• No results found

In deze scriptie is de verhouding van de franchisenemer ten opzichte van zijn franchisegever geschetst. Deze verhouding is niet als gelijkwaardig te bestempelen. Enerzijds is dit logisch, nu de franchisegever de ‘eigenaar’ is van zijn formule, anderzijds is het opvallend dat de positie van de franchisenemer niet wettelijk wordt beschermd. Het uitgangspunt bij het opstellen van een franchiseovereenkomst is contractsvrijheid. Op grond van de rechtspraak heeft de franchisegever een informatie/zorgplicht, die niet verstrekkend is. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor de franchisegever om een omzetprognose te verschaffen aan de franchisenemer in de precontractuele fase. Ook kunnen franchisecontracten zodanig dichtgetimmerd zijn, dat de franchisenemer tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst geen veranderingen door mag voeren, en na het einde van de franchiseovereenkomst geen concurrerende werkzaamheden mag verrichten in hetzelfde gebied. Voldoende redenen dus voor wettelijke bescherming van de franchisenemer.

Als dezelfde partijen een huurovereenkomst en een franchiseovereenkomst aangaan, is er sprake van samenloop van overeenkomsten. In dat geval zijn in beginsel de bepalingen van beide overeenkomsten naast elkaar van toepassing. Als de bepalingen van de overeenkomsten onverenigbaar zijn met elkaar, of de bepalingen zich verzetten tegen cumulatie, dan is doorslaggevend of de huurovereenkomst ofwel de franchiseovereenkomst als ‘overheersend’ aangemerkt kan worden. Door het opnemen van een koppelbeding kunnen de partijen de huur- en franchiseovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbinden. Op grond van artikel 7:291 BW moeten de partijen een verzoek tot goedkeuring van een dergelijk afwijkend beding indienen bij de kantonrechter. De rechter zal beslissen op grond van de goedkeuringsgronden van artikel 7:291 lid 3 BW, en zal deze in samenhang bezien. De rechter zal oordelen of het beding de rechten van de huurder wezenlijk aantast en vergelijkt de maatschappelijke positie van de huurder met die van de verhuurder. In het algemeen verdient een ‘kleine’ huurder meer bescherming dan een grote professionele huurder. Of een afwijkend beding wordt goedgekeurd hangt af van alle feiten en omstandigheden van het geval. Omstandigheden die relevant zijn bij de boordeling van het verzoek zijn onder meer of:

- De huurder/franchisenemer zich bewust was van de (gevolgen en/of risico’s) van de bedingen waar goedkeuring voor wordt gevraagd;

- De huurder/franchisenemer juridisch advies heeft ingewonnen alvorens het verzoek is ingediend bij de rechter;

- De huurder/franchisenemer financiële tegemoetkoming krijgt van de verhuurder/franchisegever, bijvoorbeeld door het ontvangen van een geldsom;

- Er een voor de huurder/franchisenemer gunstige overdrachts- of koopoptieregeling in de overeenkomst is opgenomen;

- De huurder/franchisenemer (grote) investeringen heeft gedaan in de vestiging, en of deze investeringen door de bedingen op het spel komen te staan;

- In geval dat er een verstrekkend non-concurrentiebeding is opgenomen in de overeenkomst, de huurder/franchisenemer zonder het afwijkende beding in een meer nadelige situatie terechtkomt;

- Er voordelen in een andere vorm voor de huurder/franchisenemer voortvloeien uit de overeenkomst (zodat de nadelige gevolgen van de bedingen voor de huurder/franchisenemer op een andere manier voldoende gecompenseerd worden).

Door de invoering van de Wet franchise zal de franchisenemer wettelijke bescherming verkrijgen. De franchisegever is verplicht om vóór het sluiten van, en tijdens de franchiseovereenkomst informatie te verstrekken aan de franchisenemer. Het verstrekken van een omzetprognose aan de franchisenemer, blijft helaas optioneel. De franchisenemer krijgt een wettelijk instemmingsrecht in het geval dat de franchisegever hem vraagt om grote investeringen te doen. De franchisenemer wordt ook beschermd doordat hij geen huurovereenkomst met de franchisegever/verhuurder mag sluiten vóór en tijdens de standstill- periode. Bovendien wordt de reikwijdte van een post-contractueel non-concurrentiebeding begrensd tot hetgeen essentieel is om de knowhow te beschermen. De geografische reikwijdte en duur van een dergelijk beding worden beperkt, wat de franchisenemer meer mogelijkheden biedt om na het einde van de franchiseovereenkomst dezelfde soort werkzaamheden te verrichten.

De wetgever erkent de ongelijkwaardige positie van de franchisenemer ten opzichte van de franchisegever, en kiest ervoor om de franchisenemer als zodanig te beschermen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de professionele, succesvolle franchisenemer, en de (beginnende) franchisenemer die volledig (financieel) afhankelijk is van inkomsten uit de franchiseformule die hij exploiteert. Gelet op dat laatste is ingrijpen in de contractsvrijheid om zo de franchisenemer te beschermen naar mijn mening niet in alle gevallen nodig.

De franchiseovereenkomst wordt met een plaats in Boek 7 BW een benoemde overeenkomst en de franchisenemer zal in de toekomst dwingendrechtelijke bescherming verkrijgen. Partijen kunnen na invoering van de wet de rechter blijven verzoeken afwijkende bedingen goed te

keuren. Zij doen er in ieder geval verstandig aan om ook na invoering van de Wet franchise een bepaling in de overeenkomst op te nemen dat de huur -en franchiseovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als de partijen op grond van artikel 7:291 lid 3 BW goedkeuring van de rechter krijgen om de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst inhoudelijk en qua termijn op elkaar af te stemmen, kan onzekerheid over welke overeenkomst wanneer voorgaat worden uitgesloten en is de rechtsrelatie in alle opzichten vooraf duidelijk.

Wat de Wet franchise precies gaat betekenen voor de tussen dezelfde partijen gesloten huurovereenkomst en voor de beoordeling van het verzoek om afwijkende bedingen goed te keuren zal de praktijk moeten uitwijzen. Naar mijn verwachting zal de kantonrechter meer ruimte zien om een koppelbeding goed te keuren, wanneer er bedingen in de franchiseovereenkomst zijn opgenomen die in strijd zijn met artikel 7:920 BW (nieuw), en daarmee nietig zijn. Ik ben van mening dat een vernietigbaar beding in de franchiseovereenkomst geen invloed zal hebben op het oordeel van de kantonrechter omtrent goedkeuring van afwijkende bedingen in de relatie huur en franchise, nu het aan de franchisenemer is daarop al dan niet een beroep te doen.

Of en op welke wijze de in deze scriptie besproken praktijk gaat veranderen na invoering van de Wet franchise, moeten we afwachten.

7. Jurisprudentielijst

GERELATEERDE DOCUMENTEN