• No results found

1.7.4.1 Conclusie zonder milderende maatregelen

Zonder milderende maatregelen stellen zich verschillende knelpunten.

Ter hoogte van het Elzenbroek wordt een prioritaire habitat aangesneden (Habitatrichtlijngbied). We kunnen met grote waarschijnlijkheid stellen dat er onherroepelijke schade zal optreden. Een voorbeeld hiervan is de verruigde natte strook langs het elzenbroek in dit gebied.

Voor de aantasting van prioritaire habitats kan slechts een vergunning worden verleend indien het een projectingreep betreft die nodig is om redenen die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten of andere dwingende redenen van groot openbaar belang (na advies van de Europese Commissie). Dit geldt wellicht niet bij voorliggend project. Dit vormt, aldus een knelpunt.

De bodem ter hoogte van het aandachtsgebied is bovendien gevoelig voor verdichting en verslemping. Dit kan voor structuurbederf zorgen, wat zich zal uiten in de vegetatie boven de leiding. Dit vormt in deze waardevolle ecotopen een knelpunt.

Zonder milderende maatregelen kan er aldus een aantasting van waardevolle ecotopen in VEN-gebied en een prioritaire habitat in Habitatrichtlijngebied verwacht worden.

1.7.4.2 Conclusie inclusief milderende maatregelen

De aanleg van de propyleenleiding in open sleuf zal met grote waarschijnlijkheid een prioritaire habitat aantasten, evenals de waardevolle ecotopen binnen VEN- en Habitatrichlijngebied. Dit kan men enkel vermijden indien onder de waardevolle ecotopen wordt doorgeboord of indien voor een alternatief tracé gekozen wordt.

Een alternatief tracé is voorgesteld in figuur 16.5.

1.8 AANDACHTSGEBIED 11 : DE VALLEI VAN DE KLEINE NETE TEN NOORDEN VAN LIER - VALLEI MOLENBEEK EN KLEINE BEEK

1.8.1 Speciale beschermingszones

Het studiegebierd maakt deel uit van het Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden (BE2100026)

1.8.2 Referentiesituatie

1.8.2.1 Omschrijving

Weiland en Populierenbos langs de Molenbeek, gelegen versnipperd tussen het Albertkanaal en de E313.

Het gebied is aangemeld voor de volgende habitats:

Beschermde habitats (+ = prioritaire habitat) Overeenkomstige BWK-codes 2330. Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten

op landduinen

Ha, Ha+Dm, Ha/Dm 3110. Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische

zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes

Delen van Ao, Aom

3130. Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers

(Nanocyperetalia)

Delen van Ao, Aom

3260. De drijvende Ranunculus-vegetatie van submontane en planitaire rivieren

Waterlopenbestand 4010. Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix Ce (excl. Ces) 4030. Droge heide (alle subtypen) Cg, Cv, Sgu 6410. Grasland met Molinia op kalkhoudende bodem en

kleibodem (Eu-Molinion)

Hm, delen van Hc in de Zandstreek 6230+. Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems Hn

6430. Voedselrijke ruigten Hf, Hfc, Hft, ruigten (delen van Hr en Ku) langs waterlopen of langs

bosranden of in open vlekken in het bos

7140. Overgangs- en trilveen Ms, Md

7150. Slenken in veengronden (Rhynchosporion) Ce 7210+. Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en

Carex davalliana Mm

7230. Alkalisch laagveen Mk en daarbij fysisch aansluitende

moerassen, Hm en waters 91EO+. Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

Va, Vo, Vm, Vc, Vf, Vn binnen de grenzen van oud bos, Sf in

uiterwaarden en alluviale gronden, Populus nigrabossen,

Maasoverstromingsgebieden

Vissen die beschermd worden zijn Beekprik (Lampetra planeri), Grote

modderkruiper (Misgurnusfossilis), Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) en Rivierdonderpad (Cottus gobio). Tevens beschermd zijn de Kamsalamander (Triturus cristatus) en de Witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis).

1.8.2.2 Detailopname werkstrook 1.8.2.2.1 Situering

Het tracé snijdt in het aandachtsgebied bosgebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen aan. Dit laatste gebied is in overlay ook als overstromingsgebied aangeduid. De situering en het gewestplan zijn weergegeven in figuur 18.1.

1.8.2.2.2 Bodem en water

Ten noorden van de snelweg komen in het studiegebied natte kleigronden voor, met een zandsubstraat op geringe diepte. Langsheen de Molenbeek komt een veensubstraat voor. Langsheen het Netekanaal betreft het opgehoogde gronden in de dijk. De bodemkaart is weergegegven in figuur 18.2.

Binnen het aandachtsgebied worden de Molenbeek en de Kleine beek gedwarst.

1.8.2.2.3 Fauna en flora

Onderstaande tabel beschrijft de ecotopen in het studiegebied ter hoogte van het aandachtsgebied. We verwijzen eveneens naar figuur 18.3. De ecotopen in grijswaarde liggen geheel of gedeeltelijk in een SBZ (!: habitattlijngebied).

Nr Code Beschrijving BW SBZ

394 U Boosterstation 1

395 Hp+ Waardevolle grasstrook 4

396 Hu Waardevolle grasstrook 4

404 Hp+ Graasweiden, oa. met Pinksterbloem, Mannagras 3 !

405 Kmr Rietkraag 3 !

406 Lhb/Sz Populierenbosje met opslag van Wilg, Zwarte els, Berk en bramen, met in de ondergroei Gele lis, Pitrus, Smeerwortel, Brandnetel; ook Speenkruid, een weinig Watermunt

3 !

1.8.2.2.4 Monumenten en landschappen

Het aandachtsgebied overlapt met de relictzone van de vallei van de Kleine Nete.

Als lijnrelicten zijn de Molenbeek en het Netekanaal ingekleurd. De ruimtelijke landschapskenmerkenkaart vermeldt alleen de snelweg in het studiegbied.

Daarnaast is evenwel ook de kanaaldijk een structurerend element. Voorts zijn er de Molenbeek en de Kleine beek.

Op de kanaaldijk staan enkele solitairen en enkele bomenrijen. De situering van het landschap is weergegeven in figuur 18.4.

1.8.3 Effectbespreking

1.8.3.1 Bodem en water

Ten noorden van de snelweg zijn de natte kleigronden door de aanwezigheid van een substraat op geringe diepte gevoelig voor profielverstoring.Langsheen de Molenbeek komt een veensubstraat voor. Dit maakt dat de bodem hier zeer kwetsbaar is voor structuurbederf. Ook in het populierenbos ten westen en de graslanden ten oosten van de Molenbeek blijft de bodem gevoelig voor

structuurbederf.

Milderende maatregelen gaan structuurvernietiging van de bodem tegen Ter hoogte van het aandachtsgebied ten noorden van de E313 (met uitzondering van de kanaaldijk) moet met rijplaten of alternatieve technieken gewerkt wordt.

Bovendien moet men erop toezien dat profielverstoring vermeden wordt.

Milderende maatregelen vermijden versnelde afvoer bemalingswater Verdroging bij bemaling wordt niet direct verwacht, daar de bemalingstijd hiervoor te kort is. Om evenwel te vermijden dat het bemalingswater versneld wordt afgevoerd, stellen we voor om hier bevloeiing toe te passen in de natte percelen.

In dit aandachtsgebied worden de Molenbeek en de Kleine beek gedwarst. In deel is aangegeven dat de Molenbeek een matige structuurkwaliteit heeft en de Kleine beek ter hoogte van het studiegebied over een waardevolle structuurkwaliteit beschikt. We willen dit hier evenwel relativeren daar op deze locatie de waterloop langsheen de kanaaldijk loopt en even verderop in een duiker onder de E313 duikt. Vrije meandering zoals even stroomopwaarts is hier bijgevolg niet meer mogelijk. De aantasting van de structuurkwaliteit is zodoende toch eerder beperkt.

Milderende maatregelen gaan beperken aantasting structuurkwaliteit

Ook al is de aantasting van de structuurkwaliteit eerder beperkt, toch willen we hier aanhalen dat de waterlopen dienen hersteld te worden volgens de principes van natuurtechnische milieubouw.

1.8.3.2 Fauna en flora

Binnen deze aandachtszone worden er geen knelpunten verwacht wat fauna en flora betreft. Het populierenbosje ten westen van de Molenbeek is eerder soortenarm. Er bevinden zich amper kruiden in de ondergroei. Indien er

populieren moeten verdwijnen voor de aanleg van de propyleenleiding, dan kan dit een meerwaarde bieden vermits hierdoor het ecotoop eerder zal vernatten. Er moet wel op toegezien worden dat verruiging vermeden wordt (structuurbederf van de bodem tegengaan).

Ook het ruimtebeslag in de andere aangesneden ecotopen is eerder tijdelijk van aard. Het valt te verwachten dat de ecotopen zich na de aanleg van de

propyleenleiding opnieuw kunnen herstellen, op voorwaarde dat voldoende aandacht gaat naar de milderende maatregelen geformuleerd onder de discipline bodem.

De onderdoorboring van de E313 zorgt niet voor problemen van verdroging.

Toetsing aan juridische randvoorwaarden (Habitatrichtlijn)

Met betrekking tot het Habitatrichtlijngebied zegt het decreet op het

natuurbehoud het volgende: De overheid die over een vergunningsaanvraag, een plan of programma moet beslissen, mag de vergunning slechts toestaan of het plan of programma slechts goedkeuren indien deze geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken speciale beschermingszone kunnen veroorzaken. Hiervan kan enkel worden afgeweken indien is gebleken dat er geen minder schadelijk alternatief bestaat EN omwille van dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.

In voorliggend geval bevinden zich binnen het studiegebied geen beschermde habitats. Er treedt geen betekenisvolle aantasting op binnen beschermd gebied.

1.8.3.3 Landschap

De landschappelijke aantasting tijdens de werken is tijdelijk van aard. Permanente landschappelijke effecten zijn er enkel ter hoogte van het populierenbosje (ecotoop 406), doordat mogelijk populieren binnen een strook van 6 m de leiding moeten verdwijnen. Momenteel bestaat er reeds een corridor in het bosje (wel opslag aanwezig in de corridor, geen populieren). Deze corridor zal verbreden. Dit vormt evenwel geen knelpunt.