZ-instelling.

§5.6 Aanbevelingen voortvloeiend uit het onderzoek

De aanbevelingen die voortvloeien uit het onderzoek zullen hieronder worden gekoppeld aan de voorwaarden die geformuleerd zijn als antwoord op de hoofdvraag. De aanbevelingen zijn erop gericht aan deze vier voorwaarden te voldoen.

De juiste doelgroep aanspreken

- De vastgestelde doelgroep is moeilijk te herkennen. De onderzoeker beveelt aan om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden om jongeren die te maken hebben met conflicten in hun thuissituatie, op te sporen. Er is weinig onderzoek gedaan naar jongeren die problemen hebben thuis, weglopen van huis of van huis worden weggestuurd. Als er meer bekend is over de oorzaken en kenmerken van deze conflictsituaties kan dit helpen deze situaties beter te herkennen en vroegtijdig in te grijpen.

- Omdat de doelgroep vooral bestaat uit minderjarigen wordt aanbevolen om contact te zoeken met jeugdzorg en andere jeugdhulpinstellingen. Zij zouden jongeren en gezinnen kunnen doorverwijzen naar family-mediation en een rol kunnen spelen in een eventueel nazorgtraject.

Family-mediation preventief inzetten, geschikte mediators inschakelen

De pilot waarbij family-mediation wordt getest samen met het project ‘Tussenstop’ waarin jongeren tijdelijk bij gastgezinnen verblijven, richt zich op jongeren die al weggelopen zijn van huis en wordt grotendeels gefaciliteerd door een instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning. Voor een preventieve inzet van family-mediation is dit echter geen geschikte constructie. De onderzoeker adviseert om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om, net als bij de pilot ‘herstelbemiddeling’, een stichting op te richten die kan bemiddelen tussen verwijzers en aangesloten mediators. Op deze manier wordt de interventie losgekoppeld van de maatschappelijke opvang.

Verwijzers op de hoogte stellen van de mogelijkheden van family-mediation

De op te richten stichting kan tevens de training van mogelijke verwijzers organiseren en communicatie rondom de interventie verzorgen. Ook kan deze stichting aangesloten mediators trainen en geschikte mediators zoeken bij aangemelde casussen. Tenslotte kan de stichting een belangrijke rol spelen in het organiseren van de financiering van de mediation-trajecten en de verantwoording hiervan.

Nazorg organiseren

- De onderzoeker beveelt aan om bij de pilot family-mediation in Groningen de vraag van de deelnemers naar nazorg te inventariseren en te onderzoeken. Is er een contactpersoon nodig die regelmatig bij de jongere en zijn ouders/verzorgers langs komt of is de mogelijkheid om iemand te bellen voldoende? Kan family-mediation gekoppeld worden aan behandeling bij een GGZ-instelling of aan ouderbegeleiding?

- Mogelijkerwijs kan de stichting zoals hierboven beschreven een rol spelen in het organiseren van de nazorg.

Kunnen er afspraken worden gemaakt met GGZ- of hulpverleningsinstellingen om de nazorg te organiseren en hoe moet die nazorg er dan uitzien?

Hoofdstuk 6: Discussie

§6.1 Reflectie op de kwaliteit van het onderzoek.

Om uitspraken te doen over de kwaliteit van het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de

betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek en wordt gereflecteerd op het onderzoeksproces als geheel.

6.1.1 Betrouwbaarheid van de resultaten van het onderzoek

De betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten geeft aan in hoeverre het onderzoek vrij is van toevallige fouten. Om toevallige fouten te voorkomen werden een aantal voorzorgsmaatregelen genomen zoals beschreven in paragraaf 3.2.2. Als eerste voorzorgsmaatregel wordt in deze paragraaf gesproken over een relatief groot aantal respondenten met verschillende achtergronden. In het uitwerken van de resultaten bleek echter dat de verscheidenheid aan respondenten het moeilijk maakte om algemene uitspraken te doen. De steekproef per categorie was daarvoor te klein. Mogelijkerwijs was het achteraf gezien beter geweest om in plaats van vier categorieën respondenten voor één of twee categorieën te kiezen, waardoor toevallige fouten beter voorkomen hadden kunnen worden. De verwachting is dat als het onderzoek zou worden herhaald met andere

respondenten de uitkomsten zouden verschillen van de uitkomsten van dit onderzoek.

Het feit dat het onderzoek bij herhaling waarschijnlijk andere uitkomsten op zou leveren is ook het gevolg van de onderzoeksmethode. Voor de half-gestructureerde interviews werd een topic-list opgesteld maar omdat de respondenten verschillende achtergronden hadden konden niet alle topics bij ieder interview besproken worden. Achteraf gezien had de interviewer meer structuur aan moeten brengen aan de interviews om de onderlinge vergelijkbaarheid en herhaalbaarheid te vergroten.

6.1.2 Validiteit van de resultaten van het onderzoek

Met de validiteit (de geldigheid) van het onderzoek wordt bedoeld in hoeverre het onderzoek vrij is van

systematische fouten. Om de validiteit van de onderzoeksresultaten zo veel mogelijk te waarborgen werd tijdens het onderzoek rekening gehouden met een tweetal factoren. Ten eerste is gekozen voor half-gestructureerde interviews vanwege de gevoeligheid van de te bespreken onderwerpen. Hierboven is beschreven dat deze methode de herhaalbaarheid en de vergelijkbaarheid van de interviews bemoeilijkte. Terugblikkend kan echter wel worden gesteld dat er voldoende is doorgevraagd bij vermeende sociaal wenselijke antwoorden. De lange topiclist waarvan niet alle topics met alle respondenten besproken werden, en het feit dat de interviewer het de respondenten ook regelmatig toe liet af te wijken van de topics zorgde voor een grote variëteit aan informatie.

Dit deed recht aan het verkennende karakter van het onderzoek maar bemoeilijkte het vergelijken van de interviews.

Ten tweede is, om de validiteit van het onderzoek te vergroten, bij de selectie van de respondenten gestreefd naar een gevarieerde populatie. Dit zou de populatievaliditeit en de reikwijdte van het onderzoek vergroten.

Terugblikkend is het door de gevarieerde populatie inderdaad mogelijk om conclusies te trekken die los staan van de pilot in Groningen. Dit blijkt onder andere uit de uitkomsten van het onderzoek t.a.v. de doelgroep van

Terugblikkend is het door de gevarieerde populatie inderdaad mogelijk om conclusies te trekken die los staan van de pilot in Groningen. Dit blijkt onder andere uit de uitkomsten van het onderzoek t.a.v. de doelgroep van