• No results found

4.1 Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een zeer lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum. Voor nederzettingsresten uit de bronstijd gold een middelhoge verwacht. Voor nederzettingsresten en sporen van agrarische activiteit uit de ijzertijd gold een hoge verwachting en voor nederzettingsresten uit de periode Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen

Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

Onder een recent (verstoord) antropogeen pakket van 40-70 cm is een intacte stratigrafie aangetroffen. De stratigrafie bestaat uit diverse stuifzandlagen met daarin mogelijk een of meerdere akkerlagen en een veenlaag.

Is in de ondergrond een veenlaag aanwezig? Zo ja, wat is hiervan de verticale en horizontale verspreiding en wat betekent dit voor de verwachting van archeologische resten.

De veenlaag is in het zuidelijke deel van het plangebied aangetroffen op een diepte van ongeveer 1,2-1,5 m beneden maaiveld (tussen 2,2– 2,6 m +NAP). In het noordelijke deel van het plangebied is de veenlaag niet aangetroffen. Waarschijnlijk loopt de veenlaag hier tegen een hoger gelegen duingebied aan. Dit betekent dat zich in het plangebied een overgangszone bevindt van het natte veengebied naar een hoger gelegen duingebied in het noorden. In dat geval is het plangebied een aantrekkelijke bewoningslocatie.

Zijn in de ondergrond andere archeologisch interessante niveaus aanwezig? Zo ja, wat is de diepteligging en (mogelijke) datering hiervan?

In het grootste deel van het plangebied is onder het recente antropogene pakket een akkerlaag waargenomen tussen circa 0,7-1,0 m beneden maaiveld. Dit betreft vermoedelijk een of meerdere akkerlagen uit de late ijzertijd. Ter plaatse van de huidige bebouwing zal dit niveau grotendeels verloren zijn gegaan, aangezien de funderingsdiepte van de huidige bebouwing circa 1,0 m beneden maaiveld bedraagt. Diepere grondsporen kunnen echter nog intact aanwezig zijn. Mogelijk is in boring 8 een dergelijk diepe grondspoor geraakt, die tot circa 1,3 m beneden maaiveld reikt.

In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

Onder het recente antropogene pakket van 40-70 cm is een intacte stratigrafie aangetroffen.

Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld, kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. De huidige bebouwing is niet onderkelderd. Wel is een kruipruimte aanwezig van circa 1,0 m beneden maaiveld. De mogelijke akkerlaag bevindt zich rond de 1,0 m beneden maaiveld. Oudere archeologische niveaus en diepere grondsporen kunnen onder de bebouwing nog intact aanwezig zijn.

De zeer lage verwachting voor bewoningssporen uit het laat-paleolithicum – neolithicum uit het bureauonderzoek blijft gehandhaafd. De middelhoge archeologische verwachting voor nederzettingssporen uit de bronstijd blijft gehandhaafd. De hoge verwachting voor nederzettingssporen en sporen van agrarische activiteit voor de ijzertijd blijft gehandhaafd. Ook de lage verwachting voor de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd blijft gehandhaafd.

4.3 Aanbevelingen

Vanaf 40-70 cm beneden maaiveld is een intacte stratigrafie aangetroffen. Waarschijnlijk zijn in het plangebied een of meerdere akkerlagen aanwezig, die agrarische activiteit aantonen uit de late ijzertijd. Ook kunnen off-site sporen aanwezig zijn en mogelijk nog een boerderijplattegrond. Deze locatie is waarschijnlijk onderdeel van de vindplaats op de Spanjaardsberg. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Ter plaatse van de huidige bebouwing is dit niveau waarschijnlijk al grotendeels verstoord, maar diepere grondsporen kunnen nog intact zijn.

Daarnaast is aangetoond dat zich in het plangebied waarschijnlijk de overgangszone bevindt van een vochtig veengebied in het zuiden naar hogere gronden in het noorden. Dit is een potentieel archeologisch niveau voor de bronstijd. De veenlaag is aangetroffen vanaf 1,2 – 1,5 m beneden maaiveld. Wanneer de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 1,0 m kunnen eventueel aanwezige archeologische resten uit deze periode verloren gaan.

Wij adviseren een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden.

Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Velsen), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

5 Samenvatting

5.1 Inleiding

Synthegra heeft in opdracht van BK Ruimte & Milieu een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Roos en Beeklaan in Santpoort-Noord (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en ontwikkeling van nieuwbouw. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar er zal geen onderkeldering plaatsvinden. Uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord.

5.2 Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek

In het plangebied is een stratigrafie van stuifzandlagen aanwezig. Daarin wordt een veenlaag verwacht, die in de bronstijd is gevormd. Voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum – neolithicum is een zeer lage verwachting aan het plangebied toegekend. Voor nederzettingsresten uit de bronstijd geldt een middelhoge verwachting en voor de ijzertijd een hoge verwacht. Voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd geldt een lage verwachting.

5.3 Archeologische interpretatie veldonderzoek

Onder een recent (verstoord) antropogeen pakket van 40-70 cm is een intacte stratigrafie aangetroffen.

De zeer lage verwachting voor archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum uit het bureauonderzoek is niet getoetst door middel van het booronderzoek, aangezien deze afzettingen dieper liggen dan het bereik van dit onderzoek. De zeer lage verwachting blijft daarom gehandhaafd.

De verwachte veenlaag is in het zuidelijke deel van het plangebied aangetroffen. In het noordelijke deel ontbreekt de veenlaag. Waarschijnlijk wigt de veenlaag richting het noorden uit en verdwijnt. In dat geval bevindt zich in het plangebied een overgangszone van het natte veengebied naar een hoger gelegen duingebied in het noorden. Dit betekent dat de middelhoge verwachting voor de bronstijd blijft gehandhaafd.

Onder de recente bovengrond is in het grootste deel van het plangebied een akkerlaag aangetroffen.

Wanneer de stratigrafie en de diepteligging van de lagen in meters ten opzichte van NAP wordt vergeleken met de gegevens uit de opgraving, is de kans groot dat het een prehistorische akkerlaag uit de late ijzertijd betreft, die onderdeel is van de vindplaats, die in de jaren ’50 op de Spanjaardsberg is opgegraven. De hoge verwachting voor een vindplaats uit de ijzertijd blijft daarom gehandhaafd.

Boven het ijzertijdniveau zijn alleen recente verstoringen aangetroffen. De lage verwachting voor de jongere periode Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd blijft op basis hiervan gehandhaafd.

5.4 Aanbeveling

Wanneer de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan en is archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een PvE noodzakelijk.