• No results found

In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek getrokken. Ten eerste zullen de conclusies beschreven worden per deelvraag. Hierna zullen de uiteindelijke conclusies van het onderzoek beschreven worden in de beantwoording van de hoofdvraag. Uiteindelijk zullen er aanbevelingen gegeven worden die afkomstig zijn uit de conclusie van het onderzoek.

Conclusie deelvragen

Deelvraag 1: Waaruit bestaat het sociale netwerk van ouders en kinderen in een vechtscheidingssituatie? Kwantitatief en kwalitatief.

Uit de resultaten is gebleken dat deelvraag 1 te beantwoorden is aan de hand van drie aspecten. Deze aspecten zijn de kwaliteit van het netwerk, de mate van contact met het netwerk en de ervaren hulp.

De respondenten uit de afgenomen interviews vinden de kwaliteit van hun netwerk belangrijk.

Dit is te verklaren vanuit de theorie afkomstig van het NJI (2018). Een goed functionerend netwerk is een beschermende factor voor ouders en kinderen (NJI.B, 2018). Belangrijk in de kwaliteit van het netwerk is volgens de respondenten dat de leden moeten beschikken over de eigenschappen betrouwbaarheid, stabiliteit, beschikbaarheid en betrokkenheid. Deze vinden de respondenten het meeste terug bij hun eigen ouders. Het NJI (2018) schrijft hierover dat er een emotionele band en commitment moet zijn voor een netwerk om beschermend te zijn. Hierdoor is de relatie met het netwerk ondersteunend, affectief en warm wat een essentiële rol speelt in de ontwikkeling van een kind (NJI.B, 2018). De mate waarin contact plaatsvindt met de leden van het netwerk is ook een belangrijke factor. Respondenten geven aan dagelijks tot wekelijks contact te hebben met de leden van hun netwerk. Hierdoor wordt er mede voldaan aan de aansluitingsfunctie welke behoort tot een van de vier functionele kenmerken (Stef, 2009). De andere drie kenmerken zijn het bieden van praktische hulp, emotionele hulp en informerende hulp (Stef, 2009). De respondenten geven aan alle vier de functionele kenmerken terug te zien in de ondersteuning die zij ervaren van hun netwerk.

Deelvraag 2: Hoe kijken ouders in een vechtscheidingssituatie tegen het betrekken van hun netwerk aan?

De vijf respondenten geven aan het fijn te vinden om hun netwerk te betrekken bij de vechtscheidingssituatie. Door te beschikken over een sterk netwerk hebben ouders, volgens Bartelink & Verheijden (2015), meer zelfvertrouwen, zijn meer ontspannen en gaan positievere relaties aan met hun kinderen (Bartelink, Verheijden, 2015). Ook geven de respondenten aan veel vertrouwen te hebben in hun netwerk. Vier van de vijf respondenten geven aan vraagverlegenheid te ervaren. Voor de hulpverlening blijft het onduidelijk welke technieken ingezet kunnen worden waardoor ouders leren hoe zij om emotionele of praktische steun kunnen vragen aan hun netwerk (Bartelink, Verheijden, 2015). Daarnaast geven alle respondenten aan hun problemen het liefst zelf op te willen lossen en willen ze hun netwerk niet belasten. Zij geven aan geen verandering te willen in de mate waarin hun netwerk betrokken is bij de vechtscheidingssituatie. Dit is te verklaren aan de hand van de

Deelvraag 3: Hoe ervaren leden van het sociale netwerk betrokkenheid bij een vechtscheidingssituatie?

Uit de resultaten blijkt dat alle tien respondenten in de vier verschillende vormen van ondersteuning voorzien welke bestaan uit emotionele-, praktische-, informatieve hulp en de aansluitingsfunctie (Stef, 2009). Te zien is dat er meerdere vormen van ondersteuning toegepast worden door een respondent. Daarnaast geven de respondenten aan dat zij het fijn vinden om de ouder en kinderen te helpen bij de vechtscheidingssituatie. Echter, uit de resultaten blijkt dat alle respondenten aangeven dat het ze veel energie kost om betrokken te zijn bij de vechtscheidingssituatie. Uit onderzoek van Schoemaker & Kruijff (2017) blijkt dat leden van het netwerk de strijd tussen ouders verder kunnen laten escaleren of juist de-escaleren. De interventie ‘kind uit de knel’ probeert het netwerk te stimuleren tot het doorbreken van demonisering en tot de-escalerende communicatie te raken (Schoemaker &

Kruijff, Vechtscheidingen, belevingen en ervaringen van ouders en kinderen en verandering na Kinderen uit de Knel, 2017).

Acht van de tien respondenten geven aan dat zij het belang van de betrokken kinderen in de vechtscheidingssituatie vooropstellen. De interventie ‘kind uit de knel’ richt zich ook op het belang van het kind met als doel het de-escaleren van de strijd en het weer centraal stellen van de kinderen. Het terug in balans brengen van de omgeving van het kind zorgt voor vermindering van hun klachten, een optimale ontwikkeling en een veiligheidsgevoel (Combinatie jeugdzorg, 2015).

Deelvraag 4: Welke ondersteuning van de hulpverlening heeft het sociale netwerk nodig om betrokken te zijn bij een vechtscheidingssituatie?

Uit de resultaten blijkt dat geen van de tien respondenten betrokken is of is geweest bij de hulpverlening die actief is bij de ouder in de vechtscheidingssituatie. Uit onderzoek van Stoel (2013) blijkt dat hulpverleners een positieve kijk hebben op het betrekken van netwerken bij hulpverleningstrajecten. Echter, het gebrek aan tijd in de hulpverlening wordt gezien als drempel in het betrekken van het netwerk (Stoel, 2013). Acht van de tien respondenten zijn van mening dat het goed is om het netwerk te betrekken bij de actieve hulpverlening. Zes respondenten geven aan open te staan om actief deel te nemen aan het hulpverleningstraject.

Uit onderzoek van Movisie (2014) blijkt dat de sociaal netwerkmethodiek hulpverleners helpt om te motiveren en ondersteunen in het versterken, vergroten en betrekken van het netwerk bij probleemsituaties (Movisie.A, 2014).

Vier van de respondenten geven aan het als positief te ervaren wanneer de hulpverlening hun zou uitnodigen voor deelnamen aan een gesprek, vooraf aan of gedurende het traject.

Daarnaast blijkt dat de vijf respondenten uit de interviews van mening zijn dat hun netwerk geen behoefte heeft aan ondersteuning door de hulpverlening.

Conclusie hoofdvraag

Hoe kan het sociale netwerk van ouders ingezet worden in een vechtscheidingssituatie om problematische gevolgen hiervan bij kinderen te voorkomen?

De hoofdvraag is in de vraagstelling opgesplitst in vier deelvragen. Hierdoor kan aan de hand van antwoorden op de deelvragen, het antwoord op de hoofdvraag gegeven worden.

Uit de deelvragen blijkt dat de ouder respondenten veel waarde hechten aan de kwaliteit van hun netwerk en dat de band met hun eigen ouders in een vechtscheidingssituatie het beste is. Daarbij ervaren zij verschillende vormen van geboden ondersteuning door hun netwerk.

Deze vormen bestaan uit het bieden van emotionele-, praktische- en informerende hulp en de aansluitingsfunctie. De respondenten geven aan hier veel aan te hebben in tijden van de vechtscheiding en het fijn te vinden om hun netwerk, waarin zij veel vertrouwen zeggen te hebben, te betrekken.

Toch wordt er door een groot deel van de respondenten vraagverlegenheid ervaren en willen zij zelfstandig verantwoordelijk zijn voor eigen problemen en het netwerk niet belasten. Zij geven aan geen behoefte te hebben aan verandering in de betrokkenheid van hun netwerk.

Uit de deelvragen blijkt dat de netwerk respondenten aangeven in dezelfde vormen van ondersteuning te voorzien als die eerder zijn genoemd door de ouder respondenten.

Zij vinden het fijn om te kunnen helpen bij de vechtscheidingssituatie waarbij wel wordt aangegeven dat dit veel energie kost. Het belang van de betrokken kinderen wordt bij deze respondenten vooropgesteld. Hierdoor is er begrip van het netwerk voor het effect wat de conflicten in een vechtscheiding betekenen voor het kind. Dit zal een positief effect hebben op de emotionele gesteldheid van het kind (Armato, 2010). De respondenten willen geen verandering in de mate waarin zij betrokken zijn.

De ouder respondenten zijn van mening dat hun netwerk geen behoefte heeft aan ondersteuning vanuit de hulpverlening. De netwerk respondenten geven aan hier geen ervaring in te hebben. Vervolgens blijken zij hier wel positief tegenover te staan en zouden graag hun aandeel hebben in de samenwerking met de hulpverlening. Volgens de respondenten is het de taak van de hulpverlening om deze betrokkenheid tot stand te brengen.

Aanbevelingen

1. De hulpverlening brengt het netwerk in kaart

Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten geen ervaring hebben met de betrokkenheid van het sociale netwerk bij een hulpverleningstraject. Om in een vroegtijdig stadium het netwerk op een de-escalerende manier in de kunnen zetten moet de hulpverlening ervoor zorgen dat het netwerk goed in kaart wordt gebracht. Door te weten waar de krachten van het netwerk zich bevinden, zouden deze op een gepaste manier ingezet kunnen worden bij het traject om een beschermende functie te creëren voor het betrokken kind. Hierbij zou de hulpverlening moeten zorgen voor vooraf opgestelde afspraken of taken voor het netwerk.

Deze kunnen opgesteld worden in overleg met het netwerk en de ouders.

Uit het onderzoek blijkt verder dat het de netwerk respondenten veel energie kost om betrokken te zijn bij de vechtscheidingssituatie. De vooraf opgestelde afspraken en taken zouden overvraging van het netwerk kunnen voorkomen waardoor het netwerk gemotiveerd blijft om betrokken te zijn bij de actieve hulpverlening. Het is daarbij belangrijk dat de betrokken partijen van elkaars verwachtingen op de hoogte zijn. Op die manier weet elke partij waar deze aan toe is en kunnen miscommunicatie en valse verwachtingen voorkomen worden.

2. De hulpverlening verkent de behoeften

Uit het onderzoek blijkt dat niet alle ouders hun netwerk zouden willen betrekken bij een hulpverleningstraject. Zij geven aan hun netwerk hier niet mee te willen belasten. Om ervoor te zorgen dat het betrekken van het netwerk een gewenst effect heeft, is het belangrijk om de behoeften van ouders en het netwerk te verkennen en deze te motiveren in het belang van het betrokken kind. Dit zou de hulpverlening kunnen doen door gebruik te maken van aanbeveling 1. Door bij de aanmelding van ouders in te gaan op deze behoefte, kan er op een efficiënte manier gewerkt worden. Er kan gekeken worden naar welke mate van betrokkenheid van het netwerk aansluit bij de behoefte van zowel ouders als netwerk, in de vorm van maatwerk. Het verkennen van de behoeften geldt ook voor de leden van het betrokken netwerk. Hierin moet verkend worden in welke mate leden betrokken willen zijn en wat zij zouden kunnen en willen bijdragen aan een hulpverleningstraject.

3. De hulpverlening betrekt het netwerk

Uit het onderzoek blijkt dat alle respondenten, in belang van het betrokken kind, het goed zouden vinden wanneer het netwerk wordt betrokken bij een hulpverleningstraject. De mate waarin dit plaatsvindt, verschilt per respondent. De hulpverlening zou om deze reden kunnen zorgen voor een algemene informatieavond voor leden van het netwerk aan het begin van een traject. Door hier een vrijblijvende avond van te maken kan het netwerk vroegtijdig geïnformeerd worden. Ook zouden zij hier met vragen en zorgen terecht kunnen. Door het organiseren van een algemene informatieavond, hebben de hulpverlening en het netwerk een beeld van elkaar en wat ze voor elkaar zouden kunnen betekenen. Dit kan bijdrage aan een betere samenwerking tussen hulpverlening en het netwerk gedurende het traject. Ook sluit het aan bij aanbeveling 1 en 2 waarbij verwachtingen naar elkaar uitgesproken kunnen worden en de behoeften van het netwerk boven tafel kunnen komen.

4. Zorgen voor openheid en wederzijdse communicatie

De netwerk respondenten geven aan het fijn te vinden wanneer zij door de actieve hulpverlening geïnformeerd zouden worden over de ontwikkelingen binnen het traject. De hulpverlening zou hiervoor kunnen zorgen door het netwerk op tijd te informeren over ontwikkelingen binnen een traject. Ook zou de betrokken hulpverlening in het traject een aanspreekpunt kunnen vormen voor leden van het netwerk waar zij terecht kunnen met vragen of het uiten van zorgen. Door dit op een laagdrempelige manier aan te bieden kan de samenwerking bevorderd worden. Ook kunnen de ontwikkelingen van het kind in een vechtscheidingssituatie, door een goede wederzijdse communicatie, gemonitord worden. Op die manier kan er vroegtijdig worden ingegrepen wanneer de ontwikkeling van het kind bedreigd raakt.