• No results found

In dit hoofdstuk zal een antwoord gegeven worden op de vraag in hoeverre religie een rol heeft gespeeld bij de mobilisatie van protestgroepen tijdens de revolutie in Polen in 1989 en in Egypte in 2011.

Religie draagt zowel bij aan cohesie als sociaal conflict. Conflict wordt gedefinieerd als de keerzijde van sociale cohesie maar conflicten kunnen soms een aanleiding vormen om een groep bij elkaar te brengen. Religie is een factor dat bijdraagt aan sociale integratie. Religieuze symbolen kunnen de eenheid van een groep representeren en religieuze rituelen kunnen de eenheid van een groep vormen.292

Volgens Durkheim is religie in haar kern sociaal van aard. Religieuze diensten zijn collectieve acties. Het betrekt het individu tot de grotere sociale groep en religieuze overtuigingen zijn collectieve vertegenwoordigingen. Religieuze overtuigingen zijn door de groep onderhouden betekenissen die belangrijke eigenschappen van de groep uitdrukken.293

Sociale cohesie en stabiliteit worden door werking van religieuze instelling, onderwijs en/of familie gewaarborgd die het individu de gelegenheid bieden om zelf de betekenis te accepteren.294 292 McGuire, Religion: the social context, pp. 195-196

293 Ibidem, pp. 196-197 294 Ibidem, p. 196

Religie is oorspronkelijk conservatief van aard want religieuze symbolen verwijzen de huidige ervaringen van gelovigen naar betekenissen die afgeleid zijn van de oude tradities van de groep.295

Bij religie staan de relaties tussen religieuze ideeën en de eigenschappen van de sociale groepen, die mensen bij elkaar brengt, centraal. Sociale indeling in lagen lijkt gebonden te zijn aan religieuze overtuigingen. Hiermee wordt een indeling van status in een samenleving gemaakt op basis van de normen zoals klasse, leeftijd, geslacht of ras.296

In sommige omstandigheden is religie een revolutionaire kracht met een visie over de manier waarop sociale veranderingen moeten worden doorgevoerd. Historisch gezien was religie één van de meest belangrijke motivaties voor veranderingen vanwege de bijzondere werking in het verenigen van de overtuiging van mensen met hun acties en hun ideeën in hun sociale leven.297

Egypte

In Egypte is er een opleving geweest van protestbewegingen waarin werd opgeroepen tot radicale en sociale hervormingen door te voeren na het afzetten van het regime. Door de geschiedenis heen heeft in Egypte de religieuze orde een belangrijke rol in de Egyptische maatschappij gespeeld.298

Ondanks de ontwikkelingen in het buurland Tunesië dacht de overheid dat het Egyptische regime sterk genoeg was om de druk voor veranderingen te kunnen overleven. De structurele problemen hadden zich door de jaren heen opgestapeld. De macht van Mubarak duurde te lang volgens de burgers en onder Egyptenaren werd het gevoel van onderdrukking, armoede en tekort aan sociale rechtvaardigheid aangewakkerd. De jeugd kwam, met de hulp van andere groepen, in opstand en het leger trad tijdens de opstand beschermend op.299

De doorslaggevende factor was mobilisatie van de massa waarbij miljoenen Egyptenaren vochten tegen de veiligheidstroepen van het regime en hun eisen voor sociale veranderingen kenbaar wilden maken. Afgezien van het feit dat Egypte in de geschiedenis meerdere malen opstanden had meegemaakt was deze revolutie uniek want het aantal deelnemers was erg hoog. Als tweede kenmerk was het een vreedzame opstand. Ten derde waren de demonstranten niet beperkt tot één klasse ondanks het ontbreken van een leider van de opstand. De demonstranten hadden allemaal een gemeenschappelijke eis namelijk dat het regime afgezet moest worden.300 De demonstranten hadden

verschillende ideologische, religieuze en politieke achtergronden en kwamen uit verschillende steden maar onderling de demonstranten was de tolerantie en acceptatie hoog. Hierdoor waren zij in staat om de sociale verschillen onderling te overtreffen.301

295 Ibidem, p. 237 296 Ibidem, pp. 237-238 297 Ibidem, p. 245

298 al-Sayyid-Marsot, ‘Religion or Opposition? Urban Protest Movements in Egypt’, pp. 541-542

299 El-Din Shahin, ‘The Egyptian Revolution: The Power of Mass Mobilization and the Spirit of Tahrir Square’, pp. 46-47 300 Ibidem, pp. 47-49

De structurele problemen betrof de meerderheid van het volk maar vooral de opgeleide middenklasse, de jeugd en de armen werden geraakt. De economische crisis, politieke achteruitgang en de toenemende onvrede over het regime waren de belangrijkste oorzaken van de opstand.302

Het vertrouwen en religie speelden een grote rol in deze revolutie. Dit kwam bijvoorbeeld naar voren bij gebeurtenissen zoals collectief bidden, preken op de vrijdag en zondag en mannen en vrouwen die gezamenlijk baden om het optreden van de politie te confronteren. Het gebed werd gebruikt om angsten te doorbreken en om het veilig gevoel en steun te bevorderen. Dit schiep vertrouwen onder de demonstranten.303

De mobilisatie van jongeren vond plaats door het ontstaan van jongerenbewegingen die ontevreden waren over het regime van Mubarak. Daarnaast werden er ook via social media jongeren opgeroepen om te gaan protesteren. De mobilisatie van jongeren was naar aanleiding van sociale en economische onvrede en de jongeren raakten geïnspireerd door de recente opstand in het buurland Tunesië.304

De rol van religie bij de mobilisatie van de Moslimbroederschap was door middel van ideologische mobilisatie. De basisprincipes van deze oppositiebeweging was gebaseerd op islamitische idealen. De Moslimbroeders wilden met het veranderen van het regime de invloed van het leger afschaffen en stonden negatief tegenover het secularisme.305

De reden tot mobilisatie van de Egyptische arbeiders was voornamelijk door economische problemen en vanwege de strijd om de rechten van de vakbond. De arbeiders hadden al een lange geschiedenis met betrekking tot protesten en de redenen hiervoor waren het streven naar rechtvaardige economische hervormingen. Onder het regime van Mubarak had het leger een verzwakte positie maar was de macht van de politie door het regime vergroot. Het leger was wantrouwig tegenover het regime en besloot niet in te grijpen bij de protesten door de burgers tijdens deze revolutie. De religieuze betrokkenheid komt voornamelijk naar voren bij de Moslimbroederschap. De leden van de andere protestgroepen hadden vaak wel een religieuze achtergrond maar hun motieven om te protesteren waren voornamelijk gebaseerd op sociaaleconomische redenen.

Polen

De invloed van de kerk in de politiek in Polen nam in de jaren tachtig enorm toe. Volgens het bureau van Kerkgenootschappen was het aantal kerken en geestelijken in Polen onder het communistische regime verdubbeld. Vlak voor de ineenstorting van het communistische bewind op 17 mei 1989 werden een aantal belangrijke wetten met betrekking tot de relatie tussen de kerk en de staat vastgelegd. Door zijn eigen visie op de democratie zowel direct als indirect op de politiek vast te zetten, werd de kerk de meest dominante kracht tijdens de transitieperiode.306

302 Ibidem, pp. 49-50 303 Ibidem, p. 49

304 Korany, R. El-Mahdi, Arab spring in Egypt: revolution and beyond, p. 119

305 Munson, ‘Islamic mobilization: Social movement theory and the Egyptian Muslim Brotherhood’, pp. 490-491 306 Ibidem, p. 820

In Polen liep het op tot een confrontatie tussen het communistische regime en de kerk die een nationaal karakter had en beschouwd werd als de grootste macht van het land. De communisten beweerden dat er geen basis was voor conflicten over religieuze kwesties tussen de gelovigen en de staat. De totalitaire staat werd geconfronteerd met een machtige nationale kracht en dit maakte een conflict onvermijdelijk. De kerken werden niet gesloten maar de staat deed er alles aan om de macht van de georganiseerde religie te vernietigen en wilde de religieuze invloed en de meerderheid van de geestelijken neutraliseren. Thema’s zoals onderwijs, de interne autonomie van de kerk en de katholieke pers werden als de oorzaken van conflicten tussen de kerk en de staat beschouwd.307

De Poolse jongeren streefden voornamelijk eind jaren tachtig naar sociale veranderingen en vormden een sterke oppositie. De rol van religie in de mobilisatie van jongeren was voornamelijk door de kerk want de dissidenten werden door de jongeren als conservatief beschouwd. De jongeren waren aan het uitvinden hoe ze hun eigen identiteit konden vormen door middel van veranderingen en vernieuwingen ten opzichte van de vorige generaties. Hierbij vonden ze hun inspiratie in West- Europa.308

De vakbond Solidarność werd gesteund door de kerk en had een grote meerderheid van de bevolking achter zich. Solidarność streefde op een vreedzame manier naar politieke hervormingen. De verhoudingen tussen de kerk en de vakbond waren vooral symbolisch van aard. De kerk was als religieuze instituut actief betrokken bij de activiteiten van Solidarność.

De Poolse arbeiders mobiliseerden zich voornamelijk om economische redenen en waren goed georganiseerd vanwege de ervaringen met protesteren in de geschiedenis van Polen. Het leger had begin jaren tachtig veel macht maar in de loop van de jaren tachtig nam dit flink af. Door het Sovjet- Unie had het Poolse leger weinig invloed in Polen en bij de transitie van Polen in 1989 werd er veel op defensie bezuinigd. De intellectuelen mobiliseerden zich op ideologisch vlak en kregen bekendheid door een hongerstaking in een kerk. Dit wekte vertrouwen op onder het Pools volk en hierdoor nam de populariteit van KOR toe.309

In de jaren tachtig was er een sterke mobilisatie onder de samenleving van Polen. De organisatie van de mobilisaties werd voortgezet door Solidarność, KOR en de katholieke Kerk. Het Poolse nationalisme was een factor die de mobilisatie versterkte en het communisme van de Sovjet- Unie als een vreemde macht beschouwde. De mobiliserende kracht van Solidarność en het katholicisme was hiërarchisch sterk georganiseerd. Deze organisatie van oppositionele beweging dwong het regime om de onderhandelingen voor transitie te starten. Ondanks de verschillende ideologische achtergronden onder de Polen behield de Poolse samenleving haar gemeenschappelijk karakter om verzet te bieden tegen de resten van het regime.310

307 Ibidem, pp. 334-335

308Gerland, ‘Nasze Pokolenie – our generation. Self-image and generation-talk of the young protest generation of 1980s

Poland’, p. 89

309Johnston, Figa, ‘The Church and Political Opposition: Comparative Perspectives on Mobilization against Authoritarian

Regimes’, p. 39

310 Wolfgang Merkel, ‘Civil society and Democratic Consolidation in Eastern Europe’, Society and Economy in Central and

Eastern Europe, Vol. 21, No. 3, Ten Years After: Democratic Transition and Consolidation in East and Central Europe (1999), p. 74

Een vergelijking tussen de protestgroepen in Polen en Egypte

Zowel in Polen als in Egypte zijn verschillende groepen om gelijksoortige redenen in opstand gekomen met het doel om het regime af te zetten. In beide landen waren de eisen van de demonstranten meestal sociaaleconomisch van aard en wilden de demonstranten door middel van protesten hun eisen kenbaar maken.

In Polen streefden de demonstranten naar de opheffing van het communistische bewind. Onder het communistische bewind nam de macht van de kerk toe. De Poolse jongeren kwamen weliswaar bijeen in kerken maar West-Europa was hun bron van inspiratie om te gaan demonstreren. De oudere generatie en de intellectuelen waren in de ogen van de Poolse jongeren conservatief. De jongeren streefden naar modernisering. In Egypte hadden de jongeren veelal een religieus achtergrond maar de reden om te gaan protesteren was vooral vanwege sociale hervormingen. Het opzetten van jongerenbewegingen die, ondanks ideologische verschillen, een grote groep jongeren wisten te mobiliseren was het gevolg van frustraties onder de Egyptische jongeren over hoge werkloosheid en armoede. Voor de jongeren in Egypte was buurland Tunesië de inspiratie om te gaan protesteren. Zowel Poolse als Egyptische jongeren streefden naar het afzetten van de machthebbers vanwege sociale onvrede.

In Polen werd de kerk als een symbolische oppositie tegen de communisten beschouwd. Dit leidde tot aantrekking tot de kerk door verschillende protestgroepen ondanks de verschillen in afkomst van de demonstranten. De vakbond Solidarność en intellectuelen kregen bijvoorbeeld steun van de kerk door bijvoorbeeld de kerk te benutten als een ontmoetingsplek. Daarbij werden er in de kerk activiteiten georganiseerd om zich te verzetten tegen het communisme. Toen de publieke dissidentgroep KOR in een kerk een hongerstaking organiseerde, kwamen de activiteiten van de intellectuelen bij de andere demonstranten geloofwaardiger over. De kerk als religieuze instituut haalde het wantrouwen tegenover protestgroepen weg en dit leidde weer tot grotere mobilisaties van demonstranten. In Egypte werden moskeeën benut om vooraf de protesten gezamenlijk te bidden. De moskee had, in tegenstelling tot de kerk in Polen, geen beschermend rol tot zich opgenomen maar zowel de kerk in Polen als de moskee in Egypte waren beide als religieuze instituut een verzamelpunt voor de demonstranten.

In Egypte waren de Moslimbroeders als religieuze oppositiebeweging niet op de voorgrond tijdens de protesten maar mobiliseerden wel activisten voor zowel de Moslimbroederschap als de protesten. De Moslimbroeders maakten gebruik van deze opstand om meer leden voor de Moslimbroederschap te werven. De Moslimbroeders die wel deelnamen aan de protesten waren bescheiden in het gebruik van religieuze uitingen tijdens de demonstraties en manifesteerden zich niet anders als de rest van de demonstranten tijdens de opstand. De Moslimbroederschap bood vooral haar mobiliserende krachten aan tijdens het organiseren van de demonstraties.

De arbeiders in Egypte mobiliseerden zich snel om te gaan protesteren maar hadden tijdens de opstand geen vakbeweging in tegenstelling tot Solidarność in Polen die wel een grote rol speelde tijdens de protesten. In Egypte werd de EFITU, een onafhankelijke vakbond, tijdens de opstand

opgericht maar had het als Solidarność geen leidende en politieke rol. De Egyptische arbeiders verenigden zich ook niet met andere protestgroepen wat zich in Polen wel voordeed. De Poolse arbeiders gingen samenwerken met de intellectuelen om verzet te bieden. De eisen van de arbeiders in Egypte verschilde niet van de eisen van de andere protestgroepen; de eisen waren sociale en economische vooruitgang in Egypte. De Moslimbroeders werkten als religieuze oppositie de protesten van de arbeiders tegen en wilden dat de EFITU opgeheven werd. De Moslimbroeders verleenden hun mobiliserende krachten niet aan de arbeiders en de Moslimbroeders waren ervan overtuigd dat de arbeiders enkel protesteerden voor hun eigenbelang. De arbeiders werden niet vertegenwoordigd bij de onderhandelingen over de voortzetting van het politiek systeem van Egypte terwijl de Poolse arbeiders veel invloed hadden bij de onderhandelingen van de ‘ronde tafel’ waarmee het communisme in Polen werd opgeheven. EFITU werd als vakbond voornamelijk tegengewerkt door de religieuze oppositiebeweging de Moslimbroederschap in tegenstelling tot de vakbond Solidarność die juist gesteund werd door een religieus instituut de kerk. De EFITU ging als vakbond niet samenwerken met andere protestgroepen om te demonstreren tegen het regime. Solidarność werkte echter wel samen met intellectuelen en het programma van Solidarność was gebaseerd op religieuze normen en waarden. In Polen hadden de arbeiders een grote rol gespeeld bij het aanwakkeren van politieke instabiliteit. De mobilisatie en de acties tot verzet door de Poolse arbeiders werden gesteund door de kerk terwijl de arbeiders in Egypte op geen enkel vlak door geen andere protestbeweging steun kregen.

Het leger in Egypte kwam op gespannen voet te staan met het regime waardoor het Egyptische leger er weinig aan deed om de demonstraties de kop in te drukken. De Moslimbroeders kregen het door dat het leger haar politieke invloed wilde vergroten terwijl de Moslimbroeders het leger ondergeschikt wilden stellen. De Moslimbroeders en het leger kwamen in een impasse. Het Poolse leger was echter erg beperkt en niet krachtig genoeg om te strijden tegen de communisten. Religie speelde geen rol bij het Poolse leger want het was ondergeschikt aan de communisten. Echter heeft het leger in Egypte een grote rol gespeeld bij het afzetten van het regime en verkreeg het een leidende rol totdat er een nieuwe autoriteit was gekozen.

Bibliografie

Artikelen:

 Abu-Lughod, Janet, ‘Tale of Two Cities: The Origins of Modern Cairo’, Comparative Studies in Society and History, Cambridge University Press, Vol. 7, nr. 4, (1965), pp. 429-457.

 Alexander, Anne, ‘Brothers-in-arms? The Egyptian military, the Ikhwan and the revolutions of 1952 and 2011’, The Journal of North African Studies, Vol. 16 No. 4, (2011), pp. 533-554.  Ali, F.A. & Macharia, H.M., ‘Women, Youth and the Egyptian Arab Spring’, Peace review: A

Journal of Social Justice, nr. 25:3, (2013), pp. 359-366.

 Anderson, John, ‘Catholicism and democratic consolidation in Spain and Poland’, West European Politics, Vol. 26, No. 1, (2003), pp. 137-156.

 Angi, Daniela, ‘Three instances of Church and anticommunist opposition: Hungary, Poland and Romania’, Journal for the Study of Religions and Ideologies, issue: 28 (2011), pp. 21-64.  al-Sayyid-Marsot, Afaf Lutfi, ‘Religion or Opposition? Urban Protest Movements in Egypt’,

 Błaszkiewicz, Anna, Zbigniew W. Rykowski, Szwajcer, Piotr, Wertenstein-Żuławski, Jerzy , ‘The solidarność spring?’, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 27, No. 2, (1994), pp. 125–134.

 Baran, Zoltan D., ‘Civil-Military Relations in Comparative Perspective: East-Central and Southeastern Europe’, Political Studies, Vol. 41, No. 4, (1993), pp. 594-610.

 Busza, Eva, ‘Transition and Civil-Military Relations in Poland and Russia’, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 29, No. 2, (1996), pp. 167–184.

 Carter J., Bernhard M., Palmer G., ‘Social Revolution, the State, and War: How Revolutions Affect War-Making Capacity and Interstate War Outcomes’, Journal of Conflict Resolution, Vol. 56, Nr. 3, (2012), pp. 439-466.

 Dunn, John, ‘The November evening’: The Warsaw uprising of November 1830’, The Journal of Slavic Military Studies, Vol. 16, Issue 3 (2003), pp. 126-135.

 El-Din Shahin, Emad, ‘The Egyptian Revolution: The Power of Mass Mobilization and the Spirit of Tahrir Square’, The Journal of the Middle East and Africa, Routledge: London (2012), pp. 46-69.

 Eldin, Kamal, Salih, Osman, ‘The roots and causes of the 2011 Arab uprisings’, Arab Studies Quarterly, Vol. 35, Nr. 2, (2013), pp. 184-206.

 Ezbawy, Yusery Ahmed, ‘The Role of the Youth’s New Protest Movements in the January 25th

Revolution’, Institute of development studies, Vol. 43, No. 1, (2012), pp. 26-36.

 Frisch, Hillel, ‘The Egyptian Army and Egypt's ‘Spring’, Journal of Strategic Studies, Vol. 36. No. 2, (2013), pp. 180-204.

 Piotr Glinski, ‘Environmentalism Among Polish Youth. A Maturing Social Movement?’, Communist and Post-Communist Studies, Volume 27, No. 2, (1994), pp. 145–159.

 Guglielmo Meardi, ‘The Legacy of ‘Solidarity’: Class, Democracy, Culture and Subjectivity in the Polish Social Movement’, Social Movement Studies, Vol. 4, No. 3, (2005), pp. 261-280.  Hasenclever A., Rittberger V., ‘Does religion make a difference? Theoretical approaches to

the impact of faith on political conflict’, Journal of International Studies, Vol. 29, Nr. 3, (2000), pp. 641-674.

 Jeffrey Craig, ‘Geographies of children and youth III: Alchemists of the revolution?’, Progress in Human Geography, Vol. 37 No. 1, (2013), pp. 145-152.

 Johnston, Hank, Figa, Jozef, ‘The Church and Political Opposition: Comparative Perspectives on Mobilization against Authoritarian Regimes’, Journal for the Scientific Study of Religion, Vol. 27, No. 1, (1988), pp. 32-47.

 Kliesch, Christian, ‘The aims of the Polish opposition in the 1970s’, Central and East European Studies, (2008), pp. 1-7.

 Korba, Irena, ‘Five years underground: The opposition and the Church in Poland since martial law’, Religion, State and Society: The Keston Journal, (1987), pp. 167-181.

 Mark Kramer, ‘Polish Workers and the Post-communist Transition, 1989-1993’, Communist and postcommunist studies, Vol. 28. No. 1, (1995), pp. 71–114.

 Lang Anthony F., ‘From revolutions to constitutions: the case of Egypt’, International Affairs, Vol 89, No. 2, (2013), pp. 345–363.

 Leiken, Robert S., Brooke, Steven, ‘The Moderate Muslim Brotherhood’, Foreign Affairs, Vol. 86, No. 2 (2007), pp. 107-121.

 Makram-Ebeid, Mona, ‘Opposition in Egypt: Democratic Myth or Reality?’ Middle East Journal, Vol. 43, No. 3, (1989), pp. 423-436.

 M.B., ‘The Partitions of Poland’, Bulletin of International News, Vol. 16, Nr. 21, (1939).  Marek Payerhin, ‘Terms of Endearment: Intellectuals and Workers Mobilizing for a Social

Movement’, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 29, No. 2, (1996), pp. 185–212.  Maryjane Osa, ‘Contention and Democracy: Labor Protest in Poland, 1989–1993’, Communist

and Post-Communist Studies, 1998, Vol. 31, No. 1, (1998), pp. 29–42.

 Meardi, Guglielmo, ‘The Legacy of ‘Solidarity’: Class, Democracy, Culture and Subjectivity in