• No results found

Deze scriptie heeft het begrip ‘smart contracts’ verduidelijkt en de juridische status ervan beoordeeld aan de hand van de beginselen en principes van contracteren. De hoofdvraag van deze scriptie luidde: ‘Hoe dient een smart contract naar Nederlands privaatrecht te worden

uitgelegd?’ Ter beantwoording van deze vraag zijn eerst de obligatoire overeenkomst en het E-

commerce contract beschreven aan de hand van de ‘life cycle’ van een contract. De bijlage op pagina 42 geeft een schematisch overzicht van beide overkomsten. De contract life cycle van

een smart contract is schematisch weergegeven als bijlage op pagina 43. Het volgende kan worden geconcludeerd over smart contracting:

Een smart contract is een deterministisch computerprogramma dat op een blockchain wordt gerepliceerd en uitgevoerd. De kenmerken van een smart contract zijn: (1) het contract bestaat op basis van codes, (2) de contractuele bepalingen zijn ingebed in hardware en software, (3) de uitvoering van betalingen en andere acties worden gefaciliteerd door technische maatregelen en ‘rulebased operations’, en (4) de handeling wordt automatisch uitgevoerd als aan bepaalde voorwaarden is voldaan en is bovendien onomkeerbaar. Smart contracting is meestal gebaseerd op basis van blockchain technologie, maar kan ook geschieden op het platform van een Trusted Third Party middels Sticky Information Policies. De voordelen van het gebruik van blockchain zijn transparantie van de logica, betrouwbaarheid van de transactie en bovendien ontbreekt de noodzaak voor een tussenpersoon. Een vertrouwde, onafhankelijke derde partij, een TTP, kan daarentegen ook juist de betrouwbaarheid van het elektronisch berichtenverkeer vergroten, door diensten aan te bieden zoals sleutelbeheer en certificatie.

In hoofdstuk 6 stond de contract life cycle van een smart contract centraal, waarbij er specifiek is gekeken naar de vraag of smart contract een juridisch bindende overeenkomst kan vormen. Voor de beantwoording van deze vraag zal een rechter ten eerste kijken naar de gradatie waarin het smart contract zich bevindt. Is er sprake van een contract die geheel uit computercode bestaat, of is het smart contract slechts ter uitvoering van een (geschreven) contract in ‘natuurlijke taal’? Indien het contract geheel uit code bestaat, dient er in ieder geval voldaan te zijn aan de eisen van artikel 6:227a BW. De specifieke eisen voor een TTP zijn te vinden artikel 6:227b lid 1 BW. In het geval het contract (ook) beschikbaar is in natuurlijke taal, moeten de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar zijn (artikel 6:227 BW). Daarnaast zal een rechter kijken of partijen ‘knock-out’ criteria: minimumeisen waaraan tenminste moet worden voldaan, hebben opgenomen in de blockchain en of er afspraken zijn gemaakt over het afbreken

41

van onderhandelingen en over het dragen van onderhandelingskosten. Voor de vaststelling van een gerechtvaardigd vertrouwen en het vaststellen van op elkaar aansluitende wilsverklaringen kan een rechter kijken of partijen in de considerans hebben opgenomen dat zij de uitkomsten van het smart contract in beginsel accepteren. Het gegeven dat partijen bewust hebben gekozen voor een smart contract, zal een rechter meenemen bij het oordeel of de uitkomst van een smart contract achteraf kan worden aangetast, ervan uitgaande dat partijen op de hoogte zijn van de automatische nakoming en de onveranderlijkheid van een smart contract.

Ondanks het beginsel van contractsvrijheid, zorgt de deterministische aard van een smart contract, waarbij dezelfde input altijd moet leiden tot dezelfde output, ervoor dat niet elk soort contract zich leent om vormgegeven te worden als een smart contract. Smart contracts kennen geen nuance en kunnen alleen bepalingen bevatten die eenduidig definieerbaar zijn, zoals regels die betrekking hebben op goedkeuring, overdracht of betaling. Regels waarbij menselijke beoordelingen, zoals open normen en de uitleg van redelijkheid en billijkheid, een rol spelen, zijn (momenteel) ongeschikt om vast te leggen in codes.

Ook het huurcontract uit de casus kan niet volledig automatisch verlopen, aangezien bij opzegging van de huur de kamer fysiek gecontroleerd dient te worden. Het smart contract kan wel worden gebruikt voor een deel van de overkomst, waarbij dit deel niet kan en mag bestaan uit regels waarbij een menselijke beoordeling een rol speelt.

Ik beveel dan ook aan om niet alleen met codes te werken, maar het smart contract ook in natuurlijke taal te beschrijven, zodat het voor alle partijen raadpleegbaar en begrijpelijk is. In dit hybride contract vertegenwoordigen codes de uitvoerbare datastructuren en dient natuurlijke taal om zaken vast te leggen die niet in code zijn uit te drukken.

Momenteel vormen smart contracts (nog) geen grote bedreiging voor juristen omdat voor de uitleg van overeenkomsten menselijke tussenkomst vereist is. Wel zal de nieuwe generatie juristen voornamelijk bestaan uit ‘software lawyers’: De toegevoegde waarde van de advocaat of notaris zal nog steeds bestaan uit het menselijke, persoonlijke contact met de cliënt, maar zij zullen in staat moeten zijn om smart contracten zelf op te stellen en deze zelf ook te begrijpen.

42

Bijlage

De contract life cycle van een obligatoire overeenkomst

De contract life cycle van een E-commerce contract Fase 1: Aanbod Fase 2: Onderhandeling of precontractuele fase Fase 3: Aanvaarding Fase 4: Rechtsgevolgen Uitgangspunt: contractsvrijheid en vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW), maar:

1) Het voorstel moet op een rechtsgevolg gericht zijn; (2) Het voorstel dient gericht te zijn tot een bepaalde persoon; en

(3) Het aanbod dient voldoende bepaalbaar te zijn (art. 6:227 BW). Wilsvertrouwensleer is van toepassing op de inhoud (art. 3:33 BW en 3:35 BW). Partijen staan in de onderhandelingsfase tot elkaar ‘in een bijzondere door de goede trouw beheerste

rechtsverhouding’. Deze rechtsverhouding brengt mee dat partijen hun gedrag mede dienen te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de andere partij.

Uitgangspunt:

Vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW).

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. (art. 6:217 BW). Wilsvertrouwensleer is van toepassing op de inhoud (art. 3:33 BW en 3:35 BW). Uitgangspunt:

‘Pacta sunt servunda’, en bovendien:

Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (art. 6:248 lid 1 BW). Uitleg contracten aan de hand van het ‘Haviltex- criterium’, zelfs in het geval van een afgebakende ‘entire agreement clausule’. Fase 1: Aanbod Fase 2: Onderhandeling of precontractuele fase Fase 3: Aanvaarding Fase 4: Rechtsgevolgen Uitgangspunt: contractsvrijheid en vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW), maar het aanbod dient wel voldoende bepaalbaar te zijn (art. 6:227 BW). Aanvullende eisen voor elektronische overeenkomsten (art. 6:227a BW): a. raadpleegbaar door partijen is; b. de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is; c. het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld; en d. de identiteit van de partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.

Partijen staan in de onderhandelingsfase tot elkaar ‘in een bijzondere door de goede trouw beheerste

rechtsverhouding’. Deze rechtsverhouding brengt mee dat partijen hun gedrag mede dienen te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de andere partij.

Uitgangspunt:

Vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW).

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. (art. 6:217 BW).

Wilsvertrouwensleer is van toepassing op de inhoud (art. 3:33 en 3:35 BW). Tot aanbeveling strekt gebruik te maken van de gekwalificeerde elektronische handtekening (art. 3.12 eIDAS verordening).

Uitgangspunt:

‘Pacta sunt servunda’, en bovendien:

Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (art. 6:248 lid 1 BW). Uitleg contracten aan de hand van het ‘Haviltex- criterium’, zelfs in het geval van een afgebakende ‘entire agreement clausule’.

43

De contract life cycle van een smart contract

Fase 1: Aanbod Fase 2: Onderhandeling of precontractuele fase Fase 3: Aanvaarding Fase 4: Rechtsgevolgen Uitgangspunt: contractsvrijheid en vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW), maar het aanbod dient wel voldoende bepaalbaar te zijn (art. 6:227 BW). Aanvullende eisen voor elektronische overeenkomsten (art. 6:227a BW): a. raadpleegbaar door partijen is; b. de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is; c. het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld; en d. de identiteit van de partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.

De specifieke eisen voor een TTP zijn te vinden artikel 6:227b lid 1 BW. Deterministische aard van een smart contract: dezelfde input dezelfde output. Wel geschikt: regels die eenduidig definieerbaar zijn, zoals regels die betrekking hebben op goedkeuring, overdracht of betaling. Niet geschikt: regels waarbij een menselijke beoordeling een rol spelen.

Elektronische onderhandelingsfase. Partijen staan in de onderhandelingsfase tot elkaar ‘in een bijzondere door de goede trouw beheerste

rechtsverhouding’. Tot aanbeveling strekt de volgende punten op te nemen in de blockchain: - ‘Knock-out’ criteria: minimumeisen waaraan tenminste moet worden voldaan.

- Afspraken over het mogen afbreken van onderhandelingen. - Afspraken over het dragen van

onderhandelingskosten. Op deze manier kan er invulling worden gegeven aan het gerechtvaardigd vertrouwen begrip.

Uitgangspunt:

Vormvrijheid (art. 3:37 lid 1 BW).

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. (art. 6:217 BW).

Wilsvertrouwensleer is van toepassing op de inhoud (art. 3:33 en 3:35 BW). In een blockchain kan een overeenkomst pas aan het netwerk worden toegevoegd indien de meerderheid van de nodes de transactie goedkeurt, er moet dus eerst consensus worden bereikt. Theorie van de

geprogrammeerde wil:

Een verklaring, afgelegd door een geautomatiseerd systeem, kan worden gezien als een verklaring van de gebruiker van dat systeem omdat de verklaring berust op een vooraf ten aanzien van de verklaring door de gebruiker gevormde wil. Tot aanbeveling strekt gebruik te maken van de gekwalificeerde elektronische handtekening

(art. 3.12 eIDAS verordening).

De codes in het contract zorgen zelf voor de (automatische) nakoming als aan de door het systeem gestelde voorwaarden is voldaan.

De subjectieve uitleg van contracten, namelijk aan de hand van het ‘Haviltex- criterium’, zelfs in het geval van een afgebakende ‘entire agreement clausule’, is moeilijk in te rijmen met de deterministische aard van smart contracts: zij passen immers louter de code zelf toe bij de beoordeling van de inhoud en consequenties van het contract. Partijen kunnen in de considerans van hun smart contract opnemen dat zij de uitkomsten van het smart contract in beginsel accepteren. De vraag of het wenselijk is om uitsluitend is om code te volgen, of dat er ook manieren moeten zijn om menselijke correctiemogelijkheden te hebben, maakt onderdeel uit van de

44

Literatuurlijst

Literatuur:

Backer & De Boe 2017

A. de Backer & V. de Boe, ‘Smart contracts in de financiële sector: grote verwachtingen en regulatoire uitdagingen’, Computerrecht 2017/252, Afl. 6, p. 355 e.v.

Dousi 2013

J.W.A. Dousi, ‘De entire argreement clause naar Amerikaans en Nederlands recht: afbakening, geen uitleg’, Contracteren december 2013 nr. 4, p. e.v.

Duinker 2017

A.J. Duinker, ‘Smart Contracts: De toekomst?’, JutD 2017-0097, p. 5 e.v.

Duthler 1998

A.W. Duthler, Met recht een TTP, Deventer: Kluwer 1998.

Hijma e.a. 2013

Jac. Hijma, C.C. van Dam, W.A.M. van Schendel en W.L. Valk, Rechtshandeling en

Overeenkomst (Studiereeks Burgerlijk Recht), Deventer: Kluwer 2013.

Hijma & Olthoff 2011

Jac. Hijma & M. Olthoff, Compendium Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011.

Koop e.a. 1998

J. Koops, R. Kralingen en L. van der Wees, ‘De rol van Trusted Third Parties in het elektronisch berichtenverkeer’, Computerrecht 1998/5, p. 206 e.v.

Laan 2017

V.I. Laan, ‘Privacy en blockchain: wanneer is er voor wie werk privacywerk aan de winkel?’,

Tijdschrift voor Internetrecht 2017-1, p. 4 e.v.

Lessig 2006

L. Lessig, Code version 2.0, New York: Basic Books 2006.

Linneman 2016

J.J. Linneman, ‘Juridische aspecten van (toepassingen van) blockchain’, Computerrecht 2016/218, p. 319 e.v.

Van Os 2017

V.H.M. van Os, ‘The emperor’s new clothes: smart cities. Smarter contracts & smartest decisions’, Tijdschrift voor Bouwrecht 2017/140, p. 1 e.v.

Ruygvoorn 2009

M.R. Ruygvoorn, Afgebroken onderhandelingen en het gebruik van voorbehouden, Deventer: Kluwer, 2009.

45 Schaub 2004

M. Schaub, European Legal aspects of e-commerce, Groningen: Europa Law Pub, 2004.

Schmaal & Van Genuchten 2017

J.B. Schmaal & E.M. van Genuchten, ‘Smart contracts en de Haviltex- norm’, Tijdschrift voor

Internetrecht 2017-1, p. 12 e.v.

Stuurman & Bettink 2013

C. Stuurman & Bettink (red.) Elektronisch contracteren, Den Haag: Sdu Uitgevers, 2013.

Stroucken & Oostermeyer 2017

F. Stroucken en M. Oostermeyer, ‘Gaat blockchain de juridische (notariële) wereld veranderen)?’, Vastgoed Fiscaal & Civiel 2017 jaargang 22, p. 3 e.v.

Tjong Tjin Tai 2017

E. Tjong Tjin Tai, ‘Smart contracts en het recht’, NJB 2017/146, p. 176 e.v.

Verhelst 2017

E.W. Verhelst, ‘Blockchain aan de ketting van de Algemene verordening gegevensbescherming?’, P&I 2017/3, p. 17 e.v.

Voulon 2010

M. Voulon, Automatisch contracteren (diss. Leiden), Leiden University Press, 2010.

Wessels 2007

B. Wessels (red.), Contracten maken, Deventer: Kluwer, 2009.

Jurisprudentie

• HR 30 november 1951 (Van Stijverden/ Van Olst).

• HR 15 november 1957, ECLI:NL:HR:1957:AG2023 (Baris/Riezenkamp). • HR 13 maart 1981 ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).

• HR 18 juni 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4405 (Plas/Valburg). • HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (CBB/JPO). • HR 5 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/ Mexx). • HR 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:765

Europeesrechtelijke regelgeving

Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999

betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (“Richtlijn

elektronische handtekeningen”)

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")

46

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (“eIDAS verordening”)

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016, betreffende de bescherming van de natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (“Algemene verordening gegevensbescherming”)

Wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (“Uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en

vertrouwensdiensten”)

Parlementaire stukken

Kamerstukken II 2000/01, 27 743, nr. 3. Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 3. Kamerstukken 1 2016/17, 33 009.

Overige regelgeving

Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178).

(Online) Kranten- en blogberichten:

R. Betlem, 'Banken verdwijnen door opkomst blockchain', FD 10 oktober 2016 <https://fd.nl/beurs/1170837/banken-verdwijnen-door-opkomst-blockchain>

J. Dax Hansen & C.L. Reyes, Legal Aspects of Smart Contract Applications, Whitepaper

PerkinsCoie mei 2017

< https://www.virtualcurrencyreport.com/wp-content/uploads/sites/13/2017/05/Perkins-Coie- LLP-Legal-Aspects-of-Smart-Contracts-Applications.pdf>

B. Marino, ‘Smart contracts: The Next Big Blockchain Application’, Jacobs Technion-Cornell

Institute 2 december 2015

<https://tech.cornell.edu/news/smart-contracts-the-next-big-blockchain-application>

W. Mougayar, ‘9 Myths Surrounding Blockchain Smart Contracts’, Coindesk 23 maart 2016 <https://www.coindesk.com/smart-contract-myths-blockchain/>

K. Soeteman, ‘The DAO, blockchains en Ethereum’, Tweakers.net 3 juli 2016 <https://tweakers.net/reviews/4437/all/the-dao-blockchains-en-ethereum.html>

47

N. Szabo, ‘Smart contracts: building blocks for digital markets’, 1996 <http://szabo.best.vwh.net/smart.contracts.html>

(Oorspronkelijke vindplaats onbekend)

N. Szabo, ‘Formalizing and Securing Relationships on Public Networks’, First Monday 1 september 1997, vol. 2 nr.9

<http://firstmonday.org/ojs/index.php/fm/article/view/548/469>

Norton Rose Fulbright whitepaper, ‘Smart Contracts: coding the fine print, A legal and regulatory guide’ 2016

<https://www.accmeetings.com/AM16/faculty/files/Article_471_734F_NRF24493_Smart_Co ntracts_V6_LR.PDF>

Dutch blockchain Coalition – Smart contract werkgroep, ‘Smart contracts als specifieke toepassing van de blockchaintechnologie’ 2017.

<https://www2.deloitte.com/content/dam/Deloitte/nl/Documents/legal/deloitte-nl-smart- contract-rapport-dbc.pdf>